RAAD VAN BEROEP VERENIGING VAN REGISTERCONTROLLERS UITSPRAAK. inzake



Vergelijkbare documenten
de heer [betrokkene], voorheen RC, wonende [te woonplaats 4]

1.1 De Raad van Tucht ( Raad ) heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

- het op 4 juni 2014 ingekomen klaagschrift van [klager] ( klager ), inclusief 5 producties;

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 15/352 Wtra AK van 20 juli 2015 van

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER

Beslissing d.d. 10 mei 2017 ex art Tuchtrechtreglement Bancaire Sector

JT RAAD VAN TUCHT DEN HAAG EN COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

CR 12/2415 DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM.

ECLI:NL:RVS:2014:1169

betreft: [klager] datum: 2 februari 2015

RAAD VAN TOEZICHT VOOR DE OCTROOIGEMACHTIGDEN Postbus 3219, 2280 GE Rijswijk telefoon fax

ECLI:NL:HR:2017:130. Uitspraak. Permanente link:

Ontvankelijkheid. Klacht over (nog) niet verrichte handeling. Tuchtrechtelijke laakbaarheid van handelwijze in gerechtelijke procedure.

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Bij verweerschrift van 4 mei 2016 heeft verweerster, mede onder verwijzing naar correspondentie met klager, gereageerd op de klacht.

DE COMMISSIE GEDRAGSCODE BOUWEND NEDERLAND

Belangenverstrengeling. Aankoop door medewerker van verkopend makelaar. Onvoldoende belangenbehartiging.

vanstate /1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

UITSPRAAK. het College van Bestuur van Stichting C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. J.A.

ECLI:NL:OGEAM:2016:86

U I T S P R A A K

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER. Beslissing van 24 juli 2003 in de zaak onder rekestnummer 90/2003 GDW van:

1.3. Klager heeft op 9 april 2003 een verweerschrift ingediend.

DE COMMISSIE GEDRAGSCODE BOUWEND NEDERLAND

16.058T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

Landelijk Register van Gerechtelijke Deskundigen, LRGD. Raad voor de Tuchtrechtspraak U I T S P R A A K

ECLI:NL:GHAMS:2012:4344 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186

Afkoopsom lijfrente belast in het jaar waarin de afkoopsom vorderbaar en inbaar is

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER

Beheerovereenkomst. Extra betaalde werkzaamheden vanouds verricht. De Centrale Raad van Toezicht geeft de volgende uitspraak in de zaak van:

ECLI:NL:CRVB:2017:2145

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 18/337 Wtra AK van 24 augustus 2018 van

1.2 De bank heeft het beroep bestreden bij een op 18 maart 2013 door de Beroepscommissie ontvangen verweerschrift.

Ontvankelijkheid. Belangenbehartiging niet-opdrachtgever. Ongepast optreden. Misleiding.

het College van Beroep voor de Examens van de Hogeschool Utrecht (hierna: het CBE), verweerder.

1.2. Verweerster in beroep (hierna: de Bank) heeft op 20 januari 2015 een verweerschrift ingediend.

Verweerder heeft op 7 november 1995 een verweerschrift ingediend.

Echtscheiding, perikelen bij. Onvoldoende overleg opdrachtgever. Ongepast optreden.

ECLI:NL:RVS:2013:1522

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

X wonende te Y, appellant, tegen het college van bestuur van de Hogeschool van Beeldende Kunsten, Muziek en Dans verweerder,

Klacht over informatieverstrekking aan jeugdzorg en ex-partner ongegrond omdat de school zorgvuldig gehandeld heeft.

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 16/175 Wtra AK van 27 juni 2016 van

Een school of schoolbestuur mag stukken die persoonsgegevens bevatten niet zomaar delen met derden. ADVIES inzake de klacht van:

SAMENVATTING Klacht over medewerking aan AMK-onderzoek; PO

Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-notarissen te Rotterdam

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 19/340 Wtra AK van 15 juli 2019 van

ECLI:NL:RVS:2014:3559 Deeplink

ECLI:NL:GHAMS:2017:1238 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie

DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM.

