De Vineland Adaptief Gedragschaal bij kinderen met cerebrale parese 2

Vergelijkbare documenten
Het meetinstrument heeft betrekking op de volgende categorieën Lichaamsregio Hoofd / hals Overige, ongespecificeerd

OVERZICHT INSTRUMENTEN ADAPTIEF GEDRAG Bea Maes, Ilse Noens en Jarymke Maljaars, KU Leuven, Onderzoekseenheid Gezins- en Orthopedagogiek Mei 2017

Het meetinstrument heeft betrekking op de volgende categorieën Lichaamsregio Hoofd/ hals Overig, ongespecificeerd. Communicatie, Mentale functies

Overige (Overig, ongespecificeerd)

Participation in leisure activities of children and adolescents with physical disabilities Maureen Bult

Eerste contactpersoon Dr. Jos van Loon Manager Arduin / onderzoeker en prof. aan de Vakgroep Orthopedagogiek Gent

Diagnosestelling en de vernieuwde IADL-vragenlijst

Pijn-Coping-Inventarisatielijst (PCI) Kraaimaat, Bakker & Evers (1997)

Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken)

Samenvatting. Samenvatting

PROMIS. De nieuwe gouden standaard voor PROMs. Kenniscentrum Meetinstrumenten Afdeling Epidemiologie en Biostatistiek VU Medisch Centrum

PSYCHOMETRISCHE KENMERKEN VAN DE VINELAND ADAPTIVE BEHAVIOR SCALES (VABS) VOOR AUDITIEF BEPERKTEN

DOELGROEP De test richt zich tot zwangere vrouwen of vrouwen die recent bevallen zijn.

Operationaliseren van variabelen (abstracte begrippen)

Samenvatting. Beloop van dagelijkse activiteiten bij adolescenten met cerebrale parese. Een 3-jarige follow-up studie

SAMENVATTING. Samenvatting

College 3 Interne consistentie; Beschrijvend onderzoek

Psychometrie Nederlandse persoonlijkheidstest

1 G>=>KE:G=L> Dutch summary

Antwoordsleutel vraag 2 t/m 9 IOF al la carte Pediatric Balance Scale

Een onderzoek naar visuele en verbale denkvoorkeuren en vaardigheden bij leerlingen van groep 6 en 7

Samenvatting. Moving towards independence? 103

ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN

Summery. Effectiviteit van een interventieprogramma op arm-, schouder- en nekklachten bij beeldschermwerkers

Cerebrale parese en de overgang naar de adolescentie. Beloop van het functioneren, zelfwaardering en kwaliteit van leven.

but no statistically significant differences

Patient Reported Outcome Measures bij het evalueren van taaltherapie

Een onderzoek naar de samenhang tussen de PEP-3, Vineland-II en Vineland Screener 0-6 jaar

10 VeROudeRINg VAN de TeSTNORMeN 10.1 AANWIJzINgeN VOOR een MINdeR STeRk flynn-effect

Uitgebreide toelichting van het meetinstrument. Nijmeegse Pragmatiek Test (NPT) 1 Algemene gegevens

COMPULSIEF KOOPGEDRAG

Uitgebreide toelichting van het meetinstrument. Dutch version of the Quebec User Evaluation of Satisfaction with assistive technology (D-QUEST)

Achtergronden bij het instrument

Bijlage bij hoofdstuk 7 Ervaren gezondheid, leefstijl en zorggebruik

Stroke-Adapted Sickness Impact Profile (SA-SIP-30)

Spitzer quality of life index

Samenvatting. Samenvatting

Beoordeling Sociaal Aanpassingsvermogen (BSA)

Uitgebreide toelichting van het meetinstrument. + (verkorte versie) Sociale Steun Lijst- Interactie 12 (SSL-12)

EACD recommendations DCD. EACD recommendations. EACD recommendations DCD. EACD recommendations DCD. What s new? EACD recommendations DCD

COMPULSIEF KOOPGEDRAG

EMPO voor Ouders en Jongeren versie 2.0

PROMIS Een integraal systeem voor het meten van patientgeraporteerde

Toelichting Ankeronderzoek met Referentiesets. Ankeronderzoek. Beschrijving ankeronderzoek. Saskia Wools & Anton Béguin, Cito 2014

Lichaamsbewustzijn bij kinderen met psychiatrische problematiek

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch)

Uitgebreide toelichting van het meetinstrument. De Klepel. Review 1: E. Oosterlinck, N. Ramakers Review 2: M. Jungen Invoer: E.

Het meetinstrument heeft betrekking op de volgende categorieën Lichaamsregio Overige, ongespecificeerd

JGZ-richtlijn Autismespectrumstoornissen Januari 2015

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Inhoudsopgave Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

Jaar 3: Deelrapportage 4. Werkbevlogenheid docenten Montaigne Lyceum, mei 2010

RICHTLIJNEN TOELAATBAARHEIDSVERKLARING ALMERE

Persoonlijke factoren en Sales succes

3 Werkwijze Voordat een CQI meetinstrument mag worden ingezet voor reguliere metingen moet het meetinstrument in twee fases getest worden.

