KWALITEITSKAART. Semantiseren. Taal / lezen / rekenen. 1. Voorbewerken 2. Semantiseren 3. Consolideren 4. Controleren



Vergelijkbare documenten
2. semantiseren: de leerkracht verduidelijkt woorden en betekenissen

KWALITEITSKAART. Semantiseren. AANDACHTSPUNTEN Semantiseren. De leerkracht verduidelijkt woorden en betekenissen. Woordenschat

Viertakt van Verhallen

Focus op woordenschat Florence Servais

KWALITEITSKAARTEN Woordenschat

WOORDENSCHAT De 4-Takt KWALITEITSKAART. ALGEMENE De 4-Takt. Didactisch

De opbrengsten van het werken met LOGO 3000 en de gebruikerservaringen van leerkrachten

Gemaakt door: Tessa Vos Marije van Weenen Lenneke Flikweert Melanie de Lange 3j5

De Viertakt van Verhallen

WOORDENSCHAT - MIDDENBOUW Met woorden aan de gang

KWALITEITSKAART. De Viertakt. De Viertakt. Taal / lezen / rekenen

Op weg naar een inspirerende woordenschatcultuur

Audit WoordenSchatuitbreiding.

gebruiken woorden

Woordenschat. Wat is woordenschat?

Aanvulling Woordenschat NT2

Tekst: Berber Groenenberg

Netwerkbijeenkomsten Taal voor Havo en Vwo april Lydia van Deelen Meeng, managing consultant CPS

Onderwijskundige Verantwoording Woordenschat

Over taaie taboes en lastige liefdes

Woordenschatonderwijs

AANDACHTSPUNTEN Controleren

Digiwak 2.0: Online overzicht belangrijke woorden nieuwkomers. Studiedag LOWAN-vo 10 april 2017

Oranje stappers maak je zo

Werken aan een woordenschatcultuur

Beoordelingsinstrument Digitale Leermiddelen Taalonderwijs

BELANGRIJKE WOORDEN VOOR NIEUWKOMERS IN HET BASISONDERWIJS Folkert Kuiken Afdeling Neerlandistiek, UvA

Woordenschat Groep 5 en 6

Adaptief met woorden in de weer

INTERNETMEMORIE. Maak in één les een 3D doosje met de App Foldify. Les in het kader van Code Kinderen project Mijn Kind Online.

2.5!"FAMILIETREKJES. # basistaak DOEL MATERIAAL ORGANISATIE VERLOOP

Voor de leerkracht van groep 1 en 2

Checklist Gesprek voeren 2F - handleiding

Woordenschat Een vak apart?

Onderwijs in een combinatiegroep

Nationaal Gevangenismuseum Gevangen in beeld

Checklist Presentatie geven 2F - handleiding

In het thema Sil plukt appels kunt u in dagelijkse situaties ook aandacht besteden aan bijvoorbeeld de volgende doelen:

Blauwe stenen leer je zo

LEERKRACHTGEDEELTE ACTIVITEIT: ZEG HET MET EEN T- SHIRT

Muiswerk Strategisch Lezen is gericht op het aanleren van deelvaardigheden die nodig zijn voor een strategische leesaanpak.

Onze Klas Mijn Wereld: Woordenschat: basis van het leren

Checklist Rekenen Groep Tellen tot Getallen splitsen. Hoe kun je zelf het tellen controleren?

KWALITEITSKAART. Tijd voor lezen en taal. Tijd voor lezen en taal. Taal / lezen / rekenen

Tekst lezen en vragen stellen

De lamp. Copyright Vakcollege Groep B.V Alle rechten voorbehouden.

In Nederland spreken we van eerste opvang, maar

Alles over. ipockets. Achtergrondinformatie, bestellijsten en additionele materialen

Spreken - Presenteren HV 1. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Theater/Bioscoop De Nieuwe Kolk

Reflectiegesprekken met kinderen

Mindmappen met kleuters

Leskist THEMA-handleiding Afhaalrestaurant Fitfood Groep 5 en 6

Dans & drama o.b.s. De Eiber Dedemsvaart Januari 2015

Voor welke groepen? Voor het onderdeel spelling is er materiaal voor de groepen 4 t/m 8.

opbrengstgericht werken in en door de sectie Met leerlingen reflecteren op de (gemaakte) toets

De staat van het woordleerklimaat

Benodigdheden: A. Inleiding: kringgesprek 15 minuten.

Denk als een wereldburger en gedraag je als een goede buur

Dino en het ei. Duur activiteit: 30 minuten Lesdoelen: De kleuters: kunnen een prent linken aan een tekst; kunnen het verhaal navertellen.

Het houden van een spreekbeurt

begrijpen woorden, waarvan 900 school/schrijftaalwoorden Woordenschat

Nationaal congres Taal en Lezen. 15 oktober 2015 Mondelinge taalvaardigheid: Van pingpongen naar tafelvoetballen

In het thema In elke hoek een boek! kunt u in dagelijkse situaties ook aandacht besteden aan bijvoorbeeld de volgende doelen:

Afasie. Neem altijd uw verzekeringsgegevens en identiteitsbewijs mee!

