Waterplanten- en vissenonderzoek in waterlichamen van Waterschap Rijn en IJssel in 2008



Vergelijkbare documenten
De visstand in vaarten en kanalen

Omschrijving verschillende kwaliteitsklassen van sloten

Provinciaal Centrum voor Milieuonderzoek. Visstandsonderzoek van de monding van de Terkleppebeek te Geraardsbergen

Bijlage 3: Notitie Aanvullend onderzoek vissen wijzigingsplannen N359, knooppunten Winsum, Húns-Leons en Hilaard

De aanpassing van de maatlatten. Eddy Lammens, RWS WVL Roelf Pot. De evaluatie van de maatlatten in 2010

Waterplanten- en vissenonderzoek in waterlichamen van Waterschap Rijn en IJssel in 2012

NVO's en vis. Wat is het effect van NVO s op de visstand? 32 tigste bijeenkomst Vissennetwerk: KRW, Vis & Maatregelen

Inventarisatie beschermde vissoorten Vreeland

Beoordelen vegetatie in waterrijke gebieden & samengestelde waterlichamen

Visserij Service Nederland sterk in viswerk Visinventarisatie 2014

Inventarisatie vissen in de Harderhoek en de Stille Kern, Flevoland

Onderzoek naar het visbestand in enkele stilstaande viswateren in het Vlaamse Gewest

Visstandonderzoek in vier waterlichamen in het beheergebied van waterschap Zuiderzeeland 2013

KRW-visstandmonitoring Noord-Willemskanaal 2013

Flora- en faunawetbemonstering Hoorn-Enkhuizen

Werkprotocol visbemonsteringen FF-wet

edna vismonitoring van grote modderkruiper naar soortsamenstelling (KRW)

VISSTANDSONDERZOEK OP DE LEIEMEANDER TE WEVELGEM, West-Vlaanderen Burg 2B B-8000 Brugge. Duboislaan 14 B-1560 Hoeilaart-Groenendaal

Aanleiding. Economische impuls regio Waterberging Natuurontwikkeling Recreatie

RAVON Vissenweekend 2006 Gelderland - Achterhoek

Meetstrategie en methodiek macrofyten 1 METHODIEK

KRW visstandmonitoring Woldmeer 2016

Visstandbemonsteringen in het beheergebied van Waterschap Regge en Dinkel

Zuidrand te Delfland

KRW visstandbemonstering Waterschap Rivierenland 2012

KRW visstandbemonstering Waterschap Rivierenland 2014

RWS Waterdienst. Monitoring van de visstand in 4 afgeschermde en 4 open kribvakken in de Lek bij Everdingen in Projectnummer:

KRW visstandmonitoring Drentsche Aa 2016

AquaTerra Water en Bodem B.V

MONITORING VAN VISMIGRATIEVOORZIENINGEN VOORJAAR 2012

Ontwerp Omgevingsvisie. Waterbijlage. APPENDIX Ecologische doelen in woord en in beeld

Errata Referenties en maatlatten voor natuurlijke watertypen voor de Kaderrichtlijn Water (STOWA )

Steeknet & Hengelvangstregistratie

KRW visstandonderzoek in dertig waterlichamen in het beheergebied van Waterschap Rivierenland in 2018

Resultaten veldwerk t.b.v. de ontwikkeling van kansenkaarten voor beschermde vissoorten in Flevoland

lastige exotische invasieve water- en oeverplanten in de kleine stromende wateren

Een beken-landschap in ontwikkeling Laaglandbeken vanuit een ecologen-blik

Vissen in kanalen en sloten (KRW-Verkenner)

Vismigratie onder het kanaal

Aanpassing vismaatlatten voor M-typen. Inleiding. Inleiding. 1 - Deelmaatlat Aantal soorten. 1 - Deelmaatlat Aantal soorten

KRW visstandmonitoring Kanalen Oldambt 2016

Rapportage project: Vaststellen van de nulsituatie in de gemeente Noordenveld bij de vijverpartij de vijfde verloting.

Vismonitoring Hollandse IJssel 2003

KRW-visstandmonitoring Eemskanaal / Winschoterdiep 2014

Meetrapport Peelkanalen 2009, t.b.v. KRW-monitoring

KRW visstandmonitoring Oldambtmeer 2016

Geschiedenis van de Drentsche Aa

Visbestandopnames in het Netebekken 2011-Bemonsteringsverslag

TREKVISSEN IN HET MEER EN DE POLDERS VAN UBBERGEN EN BEEK. onderzoek aan vier vispassages

KRW-visstandmonitoring Westerwoldse Aa Zuid, 2014

Waterschap Rijn & IJssel

Building with Nature: maatregelen In vogelvlucht

Herinrichting Boven Slinge. Eerste inzichten na een jaar meten. Inleiding

Afleiding biologische doelen voor vrijwel ongestoorde, sterk veranderde en kunstmatige waterlichamen...

KRW-visstandmonitoring Oldambtmeer 2010

Werkprotocol visbemonsteringen KRW

Eindrapport VISONDERZOEK TER PLAATSE VAN EN DIRECT ROND HET HATTEMS DEEL VAN BEDRIJVENTERREIN H2O

Onderzoek naar de visdichtheid in de Twentekanalen m.b.v. sonar

Vistoets Opsterlandse Compagnonsvaart

EU-Intercalibratie maatlatten M-typen. Meten = Weten?

Rapportnummer: /rap02 Status rapport: Definitief Datum rapport:

Vismonitoring Aqualan Grou 2012 A&W-rapport 1828

Rivierkreeften, wat doen we ermee? Menno Soes

Rapport vissterfte op de Boezingegracht augustus 2013

Vis en Kaderrichtlijn Water in Zeeland

Rapport Visserijkundig Onderzoek. Gemeentewateren te Scherpenzeel

VISPASSAGES IN HET BEHEERSGEBIED VAN WATERSCHAP REGGE EN DINKEL

KRW-visstandmonitoring Kanaal Fiemel 2011

Visseninventarisatie terrein Simon Loos

Visonderzoek Mangelbeek: 12 en 19 september

KRW-visstandmonitoring Hunze, 2015

Ecologisch herstelplan De Vinkenslag

Inventarisatie vissen in de Harderbroek en de Stille Kern, Flevoland

Visbestandopnames op de Noordede en de Blankenbergsevaart (2009)

KNNV afdeling Delfland

SAMENVATTING In het Friese Waterbeheerplan is een pilot beheervisserij aangekondigd. Daarvoor is de Leijen is geselecteerd.

KRW visstandbemonstering Waterschap Aa en Maas D.M. Soes P.B. Broeckx J.L. Spier B. van den Boogaard J.H. Bergsma

NULMETING SAMENSTELLING VISGEMEENSCHAP HEN-SED WATEREN Waterschap Rivierenland, 2011

Onderwerp: Voorlopige resultaten doortrekmetingen vislift H&Z polder Datum: Kenmerk: /not02 Status: Definitief Opsteller: J.

Workshop KRW Maatlatten

Put van Schoonhoven (Amerongse Bovenpolder)

EVALUATIE KRW-VISMAATLATTEN : zienswijze Sportvisserij Nederland. J. Quak Hoofd cluster Kennis en informatie

Onderzoek naar het visbestand in de kleine en stilstaande wateren Schoendalebocht, Oude Leiearm te St-Baafsvijve en het Waggelwater, 2012

Kwaliteit oppervlaktewater, 2009

Nieuwsbrief 18 van RAVON Afdeling Utrecht Maart 2015

Onderzoek naar het visbestand in de Scheldemeanders Kriephoek, Nedername en de Mesureput, najaar 2013.

Bekenwerkgroep Nederland Een groep vrijwilligers en de wat vergeten beekplanten- Dronten 4 februari 2006

KRW-visstandmonitoring boezemkanalen Oldambt 2010

Rode Lijst Zoetwatervissen 2010: veranderingen ten opzichte van Frank Spikmans 42 ste bijeenkomst vissennetwerk Zwolle, 5 juni 2014

Waterplanten in Loenderveen-Oost: ontwikkelingen

Rapport Visserijkundig Onderzoek. Oude IJssel te Terborg

Van helder naar troebel..en weer terug. en de rol van actief visstandbeheer hierbij

Visbestandsopnames op het spaarbekken Kluizen I ( 2001).

Onderzoek naar het visbestand in enkele stilstaande viswateren in het Vlaamse Gewest. Openbare Scheldemeanders West-Vlaanderen

Ecologische monitoring

Provinciaal Centrum voor Milieuonderzoek. Visstandsonderzoek van de Molenbeek- Graadbeek te Aalst

Onderzoek naar het visbestand in stilstaande viswateren, Scheldemeander Nederename, Eine de Ster-Noord & Zuid, Heurne den Heuvel en Spettekraai 2018.