1. Procedure. 2. Feiten

Rechtsbijstandverzekering. Verzekeringsvoorwaarden. Relevante informatie en medewerking.

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 15/1384 Wtra PE van 27 november 2015 van

Beheer. Schriftelijke vastlegging van de opdracht. Bevoegdheid tot indienen van bezwaarschriften tegen WOZ-beschikkingen.

Hof: medisch advies behoeft niet te worden overgelegd

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter en mr. M.G. de Vries, secretaris)

Collegialiteit. Oneerlijke concurrentie. Aftroggelen van medewerkers van collega. Onvoldoende gekwalificeerde medewerkers.

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET KATHOLIEK ONDERWIJS. Advies Klachtnummer 2015 N-3/8 8 april 2015

ECLI:NL:CRVB:2013:2879

Raad van Toezicht Nederlandse Vereniging van Gecertificeerde Incasso-ondernemingen Postbus AG BUSSUM T: F:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Uitspraak van het College van Toezicht van het Nederlands Instituut van Psychologen.

16.031T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

CBE-1166 (030)

Klacht over informatieverstrekking gescheiden ouder zonder ouderlijk gezag, en over weigering rechtstreeks met hem te communiceren.

De Centrale Raad van Toezicht geeft de volgende uitspraak in de zaak van: B MAKELAARDIJ, lid van de vereniging, gevestigd en kantoorhoudende te M,

Raad vanstatc /1/V1. Datum uitspraak: 28 augustus 2012

LANDELIJKE KLACHTENCOMMISSIE VOOR HET KATHOLIEK ONDERWIJS. Klacht betreffende een volgens de vader onjuist schoolkeuzeadvies

MEINDERT OOSTERHOF, in zijn hoedanigheid van gerechtsdeurwaarder, kantoorhoudende te Drachten,

ECLI:NL:CRVB:2009:BJ1071

ECLI:NL:CRVB:2016:3651

Reglement van orde van het College van Beroep voor de examens

ECLI:NL:GHAMS:2016:753 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

De heer S., aangesloten makelaar, verbonden aan [naam makelaarskantoor], [adres] beklaagde.

KONINKLIJK NEDERLANDS INSTITUUT VAN REGISTERACCOUNTANTS JURISPRUDENTIE TUCHTRECHTSPRAAK

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ0634

c. Een afschrift van de beslissing wordt gestuurd aan klager, verweerder en algemeen directeur van de Stichting Opleidingsinstelling GGZ VS.

DE RAAD VAN TUCHT VOOR REGISTERACCOUNTANTS EN ACCOUNTANTS-ADMINISTRATIECONSULENTEN TE 'S-GRAVENHAGE

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 17/1388 Wtra AK van 9 maart 2018 van

Beslissing d.d. 25 oktober 2017 ex art Tuchtrechtreglement Bancaire Sector

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB1198 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Beweerdelijk te lage taxatie. Verschil van 10 % tussen verschillende taxatie niet onaanvaardbaar.

10-02 DE RAAD VAN TOEZICHT GRONINGEN VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS IN ONROERENDE GOEDEREN NVM

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

De Raad van Toezicht te Hilversum van de Nederlandse Vereniging van Makelaars in onroerende goederen NVM U I T S P R A A K

U I T S P R A A K

Ontvankelijkheid. Risicodragende projectontwikkeling. Eigen belang.

DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

het college van beroep voor de examens van de Saxion Hogeschool (hierna: CBE), verweerder.

de heer L., makelaar in onroerende zaken, kantoorhoudende te B, hierna te noemen beklaagde Zitting: donderdag 18 oktober 2012

ECLI:NL:RBROT:2001:AD4035

Zaaknummer : 2013/129

ECLI:NL:RVS:2013:BY8851

Zaaknummer: KZ/2014/03 Datum: 10 februari Uitspraak van de Stichting Rentmeesterskamer in de klachtzaak van:

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580

UITSPRAAK. de Vereniging B, gevestigd te C, verweerster, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. M. De Vita

Transcriptie:

Zaaknummer: RvB VRC 2012-001 Datum uitspraak: 11 februari 2014 RAAD VAN BEROEP VERENIGING VAN REGISTERCONTROLLERS UITSPRAAK inzake 1. ( ), wonende te ( ), 2. ( ), wonende te ( ), 3. ( ), wonende te ( ), appellanten (klagers in eerste aanleg), tegen ( ), voorheen RC, wonende te ( ), geïntimeerde (betrokkene in eerste aanleg), gemachtigde: mr. M Appellanten zullen hierna Klager 1, Klager 2, Klager 3, en gezamenlijk Klagers worden genoemd. Geïntimeerde zal hierna Betrokkene worden genoemd. De ondergetekenden, prof. dr. mr. P.M. van der Zanden RA, mw. mr. M.I. van Horssen-Bok en drs. P. van Gool RC, hebben als Raad van Beroep van de Vereniging van Registercontrollers de volgende uitspraak gedaan. 1

Verloop van de procedure 1.1 Op dinsdag 22 mei 2012 heeft Klager 1 per e-mail een beroepschrift (met bijlagen) ingediend bij het secretariaat van de Raad van Beroep, waarmee hoger beroep is ingesteld tegen de uitspraak van de Raad van Tucht van de Vereniging van Registercontrollers van 23 april 2012. Het beroepschrift is op 22 mei 2012 door het secretariaat ontvangen. Een afschrift van de bestreden uitspraak van de Raad van Tucht d.d. 23 april 2012 (gegeven in de zaken RvT 2011-001, RvT 2011-002 en RvT 2011-003) wordt aan deze uitspraak gehecht. 1.2 Met ingang van 1 januari 2013 is de (nieuwe) Raad van Beroep van de Vereniging van Registercontrollers geïnstalleerd. Mr. J.J. Dammingh is als secretaris van de Raad van Beroep benoemd. 1.3 Klager 2 en Klager 3 hebben in een e-mail van 14 februari 2013 aan de Raad van Beroep desgevraagd bevestigd dat Klager 1 het beroepschrift mede namens hen heeft ingediend. 1.4 Op 10 april 2013 heeft Betrokkene een verweerschrift (met bijlagen) ingediend. 1.5 In een e-mail van 23 april 2013 heeft Klager 1, mede namens Klager 2 en Klager 3, aan de Raad van Beroep verzocht om nog extra (schriftelijke) stukken in het geding te mogen brengen. Betrokkene heeft hiertegen bezwaar gemaakt. 1.6 In een e-mail van 1 mei 2013 heeft de secretaris namens de Raad van Beroep aan Klagers verzocht kenbaar te maken waarom het overleggen van extra stukken met het oog op de beoordeling in hoger beroep noodzakelijk zou zijn. Hierop heeft Klager 1 in een e-mail van 8 mei 2013 geantwoord. Betrokkene heeft nog door middel van een e-mail van 14 mei 2013 een reactie op de e-mail van Klager 1 aan de Raad van Beroep gestuurd. 1.7 Bij e-mail van 14 juni 2013 heeft de secretaris partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling bij de Raad van Beroep op maandag 28 oktober 2013. 1.8 Betrokkene heeft, in een e-mail van 17 september 2013, om uitstel van de mondelinge behandeling verzocht. Klager 1 heeft, mede namens Klager 2 en Klager 3, in een e-mail van 29 september 2013 aan de Raad van Beroep laten weten geen bezwaar tegen het verzochte uitstel te hebben. 1.9 Op vrijdag 22 november 2013 heeft in het gebouw van de Vereniging van Registercontrollers te Amsterdam een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Klager 1 en Klager 2 waren hierbij aanwezig, Klager 3 niet. Betrokkene was zelf niet aanwezig, maar zijn gemachtigde mr. M heeft de behandeling namens hem bijgewoond. 2

Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht en vragen van de Raad van Beroep beantwoord. Vaststaande feiten en omstandigheden 2.1 De Raad van Beroep gaat uit van de vaststaande feiten en omstandigheden zoals deze door de Raad van Tucht zijn vastgesteld in 2.1 t/m 2.7 van de bestreden uitspraak d.d. 23 april 2012 (die in kopie aan deze uitspraak is gehecht). De standpunten van partijen 3.1 Klager 1, Klager 2 en Klager 3 (hierna gezamenlijk Klagers ) hebben in hun beroepschrift betoogd dat de Raad van Tucht in zijn bestreden uitspraak van 23 april 2012 ten onrechte geen aandacht heeft besteed aan het feit dat Betrokkene geen verantwoording heeft afgelegd ter zake van de gelden die hij aan de bankrekeningen van de Stichting Derdengelden X en de Stichting Derdengelden Y heeft onttrokken. Betrokkene had inzicht behoren te geven in de gelden die hij van genoemde bankrekeningen heeft overgemaakt naar zijn eigen bankrekeningen. 3.2 Betrokkene heeft in zijn verweerschrift naar voren gebracht dat in alle gevallen sprake is geweest van (niet meer dan) het tijdelijk parkeren van gelden. Uiteindelijk zijn al deze geparkeerde gelden aangewend voor de voldoening van kosten van X BV en Y BV. Betrokkene heeft ook opgeworpen dat Klagers ten onrechte geen afschrift van de bestreden uitspraak bij het beroepschrift hebben gevoegd. Daarnaast heeft hij erop gewezen dat Klagers pas in hoger beroep hebben geklaagd over (vermeende) onttrekkingen aan bankrekeningen van de Stichting Derdengelden Y. In de bij de Raad van Tucht ingediende klaagschriften is hierover niets te vinden. Gelet op artikel 10.5 van het toepasselijke reglement, dat in hoger beroep (slechts) een marginale toetsing voorschrijft, is het niet toegestaan om in hoger beroep een nieuwe klacht aan de orde te stellen. 3

De beoordeling 4.1 Het Reglement van de Raad van Tucht van de Vereniging van Registercontrollers (hierna: het Reglement ) is op de onderhavige procedure van toepassing. Ingevolge artikel 10.2 van het Reglement dient het beroepschrift binnen dertig dagen na datering van de uitspraak van de Raad van Tucht te zijn ontvangen door het secretariaat van de Raad van Beroep. De in dit hoger beroep bestreden uitspraak van de Raad van Tucht dateert van 23 april 2012. De Raad van Beroep stelt vast dat het beroepschrift door Klagers tijdig is ingediend, aangezien het op 22 mei 2012 door het secretariaat is ontvangen. Ingevolge artikel 10.3 van het Reglement moet het beroepschrift tezamen met een afschrift van de bestreden uitspraak worden ingediend. Betrokkene heeft er terecht op gewezen dat het beroepschrift zonder een afschrift van de bestreden uitspraak is ingediend. De Raad van Beroep verbindt aan dit verzuim echter geen sanctie (of een ander rechtsgevolg), nu gesteld noch gebleken is dat Betrokkene door dit verzuim op ontoelaatbare wijze in zijn belangen is geschaad. 4.2 Betrokkene heeft (in een e-mail van 28 januari 2013) aan de Raad van Beroep laten weten dat hij sinds 1 november 2012 geen lid meer is van de Vereniging van Registercontrollers (hierna: VRC ). Dit is voor de Raad van Beroep geen reden om de behandeling van de onderhavige hoger beroep-procedure niet voort te zetten, aangezien met de behandeling van deze zaak (mede) het belang van de VRC wordt gediend. In dit verband wordt verwezen naar artikel 7 van het Reglement, dat via artikel 14 van het Reglement ook in hoger beroep gelding heeft. 4.3 De Raad van Beroep benadrukt dat in hoger beroep slechts een marginale toetsing kan plaatsvinden. Het Reglement bepaalt immers: Marginale toetsing 10.5 De Raad van Beroep zal de uitspraak van de Raad van Tucht waarvan beroep is ingesteld, slechts marginaal toetsen, inhoudende dat zal worden beoordeeld of de Raad van Tucht in redelijkheid tot zijn beslissing heeft kunnen komen. De Raad van Beroep dient derhalve te beoordelen of de Raad van Tucht in redelijkheid tot zijn oordeel heeft kunnen komen. 4.4 De Raad van Tucht heeft in de bestreden uitspraak d.d. 23 april 2012 ongegrond verklaard: - de klacht van Klagers dat Betrokkene gelden zou hebben verduisterd dan wel onrechtmatig zou hebben onttrokken aan de Stichting Derdengelden Y dan wel Y BV (zie 4.3 van de bestreden uitspraak); 4