Patient reported Outcomes in Cognitive Impairement (PROCOG)

Toelichting Ankeronderzoek met Ankersets. Ankeronderzoek. Beschrijving ankeronderzoek

Samenvatting (Summary in Dutch)

Bayley III-NL Motoriekschaal

College Week 3 Kwaliteit meetinstrumenten; Inleiding SPSS

Robuustheid regressiemodel voor kapitaalkosten gebaseerd op aansluitdichtheid

Hoofdstuk 7: Statistische gevolgtrekkingen voor distributies

Welke vragenlijst voor mijn onderzoek?

Aanpassing van de Vineland Adaptive Behavior Scales voor Vlaamse kleuters

Uitgebreide toelichting van het meetinstrumenten

3.1 Itemanalyse De resultaten worden eerst op itemniveau bekeken. De volgende drie aspecten dienen bekeken te worden:

Nederlandse samenvatting SAMENVATTING

Inleiding Deel I. Ontwikkelingsfase

Vertrouwelijk Individueel Rapport Bayley-III Voorbeeldrapport Datum:

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

Innovatie van dienstverlening via Loket. Reden voor gebruik en gebruikerstevredenheid.

RAPPORT ANALOGIEËNTEST (HOGER NIVEAU)

Het Toetsen Tournée. Paul Drijvers Freudenthal Instituut Universiteit Utrecht

Prevention of cognitive decline

LPFS SR NL. Instructies: Lees de volgende stellingen aandachtig en omcirkel in welke mate elke uitspraak op u van toepassing is:

Het meetinstrument heeft betrekking op de volgende categorieën Lichaamsregio Algemeen, overig, ongespecificeerd

Uitgebreide toelichting van het meetinstrument. Taaltests voor kinderen (TVK) 1 Algemene gegevens

beoordelingskader zorgvraagzwaarte

Bepaling van het taalbegrip bij kinderen tot en met 25 maanden. Liesbeth Schlichting Rijksuniversiteit Groningen

INhOud Voorwoord Inleiding Vooronderzoek en constructieonderzoek Beschrijving van de SON-R 6-40 Normering van de testscores

Vragen oefententamen Psychometrie

TNO-AZL Preschool Children Quality of Life (TAPQOL)

Rapportage Normeringsonderzoek SCOL-VO

ROM met de OQ-45. Kim la Croix, sheets: Kim de Jong. Discover the world at Leiden University

Hoofdstuk 6 Twee populaties: parametrische toetsen

Dysphagia Risk Assessment for the Community-dwelling Elderly

Master Thesis Afdeling Orthopedagogiek. Universiteit Leiden, Faculteit Sociale Wetenschappen

Het meetinstrument heeft betrekking op de volgende categorieën Lichaamsregio algemeen

SAMENVATTING. Schiemanck_totaal_v4.indd :13:56

BIJLAGE 8: QUALIDEM. Inleiding. Het instrument heeft een eerste toetsing bij 240 mensen met lichte tot zeer ernstige dementie ondergaan.

Richtlijnen Commissie Leerling Ondersteuning (CLO) Samenwerkingsverband De Liemers po

RAPPORT CIJFERREEKSENTEST (HOGER NIVEAU)

Het meten van motoriek bij kinderen: prognose en evaluatie

Voorspellers van Leerbaarheid en Herstel bij Cognitieve Revalidatie van Patiënten met Niet-aangeboren Hersenletsel

RAPPORT CIJFERREEKSENTEST (MIDDELBAAR NIVEAU)

Projectplan overzicht (deel 1)

Algemene voorschriften voor het vaststellen van stoornis en beperking. onderzoek is uitgevoerd door een daartoe bevoegde deskundige

TECHNISCHE HANDLEIDING IQ TEST

Jongeren en Gezondheid 2014 : Socio-demografische gegevens

Transcriptie:

