Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012-2013 Eerste Examenperiode. De succesvolle psychopaat: feit of fictie



Vergelijkbare documenten
General Personality Disorder. A study into the Core Components of Personality Pathology J.G. Berghuis

3/12/2009 PSYCHOPATHIE BIJ VOLWASSENEN. ITEMS PCL-R (Hare, 2001) PSYCHOPATISCHE TREKKEN BIJ JONGEREN: EEN DIMENSIONEEL PERSPECTIEF

Bevolking Nederland en Vlaanderen, Mannen en Vrouwen

HTS Report NEO-PI-3. Persoonlijkheidsvragenlijst. Jeroen de Vries ID Datum Basisrapport. Hogrefe Uitgevers BV, Amsterdam

Persoonlijkheidsstoornissen in DSM-5. M.A. Louter

The Development of Personality and Problem Behaviour in Adolescence - J. Akse SAMENVATTING. (Summary in Dutch)

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

Scelta is onderdeel van

Workshopavond 1 Persoonlijkheid & Motivatie 16/01/2017

GEZOND BEWEGEN.

Samenvatting (summary in Dutch)

Nederlandse samenvatting

De PID-5 brengt het DSM-5 persoonlijkheidstrekkenmodel in kaart

Individuele verschillen in. persoonlijkheidskenmerken. Een genetisch perspectief

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte.

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Nederlandse samenvatting. 1. Wat zijn trauma-gerelateerde stoornissen, dissociatieve stoornissen en

Samenvatting (Summary in Dutch)

Nederlandse Samenvatting

SAMENVATTING Introductie

Psychopathische trekken op de werkvloer: succesvol volgens welke criteria?

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

HTS Report NEO-PI-3. Persoonlijkheidsvragenlijst. Stefan Bergmann ID Datum Basisrapport. Hogrefe Uitgevers BV, Amsterdam

SUMMARY IN DUTCH. Summary in Dutch

DAPP-BQ Standaard. Dimensionale assessment van persoonlijkheidspathologie. Elizabeth Smit

Samenvatting (Summary in Dutch)

NEO-FFI-3 Zelfrapportage

Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen

DAPP-BQ. Dimensionale assessment van persoonlijkheidspathologie. HTS Report. Jeroen de Vries ID Datum

NEDERLANDSE SAMENVATTING

Een blik achter het impressiemanagement: een onderzoek naar de succesvolle psychopathietrekken op de werkvloer.

Persoonlijkheidsstoornissen en Angst. Ellen Willemsen

COMPULSIEF KOOPGEDRAG

Psychopathie: Geslachtsverschillen en Comorbiditeit met Persoonlijkheidsgerelateerde Kenmerken in een Niet-Klinische Steekproef

Samenvatting, conclusies en discussie

De PID-5 brengt het DSM-5 persoonlijkheidstrekkenmodel in kaart

DISRUPTIEVE GEDRAGSSTOORNISSEN

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals

Inleiding. Familiale kwetsbaarheid en geslacht. Samenvatting

Risk factors for the development and outcome of childhood psychopathology NEDERLANDSE SAMENVATTING

Nederlandse Samenvatting

Onderzoek naar fysiologische stress (re)activiteit als een endofenotype voor middelengebruik in de adolescentie

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en

Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić

Onderzoek heeft aangetoond dat een hoge mate van herstelbehoefte een voorspellende factor is voor ziekteverzuim. Daarom is in de NL-SH ook de relatie

Kindermishandeling: Prevalentie. Psychopathologie

HTS Report NEO-FFI-3. Persoonlijkheidsvragenlijst. Jeroen de Vries ID Datum Zelfrapportage. Hogrefe Uitgevers BV, Amsterdam

Inhoud. Aristoteles. Quotes over emotionele intelligentie. Rianne van de Ven Coaching & Consulting 1

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017)

Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken)

Moral Misfits. The Role of Moral Judgments and Emotions in Derogating Other Groups C. Wirtz

Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting

Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie

Hoofdstuk 3 hoofdstuk 3 hoofdstuk 4

Samenvatting (Summary in Dutch)

Bijlage 25: Autismespectrumstoornis in DSM-5 (voorlopige Nederlandse vertaling) 1

Samenvatting. (Summary in Dutch)

recidiverende en aanhoudende dwanggedachten (obsessies) die duidelijke angst

Informatie voor Familieleden omtrent Psychose. InFoP 2. Inhoud

Samenvatting. Adviesaanvraag

Determinanten van Leiderschap-Succes: Ontwikkeling van een Integratief. Model van Persoonlijkheid, Overtuigingen, Gedrag, en Diversiteit

TSCYC. Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum Ouderversie

EEN NETWERKBENADERING

Gedwongen opname en verslaving Dr Anne Van Duyse - De Sleutel en PC Sint Jan Baptist

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting

DAPP-BQ Screening. Dimensionale assessment van persoonlijkheidspathologie. Elizabeth Smit

PERSOONLIJKHEIDSSTOORNISSEN BIJ ADOLESCENTEN

STABLE LOVE, STABLE LIFE?