Lesbrief Assenstelsels. Versie 1

Dieren deel 1 luisteren en noteren X Muziek noteren X Luisteren O Individueel X Duo 1. Inleiding: Oriëntatie: 3. Delen oefenen:

Een overtuigende tekst schrijven

ADHD en lessen sociale competentie

Gebruiken en begrijpen van de formele breuknotatie.

Voor welke groepen? Voor het onderdeel spelling is er materiaal voor de groepen 4 t/m 8.

4 Gedrag. 4.2 Aapt een aap echt na? 4.4 Hoe leven dieren samen in een groep? 4.1 Opdrachten Opdrachten

DEEL 2: Leerdoelenoverzicht (groep 3-4)

Een overtuigende tekst schrijven

Het circus komt 3+ Clair de Lune Théâtre (België)

Taaljournaal, tweede versie

woordspel woordspel Tongbrekers bedenken bij een woord van de woordmuur. Zoals Lotje leerde

Doel van de les: Aan het eind van de les kunnen de kinderen Wordpress gebruiken om informatie weer te geven.

Doelen. Wat doen we eraan in groep 1-2. Boekentaal BEGRIJPEND LUISTEREN MET STRATEGIEËN. Waar gaat het om bij begrijpend lezen?

Woordenschat Spinnen

afrondende suggesties worden gebruikt om dieper op het onderwerp in te gaan als daar tijd voor is.

LESBRIEF LES 1 DE VOEDSELKETENLES SAMENVATTING LES 1 VOORBEREIDING BENODIGDHEDEN DUUR LESDOELEN LINK ZAAKVAKKENINHOUD. Wat is voedselverspilling?

Workshop voorbereiden Authentieke instructiemodel

Checklist Sollicitatiebrief schrijven 2F - handleiding

LESSENSERIE 4: CKV-NL Recensie schrijven Lesplannen

KWALITEITSKAART. Controleren. Aandachtspunten Controleren. Woordenschat

Werkstukken maken op PCBO-Het Mozaiek Groep 6

PlatformPraktijkontwikkeling.nl. Actief met woorden in de klas

Buurman in de Winter Plan D / Andreas Denk (Nederland)

Huiswerk Spreekbeurten Werkstukken

Return to sender. Vera Vergunst, Carla Versteeg & Anne van der Kooi

Mijn Mokum is een project voor NT2 cursisten. Het is gemaakt door het Amsterdam Museum.

Een nieuwe bank. Lesvoorbereiding Crisis graad 2. Verwondering

Aanleiding projectweken. Gewenste kaders van een projectweek. Het proces

t Vuil Reclametruukske

Gebruik het vragenmachientje en bedenk een onderzoeksvraag

TAAL EN LEESMETHODEN Begrijpend Lezen Goed Gelezen

Transcriptie:

ALITEITSKAART Taal / lezen / rekenen PO 1. Voorbewerken 2. 3. Consolideren. Controleren is de tweede stap de viertakt waarbij het verduidelijken betekenissen centraal staat. Als kind woord leert moet het de woordvorm leren (het label) en de achterliggende betekenissen verwerven (het concept).. Bijvoorbeeld: jong kind leert het woordlabel appel koppelen aan de groene ronde dingen die op de fruitschaal liggen, het ervaart ook dat je appels kunt eten en dat appels lekker zijn. kind hoort steeds goed kauwen en leert dat appel rond is en schilletje heeft. Al die stukjes opgedane ervaring en kennis brengt het kind dan bij bij het woordje appel. Een woord is label, dat verwijst naar concept. concept is pakketje kennis. 1