I.C.M. RENTINCK, A. VERMEER, D.A. VAN DER PLOEG, G.M.P. LOOTS & E.J. KAREL' De Vineland Adaptief Gedragschaal bij kinderen met cerebrale parese 2 SAMENVATTING Verslag wordt gedaan van een onderzoek naar de toepassing van de Nederlandse vertaling van de Vineland Adaptive Behavior Scale (VAGS) bij kinderen met cerebrale parese. Ouders van kinderen met cerebrale parese (N=25) en ouders van kinderen van een reguliere basisschool (N=17) in de leeftijd van 4 tot 15 jaar namen aan het onderzoek deel. Uit de gegevens zijn de waarden voor de interne consis- tentie van verschillende delen van de schaal bepaald. Deze bleken zeer hoog. Cronbachs alpha varieerde tussen.80 en.98. Voorts is onderzocht of de VAGS differentieert enerzijds tussen kinderen met cerebrale parese en kinderen van een reguliere basisschool en anderzijds tussen cerebraal pareti- sche kinderen met een hemiplegie of diplegie en kinderen met een quadriplegie. Geconcludeerd wordt dat de test goed differentieert tussen de kinderen met cerebrale parese en de kinderen van de reguliere basisschool. Kinderen met een hemiplegie of diplegie scoren significant hoger op de domeinen `motoriek' en `dagelijkse vaardigheden' dan kinderen met een quadriplegie. Dit geldt niet voor de domeinen `communicatie' en `socialisatie'. 1 Inleiding Om zelfstandig te kunnen leven is een groot aantal fysieke, sociale en cognitieve vaardigheden én gerichtheid op de omgeving nodig. Kinderen met lichamelijke beperkingen zullen bij het verwerven van de vaardigheden die hiervoor nodig zijn vaak grote moeite hebben (Draaisma-van Tner, Poelma & Loots, 1996). Dit artikel betreft een specifieke groep kinderen met lichamelijke beperkingen, n.l. kinderen met cerebrale parese. Dit zijn kinderen met primair motorische stoornissen tengevolge van een hersenbeschadiging die bij de geboorte of vlak na de geboorte is geconstateerd. Voor kinderen met cerebrale parese is het bereiken van een zo groot mogelijke mate van zelfstandigheid van groot belang. De vaardigheid om routinematige activiteiten van het dagelijks leven uit te voeren, evenals de vaardigheid te communiceren met anderen, bepaalt in grote mate in hoeverre deze kinderen in staat zijn een voor hen bevredigend leven te leiden (Pollinque, 1987). Optimale zelfstandigheid en de daaruit voortvloeiende onafhankelijkheid zijn belangrijk voor de eigenwaarde van het kind. De zelfstandigheid van het kind bevordert vervolgens de acceptatie door de omgeving en de kans om een plek te vinden in de maatschappij. Het zelfstandig zijn van het kind betekent ook een verlichting van de zorg van de ouders. Hoe beter het kind zichzelf leert redden, hoe groter zijn vrijheid en die van de ouders wordt (Draaisma-van Tner et al., 1996). In de Nederlandse literatuur wordt zeer breed en gedifferentieerd gesproken over het zelfstandig functioneren van kinderen Zo worden begrippen als sociale redzaamheid, 356 TIJDSCHRIFT VOOR ORTHOPEDAGOGIEK, 36 (1997) 356-365

zelfredzaamheid en maatschappelijke redzaamheid naast elkaar gehanteerd. Deze begrippen overlappen elkaar deels. Het Noord-Amerikaanse begrip 'adaptive behavior', hier vertaald met `adaptief gedrag', lijkt de verschillende aspecten van de in Nederland gebruikte begrippen te omvatten. Adaptief gedrag wordt omschreven als: `De mate waarin een individu in staat is om zichzelf te redden en tegelijkertijd voldoet aan de culturele eisen die aan hem of haar gesteld worden' (Coulter & Morrow, 1978, p.3). De nadruk ligt hierbij op een bepaalde adequate ontwikkeling van vaardigheden in het onafhankelijk functioneren, in het onderhouden van sociale relaties en in het kunnen voorzien in basisbehoeften. Het begrip 'adaptive behavior' is in de Noord-Amerikaanse wetgeving vastgelegd. In de wet PL 94-142 staat dat het adaptief gedrag getest dient te worden bij alle gehandicapte kinderen, in het bijzonder bij kinderen met verstandelijke beperkingen (Sparrow & Cicchetti, 1989). Een gevolg van deze wet is dat er in de loop der jaren een groot aantal instrumenten ontwikkeld is voor het meten van het adaptief gedrag. In Nederland bestaan weinig instrumenten die het adaptief gedrag in kaart kunnen brengen. Een in de Verenigde Staten veelgebruikte schaal voor het meten van adaptief gedrag is de `Vineland Adaptive Behavior Scale' (VABS). Deze schaal wordt in de VS toegepast bij kinderen met verschillende aandoeningen, waaronder kinderen met verstandelijke beperkingen, met autisme, met het syndroom van Down, met visuele stoornissen, met gehoorstoornissen en ook bij kinderen met een hersenbeschadiging. De Vineland Adaptive Behavior Scale is in 1995 aan de Universiteit van Leiden in het Nederlands vertaald. Van de Nederlandse vertaling van deze schaal, de `Vineland Adaptief Gedragschaal' WAGS), zijn tot op heden nog geen gegevens over de bruikbaarheid ervan gepubliceerd. In dit artikel wordt een onderzoek naar deze schaal gepresenteerd. Dit onderzoek beoogde inzicht te krijgen in de betrouwbaarheid en de validiteit van de Nederlandse vertaling van de VABS bij kinderen met cerebrale parese. De volgende vraagstelling ligt daarom aan het onderzoek ten grondslag: Is de VAGS een geschikt meetinstrument voor het meten van adaptief gedrag bij kinderen met cerebrale parese? Om dit vast te kunnen stellen zijn twee subvragen geformuleerd, n.l. differentieert het instrument tussen (a) kinderen met cerebrale parese en `gezonde' kinderen (= kinderen die geen ontwikkelingsproblemen hebben) die het reguliere onderwijs bezoeken, en (b) tussen kinderen met verschillende vormen van cerebrale parese, te weten kinderen met een hemiplegie (één lichaamshelft is aangedaan) of diplegie (het hele lichaam is aangedaan, de benen meer dan de armen) en kinderen met een quadriplegie (het hele lichaam is aangedaan)? Verwacht wordt dat de kinderen met cerebrale parese lager zullen scoren op de schaal dan kinderen die het reguliere basisonderwijs volgen. Binnen de groep kinderen met cerebrale parese mag verwacht worden dat kinderen lager zullen scoren naarmate de aandoening ernstiger is. Het onderscheid tussen kinderen met een hemiplegie of diplegie en kinderen met een quadriplegie verwijst hiernaar. Verwacht wordt dat kinderen met een quadriplegie op alle aspecten van adaptief gedrag lager zullen scoren dan kinderen met een hemiplegie of diplegie. 357 THEORIE EN ONDERZOEK