- de klacht van Klagers dat Betrokkene gelden zou hebben verduisterd dan wel onrechtmatig zou hebben onttrokken aan de Stichting Derdengelden X dan wel X BV (zie 4.4 van de bestreden uitspraak). De Raad van Tucht heeft vastgesteld dat door X BV geïncasseerde gelden zijn overgemaakt naar bankrekeningen die op naam van Betrokkene en/of door hem gecontroleerde vennootschappen stonden, in plaats van deze gelden onder te brengen in de (voor dat doel opgerichte) Stichting Derdengelden X. De Raad van Tucht heeft echter ook vastgesteld dat die overboekingen in overleg tussen Klagers en Betrokkene hebben plaatsgevonden, teneinde te voorkomen dat door één of meerdere opdrachtgevers van X beslag op de gelden zou worden gelegd (zie 2.6 en 2.7 van de bestreden uitspraak). Voorts heeft de Raad van Tucht vastgesteld dat Betrokkene zijn medewerking heeft verleend aan een constructie waarbij namens derden geïncasseerde gelden van (in ieder geval) de Stichting Derdengelden X (tijdelijk) bij Betrokkene althans een door hem gecontroleerde vennootschap zijn gestald (met als doel te voorkomen dat deze gelden zouden worden geraakt door een beslag door een opdrachtgever van X). Door zijn medewerking aan deze constructie te verlenen, heeft Betrokkene naar het oordeel van de Raad van Tucht de beginselen van objectiviteit (artikel 2.3 Gedragscode) en professioneel gedrag (artikel 2.6 Gedragscode) geschonden, welke beginselen Betrokkene als Registercontroller in acht had moeten nemen (zie 4.5 en 4.6 van de bestreden uitspraak). De Raad van Tucht heeft de klachten van Klagers in zoverre gegrond verklaard, en aan Betrokkene een schriftelijke waarschuwing opgelegd (zie 4.8 en 5. van de bestreden uitspraak). 4.5 In het kader van de marginale toetsing waartoe hij zich in dit hoger beroep dient te beperken, is de Raad van Beroep van oordeel dat de Raad van Tucht in redelijkheid tot de hiervoor vermelde beslissingen heeft kunnen komen. Klagers hebben er in hun beroepschrift echter over geklaagd dat de Raad van Tucht ten onrechte niet ook aandacht heeft besteed aan het feit dat Betrokkene tegenover hen geen verantwoording heeft afgelegd over de gelden die hij aan de bankrekeningen van de Stichting Derdengelden X en de Stichting Derdengelden Y heeft onttrokken. De Raad van Beroep is van oordeel dat Klagers deze grief (c.q. klacht) tegen de bestreden uitspraak deels terecht naar voren hebben gebracht. 4.6 Op basis van enerzijds de klachten van Klagers en anderzijds de door hem vastgestelde feiten en omstandigheden heeft de Raad van Tucht over twee klachtwaardige gedragingen van Betrokkene een oordeel geveld: de (vermeende) onrechtmatige onttrekking van gelden en de medewerking aan een constructie waarbij namens derden geïncasseerde gelden op een andere rekening zijn geparkeerd teneinde te voorkomen dat op deze gelden beslag zou worden gelegd. De Raad van Beroep is van oordeel dat de Raad van Tucht daarnaast nog een (mogelijke) klachtwaardige gedraging in zijn beoordeling had 5