groen rond Appel schil lekker eten groen rond afbeelding 1: het label en het achterliggende concept bij het woord appel kauwen Voor veel liggen de pakketjes kennis al kant-en-klaar. Bijvoorbeeld in de onderbouw: de leerlingen hebben nog niet de labels geleerd maar kennen al wel de achterliggende onderdelen het concept. Denk bijvoorbeeld aan huppelen : alle kinderen hebben wel s gehuppeld. Of Appel vensterbank : alle leerlingen lekker hebben al tientallen vensterbanken gezien. Bij deze hoeft de leerkracht niet diepgaand achterliggende betekenissen uit te leggen. Een superkorte semantisering volstaat: betekenisaanduiding waardoor kinderen de nieuwe labels toevoegen aan de bekende concepten. Bij jonge schil kinderen kun je heel veel uitbeelden en labelen (aanwijzen). Je plakt als het ware de woordvorm, het label, op het kant-en-klare concept. Zo zeg je bijvoorbeeld dit is huppelen terwijl je het tegelijkertijd voordoet. Of: dit noem je vensterbank terwijl je de vensterbak aanwijst. 1: het label en het achterliggende concept bij het woord appel afbeelding 1: het label en het achterliggende concept bij het woord appel Dit is ook het geval bij het leren synoniemen: nieuwe labels worden bij bekende concepten Een concept groeit in de loop der tijd. aangehaakt. Zo leert kind Bijvoorbeeld later het betekenisaspect in de midden-bovenbouw: is vrucht. Een kind kan pantalon ook groeit = aan nette appelboom broek, toevoegen. treiteren = pesten, Voor veel liggen de globaal pakketjes = ongeveer. kennis al kant-en-klaar. Bijvoorbeeld in de onderbouw: Maar de leerlingen het kan ook zijn hebben dat kinderen nog niet nieuw de labels woordlabel geleerd leren voor maar concept kennen dat al ze wel al eerder achterliggende hebben opgebouwd onderdelen (zie ook kwaliteits Viertakt). Bijvoorbeeld als het kinderen concept. het woord Denk geschenk bijvoorbeeld leren, Bij dit nadat aan soort ze huppelen : het snelle woord(concept) semantiseringen alle cadeau kinderen al hebben wordt verworven. wel vooral s Ze kunnen gerefereerd gehuppeld. het nieuwe aan woordlabel aanwezige (geschenk) kennis dan en aanhaken ervaringen bij het Of concept vensterbank : dat ze al hebben alle leerlingen opgebouwd leerlingen. bij hebben het woord al Er cadeau. tientallen is g zelfde sprake vensterbanken geldt in wezen nieuwe gezien. voor kennis het onderbouw-woord Bij opbouw deze (concepten). huppelen : hoeft alle de De kinderen leerlingen hebben leren weliswaar all ervaringen en kennis daar doordat ze hebben gehuppeld, maar ze hebben het nog niet zo benoemd. Een leerkracht die het woord huppelen wil semantiseren leerkracht niet diepgaand achterliggende nieuwe woordvormen betekenissen (labels). uit te leggen. Een superkorte semantisering hoeft het all maar laten zien. Of vensterbank : alle leerlingen hebben al tientallen vensterbanken gezien. volstaat: betekenisaanduiding waardoor kinderen de nieuwe labels toevoegen aan de bekende concepten. Bij jonge kinderen Leerkrachten kun je heel moeten veel er wel zeker uitbeelden zijn en dat labelen leerlingen (aanwijzen). de betekenis Je plakt als het Voor het onderwijs is dit onderscheid belangrijk. Als kinderen al over het concept beschikken, dan hoeft de leerkracht niet diepgaand achterliggende het ware de woordvorm, het woord label, op op grond het kant-en-klare hun voorkennis concept. kunnen Zo zeg invullen. je bijvoorbeeld dit is huppelen betekenissen uit te leggen. In dat geval volstaat superkorte semantisering: betekenisaanduiding waardoor kinderen de nieuwe labels terwijl je het tegelijkertijd toevoegen aan de bekende concepten. In voordoet. het Je plakt voorbeeld Of: dit als het ware hiernaast noem je de woordvorm, is er vensterbank het duidelijk label, op gelabeld, terwijl het kant-en-klare maar je de concept dit vensterbak roept (het bestaande g aanwijst. pakketje voorkennis). Zo zeg je bijvoorbeeld betekenistoekenning geschenk kadootje of op. dit is De huppelen snelle terwijl sematisering je het tegelijkertijd werkt voordoet. hier dus Of: dit niet noem en je vensterbank terwijl Dit is je ook de vensterbank het geval aanwijst. bij het vraagt leren synoniemen: andersoortige nieuwe manier labels aanbieden. worden bij bekende concepten aangehaakt. Bijvoorbeeld in de midden-bovenbouw: pantalon = nette broek, treiteren = pesten, In de midden-bovenbouw komt de superkorte semantisering vaak voor bij het leren synoniemen voor die al eerder zijn geleerd. globaal = ongeveer. Bijvoorbeeld: wentelen = draaien, globaal We kunnen = ongeveer, dus jaargetijde 3 semantiseersituaties = seizoen; conversatie onderscheiden. = gesprek. Bij dit 2 soort snelle semantiseringen wordt er aangehaakt bij de reeds bekende concepten. De leerlingen leren dan all nieuwe woordvormen (labels). Er is niet opnieuw kennisopbouw. Bij dit soort snelle semantiseringen wordt er vooral gerefereerd aan aanwezige kennis en ervaringen Leerkrachten leerlingen. moeten Er er is wel g zeker sprake zijn dat leerlingen nieuwe al kennis goed opbouw concept hebben. (concepten). In het voorbeeld De leerlingen hiernaast leren is er duidelijk all gelabeld, maar dit roept g betekenistoekenning nieuwe woordvormen op. De snelle (labels). sematisering werkt hier dus niet en vraagt andersoortige manier aanbieden. Naast Leerkrachten deze twee situaties, moeten bijlabelen er wel zeker (nieuw labels zijn bij al dat bekende leerlingen concepten) de én betekenis het leren het nieuw label voor geheel nieuwe concepten, zijn er ook nog woordleermomenten op grond waarbij hun bij bekende voorkennis kunnen nieuwe betekenisaspecten invullen. worden geleerd. We In kunnen het voorbeeld in het verlengde hiernaast deze is drie er verschillende duidelijk gelabeld, woordleersituaties maar (zie dit ook roept de kwaliteits g Viertakt), drie manieren semantiseren onderscheiden. betekenistoekenning op. De snelle sematisering werkt hier dus niet en 1. vraagt (Bij-)labelen andersoortige manier 2 Zie ook de artikel aanbieden. Meer en Beter Woorden Leren, hoofdstuk 6 Kinderen leren nieuw label voor bekend concept. Dan denkt de leerkracht: Ik laat voor het semantiseren iets zien of haak het aan bij bekend woord. 2 We Non-verbaal: kunnen Labelen dus 3 semantiseersituaties onderscheiden. Nieuw woordlabel 2 aanleren door het bij te Nieuw woordlabel aanleren door voorwerp of plakken bij gekend woord. plaatje te laten zien of door zelf uit te beelden. Verbaal: Synoniem Verbaal: Netwerkuitbreiding (Eventueel aangevuld met non-verbaal) Nieuwe woordlabel aanleren door makkelijk aan te haken bij bestaand concept de vensterbank Grootvader = Opa Wijzigen = Veranderen Kiwi = soort fruit 2 Zie ook de artikel Meer en Beter Woorden Leren, hoofdstuk 6 2 2