Flora- en faunabemonstering Capreton en Linge

Planten in de stroom. Kansen voor weerstand. Stroombaanmaaien en risicogericht onderhoud; Het effect op de stromingsweerstand

Ultrasone bestrijding blauwalg - effecten op vis

Transcriptie:

Waterplanten- en vissenonderzoek in waterlichamen van Waterschap Rijn en IJssel in 2008 Bemonstering en toetsing volgens de Kaderrichtlijn Water In opdracht van: Waterschap Rijn en IJssel Begeleiding en contactpersonen: Bert Klutman Matthijs de Vos Vegetatieonderzoek en rapportage: dr. Ger Boedeltje 1 Visonderzoek: Frans Komen jr Frans Komen sr (Komen Visserijen Terwolde) 1 Bureau Daslook 2008 Korte Voren 8, 7241 HR LOCHEM 0573-252094 g.boedeltje@bureaudaslook.nl www.bureaudaslook.nl Inschrijfnummer K.v.K.: 08058442

2

Inhoudsopgave 1 INLEIDING...5 1.1 AANLEIDING...5 1.2 DOELSTELLINGEN...5 1.3 LEESWIJZER...5 2 MATERIAAL EN METHODE...7 2.1 DE ONDERZOCHTE BEKEN...7 2.2 KEUZE EN LIGGING VAN DE BEMONSTERINGSTRAJECTEN...7 2.3 OPNEMEN VAN DE VEGETATIE...7 2.4 BEMONSTERING VAN DE VISSTAND...8 2.5 VERWERKING EN TOETSING VAN DE MACROFYTENGEGEVENS...9 2.6 VERWERKING EN TOETSING VAN DE VISGEGEVENS...9 3 RESULTATEN...11 3.1 INLEIDING...11 3.2 BIELHEIMERBEEK...12 3.3 BOLKSBEEK...13 3.5 DIDAMSE WETERING...15 3.6 EEFSE BEEK...16 3.7 GRENSKANAAL...17 3.8 GROTE WATERLEIDING...18 3.9 KEIZERSBEEK...19 3.10 KOFFIJGOOT...20 3.11 KONINGSBEEK (NABIJ NOORDIJKERKANAAL)...21 3.12 LEERINKBEEK...22 3.13 MEIBEEK...23 3.14 OSINK BEEMERSBEEK...24 3.15 RATUMSE BEEK...25 3.16 WIJDE WETERING...26 3.17 WILLINKBEEK...27 3.18 ZEVENAARSE WETERING...28 3.19 ZWALM...29 4 DISCUSSIE, CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN...30 4.1 DISCUSSIE...30 4.2 CONCLUSIES...31 4.3 AANBEVELINGEN...32 5 BRONNEN...33 BIJLAGEN...35 3

Foto 1.1 Overzicht van de Ratumse Beek. Inzet: Pijkruid in de Wijde Wetering. 4

1 INLEIDING 1.1 AANLEIDING Voortvloeiend uit de richtlijnen van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW), zijn door waterbeheerders in hun werkgebied waterlichamen aangewezen, die in 2015 een goede ecologische en chemische kwaliteit moeten hebben. In het werkgebied van het Waterschap Rijn en IJssel gaat het vooral om beken en kleine (afvoer)kanalen. Voor deze KRW-lichamen zijn concrete ecologische doelstellingen opgesteld en maatregelen geformuleerd om de doelstellingen te halen, als de kwaliteit op dit moment ontoereikend is. Om te kunnen beoordelen in hoeverre aan deze doelstellingen wordt voldaan, vindt monitoring van de waterlichamen plaats. Deze monitoring bestaat uit het meten van fysisch-chemische, hydromorfologische en biologische kenmerken (parameters) van een watersysteem. In 2006 is door het Waterschap Rijn en IJssel met deze KRW-monitoring begonnen, waarbij waterplanten en vissen centraal stonden (Kikkert & Rutjes, 2006). In 2007 zijn negentien beken onderzocht (Rutjes & Fortuin, 2007). In 2008 heeft deze monitoring een vervolg gekregen in achttien beken en kleine kanalen, gelegen in de Achterhoek en de Liemers. Deze monitoring, die Bureau Daslook op verzoek van het Waterschap Rijn en IJssel heeft uitgevoerd, was eveneens gericht op waterplanten en vissen. 1.2 DOELSTELLINGEN De doelstellingen van het onderzoek in de achttien waterlichamen in 2008 zijn: het opnemen van de vegetatie in proefvakken volgens de methodiek van de KRW; het bemonsteren van de visstand volgens de methodiek van de KRW; het samenbrengen van de gegevens in een geautomatiseerd bestand zodat toetsing aan de Maatlatten van de KRW mogelijk is. De resultaten worden in deze rapportage gepresenteerd. 1.3 LEESWIJZER In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de methode die bij het veldwerk is gebruikt. Tevens wordt uiteengezet hoe de gegevens zijn verwerkt en hoe toetsing heeft plaatsgevonden. In hoofdstuk 3 vindt per waterlichaam een beknopte bespreking plaats van de resultaten. Dit betreft een abiotische karakteristiek van het waterlichaam en een beschrijving van de vegetatie en de visstand. In hoofdstuk 4 wordt de discussie gepresenteerd en worden enkele aanbevelingen gedaan. Een overzicht van de geraadpleegde bronnen is te vinden in hoofdstuk 5. Bij deze rapportage behoren verder nog Excelbestanden met vegetatie- en visgegevens en een Piscaria-bestand met visgegevens. Deze bevinden zich op een cd, die separaat aan het Waterschap Rijn en IJssel is geleverd. 5

5 7 2 10 11 9 12 15 18 4 16 14 17 3 1 13 8 6 Nr Watergang 1 Bielheimerbeek 2 Bolksbeek 3 Boven Slinge 4 Didamse wetering 5 Eefse Beek 6 Grenskanaal 7 Grote Waterleiding 8 Keizersbeek 9 Koffijgoot 10 Koningsbeek 11 Leerinkbeek 12 Meibeek 13 OsinkBeemersbeek 14 Ratumse Beek 15 Wijde Wetering 16 Willinkbeek 17 Zevenaarse Wetering 18 Zwalm Figuur 2.1. Ligging van de wateren en de monsterpunten in het onderzoeksgebied. 6

2 MATERIAAL EN METHODE 2.1 DE ONDERZOCHTE BEKEN Er zijn achttien waterlichamen onderzocht (fig. 2.1 en bijlage 1), waarvan vijf behoren tot het type M3, gebufferde, regionale kanalen (Evers et al., 2007), één tot het type R4, permanent langzaam stromende bovenloop op zand (Van der Molen & Pot, 2007) en de overige tot het type R5, langzaam stromende middenloop op zand (Van der Molen & Pot, 2007). 2.2 KEUZE EN LIGGING VAN DE BEMONSTERINGSTRAJECTEN Per waterlichaam zijn de opnamelocaties van de vegetatie zodanig gekozen dat ze de variatie in soortensamenstelling en abundantie van de soorten zo goed mogelijk weergeven (Van Splunder et al., 2006). Dit betekent dat rekening is gehouden met mogelijke verschillen tussen bovenstroomse en benedenstroomse delen en met de aanwezigheid van stuwpanden. In het laatste geval is, indien mogelijk, elk stuwpand bemonsterd. Ook bij de keuze van de monsterpunten voor vis is erop gelet dat ze de variatie in habitat en daarmee in soortensamenstelling en abundantie zo goed mogelijk weergeven. In overeenstemming met de monitoringrichtlijnen van de KRW (Van Splunder et al., 2006) zijn per waterlichaam zes vegetatieopnamen gemaakt en is 10% van elk waterlichaam op vis bemonsterd (fig. 2.1 en bijlage 1). In totaal zijn 108 vegetatieopnamen gemaakt en zijn 49 visbemonsteringen met elektro-apparatuur uitgevoerd, waarvan 7 gecombineerd met een zegentrek (bijlage 1). Elke vegetatieopname had een lengte van 100 meter en besloeg de volle breedte van het waterlichaam. Elk traject waar vis werd bemonsterd had een lengte van 300 m en besloeg eveneens de volle breedte van een waterlichaam. De trajectlengte werd gemeten met GPS (Garmin GPSMAP 60Cx; nauwkeurigheid 2-10 m). De coördinaten van het begin- en eindpunt van elk traject zijn ook met de Garmin GPSMAP 60Cx vastgelegd. Het beginpunt van elk traject ligt daarbij steeds het meest stroomopwaarts. 2.3 OPNEMEN VAN DE VEGETATIE Het opnemen van de vegetatie vond plaats tussen 16 juni en 5 augustus 2008. Elk proefvak is tweezijdig vanuit het water en vanaf de oever bemonsterd, waarbij voor ondergedoken waterplanten uit diepe watergedeelten gebruik is gemaakt van een dubbelzijde hark. In een proefvak is, behalve de totale vegetatiebedekking, de bedekking (in%) van elk van de volgende vegetatielagen (groeivormen) geschat: krooslaag; laag van ondergedoken (submerse) planten (bijv. waterpest); laag van drijfbladplanten (bijv. gele plomp); laag van boven water groeiende maar onder water wortelende (emerse) planten (bijv. liesgras); algenlaag (flab); oevervegetatie. Bij de bedekking van de oevervegetatie (de vegetatie die boven de waterlijn op de taluds langs een waterlichaam groeit) is onderscheid gemaakt tussen de bedekking van bomen en struiken enerzijds en van grassen en kruiden anderzijds. Vervolgens zijn de aanwezige vaatplanten, kranswieren en mossen op naam gebracht en is hun mate van voorkomen (abundantie) vastgesteld. De abundantie van een soort in een proefvak moet volgens de KRW-monitoringrichtlijnen worden geschat als percentage van het begroeibare areaal (Van Splunder et al., 2006). Aangezien de onderzochte waterlichamen zo ondiep en/of 7