TABEL 1 2 Methode 2.1 DEELNEMERS AAN HET ONDERZOEK De VAGS werd afgenomen bij de ouders van twee groepen kinderen in de leeftijd van 4 tot 15 jaar. Ten eerste bij de ouders van 25 kinderen met cerebrale parese (leeftijd range 3jr7mnd-14jr 11 mnd). Op basis van het medisch dossier werden de kinderen in twee groepen verdeeld, namelijk kinderen met een hemiplegie of diplegie ofwel een quadriplegie. De kinderen waren afkomstig van een Myryl-scholengemeenschap en een kinderrevalidatiecentrum en werden door deze instellingen geselecteerd. Voorts bij de ouders van 17 kinderen die een reguliere basisschool bezoeken (leeftijd range 6jr3mnd-14jr 11 mnd). Deze groep is gematcht met de groep kinderen met cerebrale parese op leeftijd en sekse (Tabel 1). De VAGS is bij alle ouders eenmaal afgenomen. 2.2 INSTRUMENT De Vineland Adaptief Gedragschaal NAGS) is een vertaling van de Vineland Adaptive Behavior Scale. Naast een uitgebreide versie van de Vineland, bestaat een beknopte versie Stoornis, geslacht en leeftijd van de onderzoeks- groepen en een versie voor leerkrachten op school. In dit onderzoek is de uitgebreide versie gebruikt. De kenmerken van de VAGS zijn: 1 De VAGS maakt een schatting van het niveau van adaptief gedrag van een individu in de leeftijd van 0 tot en met 18 jaar en 11 maanden. 2 De VAGS is toepasbaar bij zowel gezonde kinderen en jeugdigen als bij kinderen en jeugdigen met een stoornis. 3 De VAGS wordt afgenomen door middel van een interview met één persoon, vaak een ouder, die nauw betrokken is bij het dagelijkse gedrag van het kind dat wordt onderzocht. 4 De VAGS kijkt naar de ontwikkeling van het persoonlijke en sociale functioneren vanuit de mogelijkheden van de persoon. In de schaal worden vier domeinen van adaptief gedrag onderscheiden. De domeinen zijn in de schaal verder onderverdeeld in subdomeinen (zie Tabel 2). Het aantal items bedraagt 577. De duur van de test ligt tussen 60 en 90 minuten, afhankelijk van de leeftijd en het functieniveau van de onderzochte. Voor ieder item wordt bepaald in welke mate de inhoud van toepassing is op het kind. Daarbij kan als volgt gescoord worden: 2 1 0 N = WN = `Ja' of `gewoonlijk' `Soms' of `gedeeltelijk' `Nee' of `nooit' `Niet van toepassing' `Weet niet' hemi-/diplegie quadriplegie jongen meisje gem. leeft ijd SD leeftijd kinderen met cerebrale parese 10 15 14 11 8jr1 mnd 2jr7mnd kinderen van een reguliere basisschool n vt n vt 9 8 8jr8mnd 2jr2mnd Onderzoek in de VS heeft uitgewezen dat de Amerikaanse versie over hoge waarden van betrouwbaarheid en validiteit beschikt. De standaardisatie en het onderzoek naar de betrouwbaarheid en de validiteit zijn gebaseerd op een steekproef van 3000 Noord-Amerikaanse kinderen in de leeftijd van 0 tot en met 18 jaar en 11 maanden. De interne consistentie van de 358