3. Kinderen leren nieuwe en nieuwe betekenissen. 3. Kinderen leren nieuwe en nieuwe betekenissen. 3. Kinderen leren nieuwe en nieuwe Dan denkt de leerkracht: Ik ga, betekenissen en Dan betekenisrelaties denkt de leerkracht: aanleren. Ik ga, betekenissen en Dan betekenisrelaties denkt de leerkracht: aanleren. Ik ga, bete 2. Conceptuitbreiding Kinderen breiden de Uitbreiden kennis de betekenissen Uitleggen (verbaal) uit. Dan denkt Uitbreiden leerkracht: Uitbeelden (non verbaal) Uitleggen (verbaal) Uitbreiden Uitbeelden (non verbaal) Uitleggen (verb Ik voeg de nieuwe betekenisaspecten toe. Onderbouw: verbaal en/of Niet één non-verbaal woord maar meerdere Middenbouw: concept (of verbaal deel Niet en/of één De non-verbaal woord betekenis maar meerdere alle Bovenbouw: concept (of verbaal deel en/of Niet één non-verbaal De woord betekenis maar meerdere alle concept (of e in relatie tot elkaar daar) alle aangeboden worden in relatie zichtbaar tot elkaar gemaakt daar) alle aangeboden worden in relatie zichtbaar tot elkaar gemaakt daar) alle aanbieden wordt uitgelegd. aanbieden wordt uitgelegd. aanbieden wordt u Kikker Kikker Kikker atlas wordt geclusterd met De land = soort atlas wordt De land geclusterd = met land De land laten = soort atlas wordt De land geclusterd = met land De land laten = Betekenisaspecten: naslagwerk en land tekening Extra betekenisaspecten: land. Je ziet naslagwerk zien en en land stad aanwijzen tekening Extra betekenisaspecten: land. Je ziet naslagwerk zien en en land stad aanwijzen tekening dier de steden diersoort die land op erop. land én De in water atlas = leeft, verschillende het is de steden komen voort land uit erop. vissen, 350 De atlas miljoen = verschillende jaar de steden ee groen De atlas = amfi boek bie met landen in de atlas laten De zien atlas geleden = boek ontwikkelingsfases met landen in de atlas laten De zien atlas = b landen, waarin landen naslagwerk = in de atlas landen, waarin landen naslagwerk = in de atlas landen, waa 3. Kinderen in leren slootnieuwe en nieuwe betekenissen. staan. aantal landen opzoeken. staan. aantal landen opzoeken. staan. Dan denkt kwaken de leerkracht: Ik ga, betekenissen Nuanceringen en naslagwerk betekenisrelaties = boek aanleren. naslagwerk = boek naslagwerk kikkervisjes bruine en rode kikkers waarin je iets kunt opzoeken. waarin je iets kunt opzoeken. waarin je iets ku Uitbreiden 3. Kinderen leren nieuwe Uitleggen en nieuwe (verbaal) betekenissen. Uitbeelden (non verbaal) 3. Robuust semantiseren Dan denkt de leerkracht: Ik ga, betekenissen en betekenisrelaties aanleren. Kinderen leren nieuwe Bij woordlabels, de eerste semantiseersituatie woordconcepten kinderen en betekenisrelaties. leren label bij bekende Bij Dan denkt eerste concepten, semantiseersituatie de leerkracht: ligt het accent kinderen op snel leren label bij bekende Bij eerste concepten, semantiseersituatie ligt het accent op kinderen snel leren Niet één woord maar meerdere aangeven waar concept woord (of naar deel verwijst (labelen). De aangeven alle waar woord naar verwijst (labelen). aangeven waar woord naar verwijst (labelen). Ik ga uitbreiden (in logische clusters aanbieden), betekenissen helder en kort uitleggen en betekenisaspecten zo veel mogelijk uitbeelden. Uitbreiden in relatie tot elkaar daar) alle aangeboden worden zichtbaar gemaakt 3. Kinderen leren nieuwe Uitleggen en nieuwe (verbaal) betekenissen. Uitbeelden (non verbaal) aanbieden Bij de tweede semantiseersituatie, wordt uitgelegd. Dan denkt de leerkracht: Ik ga, betekenissen kinderen en betekenisrelaties breiden de kennis aanleren. Bij de de tweede betekenissen semantiseersituatie, uit, kinderen kennen breiden de kennis Bij de tweede betekenissen semantiseersituatie, uit, kinderen kennen breiden Uitbreiden de leerlingen het woord en bepaald Uitleggen betekenisaspect (verbaal) dat daarbij de leerlingen hoort. Hier het woord koppelt en de leerkracht bepaald Uitbeelden betekenisaspect (non-verbaal) dat daarbij de leerlingen hoort. Hier het koppelt woord en de leerkracht bepaald betekenisas atlas Niet één wordt woord geclusterd maar meerdere met extra betekenisaspect De land concept aan (of = de kennis deel soort die leerlingen De De land betekenis al hebben = extra alle het land betekenisaspect woord. laten aan de kennis die leerlingen al hebben extra het betekenisaspect woord. aan de kennis die leerlingen a Niet naslagwerk en land