behoren te betrekken: hij had namelijk ook moeten beoordelen of Betrokkene in toereikende mate verantwoording aan Klagers heeft afgelegd over de aanwending van de bedragen die van de bankrekeningen van de Stichting Derdengelden X zijn overgeboekt naar bankrekeningen die op naam van Betrokkene en/of door hem gecontroleerde vennootschappen stonden. 4.7 De Raad van Beroep neemt in aanmerking dat (o.m.) de volgende omstandigheden door de Raad van Tucht zijn vastgesteld: - tussen Betrokkene en Klagers is overleg gevoerd over en Betrokkene heeft (na dat overleg) zijn medewerking verleend aan een constructie waarbij namens derden geïncasseerde bedragen van de Stichting Derdengelden X zijn overgeboekt naar bankrekeningen die op naam van Betrokkene en/of door hem gecontroleerde vennootschappen stonden; - Klager 2 en Klager 3 waren beide bestuurder van de Stichting Derdengelden X, en Klager 1 was bestuurder van Y BV (dat nauw was verbonden met X BV). 4.8 De Raad van Beroep is van oordeel dat het onder de hiervoor in 4.7 geschetste omstandigheden op de weg van Betrokkene lag om in beginsel desgevraagd maar ook ongevraagd verantwoording aan Klagers af te leggen over de aanwending van de bedragen die van de bankrekeningen van de Stichting Derdengelden X zijn overgeboekt naar bankrekeningen die op naam van Betrokkene en/of door hem gecontroleerde vennootschappen (zoals Z Management N.V.) stonden, in die zin dat Betrokkene aan Klagers een schriftelijke toelichting (eventueel in de vorm van bankafschriften) zou verstrekken, zodat voor Klagers duidelijk zou zijn waarvoor de naar voormelde bankrekeningen overgeboekte bedragen zijn aangewend, althans waar die bedragen uiteindelijk zijn terechtgekomen. Het had Betrokkene in de gegeven omstandigheden namelijk duidelijk moeten zijn dat Klagers, die (indirect) het beheer van de gelden op de bankrekeningen van de Stichting Derdengelden X aan hem hadden toevertrouwd, in redelijkheid behoefte aan die verantwoording hadden. 4.9 Het is ongebruikelijk dat bedragen die ten behoeve van opdrachtgevers zijn ontvangen op een derdengelden-bankrekening ( kwaliteitsrekening ), worden overgeboekt naar andere bankrekeningen teneinde te voorkomen dat op die bedragen beslag zal worden gelegd. De Raad van Tucht heeft terecht geoordeeld dat een Registercontroller zich behoort te onthouden van het verlenen van medewerking aan een dergelijke constructie. Maar als een Registercontroller dan toch aan zo n (ontoelaatbare) constructie meewerkt en in dat verband bedragen overboekt op bankrekeningen die op zijn naam en/of op naam van door hem gecontroleerde vennootschappen staan, dan brengt de door de Registercontroller te betrachten zorgvuldigheid mee dat hij tegenover de direct belanghebbenden bij de bankrekeningen waarvan de bedragen zijn afgeschreven, desgevraagd maar ook ongevraagd nauwkeurig verantwoording aflegt over de geldstromen, zodat het die direct belanghebbenden duidelijk 6