helder waren dat het doorzicht gelijk was aan de waterdiepte, is de abundantie geschat als percentage bedekking van het proefvak. Indien van een soort de bedekking lager was dan 5% is ook het aantal exemplaren geteld of geschat. Deze gecombineerde schatting van aantallen en bedekkingspercentages is in overeenstemming gebracht met de Tansley-schaal, zoals die gebruikt wordt bij het Waterschap Rijn en IJssel (tabel 2.1). Ook bij andere KRW-monitoringprojecten is van deze aangepaste Tansley-schaal gebruik gemaakt (o.a. Buro Bakker, 2005). In de tabellen in het voorliggende rapport, wordt de abundantie weergegeven in de schaal van 1-9. Getal/code Beschrijving Vertaling naar % en exemplaren 1 r rare (zeldzaam voorkomend) <5% en < 5 ex. totaa1 2 o occasional (hier en daar voorkomend) <5% en 5-20 ex. totaal 3 lf lokaal frequent voorkomend <5% en 20-100 ex. totaal (lokaal) 4 f frequent voorkomend <5% en >100 ex. totaal (gehele proefvak) 5 la lokaal abundant voorkomend 5-12,5% 6 a abundant voorkomend 12,5-25% 7 ld lokaal dominant voorkomend 25-50% 8 cd co-dominant (samen met ander overheersend) 50-75% 9 d dominant (overheersend) 75-100% Tabel 2.1. Tansley-opnameschaal met de vertaling naar aantallen en bedekking per proefvak. 2.4 BEMONSTERING VAN DE VISSTAND Periode van bemonstering Voor vissen geldt, dat actieve visbemonstering in principe plaatsvindt in de maanden augustusseptember (Van Splunder, 2006; STOWA, 2003). Er zijn twee uitzonderingen mogelijk waarbij naar een later moment mag worden uitgeweken. De eerste is als in een groot deel van het waterlichaam sprake is van een dichte plantengroei, waardoor visbemonstering onnauwkeurig is. De tweede uitzondering betreft waterlichamen die stuwpanden (of andere afgesloten delen) bezitten waar de vis niet kan wegtrekken. Het feit dat in veel watergangen in augustus nog een dichte plantengroei aanwezig was, heeft gemaakt dat de visstand is bemonsterd in de periode 7-23 oktober 2008. Tijdens de bevissing lagen de luchttemperaturen tussen 9 en 17 0 C en de watertemperaturen tussen 10 en 15 0 C. Er werd geen clustering van soorten waargenomen. In deze periode werd er met twee personen gevist tussen ca. 7.30 en 18.00 uur. Vangtuig en visbemonstering In smalle (< 8 m brede) wateren is de bemonstering uitgevoerd met elektrovisapparatuur. Deze bestond uit een 3 of 5 kw elektrovisaggregaat (merk DEKA) met gelijkrichter (bij 200-230 V en 4-6 A), geplaatst in een kleine polyesterboot. Een 300 m-traject werd vanuit deze boot of wadend door het water met één of twee anodes (positief geladen stalen schepnetten) stroomopwaarts over de volle breedte afgevist. In veel beken is een keernet gebruikt, waar tegenaan gevist werd. Er werd op gelet dat alle belangrijke vishabitats werden bemonsterd. De bij de elektrovisserij verdoofde vissen werden verzameld in waterbakken. Direct na het beëindigen van een bevissing werd de gevangen vis op soort gesorteerd, gemeten (cm totaallengte) en geteld. Bij grote vangsten van een soort werd een ongesorteerde steekproef van de helft of een kwart van de vangst genomen. Van deze steekproef werd van elke vis de lengte bepaald. De aantallen per lengteklasse van deze steekproef werden vervolgens met twee of vier vermenigvuldigd om tot een volledig monster te komen. Tijdens het meten zijn verder gegevens verzameld over de aanwezigheid van uitwendige afwijkingen, ziektes of parasieten. Na het meten werden de vissen op de oorspronkelijke locatie teruggezet. In (delen van) wateren die breder waren dan 8 meter, werd elektrovisapparatuur in combinatie met een zegen gebruikt (bijlage 1). De elektrovisapparatuur werd ingezet in de oeverzone en de zegen in het open water. Als zegen werd een zogenaamde aalzegen gebruikt, een fijnmazige 8

zegen met een maaswijdte van 15 mm volle maas, voorzien van een zak en keel. Indien noodzakelijk werd ook bij deze bevissing een keernet gebruikt, waar tegenaan werd gevist. 2.5 VERWERKING EN TOETSING VAN DE MACROFYTENGEGEVENS De vegetatiegegevens zijn ingevoerd in MS Excel en in Ecobase. Toetsing aan de maatlat voor natuurlijke wateren (R4 en R5) en kunstmatige wateren (type M3) heeft plaatsgevonden met behulp van het programma QBwat (programmaversie 4.17; Pot, 2008). Het resultaat van de toetsing (de beoordeling), uitgedrukt in EKR (ecologische kwaliteitsratio), is afgeleid van de geaggregeerde (samengenomen) zes opnamen per waterlichaam. 2.6 VERWERKING EN TOETSING VAN DE VISGEGEVENS Verwerking gegevens De vangstgegevens zijn per traject en per waterlichaam ingevoerd in Piscaria, een dataverwerkingsprogramma voor vis (STOWA & OVB, 2005). Piscaria bevat een standaard lengte-gewicht relatie van alle vissoorten. Dit programmaonderdeel is voor het type M3 gebruikt om voor elke soort het aantal vissen per cm-klasse om te rekenen naar biomassa (kg). De niet-bewerkte vangstgegevens zijn ten behoeve van het Waterschap Rijn en IJssel tevens ingevoerd in het programma Ecobase. Ook in het onderhavige rapport zijn per waterlichaam de niet-bewerkte vangstgegevens opgenomen. Toetsing De verzamelde gegevens zijn gestandaardiseerd door op de vangstaantallen een correctie toe te passen voor het rendement van het toegepaste vistuig (STOWA,2003). Door STOWA (2003) is het rendement van het elektrovisapparaat voor snoek vastgesteld op 30% en voor overige vissoorten op 20%. Dit betekent dat het aantal gevangen snoeken is gedeeld door 0,3 en het aantal overige vissoorten door 0,2. Bij waterlichamen van het type R4 en R5 gaat het bij toetsing om de aantalsverhoudingen tussen vier visgildes (Pot& Pelsma, 2007): rheofiele soorten (stroomminnend); eurytope soorten (soorten zonder specifieke omgevingsvoorkeur); soorten met migratie (regionaal/zee); soorten gevoelig voor habitatverstoring. Voor de R-typen zijn per waterlichaam daarom per soort de vangsten van de afzonderlijke trajecten gesommeerd, waarna toetsing van dit verzamelmonster plaatsvond aan de maatlat voor type R4 of R5 met behulp van het programma QBwat (programmaversie 4.17; Pot, 2008). Bij waterlichamen van het type M3 daarentegen wordt bij de deelmaatlat voor abundantie het biomassa-aandeel van soorten getoetst (Pot & Pelsma, 2007). Daarom zijn voor dit type per waterlichaam de aantallen per lengteklasse voor elke soort gesommeerd, waarna via Piscaria omzetting naar biomassa (kg) heeft plaatsgevonden. Door rekening te houden met het beviste oppervlak zijn de gegevens uitgedrukt in kg/ha, waarna toetsing heeft plaatsgevonden aan de maatlat van het type M3 (Pot, 2008). 9

Foto 2.1. Stijve waterranonkel en Glanzig fonteinkruid, twee soorten van helder, voedselrijk water, die in respectievelijk de Wijde Wetering en de Leerinkbeek zijn aangetroffen. 10