tekening land. Je ziet zien en stad aanwijzen Uitbreiden één in woord relatie maar tot elkaar meerdere Uitleggen daar) (verbaal) in alle relatie aangeboden concept Uitbeelden worden (of zichtbaar (non deel gemaakt verbaal) daar) alle De betekenis alle worden zichtbaar tot aanbieden elkaar aanbieden De derde de semantiseersituatie, steden wordt uitgelegd. land kinderen erop. aangeboden leren De nieuwe atlas = verschillende De en wordt derde nieuwe uitgelegd. semantiseersituatie, concepten, kinderen heel gemaakt; leren nieuwe de leerkracht De en toont derde nieuwe de semantiseersituatie, concepten, voorwerpen. kinderen heel leren nieuwe andere orde De atlas dan de = vorige boek semantiseringen. met landen De focus ligt in hier de andere atlas tegelijkertijd laten orde zien dan op het de leren vorige semantiseringen. aantal De focus ligt hier tegelijkertijd andere orde op dan het de leren vorige semantiseringen. aantal De focu nieuwe, landen, op het waarin opbouwen landen kennis én naslagwerk op de onderlinge nieuwe = de relaties, atlas tussen op de het. opbouwen De kennis én op de onderlinge nieuwe relaties, tussen op de het. opbouwen De kennis én o atlas Niet één wordt woord geclusterd maar meerdere met met naslagwerk De instrumenten staan. land die concept bij deze (of en = semantisering deel soort De land De gebruikt aantal De land betekenis = worden landen zijn opzoeken. = soort de instrumenten alle land tekening uitjes. laten land. De land = land laten zien en die bij deze semantisering gebruikt worden zijn de instrumenten uitjes. die bij deze semantisering gebruikt wo land naslagwerk in relatie en land tot elkaar tekening daar) naslagwerk alle land. = aangeboden Je ziet boek Je ziet zien worden steden en zichtbaar stad aanwijzen gemaakt land erop stad aanwijzen aanbieden de waarin steden uitje je iets wordt uitbreiden: kunt uitgelegd. land erop. De atlas = verschillende opzoeken. De atlas worden = in samenhang boek met aangeboden landen, uitje in waarin uitbreiden: logische De atlas worden = verschillende in samenhang aangeboden landen uitje in in de uitbreiden: logische atlas De atlas = boek met landen in de atlas laten zien worden in betekenisstructuur. Er wordt landen niet één staan woord maar meerdere, betekenisstructuur. als nieuw Er wordt stukje laten niet één zien woord maar meerdere, betekenisstructuur. als nieuw Er stukje wordt niet één woord atlas wordt geclusterd met landen, netwerk, De land waarin aangeboden. = landen soort naslagwerk = in de atlas staan. naslagwerk De land aantal landen = = opzoeken. boek land waarin laten je iets kunt naslagwerk = in de atlas aantal landen naslagwerk en land tekening land. Je ziet zien en stad aanwijzen naslagwerk = boek opzoeken. opzoeken. Bij de eerste semantiseersituatie kinderen steden leren label land bij erop. bekende De concepten, atlas = ligt verschillende het accent op snel aangeven waar woord naar verwijst waarin De uitje atlas je (labelen). = iets uitleggen: kunt boek opzoeken. met alle aangeboden landen in atlas worden laten kindvriendelijke zien uitje uitleggen: betekenissen alle aangeboden worden kindvriendelijke uitje uitleggen: betekenissen alle aangebode gegeven. landen, Later waarin kan de landen betekenis deze naslagwerk worden = in de uitgebreid gegeven. atlas (zoals Later in kan de de 2 e betekenis deze worden uitgebreid gegeven. (zoals Later in kan de de 2 e betekenis deze w Bij de tweede semantiseersituatie, staan. kinderen breiden de kennis de aantal betekenissen landen opzoeken. uit, kennen Bij de de leerlingen eerste semantiseersituatie, het woord en bepaald kinderen naslagwerk betekenisaspect leren = dat label boek daarbij hoort. bekende Hier concepten, koppelt de leerkracht ligt het accent op snel aangeven waar woord naar verwijst (labelen). Bij de eerste semantiseersituatie kinderen extra betekenisaspect aan de kennis waarin die uitje leerlingen je leren iets kunt label uitbeelden: al hebben opzoeken. bij bekende concepten, ligt het accent op snel aangeven waar woord naar verwijst (labelen). door het woord. tijdens de uitleg tegelijkertijd uitje uit te uitbeelden: zorgt door tijdens de uitleg tegelijkertijd uitje te uitbeelden: zorgt door tijde de leerkracht ervoor dat leerlingen letterlijk en figuurlijk helder leerkracht zicht krijgen ervoor op dat de leerlingen letterlijk en figuurlijk helder leerkracht zicht krijgen ervoor op de dat