Stress, depressie en cognitie gedurende de levensloop

Leiderschap De invloed van teamleiders op de teamprestaties

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

DUTCH SUMMARY NEDERLANDSE SAMENVATTING

Temperamentsprofielen bij verslaving

Nederlandse Samenvatting

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017)

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Persoonlijkheidsstoornissen bij ouderen

N ederlandse samenvatting

TSCYC Ouderversie. Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen. Jeroen de Groot. ID Datum Informant:

BURNOUT ASSESSMENT TOOL

Bronnen van stress Persoonlijkheidskenmerken en coping (= wijze van omgaan met of reageren op stress) Effecten van stress

SAMENVATTING bijlage Hoofdstuk 1 104

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld

AGRESSIE. Basis emoties. Basis emoties. Agressie - sociologisch. Agressie - biologisch. Agressie en psychiatrie

InFoP 2. Informatie voor Familieleden omtrent Psychose. Inhoud. Inleiding

DAPP-BQ. Dimensionale assessment van persoonlijkheidspathologie. HTS Report. Jeroen de Vries ID Datum

Nederlandse samenvatting

Communicating about Concerns in Oncology K. Brandes

TH-PI Performance Indicator. Best Peter Assistant

Emotieherkenning bij CI kinderen en kinderen met ESM

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch)

Deel 1: Positieve psychologie

Nederlandse Samenvatting

Psychopathie, een eenduidig construct of een verhaal met twee kanten?

Diagnostische bronnen

Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2

Nieuwe zelfrapportage vragenlijsten voor de forensische psychiatrie

De Nederlandse doelgroep van mensen met een LVB Van Basisvragenlijst LVB naar LVB-screeningsinstrument (screener LVB)

Nederlandse samenvatting. (summary in Dutch)

Transcriptie:

Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Academiejaar 2012-2013 Eerste Examenperiode De succesvolle psychopaat: feit of fictie Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van master in de psychologie, optie Klinische Psychologie door Jana Van De Weghe Promotor: Dr. Mieke Decuyper 1

DANKWOORD Volgende personen zou ik willen bedanken voor hun bijdrage in de totstandkoming van deze masterproef. Zonder hun hulp en steun zou de uitwerking ervan niet mogelijk geweest zijn. Allereerst gaat dank uit naar mijn promotor Dr. Mieke Decuyper voor het aanreiken van het onderwerp en om mij de kans te geven om mee te werken aan het onderzoek. Ik zou haar willen bedanken voor de kritische evaluatie mijn volledige masterproef en voor het feit dat zij steeds bereikbaar was om te antwoorden op de kleine en grote vragen die ik had. Ik dank mijn moeder Ann Van de Slyeke, voor het nalezen van mijn masterproef op taalfouten. Ik zou ook de personen willen bedanken die de tijd wilden vrijmaken om deel te nemen aan dit onderzoek, ondermeer door het invullen van de online vragenlijsten en voor het verspreiden van de oproep tot deelname. Tenslotte wil ik mijn familie en vrienden bedanken voor hun morele steun gedurende de afgelopen 2 jaren. 2

ABSTRACT Deze studie gaat dieper in op het concept van de succesvolle psychopaat in de niet-forensische setting. De data werd verzameld aan de hand van een online vragenlijstentool en er werden in totaal 219 participanten gerekruteerd. Deze personen dienden minimum 18 jaar te zijn en een beroep uit te oefenen alvorens ze deel konden nemen aan het onderzoek. Aan de hand van correlationele analyses werd de link onderzocht tussen succesvolle psychopathie, algemene persoonlijkheidstrekken (gemeten aan de hand van de NEO-PI-R) en verschillende tevredenheidmaten. De voorspellende waarde van de PPI-R bovenop de NEO-PI-R werd eveneens nagegaan in dit onderzoek aan de hand van een meervoudige hiërarchische regressieanalyse. Er werd tijdens deze studie een brede definitie gehanteerd voor tevredenheid; zowel levenssatisfactie, carrièresatisfactie, relatiesatisfactie als welbevinden werden geïncludeerd. Zoals gebleken uit voorgaand onderzoek werd er in deze studie een significante link gevonden tussen de PPI-I Onbevreesde Dominantie en de verschillende tevredenheidmaten. PPI-II Egocentrische Impulsiviteit kan gezien worden als een maladaptieve variant. Deze tweede hogere orde factor bleek in dit onderzoek negatief gecorreleerd te zijn met de verschillende satisfactieschalen. Ook is gebleken dat bepaalde facetten van het persoonlijkheidsdomein Consciëntieusheid, meer bepaald de facetten Doelmatigheid (C1), Ambitie (C4) en Zelfdiscipline (C5), gerelateerd zijn aan succesvolle psychopathie. Succesvolle psychopathie bleek, net zoals prototypische psychopathie, in deze studie op een negatieve manier samen te hangen met het persoonlijkheidsomein Altruïsme. Bepaalde facetten van Neuroticisme leken eveneens een negatieve samenhang te vertonen met de eerste hogere orde factor Onbevreesde Dominantie. De hypothese omtrent de positieve relatie tussen PPI-I Onbevreesde Dominantie en hogere beroepsfuncties werd eveneens teruggevonden in deze studie. 3