3 RESULTATEN 3.1 INLEIDING In de paragrafen 3.2 t/m 3.19 worden de resultaten per waterlichaam gepresenteerd, waarbij voor de waterlichamen een alfabetische volgorde is aangehouden. In elke paragraaf wordt aan de hand van een foto eerst een karakteristiek gegeven van de landschappelijke ligging, de oevervorm en de vegetatie van een deel van het waterlichaam. Vervolgens wordt de vegetatie besproken waarbij ingegaan wordt op de structuur, de soortensamenstelling, de abundantie en de score op de maatlat. Hierna volgen het visbestand, waarbij de soortensamenstelling, de lengteklassenverdeling, de abundantie en de score op de maatlat ter sprake komen. Een paragraaf eindigt met de vermelding van soorten die voorkomen op de Rode Lijst van beschermde en bedreigde soorten en/of die vermeld staan als beschermde soort in de Flora- en Faunawet. Foto 3.1 Beekprik, één van de aangetroffen soorten die bescherming geniet krachtens de Flora- en Faunawet. 11

3.2 BIELHEIMERBEEK Foto 3.2 Gezicht op de Bielheimerbeek: over grote delen recht en kanaalachtig met steile oevers. Langs de oever Groot hoefblad, in het water o.a. Pijlkruid. Macrofyten In het open water van de Bielheimerbeek komt veelal een goed ontwikkelde watervegetatie voor waarin Brede en Smalle waterpest en Gele plomp het meest frequent voorkomen (bijlage 2.1). Plaatselijk domineert Pijlkruid, vergezeld door Kleine egelskop. De gemiddelde bedekking van de submerse soorten is ca. 15%, van de drijfbladplanten 8%. Vermeldenswaardig is het voorkomen van twee kranswiersoorten: Buigzaam en Puntdragend glanswier (Nitella flexilis respectievelijk N. mucronata). Langs de oevers komt een ca. 1 m brede zone voor van Liesgras en Rietgras. Beoordeling (R5): goed (ekr-score 0,606). Vissen Er zijn in totaal 13 vissoorten gevangen (bijlage 2.1), waarvan Baars (22%), Blankvoorn (21%), Riviergrondel (20%) en Kleine modderkruiper (16%) in aantallen het meest talrijk aanwezig zijn. Wat biomassa betreft wordt de visstand gedomineerd door Karper (48%), Zeelt (15%), Snoek (13%) en Blankvoorn ( 8%). In de lengtesamenstelling (bijlage 5.1) van Baars en Blankvoorn zijn hoofdzakelijk kleine exemplaren aanwezig. Beoordeling (R5): ontoereikend (ekr-score 0,365). Rode Lijstsoorten Winde (gevoelig) Brede waterpest (gevoelig) Beschermd volgens Flora- en faunawet Bermpje (tabel 2) Kleine modderkruiper (tabel 2) Zwanenbloem (tabel 1) 12

3.3 BOLKSBEEK Foto 3.3 Gezicht op de Bolksbeek: een recht kanaal met stenen op de bodem en langs de oever, waardoor moerasplanten niet of nauwelijks voorkomen. Grote brandnetel overheerst op veel plekken de oevervegetatie. Macrofyten In de Bolksbeek zijn de bodem en lage oevers over grote delen bedekt door stenen, die aan water- en oeverplanten nauwelijks vestigingsmogelijkheden geven. In vier van de zes trajecten zijn daarom nauwelijks wortelende waterplanten aangetroffen (bijlage 2.2). De gemiddelde bedekking van emerse soorten is slechts 3%. Waar in twee trajecten de bedekking van ondergedoken waterplanten hoger is (80 en 30%), is een soortenarme vegetatie van Smalle waterpest aanwezig. Beoordeling (M3): ontoereikend (ekr-score 0,372). Vissen In tegenstelling tot de watervegetatie, is de visstand beter ontwikkeld (bijlage 2.2). In totaal zijn 12 soorten aangetroffen, waarvan in aantallen Bittervoorn (31%), Bermpje (20%), Baars (14%), Brasem (11%) en Riviergrondel (10%) het meest gevangen zijn. De totale visbiomassa (ca. 5,5 kg/ha) is laag, wat te maken heeft met het feit dat van de aanwezige potentieel grote vissoorten (Brasem, Baars, Blankvoorn, Karper, Snoek en Zeelt) vooral kleine exemplaren aanwezig zijn. In de biomassa is het aandeel van Snoek (19%) het hoogst. Beoordeling (M3): goed (ekr-score 0,679). Beschermd volgens Flora- en faunawet Bermpje (tabel 2) Bittervoorn (tabel 3) Kleine modderkruiper (tabel 2) Zwanenbloem (tabel 1) Rode Lijstsoorten Bittervoorn (kwetsbaar) Serpeling (kwetsbaar) 13

3.4 BOVEN SLINGE Foto 3.4 Gezicht op de Boven Slinge. Macrofyten De Boven Slinge is weliswaar een meanderende beek met stroomversnellingen, maar kent ook stuwen. Een goed ontwikkelde watervegetatie is niet aanwezig: er zijn slechts drie algemene soorten wortelende waterplanten in lage aantallen aangetroffen: Stomphoekig sterrenkroos, Gewoon sterrenkroos en Gele plomp (bijlage 2.3). Positief is het op veel plaatsen aanwezige beekbegeleidende bos. Beoordeling (R5): matig (ekr-score 0,457). Vissen In de Boven Slinge bestaat de visstand uit elf soorten, waaronder de volgende stromingsminnende soorten (bijlage 2.3): Riviergrondel, Bermpje, Kopvoorn, Serpeling en Beekforel. Wat aantallen betreft domineert Riviergrondel (50%), gevolgd door Bermpje (16%) en Blankvoorn (15%). In biomassa (ca 42 kg/ha) zijn Beekforel (22%), Paling (16%), Snoek (13%) en Riviergrondel (13%) het meest belangrijk. Beoordeling (R5): matig (ekr-score 0,553). Beschermd volgens Flora- en faunawet Bermpje (tabel 2) Rode Lijstsoorten Kopvoorn (kwetsbaar) Serpeling (kwetsbaar) 14

3.5 DIDAMSE WETERING Foto 3.5 Didamse Wetering in het agrarische landschap van de Liemers. Macrofyten De onderwatervegetatie van de Didamse Wetering, die gemiddeld 20% van de waterbodem bedekt, wordt bepaald door soorten van nutriëntenrijke omstandigheden: Stomphoekig sterrenkroos, Smalle waterpest, Schedefonteinkruid en Stijve waterranonkel (bijlage 2.4). Plaatselijk komen frequent ook Gele plomp, Grof hoornblad, Kleine egelskop en de Rode Lijstsoort Brede waterpest voor. Langs de oevers domineert Liesgras. Beoordeling (M3): goed (ekr-score 0,610). Vissen De visfauna van de Didamse Wetering is soortenrijk en bestaat uit veertien soorten (bijlage 2.4), waaronder drie Rode Lijstsoorten en vier soorten die beschermd zijn krachtens de Flora- en Faunawet. In aantallen komen Driedoornige stekelbaars, Baars, Bittervoorn, Snoek, Bermpje en Kleine modderkruiper het meest frequent voor. Wat betreft biomassa wordt de visstand bepaald door Snoek (41%) en Brasem (37%) en Baars (9%). Plantminnende soorten scoren goed. Beoordeling (M3): matig (ekr-score 0,752). Beschermd volgens Flora- en faunawet Bermpje (tabel 2) Bittervoorn (tabel 3) Kleine modderkruiper (tabel 2) Rivierdonderpad (tabel 2) Zwanenbloem (tabel 1) Rode Lijstsoorten Bittervoorn (kwetsbaar) Brede waterpest (gevoelig) Serpeling (kwetsbaar) Vetje (kwetsbaar) 15

3.6 EEFSE BEEK Foto 3.6 Gezicht op de Eefse Beek ter hoogte van het dorp Eefde. Macrofyten De Eefse Beek is een beek met weinig stroming met een goed ontwikkelde vegetatie van waterplanten, waarin Stomphoekig sterrenkroos en Smalle waterpest frequent tot abundant voorkomen (bijlage 2.5). Langs de oevers geldt dit voor Liesgras. Ook Gele plomp, Pijlkruid, Aarvederkruid, Slanke waterkers en Stijve waterranonkel komen veel voor. Dit geldt ook voor Klein kroos, dat echter nergens een hoge bedekking haalt. In augustus werden hier en daar wel dikke pakketten maaisel met draadalgen waargenomen, wat als negatief moet worden beschouwd. Buigzaam kranswier maakt hier en daar deel uit van de onderwatervegetatie. Beoordeling (R5): goed (ekr-score 0,680). Vissen De visstand wordt wat aantallen betreft gedomineerd door Blankvoorn (47%), Baars (10%) en Snoek (10%), wat biomassa betreft door Snoek (40%), Brasem (32%) en Zeelt (11%). Het totale aantal soorten (9) is klein (bijlage 2.5). In dit plantenrijke water zijn vier limnofiele soorten aangetroffen: Bittervoorn, Vetje, Rietvoorn en Zeelt. Stroominnende soorten ontbreken echter vrijwel geheel: er werd slechts één Riviergrondel gevangen. Beoordeling (R5): slecht (ekr-score 0,156). Beschermd volgens Flora- en faunawet Bittervoorn (tabel 3) Zwanenbloem (tabel 1) Rode Lijstsoorten Bittervoorn (kwetsbaar) Vetje (kwetsbaar) 16