leerlingen letterlijk Bij De de derde tweede semantiseersituatie, semantiseer-situatie, kinderen kinderen breiden de kennis de betekenissen uit, kennen de leerlingen het woord en bepaald betekenisaspect Bij de tweede semantiseersituatie, betekenisaspecten kinderen leren breiden nieuwe de kennis. nieuwe betekenissen concepten, heel betekenisaspecten uit, kennen de. betekenisaspecten de. wat de andere daarbij leerlingen orde hoort. dan het de woord Hier vorige en koppelt semantiseringen. bepaald de leerkracht betekenisaspect De focus ligt extra dat hier daarbij betekenisaspect tegelijkertijd hoort. Hier op het koppelt aan leren de de kennis leerkracht aantal die leerlingen al hebben het woord. Bij extra nieuwe de eerste betekenisaspect, semantiseersituatie op het aan opbouwen kinderen de kennis die kennis leren leerlingen én op label al hebben de onderlinge bij bekende het relaties concepten, woord. tussen ligt de het. accent De op snel aangeven instrumenten waar die bij woord deze semantisering naar verwijst gebruikt (labelen). worden zijn de uitjes. De De derde derde semantiseer-situatie, semantiseersituatie, kinderen kinderen leren nieuwe nieuwe en nieuwe en concepten, nieuwe is concepten heel en nieuwe betekenisrelaties, vereist robuuste, zo rijk mogelijke instructie. Bij de tweede uitje semantiseersituatie, uitbreiden: kinderen worden breiden in samenhang de kennis aangeboden betekenissen in logische uit, kennen Dat de andere wil leerlingen niet orde zeggen dan de vorige dat de semantiseringen. De niet focus kort ligt is. hier Een tegelijkertijd goede semantisering op het leren is altijd aantal kort en krachtig. Eerst is de leerkracht twee minuten, hooguit drie minuten aan betekenisstructuur. het woord en Er wordt bepaald niet betekenisaspect één woord maar dat meerdere daarbij hoort., Hier als koppelt nieuw de leerkracht stukje nieuwe, op het opbouwen kennis én op de onderlinge relaties tussen de. De bod. extra Voor betekenisaspect netwerk, robuuste aangeboden. semantisering kennis die leerlingen gebruikt al de hebben leerkracht het de woord. drie uitjes: instrumenten die bij deze semantisering gebruikt worden zijn de uitjes. De derde semantiseersituatie, kinderen leren nieuwe en nieuwe concepten, is heel andere orde uitje uitje dan uitje de vorige uitleggen: uitbreiden: semantiseringen. alle voor aangeboden worden De goed focus in samenhang ligt begrip hier moeten tegelijkertijd worden aangeboden kindvriendelijke op in het leren logische samenhang betekenissen aantal worden aangeboden, d.w.z. in logische betekenisstructuur. Er wordt niet gegeven. betekenisstructuur. Later kan Er de wordt betekenis niet één deze woord maar meerdere worden uitgebreid, als (zoals in nieuw 2 één woord maar meerdere, als nieuw stukje e stukje nieuwe, op het opbouwen kennis én op onderlinge relaties tussen de. De instrumenten die bij deze semantisering gebruikt worden zijn de uitjes. uitje uitje uitje uitbeelden: uitleggen: uitbreiden: uitleggen: door alle aangeboden alle worden aangeboden in samenhang tijdens uitleg worden aangeboden tegelijkertijd kindvriendelijke wordt in logische uit te beelden kindvriendelijke betekenissen zorgt betekenisuitleg gegeven. gaat om basisbetekenis. Later kan de de gegeven. betekenisstructuur. betekenis leerkracht Later ervoor kan Er wordt deze dat betekenis niet leerlingen één letterlijk deze woord maar meerdere worden uitgebreid figuurlijk worden uitgebreid, als (zoals helder in zicht (zoals de 2e krijgen in nieuw de semantiseer-situatie!). op 2de e stukje betekenisaspecten de. uitje uitbeelden: door tijdens uitleg tegelijkertijd uit beelden zorgt de leerkracht ervoor dat leerlingen letterlijk en figuurlijk helder uitje uitbeelden: uitleggen: door alle aangeboden tijdens uitleg worden tegelijkertijd kindvriendelijke uit te beelden betekenissen zorgt de gegeven. zicht leerkracht krijgen Later ervoor kan op de dat betekenisaspecten leerlingen letterlijk deze figuurlijk de worden. uitgebreid helder zicht (zoals krijgen in de op 2de e betekenisaspecten de. Tijdens het semantisering komen de uitjes verstrengeld aan de orde. Een goede semantisering is kort, krachtig en glashelder door de combinatie verbale en nonverbale middelen. de leerkracht ervoor dat leerlingen letterlijk en figuurlijk helder zicht krijgen op de uitje uitbeelden: door tijdens de uitleg tegelijkertijd uit te beelden zorgt betekenisaspecten de. 3