TABEL 2 Domein Communicatie Activiteiten Dagelijkse Leven (ADL) Socialisatie Motorische vaardigheden Domeinen en subdomeinen van de VAGS Sub-domein Receptief Expressief Geschreven taal Persoonlijk Huishoudelijk Maatschappelijk Interpersoonlijke relaties Spelen & vrije tijd Sociale vaardigheden Grove motoriek Fijne motoriek beknopte Amerikaanse versie is getest met behulp van de split-half methode. De split-half betrouwbaarheidscoëfficiënten variëren voor de verschillende domeinen tussen 0.83 en de 0.90. Voor de subdomeinen variëren de split-half betrouwbaarheidscoëfficiënten tussen 0.69 en 0.84. Voor de uitgebreide Engelse versie zijn de split-half betrouwbaarheidscoëfficiënten met behulp van de Spearman- Brown formule geschat tussen 0.84 en 0.88 (Sparrow, Balla & Cicchetti, 1984). Om de test-hertest betrouwbaarheid te kunnen bepalen is de beknopte Amerikaanse versie bij 484 respondenten na gemiddeld 17 dagen voor een tweede maal afgenomen. De testhertest betrouwbaarheidscoëfficiënten voor de domeinen van de VABS liggen tussen 0.76 en 0.92 Er valt te verwachten dat de test-hertest betrouwbaarheid van de uitgebreide versie nog hoger ligt. De interbeoordelaars betrouwbaarheidscoëfficiënten voor de domeinen van de schaal lagen tussen 0.72 en 0.78 met een uitzondering voor het domein socialisatie waar de coëfficiënt 0.62 bedroeg. Om de construct validiteit te onderzoeken werd bepaald in hoeverre er sprake is van ontwikkelingsprogressie. Gebleken is dat bij de Noord- Amerikaanse steekproef de gemiddelde ruwe scores toenemen naarmate de leeftijden toenemen. De gevonden toename van de ruwe scores steunt de veronderstelling dat adaptief gedrag aan leeftijd gerelateerd is (Sparrow et al., 1984). Op het niveau van de domeinen en de subdomeinen is een factoranalyse uitgevoerd. Uit deze analyse bleek dat er één algemene factor is. Vijf ander factoren bleken, gezien de hoogte van de factorladingen voor de subdomeinen, sterk overeen te komen met de vier domeinen Communicatie, Dagelijkse vaardigheden, Socialisatie en Motoriek en het subdomein Geschreven taal (Sparrow et al., 1984). De criterium gerelateerde validiteit werd bepaald door de scores op de VABS te vergelijken met de scores op een aantal andere schalen die adaptief gedrag meten. De correlatiecoëfficiënten bedroegen (Oakland & Houchins, 1985): met de Vineland Social Maturity Scale (VSMS): 0.55; met de Adaptive Behavior Inventory for Children (ABIC): 0.58; met de AAMR Adaptive Behavior Scale (ABS) : 0.40-0.70. 2.3 DESIGN EN STATISTISCHE ANALYSE De verwachtingen die aan het onderzoek ten grondslag liggen zijn getoetst door te onderzoeken of de steekproef gemiddelden van de groepen kinderen significant van elkaar verschillen. Een t-test voor twee steekproeven is gebruikt voor de bepaling van de verschillen tussen de kinderen met cerebrale parese en de kinderen van de reguliere basisschool. Deze test is tevens gebruikt om de verschillen tussen de kinderen met een hemi- 359 THEORIE EN ONDERZOEK

plegie of diplegie en die met een quadriplegie te bepalen. De t-test is toegepast op het niveau van de domeinen en het niveau van de subdomeinen. Bij de toetsing zijn alphawaarden van 0.05 en 0.10 aangehouden. Voorafgaand aan de t-toets zijn steeds de varianties van de twee steekproeven op hun gelijkheid getoetst. Hiervoor is de F-toets gebruikt. Indien deze varianties significant van elkaar verschilden is daar in de t-toets voor gecorrigeerd. De interne consistentie van de schaal is bepaald via het berekenen van Cronbachs alpha. Aangezien adaptief gedrag een breed begrip is, is Cronbachs alpha bepaald op het niveau van de subdomeinen. Alle interviews zijn door één persoon afgenomen. 3 Resultaten Van de afgenomen interviews ontbreekt bij één interview het subdomein `motoriek'. Het betreft een interview uit de groep kinderen met cerebrale parese. Daarnaast is bij één interview geen score berekend op het subdomein `communicatie receptief', met als gevolg het ontbreken van de score op het domein `communicatie'. 3.1 BETROUWBAARHEID De berekeningen van de interne consistentie van de subdomeinen aan de hand van Cronbachs alpha laten hoge waarden zien. De alpha varieert tussen 0.80 en 0.98. Bij de subdomeinen `communicatie expressief', `dagelijkse vaardigheden persoonlijk' en `socialisatie interpersoonlijke relaties' was sprake van onvoldoende variantje. Dit betekent dat er te weinig spreiding is binnen de groepen, waardoor het geen zin had Cronbachs alpha te berekenen. 3.2 GROEPSVERSCHILLEN De eerste vraagstelling betrof het verschil in score op de VAGS tussen de kinderen met cerebrale parese en kinderen van de reguliere basisschool. In tabel 3 staan de resultaten weergegeven. Uit deze tabel blijkt dat de kinderen met cerebrale parese op alle domeinen en subdomeinen van de schaal significant lager scoren dan de kinderen van de basisschool. Op het subdomein `grove moto riek' is de spreiding van de kinderen van de basisschool te klein, omdat alle kinderen de maximale score hadden. Hierdoor kan de t-waarde niet berekend worden. De tweede vraagstelling betrof het verschil in score op de test tussen de kinderen met een hemiplegie of diplegie en de kinderen met een quadriplegie. In tabel 4 worden de resultaten weergegeven van de t-test bij de verschillende groepen kinderen met cerebrale parese. Uit de resultaten valt af te leiden dat de groep kinderen met een hemiplegie of diplegie op de domeinen `dagelijkse vaardigheden' en `motoriek' en op de subdomeinen `dagelijkse vaardigheden persoonlijk', `dagelijkse vaardigheden maatschappelijk', `sociale vaardigheden', `grove motoriek' en `fijne moto riek', significant hoger scoren dan de kinderen met een quadriplegie. Op de ove rige domeinen en subdomeinen is geen significant verschil aangetoond. 4 Conclusies en discussie In het onderzoek naar de betrouwbaarheid was er op de drie subdomeinen `communicatie expressief', `dagelijkse vaardigheden persoonlijk' en `socialisatie interpersoonlijke relaties' te weinig spreiding binnen de groepen, waardoor Cronbachs alpha niet kon worden berekend Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn 360