3.7 GRENSKANAAL Foto 3.7 Gezicht op het Grenskanaal met aangeplante elzen. In de beek plakkaten Stomphoekig sterrenkroos. Macrofyten In het Grenskanaal komt een dichte onderwatervegetatie voor (bedekking gemiddeld 40%), waarin Smalle waterpest abundant aanwezig is (bijlage 2.6). Behalve Smalle waterpest, maken ook Stomphoekig sterrenkroos, Grof hoornblad, Glanzig en Tenger fonteinkruid deel uit van deze vegetatie. De soorten duiden op voedselrijk water. De bedekking van drijfbladplanten en emerse soorten is met gemiddeld zeven procent laag. Ter hoogte van Netterden bedraagt de kroosbedekking 30%, elders is deze lager. Beoordeling (R5): goed (ekr-score 0,637). Vissen In het Grenskanaal zijn 11 vissoorten aangetroffen (bijlage 2.6), waarvan Bittervoorn en Driedoornige stekelbaars zeer veel gevangen zijn. Opvallend is het grote verschil in aantallen gevangen soorten en exemplaren tussen de drie monsterpunten. Zo werden er ten zuidoosten van s Heerenberg en bij Netterden duizenden Bittervoorns en Driedoornige stekelbaarzen gevangen, terwijl deze soorten op de locatie ten zuiden van Stokkum (vrijwel) ontbraken. Dit ondanks het feit dat de beek op de laatste locatie een goed ontwikkelde onderwatervegetatie had met overhangende bomen en struiken. Behalve Bittervoorn, zijn ook Ruisvoorn, Vetje en Zeelt als limnofiele soorten aangetroffen. Riviergrondel is de enige stromingsminnende soort, waardoor de score op de maatlat niet hoog uitvalt. Beoordeling (R5): ontoereikend (ekr-score 0,391). Beschermd volgens Flora- en faunawet Bittervoorn (tabel 3) Kleine modderkruiper (tabel 2) Rode Lijstsoorten Bittervoorn (kwetsbaar) Vetje (kwetsbaar) 17

3.8 GROTE WATERLEIDING Foto 3.8 Gezicht op de Grote Waterleiding. Macrofyten De Grote Waterleiding is een gegraven watergang die overtollig water afvoert van de Berkel naar het Twentekanaal. Stroming vindt daarom alleen plaats in perioden van hoge afvoeren door de Berkel. De bedekking van onderwaterplanten is zeer hoog (gemiddeld 66%), terwijl ook drijfbladplanten (11%) en emerse soorten (18%) goed vertegenwoordigd zijn in de aquatische vegetatie (bijlage 2.7). Benedenstrooms domineert Smalle waterpest en komen Schede- en Tenger fonteinkruid, Grof hoornblad en Gele plomp frequent tot abundant voor. Stroomopwaarts domineert Stomphoekig sterrenkroos. Beoordeling (R5): goed (ekr-score 0,621). Vissen De Grote Waterleiding is op één plaats bemonsterd, waarbij in totaal 11 vissoorten zijn gevangen (bijlage 2.7). In aantallen komen Blankvoorn (48%), Snoek (18%) en Zeelt (15%) het meest talrijk voor. In de biomassa gaat het vooral om Snoek (48%), Zeelt (22%) en Blankvoorn (22%). Van de stromingsminnende soorten komen Riviergrondel en Serpeling voor, van de plantenminnende soorten gaat het om Bittervoorn, Ruisvoorn, Vetje en Zeelt. Beoordeling (R5): matig (ekr-score 0,507). Beschermd volgens Flora- en faunawet Bittervoorn (tabel 3) Zwanenbloem (tabel 1) Rode Lijstsoorten Bittervoorn (kwetsbaar) Serpeling (kwetsbaar) Vetje (kwetsbaar) 18

3.9 KEIZERSBEEK Foto 3.9 Gezicht op de Keizersbeek met Gele plomp. Macrofyten De Keizersbeek is een plantenrijk water, waar onderwater-, emerse en drijfbladplanten gemiddeld ca. 80% van de waterlaag bedekken. Dit betreft vooral Pijlkruid, dat over grote delen domineert. Minder veelvuldig komen onder meer Gele plomp, Kleine egelskop, Buigzaam glanswier, Stomphoekig en Gewoon sterrenkroos en Drijvend fonteinkruid voor (bijlage 2.8). Plaatselijk bedekte flab het wateroppervlak. Beoordeling (R5): goed (ekr-score 0,608). Vissen In de Keizersbeek zijn op vier monsterplaatsen tien vissoorten, verdeeld over 787 exemplaren gevangen (bijlage 2.8). Hiervan waren Blankvoorn (50%), Baars (24%), Bermpje (12%) en Snoek (6%) het meest talrijk aanwezig. Wat biomassa betreft domineren Karper (37%), Brasem (24%), Paling (17%) en Snoek (9%). Behalve Bermpje, zijn geen stromingsminnende soorten gevangen. Beoordeling (R5): ontoereikend (ekr-score 0,237). Beschermd volgens Flora- en faunawet Bermpje (tabel 2) Rode Lijstsoorten geen 19

3.10 KOFFIJGOOT Foto 3.10 Koffijgoot. met fraaie, nieuw gegraven meander. Macrofyten In de watervegetatie van de Koffijgoot komen vier soorten fonteinkruiden voor: Doorgroeid, Drijvend, Gekroesd en Rossig fonteinkruid (bijlage 2.9). Hiervan is Rossig fonteinkruid het meest zeldzaam (Te Linde & Van den Berg 2003). Deze soort is kenmerkend voor matig voedselrijk water en groeit vaak op plekken met kwel. Drijvend fonteinkruid kwam van deze vier het meest frequent voor. Andere aanwezige waterplanten zijn onder andere Kleine egelskop, Grote waterranonkel, Gele plomp, Smalle waterpest, Gewoon en Stomphoekig sterrenkroos. Plaatselijk komen langs de beek ondiepe, gedeeltelijk verlande plekken voor met Riet, Bosbies en Grote lisdodde. Beoordeling (R5): goed (ekr-score 0,760). Vissen In de Koffijgoot, waar slechts één bemonstering heeft plaatsgevonden, zijn 439 vissen gevangen, verdeeld over 9 soorten (bijlage 2.9). Hiervan zijn Driedoornige stekelbaars (59%), Zeelt (21%) en Riviergrondel (10%) het meest talrijk aanwezig. Wat biomassa betreft domineert Zeelt (93%). Bijzonder is het voorkomen van Grote modderkruiper. Beoordeling (R5): ontoereikend (ekr-score 0,214). Beschermd volgens Flora- en faunawet Bermpje (tabel 2) Grote modderkruiper (tabel 3) Rode Lijstsoorten Grote modderkruiper (kwetsbaar) Vetje (kwetsbaar) 20

3.11 KONINGSBEEK (NABIJ NOORDIJKERKANAAL) Foto 3.11 Koningsbeek. Macrofyten De beek die loopt van Neede, via Gelselaar naar het Twentekanaal heeft verschillende namen, waaronder Elsmansgoot, Koningsbeek en Zuidelijk Afwateringskanaal. In dit rapport wordt de naam Koningsbeek gebruikt. De beek is plantenrijk, waarbij submerse soorten gemiddeld 60% van de waterkolom innemen (bijlage 2.10). Het gaat vooral om soorten van voedselrijke omstandigheden zoals Stomphoekig sterrenkroos, Smalle waterpest en Gele plomp. Langs de oevers domineert Liesgras. In de vegetatie groeien verder soorten van wat minder voedselrijk water zoals Buigzaam glanswier, Klein fonteinkruid en Brede waterpest. Laatstgenoemde soorten komen ook vaak in kwelsituaties voor. Het meest voedselrijk is de beek ter hoogte van Neede. Hier is de bodem bedekt door een dikke sliblaag, vermoedelijk als gevolg van riooloverstorten. Plaatselijk komen flablagen voor. Beoordeling (R5): goed (ekr-score 0,608). Vissen In de Koningsbeek zijn 231 vissen gevangen, verdeeld over 12 soorten (bijlage 2.10). Hiervan zijn Blankvoorn (58%), Snoek (12%) en Zeelt (10%) het meest talrijk. Wat biomassa betreft domineren Snoek (54%) en Zeelt (43%). Van Brasem, Blankvoorn en Karper komen alleen kleine exemplaren voor. Aanwezige plantminnende soorten zijn Bittervoorn, Kleine modderkruiper, Tiendoornige stekelbaars en Zeelt. Van de stromingsminnende soorten komen Bermpje, Riviergrondel en Serpeling voor, zij het in lage aantallen. Beoordeling (R5): ontoereikend (ekr-score 0,279). Beschermd volgens Flora- en faunawet Bermpje (tabel 2) Bittervoorn (tabel 3) Kleine modderkruiper (tabel 2) Rode Lijstsoorten Brede waterpest (gevoelig) Bittervoorn (kwetsbaar) Serpeling (kwetsbaar) 21