wordt waarvoor de afgeschreven bedragen zijn aangewend c.q. wat er uiteindelijk met die bedragen is gebeurd. Hierbij neemt de Raad van Beroep in aanmerking dat een Registercontroller een hoge mate van zorgvuldigheid dient te betrachten. Dit is ook gecodificeerd in de VRC Gedragscode: met de daarin vervatte fundamentele beginselen Integriteit, Objectiviteit, Deskundigheid en zorgvuldigheid, Geheimhouding en Professioneel gedrag wordt benadrukt dat van een Registercontroller de hoogst mogelijke zorgvuldigheid wordt gevergd. Die te betrachten zorgvuldigheid brengt (ook) mee dat inzichtelijk wordt gemaakt hoe bepaalde geldstromen (in het onderhavige geval via de bankrekeningen van de Stichting Derdengelden X) hebben gelopen. 4.10 De Raad van Tucht heeft vastgesteld dat Betrokkene, na overleg daarover met Klagers, bedragen heeft overgeboekt (van de bankrekeningen) van de Stichting Derdengelden X naar (in ieder geval) de bankrekeningen met de nummers ( ), ( ) en ( ) ten name van Z en de bankrekening met het nummer ( ) ten name van Betrokkene zelf. Als zorgvuldig handelend Registercontroller had Betrokkene aan Klagers als direct belanghebbenden bij (de bankrekeningen van) deze stichting behoren te verantwoorden wat er is gebeurd met de bedragen die door zijn toedoen van de bankrekeningen van voornoemde stichting naar de hiervoor genoemde bankrekeningen zijn overgemaakt. Klagers hadden er ook (groot) belang bij om te weten waar deze bedragen (uiteindelijk) zijn terechtgekomen. 4.11 Indien Betrokkene niet heeft gehandeld in overeenstemming met hetgeen in 4.8 t/m 4.10 van deze uitspraak is overwogen, dan heeft hij daardoor de fundamentele beginselen van de VRC Gedragscode niet nageleefd. In het bijzonder heeft hij dan het beginsel van professioneel gedrag geschonden, dat voorschrijft dat een Registercontroller zich onthoudt van elk handelen dat het controllerberoep in diskrediet brengt (of kan brengen). Hieronder vallen ook handelingen die door goed geïnformeerde derden zullen worden opgevat als schadelijk voor de goede naam van het controllerberoep (artikel 2.6 van de VRC Gedragscode 2009 = artikel 2.2 van de VRC Gedragscode 2014). Hij zou dan ook het beginsel van integriteit hebben geschonden, dat impliceert dat de Registercontroller in al zijn interacties eerlijk behoort te zijn en dus niet zal worden geassocieerd met communicatie en/of informatie die een deugdelijke grondslag ontbeert en/of incompleet en/of misleidend is (artikel 2.2 van de VRC Gedragscode 2009 = artikel 2.5 van de VRC Gedragscode 2014). Onder dit beginsel valt naar het oordeel van de Raad van Beroep ook het achterwege laten van communicatie (c.q. het afleggen van verantwoording) in een situatie waarin dit wel had behoren plaats te vinden. Tevens zou dan het beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid in het geding zijn (artikel 2.4 van de VRC Gedragscode 2009 = artikel 2.4 van de VRC Gedragscode 2014). 4.12 Uit de bestreden uitspraak van 23 april 2012 valt niet op te maken of en op welke wijze de Raad van Tucht bij zijn beoordeling rekening heeft gehouden met hetgeen de Raad van Beroep in 4.8 t/m 4.10 van deze uitspraak heeft 7