Doel: atlas, (uitgebreid tot) naslagwerk, land De leerkracht laat atlas zien en zegt: Kijk, dit is atlas. Een atlas is boek waarin landen staan. Een atlas is boek met en landen. Hier zie je zo n : land. Een land is soort tekening land. Je ziet de grote steden op de land. Zie maar: hier ligt Amsterdam. Dit is de land Nederland., soort tekening heel Nederland. In deze atlas, dit boek met landen, staan nog veel meer landen. Laten we nu s de land Frankrijk opzoeken. Ja, gevonden kijk maar: de land Frankrijk, soort tekening Frankrijk. En je ziet met waar Parijs ligt, hier! In deze atlas kun je heel veel landen opzoeken. Zo n boek waarin je iets op kunt zoeken noem je naslagwerk. Een naslagwerk is boek waar je dingen in kunt opzoeken. In atlas kun je landen opzoeken. Een atlas is dus naslagwerk. De leerkracht bladert door en vraagt welk land ze nu moet opzoeken. Italië? Ze doorloopt alle en betekenissen weer terwijl ze de land Italie opzoekt en laat zien. Daarna sluit ze af met: De atlas is dus boek waar je landen in kunt opzoeken. is naslagwerk, boek waar je iets in kunt opzoeken. De atlas is naslagwerk waar je landen in kunt opzoeken, allemaal tekeningen landen. Dit is dus de atlas! Bespreek nu in je tafelgroep of je zelf wel s land hebt gezien en daarna mogen jullie in tweetallen zelf landen opzoeken in de atlas ( v.d. Nulft, Verhallen 2009) De uitjes Uitbeelden Uitleggen Uitleggen Uitbeelden Uitbreiden Uitbeelden Uitleggen Uitbeelden Uitbreiden Uitleggen Uitleggen Uitbreiden Uitbeelden Uitbreiden Uitbeelden Uitleggen Uitbeelden Uitleggen Uitleggen Uitbreiden Uitbreiden Uitleggen Uitbreiden/Uitleggen/Uitleggen UITPROBEREN! De betekenissen worden verwoord én zichtbaar gemaakt: voor goede conceptopbouw. Daarnaast worden de betekenisverbindingen met andere verduidelijkt. gaat bij de semantisering allemaal in één moeite door. De betekenisverbindingen worden in beeld gebracht met behulp zogenoemde graphic organizers. Met deze graphic organizers worden betekenisrelaties verduidelijkt. Woordspin Woordparachute Woordkast Woordtrap De woordspin laat zien dat de betekenisverbinding hebben. Een woordparachute: bovenaan de parachute komt categorienaam en daaronder hangen de die in de categorie thuishoren. (bv. vervoersmiddelen: auto, fiets, brommer) De woordkast: in kast kunnen tegenstellingen staan of is er de mogelijkheid om bijbehorende kenmerken op te sommen en duidelijke plek te geven. (bv. dag - nacht of cultuur natuur) De woordtrap: in trap worden gerangschikt langs bepaalde dimensie, bijvoorbeeld grootte (vijver, meer, zee, oceaan), frequentie (nooit, soms, geregeld, vaak, altijd) of rangschikken in de tijd (afscheid nemen, vertrekken, op weg zijn, aankomen) Nadat de leerkracht nieuwe robuust heeft gesemantiseerd hebben kinderen eerste helder inzicht in de achterliggende betekenissen en de betekenisrelaties de nieuwe. Dan is het woord (of liever gezegd de ) direct aan de kinderen zelf. We spreken het vierde gouden uitje: UITPROBEREN. e gouden uitje: uitproberen. Interactieve verwerking door de leerlingen De bedoeling is dat de kinderen even de tijd krijgen om met de betekenissen de nieuw aangeboden actief om te gaan en de nieuwe informatie te koppelen aan hun voorkennis. gaat om inbedding de nieuwe in hun eigen bestaande netwerk en betekenissen. Pratend, luisterend en nadenkend maken ze zich de nieuwe concepten meer eigen. Een belangrijk aandachtspunt is dat alle kinderen aan bod komen: óók (juist!) de taalzwakke leerlingen moeten kunnen meepraten over de en betekenissen. Essentieel is dat elke leerling inbreng mag hebben en kan meepraten op het eigen niveau; met medeleerling, met groepje of met de hele klas. Zorg dat de vragen aansluiten bij de nieuwe, net gesemantiseerde en ga niet met controleren door vragen te stellen als: Wat betekent.. maar vraag naar ervaringen, voorbeelden (bedenk in tweetallen andere voorbeelden naslagwerk), meningen of gevoelens (zou je zelf graag atlas willen hebben?).