TA B E L 3 Resultaten van de t-toets bij de kinderen met cerebrale parese en de kinderen van de reguliere basisschool gem 1 (SD) gem2(sd) F t Communicatie Receptief 45.06(1.52) 42.29(3.76) 6. 1 32.4 3.25* Communicatie Expressief 148 (2.60) 132.96(24.80) 91. 1 24.8 3.01* Communicatie Geschreven taal 46.71(13.13) 23.80(15.15) 1. 340.0 5.07* Communicatie Totaal 239.76(15.86) 198.25(37.18) 5. 533.2 4.88* Dagelijkse vaardigheden Persoonlijk 163.24(5.04) 106.48(30.05) 35. 526.0 9.25* Dagelijkse vaardigheden Huishoudelijk 54.47(13.80) 22.92(11.03) 1. 6 40.0 8.22* Dagelijkse vaardigheden Maatschappelijk 88.23(16.35) 52.64(21.16) 1. 7 40.0 5.84* Dagelijkse vaardigheden Totaal 305.94(32.55) 182.04(55.73) 2. 939.0 9.07* Socialisatie Interpersoonlijke relaties 80.76(5.72) 65.16(9.08) 2.5 39.8 6.83* Socialisatie Spel en vrije tijd 77.12(7.58) 63.08(12.70) 2.8 39.5 4.48* Socialisatie Sociale vaardigheden 58.88(6.63) 39.68(12.68) 3. 7 38.0 6.39* Socialisatie Totaal 216.76(17.16) 167.92(30.47) 3.238.9 6.82 Motoriek grof 84.00(0.00) 46.04(21.80) geen waarde berekend Motoriek fijn 61.88(0.49) 46.79(10.98) 12. 6 23.1 6.72* Motoriek totaal 145.88(0.49) 92.83(29.11) 36. 0223.0 8.93* gem s gem 2 * = steekproef gemiddelde kinderen reguliere basisschool = steekproef gemiddelde kinderen met cerebrale parese = p<0.05 I 361 THEORIE EN ONDERZOEK

TA BE L 4 Resultaten van de t-toets bij de steekproef van kinderen met een hemiplegie of diplegie en de steekproef van kinderen met een quadriplegie gem3(sd) gem4 (SD) F t Receptief 43.33(1.80) 41.50(4.62) 6.6 18.2 1.34* Expressief 141.20(8.68) 126.21(31.17) 12. 9 15.7 171* Geschreven taal 29.40(10.73) 19.21(17.08) 2.522.0 1.66* Communicatie Totaal 213.33(17.21) 186.93(43.92) 6. 51 8.2 2.02* Persoonlijk 124.20(18.22) 93.57(31.87) 3.022.0 2.73* (gelijke varianties) 3. 0 21.2 2.98* (ongelijke varianties) Huishoudelijk 19.57(8.57) 26.80(13.30) 2. 4 14.3 1.62* Maatschappelijk 66.20(15.50) 41.50(18.80) 1. 521.45 3.40* Dagel. vaard. totaal 1. 8 22.0 217.20(39.88) 154.64(52.88) 3.15* Interpersoonl. relaties 67.30(7.85) 63.21(9.96) 1.622.0 1.08* Spel en vrije tijd 66.00(9.36) 60.36(14.72) 2. 5 22.0 1.06** Sociale vaardigheden 45.50 (11.26) 1. 1 22.0 34.64(12.00) 2.24* Socialisatie totaal 178.80(24.22) 158.21(32.54) 1.69* 1. 8 22.0 Motoriek grof 1.4 21.0 57.10(18.50) 37.85(21.88) 2.23* Motoriek fijn 51.70(6.36) 42.38(12.41) 3. 81 21.0 2.16* (gelijke varianties) 3.81 18.7 2.34* (ongelijke varianties) Motoriek Totaal 108.80(21.57 80.23(29.83) 1. 921.0 2.55* gem 3 gem 4 * * = steekproef gemiddelde kinderen met een hemiplegie/diplegie = steekproef gemiddelde kinderen met een quadriplegie = p<0.05 = p<0.10 362