3.12 LEERINKBEEK Foto 3.12 Overzicht van de Leerinkbeek ter hoogte van de weg Borculo-Haarlo; rechts Klimopwaterranonkel die voorkwam in het herstelde beekgedeelte van de Leerinkbeek. Macrofyten De watervegetatie is goed ontwikkeld, waarbij er grote verschillen zijn tussen het bovenstroomse, recent herstelde beekgedeelte en de benedenloop. Het pas herstelde bovenstroomse traject verkeert nog in het pionierstadium. Als karakteristieke soort groeit hier Klimopwaterranonkel (foto 3.12). Andere soorten van matig voedselrijke omstandigheden die hier hun habitat hebben zijn Waterviolier en Grote waterranonkel (bijlage 2.11). Benedenstrooms domineren Glanzig fonteinkruid en/of Gele plomp de vegetatie. In de middenstroomse trajecten komen onder meer Smalle waterpest, Drijvend fonteinkruid en Pijlkruid veel voor. Beoordeling (R5): goed (ekr-score 0,671). Vissen In de Leerinkbeek zijn 12 vissoorten gevangen, waarvan Bittervoorn (56%) en Blankvoorn (36%) het meest frequent voorkomen (bijlage 2.11). Wat biomassa betreft domineren Snoek (52%) en Zeelt (26%). In het plantenrijke water zijn vijf limnofiele soorten gevangen: Bittervoorn, Ruisvoorn, Kleine modderkruiper, Tiendoornige stekelbaars en Zeelt. Van de stromingsminnende soorten komen Riviergrondel en Bermpje voor. Beoordeling (R5): ontoereikend (ekr-score 0,295). Beschermd volgens Flora- en faunawet Bermpje (tabel 2) Bittervoorn (tabel 3) Kleine modderkruiper (tabel 2) Zwanenbloem (tabel 1) Rode Lijstsoorten Bittervoorn (kwetsbaar) Klimopwaterranonkel (kwetsbaar) 22

3.13 MEIBEEK Foto 3.13 Meibeek, rijk begroeid met waterplanten. Macrofyten Net als veel andere onderzochte beken is ook de Meibeek en plantenrijke beek, met een goed ontwikkelde submerse, emerse en drijfbladvegetatie (foto 3.13; bijlage 2.12). Een vegetatietype dat over de gehele beeklengte aanwezig is, is de gemeenschap van Kleine egelskop en Pijkruid. Tussen beide soorten vinden we onder meet Gele plomp, Drijvend en Tenger fonteinkruid en Stijve waterranonkel, wat duidt op nutriëntenrijke omstandigheden. Langs de oevers komen Riet- en Liesgras veelvuldig voor. Beoordeling (R5): goed (ekr-score 0,704). Vissen In de enige bemonstering die in de Meibeek heeft plaatsgevonden kwamen 109 vissen voor, verdeeld over 8 soorten (bijlage 2.12). In aantallen komen Riviergrondel (30%), Baars (19%), Blankvoorn (17%) en Zeelt (11%) het meest voor. Wat biomassa betreft gaat het vooral om Zeelt (63%) en Snoek (33%). Beoordeling (R5): ontoereikend (ekr-score 0,275). Beschermd volgens Flora- en faunawet Bermpje (tabel 2) Zwanenbloem (tabel 1) Rode Lijstsoorten Vetje (kwetsbaar) 23

3.14 OSINK BEEMERSBEEK Foto 3.14 Osink Beemersbeek, een snelstromende beek van het type R4. Macrofyten Deze beek is te verdelen in een hersteld bovenstrooms gedeelte met een aantal kleine vistrappen, dat een gedeelte van het jaar droogvalt, en een snelstromend, permanent water bevattend benedenstrooms traject. In het herstelde bovenstroomse traject duiden het voorkomen van Mannagras, Grote egelskop, Bosbies en Rietgras op tijdelijke droogval. In een wat dieper gedeelte groeit onder meer Drijvend fonteinkruid. In het snelstromende benedenstroomse deel komen, op Gewoon sterrenkroos en Beekpunge na, nauwelijks andere soorten voor (bijlage 2.13). Het benedenstroomse deel wordt geheel beschaduwd door beekbegeleidende bossen. Beoordeling (R4): goed (ekr-score 0,601). Vissen De visbemonstering heeft plaatsgevonden in het snelstromende benedenstroomse deel (zie foto 3.14). Hier werden 446 vissen gevangen, verdeeld over zes soorten (bijlage 2.13). Op basis van deze vangst krijgt de Osink Beemersbeek als enige van de onderzochte beken de beoordeling zeer goed. Dit komt vooral door het voorkomen van karakteristieke stromingsminnende vissoorten: Bermpje, Beekprik, Beekforel, Riviergrondel en Serpeling. Van dit rijtje is Beekprik een in Nederland zeldzame verschijning. Beoordeling (R4): zeer goed (ekr-score 0,830). Beschermd volgens Flora- en faunawet Beekprik (tabel 3) Bermpje (tabel 2) Rode Lijstsoorten Beekprik (bedreigd) Serpeling (kwetsbaar) 24

3.15 RATUMSE BEEK Foto 3.15 Beeld van de Ratumse Beek Macrofyten De Ratumse Beek loopt grotendeels door dichte bossen, die een zodanige schaduw geven, dat waterplanten daar niet voorkomen (foto 3.15). In een onbeschaduwd, bovenstrooms gedeelte, is ter hoogte van een boerenerf enige begroeiing aangetroffen met onder meer Beekpunge, Gewone dotterbloem en Stomphoekig sterrenkroos (bijlage 2.14). De beoordeling van de Ratumse Beek komt daardoor uit op matig. De bemoste randen van de beek zijn echter waardevol evenals de vegetatie in de beekbegeleidende bossen met beschermde soorten als Slanke sleutelbloem en Heelkruid. Beoordeling (R5): matig (ekr-score 0,437). Vissen Ook in de visfauna van de Ratumse Beek, werden veel stromingsminnende soorten aangetroffen waaronder Beekprik, Bermpje en Beekforel (bijlage 2.14). In tegenstelling tot de Osink Beemersbeek werd Serpeling niet gevangen. Riviergrondel was, wat aantallen betreft, het meest talrijk (37%), gevolgd door Driedoornige stekelbaars (31%). Wat biomassa betreft, zijn Beekforel (58%) en Riviergrondel (23%) het meest belangrijk. Beoordeling (R5): ontoereikend (ekr-score 0,328). Beschermd volgens Flora- en faunawet Beekprik (tabel 3) Bermpje (tabel 2) Gewone dotterbloem (tabel 1) Slanke sleutelbloem (tabel 1) Rode Lijstsoorten Beekprik (bedreigd) Heelkruid (kwetsbaar) 25

3.16 WIJDE WETERING Foto 3.16 Wijde Wetering met Stijve waterranonkel en Pijlkruid. Macrofyten De Wijde Wetering (foto 3.16) is weer een voorbeeld van een plantenrijke beek, met soorten die in het algemeen duiden op nutriëntenrijke omstandigheden. De gemeenschap van Pijlkruid en Kleine egelskop vinden we op alle onderzochte locaties. Hiertussen vinden we soorten uit het Verbond van Kleine fonteinkruiden, zoals Schedefonteinkruid, Stijve waterranonkel, Tenger fonteinkruid, Grof hoornblad, Kikkerbeet en Smalle waterpest (bijlage 2.15). In kale, frequent gemaaide oeverzones groeit Naaldwaterbies. Langs de oevers groeit een zone van Scherpe zegge, Liesgras en plaatselijk Riet. Beoordeling (M3): goed (ekr-score 0,672). Vissen In de visfauna zijn 10 soorten aangetroffen. In aantallen zijn Blankvoorn (26%), Brasem (16%) en Vetje (10%) het meest talrijk (bijlage 2.15). Wat gewicht betreft domineren Brasem (39%), Snoek (31%) en Winde (12%) de visstand. Er zijn drie soorten gevangen die beschermd zijn volgens de Flora- en Faunawet en/of die voorkomen op de Rode Lijst: Kleine modderkruiper, Vetje en Winde. Beoordeling (M3): goed (ekr-score 0,672). Beschermd volgens Flora- en faunawet Kleine modderkruiper (tabel 2) Zwanenbloem (tabel 1) Rode Lijstsoorten Vetje (kwetsbaar) Winde (gevoelig) 26