Er zijn er vele typen vragen waarmee je de interactie kunt stimuleren en het belangrijkste is om er zo veel mogelijk mee te variëren in verschillende groeperingvormen. Hieronder staan verschillende voorbeelden interactievragen voor groep bij enkele gesemantiseerde en in cluster aangeboden : de reclame de aanbieding de korting. De leerlingen brainstormen één minuut in groepjes over waar ze allemaal reclame tegenkomen (reclame op tv, radio, krant, huis-aan-huisblad enz.) De leerlingen krijgen drie minuten de tijd om in tweetallen goed en stom tv-spotje te kiezen en vervolgens te bedenken waarom ze de één goed en de ander niet goed vinden. In het klassikale nagesprek koppelt de leerkracht het woord doelgroep aan de voorbeelden de kinderen. Elk tafelgroepje krijgt product waar ze reclame voor moeten maken. In vijf minuten bedenken en maken ze tv-spotje 30 seconde (reclametijd is duur!). De tafelgroepjes presenteren de tv-spotjes en daarna wordt er klassikaal besproken welk reclamespotje de meeste kopers lokt. Tijdens klassikale brainstorm worden aanbiedingen in de supermarkt geïnventariseerd en daarna besproken of vader/moeder vaak aanbiedingen koopt. Geef leerlingen ruimte voor overleg en daag ze uit om op betekenissen door te denken en uit te diepen. Bij de interactieve verwerking zijn er g goed/fout ant, alles mag en kan. Juist de zogenaamde foute ant geven extra kans om in te zetten op betekenisonderhandeling en betekenisaanscherping. Daarnaast kan je tijdens de interactie nieuwe bijlabelen, zoals het woord doelgroep uit het voorbeeld hierboven. Samenvattend zijn bij het semantiseren de volgende kwaliteitscriteria: A. Bij de verschillende woordleersituaties wordt passende semantisering gekozen: labelen, synoniemen geven, voordoen, kort uitleggen als leerlingen het achterliggend concept al kennen, en robuuste semantisering met de drie uitjes als het gaat om aanleren woordlabels en -concepten semantiseren. B. De robuuste semantisering is kort (twee à drie minuten), gefocust en helder. Er wordt gewerkt aan goede opbouw het woordkennisnetwerk. C. De robuuste semantisering omvat de drie uitjes: I. Bij uitbreiden wordt overzichtelijk logisch betekeniscluster gemaakt twee, drie of hooguit vier. Clusters moeten niet thematisch, bv. herfst-wind-boom-bladeren-kastanje-paddenstoel maar logisch zijn. herfst-zomer-winter-lente-seizoen. II. Bij uitleggen wordt korte, begrijpelijke betekenisomschrijving gegeven Maak uitleg niet formeel bv. slokdarm vormt de verbinding de keel naar de maag maar kindvriendelijk je slokdarm is klein buisje tussen je keel en je maag waar je eten doorh gaat III. Bij uitbeelden krijgen de kinderen daadwerkelijk de betekenis voor ogen. Uitbeelding niet aangeven met (afgeleide) gebaren bv. uitbeelden betekenis levenloos niet zo maar zo! maar daadwerkelijk laten zien IV. Bij de interactieve verwerking krijgen de kinderen het woord Stel vragen niet gesloten/controlerend bv. verwerking woordcluster geheel / detail : schilderijen: Is knoop geheel of detail? maar open en stimulerend tot doordenken in tweetallen: twee schilderijen op het digibord) vergelijk de twee hoe vinden jullie het geheel? Zoek op het mooiste schilderij twee bijzondere details. 5

D. Verbindingen tussen ( het cluster) komen helder voor het voetlicht zodat leerlingen niet all inzicht en greep krijgen op woord-betekenissen maar ook betekenisrelaties. De juiste graphic organizer wordt gekozen. Bij de parachutevorm gaat het bv. om hoofdcategorieën en subcategorieën, waarbij de kenmerken de hoofdcategorie per definitie toepassing zijn op de onderliggende. Dus niet maar Met als kanttekening bij de goede structuur dat de met de lid op de woordmuur komen te hangen (dus de emotie) Colofon Deze kwaliteits is samengesteld door Dirkje der Nulft en Marianne Verhallen en is uitgave School aan Zet. Voor vragen rond de handreikingen en kwaliteitsen kunt u contact opnemen met School aan Zet: Gea Spaans, secretariaat@schoolaanzet.nl. KKSMT138 Buiten het downloaden zijn alle rechten op dit product voorbehouden aan: ALITEITSKAART 6 Postbus 556, 2501 CN Den Haag e-mail: secretariaat@schoolaanzet.nl www.schoolaanzet.nl