dat dit onderzoek een beperkte groep in een beperkte leeftijdsrange betreft. De test is geschikt voor kinderen van 0 tot 18 jaar en 11 maanden. In dit onderzoek bedroeg de leeftijd van de kinderen tussen 3jr7mnd en 1 4jr 11 mnd. Daarbij waren er relatief veel kinderen tussen 7 en 8 jaar en tussen 10 en 11 jaar. Hierdoor kunnen er onderdelen zijn waar alle kinderen hoog op scoren. Een kind van bijvoorbeeld 7 jaar zal doorgaans maximaal scoren op de vragen voor heel jonge kinderen. Uit de testgegevens blijkt inderdaad dat met name bij de eerste items uit de betreffende subdomeinen nauwelijks van variantie sprake is. Uit het onderzoek naar de groepsverschillen kan geconcludeerd worden dat bij deze steekproeven de kinderen met cerebrale parese meer beperkingen ervaren in adaptief gedrag dan kinderen uit het reguliere basisonderwijs. Aangezien de stoornis cerebrale parese beperkingen op verschillende gebieden van de ontwikkeling kan veroorzaken, namelijk op het gebied van de motoriek, de intelligentie en de sociaal-emotionele ontwikkeling, is dit resultaat te verwachten. De t-toets voor het subdomein `grove motoriek' tussen de kinderen van de basisschool en de kinderen met cerebrale parese kon niet uitgevoerd worden. Dit subdomein, evenals het subdomein `fijne motoriek' heeft qua leeftijd een bereik van 0 tot en met 5 jr 11 mnd. Kinderen vanaf 6 jaar zouden op dit domein maximaal moeten scoren. Aangezien alle kinderen uit de controlegroep ouder waren dan 6 jaar, behaalden zij dan ook een maximale score, waardoor er geen variantie in de groep was. Verder kan geconcludeerd worden dat de kinderen met een hemiplegie of diplegie minder beperkingen ervaren dan kinderen met een quadriplegie op de domeinen `dagelijkse vaardigheden' en `motoriek' en op de bijbehorende subdomeinen, met uitzondering van het subdomein `huishoudelijk'. Opvallend was de grote spreiding in de groepen bij dit domein. Dit duidt op een grote variantie binnen de groep. Een verklaring zou kunnen zijn dat ouders verschillende opvattingen hebben over wat ze hun kinderen thuis moeten leren. Sommige ouders nemen al het huishoudelijke werk uit handen van hun kind, terwijl andere ouders hun kind zoveel mogelijk zelf laten doen. Op de domeinen `communicatie' en `socialisatie' en de bijbehorende subdomeinen, verschillen de kinderen met een hemiplegie niet van de kinderen met een quadriplegie, met uitzondering van het subdomein `sociale vaardigheden'. Bij dit subdomein worden vragen gesteld over het opvolgen van regels, het hanteren van tafelmanieren, het gebruik van manieren bij gesprekken, de tijd in acht nemen, etc. Het is moeilijk te verklaren waarom op dit subdomein wel een significant verschil wordt gevonden en op de andere subdomeinen niet. De resultaten zouden er op kunnen wijzen dat de schaal op de domeinen `dagelijkse vaardigheden' en `motoriek' en de bijbehorende subdomeinen goed differentieert tussen kinderen met een quadriplegie en kinderen met een hemiplegie of diplegie. Dit zou niet gelden voor de domeinen `communicatie' en `socialisatie'. Een veronderstelling zou kunnen zijn dat bij de domeinen en subdomeinen waar het significante verschil is aangetoond, de motoriek een belangrijke rol speelt. De kinderen met een quadriplegie ervaren meer beperkingen op het grofen fijnmotorisch gebied dan de kinderen met een hemiplegie of diplegie. Om bepaalde dagelijkse vaardigheden goed uit te voeren is een zekere beheersing van grof- en fijnmotorische vaardigheden vereist. Bijvoorbeeld, naarmate de beper- 363 THEORIE EN ONDERZOEK