overwogen over de op Betrokkene als Registercontroller in de gegeven omstandigheden rustende verantwoordingsplicht. Daarom zal de Raad van Beroep de onderhavige zaak, gelet op het bepaalde in artikel 11.3 van het Reglement, terugverwijzen naar de Raad van Tucht. Na terugverwijzing dient de Raad van Tucht (alsnog) te beoordelen of Betrokkene aan de op hem rustende verantwoordingsplicht heeft voldaan, in die zin dat Betrokkene aan Klagers heeft duidelijk gemaakt waar de bedragen die zijn overgeboekt (van de bankrekeningen) van de Stichting Derdengelden X naar bankrekeningen die op zijn naam en/of op naam van door hem gecontroleerde vennootschappen stonden, zijn terechtgekomen. Zoals hiervoor is overwogen, had Betrokkene in de gegeven omstandigheden in beginsel ongevraagd verantwoording aan Klagers behoren af te leggen. De Raad van Beroep acht het echter denkbaar dat er (specifieke) omstandigheden zijn geweest die rechtvaardigen dat Betrokkene niet ongevraagd verantwoording heeft afgelegd. 4.13 Bij de voortgezette behandeling na terugverwijzing dient de Raad van Tucht derhalve allereerst vast te stellen of Betrokkene in toereikende mate verantwoording aan Klagers heeft afgelegd. Mocht dit niet het geval zijn, dan dient de Raad van Tucht te onderzoeken of er (specifieke) omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat Betrokkene niet (ongevraagd) verantwoording aan Klagers heeft afgelegd. Indien de Raad van Tucht het wenselijk acht dat partijen zich eerst nog schriftelijk en/of mondeling over deze aspecten uitlaten, dan staat het hem vrij om binnen de grenzen van het Reglement nadere instructies aan partijen te geven. Mocht de Raad van Tucht, na het nog te verrichten nader onderzoek, tot het oordeel komen dat Betrokkene niet heeft gehandeld in overeenstemming met hetgeen in 4.8 t/m 4.10 van deze uitspraak is overwogen, dan zal hij ook in zoverre de klachten van Klagers gegrond (moeten) verklaren en in verband daarmee aan Betrokkene een straf als bedoeld in artikel 5.10 van het Reglement kunnen opleggen. 4.14 Met het oog op de (voortgezette) behandeling na terugverwijzing merkt de Raad van Beroep nog het volgende op. De Raad van Beroep is van oordeel dat Betrokkene terecht naar voren heeft gebracht dat de bankrekeningen van de Stichting Derdengelden Y buiten beschouwing moeten worden gelaten. Uit (2.6 en 2.7 van) de uitspraak d.d. 23 april 2012 blijkt dat de Raad van Tucht slechts heeft vastgesteld dat bedragen (van bankrekeningen) van de Stichting Derdengelden X zijn doorgestort naar bankrekeningen die op naam van Betrokkene en/of door hem gecontroleerde vennootschappen stonden. Uit de klaagschriften (en de overige stukken) die Klagers in eerste aanleg hebben overgelegd, blijkt niet (expliciet) dat zij ook over overboekingen van bankrekeningen van de Stichting Derdengelden Y hebben geklaagd. De nadere beoordeling door de Raad van Tucht behoort zich dan ook te beperken tot de overboekingen van bankrekeningen van de Stichting Derdengelden X. Tot slot merkt de Raad van Beroep nog op dat Betrokkene met zijn mails van 29 en 30 8

december 2011 en de producties die hij daarbij heeft overgelegd, naar het oordeel van de Raad van Beroep niet (althans niet toereikend) aan zijn hiervoor bedoelde verantwoordingsplicht heeft voldaan. De beslissing De Raad van Beroep verwijst de zaak terug naar de Raad van Tucht, zodat de Raad van Tucht kan beoordelen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen of Betrokkene tegenover Klagers de verantwoording heeft afgelegd die in de gegeven omstandigheden van hem als Registercontroller mocht worden gevergd. Aldus beslist door prof. dr. mr. P.M. van der Zanden RA (voorzitter), mw. mr. M.I. van Horssen-Bok en drs. P. van Gool RC, in aanwezigheid van mr. J.J. Dammingh (secretaris), en uitgesproken (en in zesvoud uitgegeven) op 11 februari 2014. voorzitter secretaris 9