3.17 WILLINKBEEK Foto 3.17 Willinkbeek in beekbeleidend bos. Macrofyten De Willinkbeek is net als de Ratumse Beek en Boven Slinge (vrijwel) vegetatieloos (foto 3.17). Slechts op één plek, buiten het bos, zijn waterplanten aangetroffen. Het ging om een onbeschaduwd beektraject ten zuidwesten van Ratum, nabij de steengroeve, waar onder meer Smalle waterpest, Rietgras en Grote waterweegbree groeiden (bijlage 2.16). De beekbegeleidende bossen zijn floristisch en vegetatiekundig rijk met soorten als Slanke sleutelbloem en Heelkruid. Beoordeling (R5): matig (ekr-score 0,441). Vissen In de Willinkbeek zijn in twee monsters 369 vissen geteld, verdeeld over 6 soorten (bijlage 2.16). Ook hier komt de zeldzame Beekprik voor, tezamen met twee andere stromingsminnende soorten, Bermpje en Riviergrondel. Behalve deze soorten, zijn ook Beekforel, Driedoornige stekelbaars en Snoek gevangen. Beoordeling (R5): matig (ekr-score 0,463). Beschermd volgens Flora- en faunawet Beekprik (tabel 3) Bermpje (tabel 2) Slanke sleutelbloem (tabel 1) Rode Lijstsoorten Beekprik (bedreigd) Heelkruid (kwetsbaar) 27

3.18 ZEVENAARSE WETERING Foto 3.18 Zevenaarse Wetering in het landbouwgebied van de Liemers. Macrofyten Evenals voor de andere onderzochte weteringen in de Liemers, geldt ook voor de Zevenaarse Wetering dat een goed ontwikkelde onderwatervegetatie aanwezig is (bedekking 50%). Stomphoekig sterrenkroos vormt op veel plaatsen een uitgestrekte onderwatervegetaties en ook zijn drijvende plakkaten van deze soort aanwezig. Ook Grof hoornblad, Smalle waterpest, Slanke waterkers, Schedefonteinkruid en Stijve waterranonkel komen veel voor (bijlage 2.17). Tezamen met Stomphoekig sterrenkroos, duiden deze soorten op voedselrijke omstandigheden. Langs de oevers groeit een zone met veel Liesgras (foto 3.18) en Grote egelskop. Beoordeling (M3): goed (ekr-score 0,780). Vissen In de twee vismonsters van deze wetering zijn 202 individuen geteld, verdeeld over 12 soorten (bijlage 2.17). In aantallen zijn Driedoornige stekelbaars (23%), Winde (20%), Zeelt (17%) en Baars (9%) het meest talrijk. Wat gewicht betreft domineert Brasem (85%). Er zijn drie soorten gevangen die beschermd zijn volgens de Flora- en Faunawet en/of die voorkomen op de Rode Lijst: Bermpje, Kleine modderkruiper en Winde. Beoordeling (M3): ontoereikend (ekr-score 0,362). Beschermd volgens Flora- en faunawet Bermpje (tabel 2) Kleine modderkruiper (tabel 2) Zwanenbloem (tabel 1) Rode Lijstsoorten Winde (gevoelig) 28

3.19 ZWALM Foto 3.19 Zwalm ter hoogte van Giesbeek Macrofyten Net als voor de andere onderzochte weteringen in de Liemers geldt, dat ook in de Zwalm een goed ontwikkelde watervegetatie voorkomt (bedekking 30-50%). Van de drijfbladplanten komt Gele plomp veel voor (foto 3.19). Onder water geldt dit vooral voor Stomphoekig sterrenkroos en Smalle waterpest. Van de emerse soorten komen Pijlkruid, Kleine egelskop, Liesgras en Stijve zegge frequent en plaatselijk abundant voor (bijlage 2.18). Beoordeling (M3): goed (ekr-score 0,860). Vissen Er is één traject bevist en in het monster kwamen 221 vissen, verdeeld over 10 soorten voor (bijlage 2.18). Blankvoorn (54%), Brasem (20%) en Baars (11%) scoren in aantallen het hoogst. Wat biomassa betreft domineert Graskarper (80%). Beoordeling (M3): matig (ekr-score 0,543). Beschermd volgens Flora- en faunawet Kleine modderkruiper (tabel 2) Zwanenbloem (tabel 1) Rode Lijstsoorten geen 29

4 DISCUSSIE, CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN 4.1 DISCUSSIE De plantengroei van de Winterswijkse beken Boven Slinge, Ratumse Beek, Willinkbeek scoort ontoereikend tot matig op de natuurlijke maatlat voor langzaam stromende middenlopen op zand (type R5). Dit heeft twee redenen. In de eerste plaats lag het merendeel van de vegetatieopnames in bosgebieden. Dit heeft tot gevolg dat er door de sterke beschaduwing voor veel planten eenvoudigweg te weinig licht is om in de beekbedding te overleven. Ook Van Den Brand (1995) merkt op dat in de Winterswijkse beken op beschaduwde plaatsen nauwelijks planten in de beekbeddingen groeien. In de tweede plaats worden de beken die door het open landschap stromen, op korte afstand begrensd door intensief bewerkte (en bemeste) landerijen en niet door beekdalgraslanden, zoals de Drentse A. Hierdoor is er slechts plaats voor een spaarzame begroeiing van algemene beeksoorten als Mannagras, Moerasvergeet-mij-nietje, Sterrenkroos, Driedelig en Zwart tandzaad en Rietgras. Dat beekherstel leidt tot gunstiger omstandigheden voor de beekflora laat de Osink Beemersbeek zien, waar Drijvend fonteinkruid, Kleine en Grote egelskop en Beekpunge deel uitmaken van de vegetatie in het water en op beekstrandjes. De score op de maatlat van type R5 is in deze beek dan ook goed. Overigens wordt opgemerkt dat de beekbegeleidende Winterswijkse bossen van grote natuurwetenschappelijke waarde zijn, zoals zijdelings ook al uit het onderhavige onderzoek is gebleken. Voor uitgebreide informatie wordt onder andere verwezen naar het onderzoek van Van den Brand (1995). De visfauna in de plateaubeken is over het algemeen van grote waarde, wat ook is gebleken uit de uitzonderlijke hoge score van de Osink Beemersbeek op de natuurlijke maatlat voor het type R4. In het hier onderzochte beektraject komen veel verschillende substraattypen en organische substraten voor zoals takjes, boomstammen, boomwortels, ingevallen bladeren en bladophopingen. In het bijzonder achter takken, onder boomstammen en in geërodeerde, holle oevers zijn diepe kuilen in het beekprofiel aanwezig met vele vissen. Ook de aanwezigheid van zand- en grindrichels is van groot belang voor de visfauna. De Ratumse en Willinkbeek en voor een deel ook de Boven Slinge komen wat structuur, stroming, beekprofiel en visfauna betreft grotendeels overeen met de Osink Beemersbeek. Hoewel Serpeling ontbreekt, zijn in de Ratumse en Willinkbeek wel Beekprik, Riviergrondel en Bermpje in vrij grote aantallen aangetroffen. In de Boven Slinge is de Beekprik weliswaar niet gevangen, maar daar staat tegenover dat Kopvoorn, Serpeling, Riviergrondel en Bermpje wel aanwezig zijn. Bij toetsing zou dan ook een overeenkomstige beoordeling als de Osink Beemersbeek verwacht mogen worden. Dit is inderdaad het geval als deze beken, net als de Osink Beemersbeek, aan de maatlat van het type R4 worden getoetst. Gelet op de grote overeenkomsten met de Osink Beemersbeek, zou overwogen moeten worden om de Ratumse en Willinkbeek en Boven Slinge ook te rekenen tot het type R4. De Beekforel is sinds de jaren 60 van de vorige eeuw in Nederland uitgestorven (Van Emmerik & De Nie 2006). De aanwezigheid van Beekforel in de Winterswijkse beken is daarom vermoedelijk terug te voeren op het uitzetten door de sportvisserij. 30

4.2 CONCLUSIES Met uitzondering van drie Winterswijkse beken, zijn de waterlichamen plantenrijk. Het gaat daarbij veelal om het voorkomen van soorten die duiden op voedselrijk, helder water. Wat betreft macrofyten scoren, met uitzondering van de Boven Slinge, Ratumse Beek en Willinkbeek, alle waterlichamen van de R-typen dan ook goed (fig. 4.1). De waterlichamen van het M3 type herbergen een goed ontwikkelde waterplantenvegetatie van soorten van voedselrijk, helder water. Op de Bolksbeek na, scoren alle M3-waterlichamen op de maatlat voor regionale kanalen goed (fig. 4.2). Wat betreft de visfauna betreft scoren de R5-waterlichamen ontoereikend of matig (fig. 4.3). Het Goed Ecologisch Potentieel (GEP) wordt gehaald in de Boven Slinge, het Grenskanaal, de Grote Waterleiding en de Leerinkbeek. De Osink Beemersbeek, die ingedeeld is bij het type R4, scoort zeer goed (fig. 4.3). Wat betreft de visfauna scoren de waterlichamen van de M3-typen goed met uitzondering van de Zwalm, die matig scoort (fig. 4.4). 1,0 Toetsingsresultaat macrofyten R-w ateren 0,8 ekr 0,6 0,4 0,2 0,0 BHB BOS EFB GRK GRW KEB KOG LEB MEB NDK OBB RTB WLB Figuur 4.1 Toetsingsresultaten macrofyten aan de natuurlijke maatlat R4 (OBB) en R5 (overige waterlichamen). De afkortingen betreffen de waterlichamen. De groene lijn geeft de grens tussen matig en goed weer; de streepjes geven het Goed Ecologisch Potentieel (GEP) weer. 1,0 Toetsingsresultaat macrofyten M3-w ateren 0,8 0,6 ekr 0,4 0,2 0,0 BOB DIW WIJW ZEW ZWA Figuur 4.2 Toetsingsresultaten macrofyten aan de maatlat M3 voor regionale kanalen. De afkortingen betreffen de waterlichamen. De groene lijn geeft de grens tussen matig en goed weer. De lijn geeft tevens het GEP weer. 31