kingen op het gebied van de grove en fijne motoriek groter zijn zal het kind meer moeite hebben met aan- en uitkleden, zorgdragen voor de eigen hygiëne, etc. Beheersing van motorische vaardigheden zou dan bij de communicatieve vaardigheden en sociale vaardigheden een minder belangrijke rol spelen. Er moeten echter ook enkele kanttekeningen geplaatst worden bij de gevonden resultaten. In de eerste plaats is de omvang van de steekproeven relatief klein waardoor het moeilijk is geldig te generaliseren. De gevonden waarden geven aanwijzingen voor de bruikbaarbeid van de schaal. Daarnaast is binnen de groep kinderen met cerebrale parese niet gematcht op leeftijd en sekse. Deze variabelen zouden invloed kunnen hebben op de resultaten met betrekking tot verschillen tussen kinderen met een hemi- of diplegie en kinderen met een quadriplegie. In de tweede plaats is de schaal in Nederland nog niet onderworpen aan betrouwbaarheids- en validiteitsonderzoek. De oorspronkelijke test is gestandaardiseerd op een steekproef van gezonde kinderen. Om de betrouwbaarheid en de validiteit en de normwaarden van de Nederlandse versie vast te stellen zal onderzoek verricht moeten worden bij een steekproef vergelijkbaar met de Noord- Amerikaanse. In het huidige onderzoek is gewerkt met de Noord-Amerikaanse scores. Over de totaalscores kan weinig gezegd worden omdat we er niet zomaar van uit mogen gaan dat Nederlandse kinderen hetzelfde zouden scoren als de Noord-Amerikaanse kinderen. Dit onderzoek heeft zich daarom bepaald tot de vergelijking van de scores tussen de groepen. Concluderend kan gesteld worden dat de test goed differentieert tussen de kinderen met cerebrale parese en de kinderen van de reguliere basisschool. De test differentieert vervolgens goed tussen de kinderen met een hemiplegie of diplegie en de kinderen met een quadriplegie op de domeinen `dagelijkse vaardigheden' en 'motoriek'. De test differentieert bij deze kinderen niet op de domeinen `communicatie' en 'socialisatie'. Aangezien de resultaten aanwijzingen geven voor een hoge inte rne consistentie van de schaal, is vervolgonderzoek naar de betrouwbaarheid van de Nederlandse versie van de VABS zeer aan te bevelen. Daarnaast zal de validiteit van de schaal bepaald moeten worden. De criterium gerelateerde validiteit vormt een belangrijk aspect van de validiteit. Bij deze vorm van validiteit wordt nagegaan of de scores op de VAGS overeenkomen met scores op andere Nederlandse instrumenten. Het gaat dan om instrumenten die hetzelfde beogen te meten en waarvan het validiteits- en normeringsonderzoek voor Nederlandse populaties heeft plaatsgevonden. Omdat de VAGS in dit onderzoek een bruikbaar instrument blijkt te zijn, wordt aanbevolen dat dit instrument voor Nederland genormeerd wordt. 1 drs. D.A. van der Ploeg is verbonden aan de Vakgroep Orthopedagogiek van de RU Leiden, Mw. dr. G M.P. Loots aan de Vakgroep Pedagogiek van de VU in Amsterdam en drs. E.J. Karel aan de Mytyl- scholengemeenschap Heliomare in Wijk aan Zee 2 Het onderzoek is uitgevoerd in de Mytylscholengemeenschap Heliomare in Wijk aan zee, het Revalidatiecentrum De Hoogstraat in Utrecht en de 2e Marnixschool in Utrecht. 364

LITERATUUR Baarda, D.B. & Goede, M.P.M. de (1990). Basisboek methoden en technieken. Praktische handleiding voor het opzetten en uitvoeren van onderzoek. Leiden/Antwerpen: Stenfert Kroese Uitgevers. Coulter, W.A. & Morrow, H.W. (1987). A Contemporary Conception of Adaptive Behavior within the Scope of Psychological Assessment. In W.A. Coulter & H.W. Morrow (eds.), Adaptive Behavior: Concepts and Measurements (pp.3-20). New York: Grune & Stratton. Draaisma-van Trier, L.M.A., Poelma, M.J. & Loots, G.M.P. (1996). Zelfredzaamheid. In M.J. Meihuizen -de Regt, J.M.H. de Moor & A.H.M. Mulders, (red.), Kinderrevalidatie (pp.69-88). Assen: Van Gorcum. Oakland, T. & Houchins, S. (1985). Testing the test. A review of the Vineland Adaptive Behavior Scales, Survey Form. Journal of Counseling and Development, 62, 585-487. Pollingue, A. (1987). Adaptive behavior and low incidence handicaps: Use of adaptive behavior instruments for persons with physical handicaps. The Journal of Special Education, 21 117-125., Sparrow, S.S., Balla, D.A. & Cicchetti, D.V. (1984). The Vineland Adaptive Behavior Scales I: A revision of the Vineland Social Maturity Scale by Edgar A. Doll: Expanded form. Circle Pines, MN: American guidance Service. Sparrow, S.S. & Cicchetti, D.V. (1989). The Vineland Adaptive Behavior Scales. In C.S. Newmark (ed.), Major Psychological Assessment Instruments ll (pp.199-231). Massachusetts, USA: Allyn & Bacon, Needham Heights. ADRES VAN DE AUTEURS mw. drs. I.C.M. Rentinck & prof. dr. A. Vermeer, p/a Vakgroep Bewegingsgedrag, Faculteit der Bewegingswetenschappen, Vrije Universiteit, Van der Boechorststraat 9, 1081 BT Amsterdam i 365 THEORIE EN ONDERZOEK