1,0 Toetsingsresultaat vissen R-w ateren 0,8 ekr 0,6 0,4 0,2 0,0 BHB BOS EFB GRK GRW KEB KOG LEB MEI NDK OBB RTB WLB Figuur 4.3 Toetsingsresultaten visfauna aan de maatlat R4 (OBB) of R5 (overige beken). De afkortingen betreffen de waterlichamen. De groene lijn geeft de grens tussen matig en goed weer; de streepjes geven het GEP weer. 1,0 Toetsingsresultaat vissen M3-w ateren 0,8 ekr 0,6 0,4 0,2 0,0 BOB DIW WIJW ZEW ZWA Figuur 4.4 Toetsingsresultaten vissen aan de maatlat M3 voor regionale kanalen. De afkortingen betreffen de waterlichamen. De groene lijn geeft de grens tussen matig en goed weer. 4.3 AANBEVELINGEN Het verdient aanbeveling om de Grote Waterleiding niet te beschouwen als een stromend systeem (type R5), maar als een regionaal kanaal (type M3). Dit doet beter recht aan de ontstaanswijze en de functie van dit waterlichaam. De inzet van een zegen in relatief brede wateren is weinig effectief gebleken. Er werden met dit vistuig in de onderzochte wateren niet of nauwelijks vissen gevangen. Dit heeft voor een groot deel te maken met de plantenrijkdom van de beken, waardoor vissen eenvoudig tussen te planten een goed heenkomen konden vinden. Behalve de dichte plantengroei, verhinderde ook op verschillende plaatsen de aanwezigheid van een onderwaterbeschoeiing en/of palen een effectieve vangst. Om toch tot een optimale vangt te komen, is op deze plaatsen, behalve in de oeverzone, ook in het middendeel van de watergang met elektro-apparatuur gevist. Bij volgende bevissingen is het in dergelijke wateren aan te bevelen alleen gebruik te maken van elektrobevissing; waarbij voor een bevissing in dat geval wat meer tijd uitgetrokken zal moeten worden. In verschillende waterlichamen zijn drijflagen van maaisel en algen waargenomen. Aangezien deze een sterk negatieve invloed hebben op het beekleven (zuurstofloosheid) wordt aanbevolen om het maaisel niet meer in de waterlichamen te deponeren. 32

5 BRONNEN Brand, Van den, S.H. (1995). De plantengroei van Winterswijk. KNNV-uitgeverij, Utrecht. Buro Bakker (2006). Vegetatieonderzoek KRW 2005. Buro Bakker in opdracht van Waterschap Veluwe. Emmerik, van, W.A.M. & De Nie, H.W. (2006). De zoetwatervissen van Nederland. Ecologisch bekeken. Vereniging Sportvisserij Nederland, Bilthoven. Evers, C.H.M., Van den Broek, A.J.M., Buskens, R. & Van Leerdam, A. (2007). Omschrijving MEP en conceptmaatlatten voor sloten en kanalen voor de Kaderrichtlijn Water. Royal Haskoning, in opdracht van de Deelstroomgebieden Rijn-West, Rijn-Midden, Rijn-Oost, Eems en Maas, STOWA en CSN. Kikkert, A. & Rutjes, P. (2006). Onderzoek naar de visstand, macrofyten en epifytische diatomeeën. Aquaterra Water en Bodem b.v., projectnummer 20060709. Linde, B. te & Van den Berg, L.-J. (2003). Atlas van de Flora van Oost-Gelderland. Stichting de Maandag, Ruurlo. Meijden, R. van der (2005) Heukels Flora van Nederland. Wolters-Noordhoff, Groningen. Molen, van der, D.T. & Pot, R. (red.) (2007). Referenties en maatlatten voor natuurlijke watertypen voor de Kaderrichtlijn Water, update december 2007. STOWA rapport nr. 2007-32. Pot, R. (2008) QBWat, programma voor toetsing van opnamen aan de maatlatten van de KRW (versie 4.17). Pot, R. & Pelsma, T.A.H..M. (2007). Toetsen en beoordelen. Achtergronddocument met toelichting en voorbeelden voor de toepassing van de KRW-maatlatten biologie in Nederland. In opdracht van werkgroep MIR (Monitoring, Rapportage en Informatievoorziening) van het LBOW cluster MRE. Raam, J.C. van (1998). Handboek Kranswieren. Chara boek, Hilversum. Rutjes, P. & Fortuin, R. (2007). KRW-bemonstering 19 beken Waterschap Rijn en IJssel. Aquaterra Water en Bodem b.v., projectnummer 20070629. Siebel, H. & During, H. (2006). Beknopte Mosflora van Nederland en België. KNNV-Uitgeverij, Utrecht. Splunder, I. van, Pelsma, T.A.H.M., & Bak, A. (red.) (2006). Richtlijnen monitoring oppervlaktewater. Versie 1.3, augustus 2006. STOWA (2003). Handboek Visstandbemonstering. Stowa rapportnummer 2002-07. STOWA & OVB (2005). Piscaria databank. Stowa rapportnummer 2005-25. 33

34

BIJLAGEN 35

36

Bijlage 1 Overzicht beken en bemonsteringsinspanning Watergang Type Lengte (km) Aantal vegetatie-opnamen Aantal monsters elektro-visserij Aantal zegentrekken Bielheimerbeek R5 26 6 7 3 Bolksbeek M3 11 6 4 Boven Slinge R5 12 6 5 Didamse wetering M3 9 6 3 1 Eefse Beek R5 10 6 3 Grenskanaal R5 8 6 3 Grote Waterleiding R5 5 6 2 Keizersbeek R5 16 6 4 Koffijgoot R5 3 6 1 Koningsbeek R5 8 6 3 Leerinkbeek R5 12 6 4 Meibeek R5 4 6 1 OsinkBeemersbeek R4 3 6 1 Ratumse Beek R5 5 6 2 Wijde Wetering M3 6 6 2 1 Willinkbeek R5 5 6 2 Zevenaarse Wetering M3 4 6 1 1 Zwalm M3 1 6 1 1 37

Bijlage 2.1A Vegetatieopnamen Bielheimerbeek Locatie (waterlichaam) Bielheimerbeek Code BHB01 BHBAA BHBAB BHBAC BHBAD BHBAE Begin proefvak X-coördinaat 220290 223032 226152 228539 233044 238605 Y-coördinaat 439241 441242 442372 441476 439905 438445 Eind proefvak X-coördinaat 220188 222980 226056 228451 232947 238510 Y-coördinaat 439230 441161 442404 441518 439917 438439 Datum 22-7-2008 22-7-2008 22-7-2008 22-7-2008 22-7-2008 22-7-2008 Geschatte breedte (m) 7 15 7 10 7 12 Kroos (%) 1 1 1 1 1 1 Flab (%) 0 5 0 0 0 60 Submers (%) 30 40 5 1 10 10 Emers (%) 10 10 2 10 25 10 Drijvend (nymphoid) (%) 20 5 15 1 7 1 Kranswieren (%) 1 1 1 1 0 0 Mossen (%) 0 0 0 0 0 0 Bomen oever (%) 0 0 0 0 0 0 Soort (wetenschappelijke naam) Agrostis stolonifera 1 2 2 Alisma plantago-aquatica 2 Bidens frondosa 1 Butomus umbellatus 1 Callitriche obtusangula 7 2 1 Callitriche platycarpa 3 Callitriche species 4 3 Calystegia sepium 2 2 2 Elodea canadensis 3 2 3 1 5 Elodea nuttallii 2 4 5 2 3 5 Glyceria maxima 3 2 2 2 3 5 Hottonia palustris 1 Iris pseudacorus 1 1 Lemna minor 2 2 2 2 2 2 Lysimachia nummularia 1 Mentha aquatica 2 2 Myosotis scorpioides subsp. scorpioides 1 Myriophyllum spicatum 2 Nasturtium microphyllum 1 1 Nitella flexilis 2 1 2 Nitella mucronata 2 Nuphar lutea 6 5 6 3 3 2 Nymphaea alba 1 Nymphoides peltata 2 Persicaria amphibia 1 2 1 5 2 Petasites hybridus 3 Phalaris arundinacea 5 2 4 3 5 3 38