INLEIDING Verduidelijking definitie succesvolle psychopaat Het concept psychopathie kent een lange historische voorgeschiedenis. Uit onderzoek is gebleken dat veel negatieve zaken gerelateerd zijn aan psychopathie. Deze personen worden ook wel de onsuccesvolle psychopaten genoemd. Weinig is echter geweten over de mogelijke positieve elementen die verbonden kunnen zijn aan het concept van psychopathie. Succesvolle psychopaten kunnen dus gezien worden als personen die veel voordelen ondervinden aan hun stoornis. Deze voordelen kunnen betrekking hebben op het vermijden van arrestaties, maar kunnen zich eveneens voordoen op relationeel vlak en op beroepsmatig niveau. Belangrijk in deze studie is dat de definitie van de succesvolle psychopaat duidelijk afgebakend wordt. Succesvolle psychopaten worden hier gezien als personen die psychopathische trekken bezitten maar erin slagen om arrestaties te vermijden en bepaalde successen te behalen in het leven. Conceptualisatie Psychopathie is een zeldzame aandoening waarbij de prevalentie wordt geschat op.60 1% van de algemene populatie (Coid et al. 2009; Hare, 2006). De studie van Coid en collega s toonde aan dat psychopathie vaak voorkomt bij gevangenen, daklozen en psychiatrische patiënten. Wanneer psychopathie bekeken wordt in de algemene populatie, dan kan dit gezien worden als een dimensioneel construct. Verscheidene onderzoekers gaan uit van de idee dat psychopathie een continuüm is en dat het bestaat uit een range van trekken en gedrag (Guay et al., 2007: Lilienfeld, 1998; Marcus et al., 2004). Psychopathie is de eerste persoonlijkheidsstoornis die opgemerkt werd binnen de psychiatrie, en heeft daarom ook een lange historische en klinische voorgeschiedenis. Hervey Cleckley was de eerste onderzoeker die een uitgebreide beschrijving van het concept psychopathie uitbracht. In 1941 publiceerde hij The Mask of Sanity: An Attempt to Clarify Some Issues About the So-Called Psychopathic Personality. Hij beschreef 16 criteria die de essentie van de psychopathische persoonlijkheid zouden omvatten; oppervlakkige charme en goede intelligentie, afwezigheid van wanen en andere tekenen van irrationeel denken, afwezigheid van nervositeit en psychoneurotische uitingen, onbetrouwbaarheid, leugenachtigheid en oneerlijkheid, 4

gebrek aan berouw of schaamte, inadequaat gemotiveerd antisociaal gedrag, gebrekkig oordeelsvermogen en onvermogen tot het leren uit ervaringen, pathologische egocentriciteit en gebrek aan empathie, oppervlakkige affectieve reacties, gebrek aan inzicht, geen wederkerigheid in interpersoonlijke relaties en onaangenaam gedrag dat soms gepaard gaat met alcoholgebruik. Ook is het zo dat suïcide zelden gepleegd wordt, dat er een onpersoonlijk, triviaal en gebrekkig seksleven is en er een onvermogen bestaat om een levensdoel na te streven. Deze criteria bevatten voornamelijk affectieve en interpersoonlijke kenmerken, aangevuld met gedragsproblemen. Cleckley omschrijft psychopathie als een persoonlijkheidsstoornis waarbij er een gebrek is aan normale emotionele responsen. Psychopaten zouden manipulatief en charmant zijn om zo hun doelen te kunnen bereiken. Als reactie hierop ontwikkelde Hare (2003) The Psychopathy Checklist Revised (PCL- R). Deze checklist wordt aanzien als de gouden standaard om psychopathie vast te stellen bij individuen. Verderop in de tekst wordt dieper ingegaan op de inhoud en betrouwbaarheid van de PCL-R. Cloninger (1978) en Spitzer et al. (1975) bekeken psychopathie vanuit een andere invalshoek; zij poneerden dat psychopathie eerder als een gedragssyndroom moest geoperationaliseerd worden aan de hand van chronisch antisociaal gedrag. Psychopathie werd hier dus gelijkgesteld aan de antisociale persoonlijkheidsstoornis omwille van de objectieve waarneembaarheid van het antisociale gedrag. Persoonlijkheidsstoornissen zijn psychische abnormaliteiten die gekarakteriseerd worden door chronische afwijkingen met betrekking tot zichzelf, anderen en de omgeving. In de DSM-IV (APA, 1994) wordt een persoonlijkheidsstoornis omschreven als een duurzaam patroon van innerlijke ervaringen en gedragingen die duidelijk binnen de cultuur van de betrokkene afwijken van de verwachtingen. Psychopathie is een persoonlijkheidsstoornis waarnaar al veel onderzoek is gedaan binnen het veld van de psychologie. Vreemd genoeg staat de stoornis nog niet omschreven als een aparte stoornis in de laatste drie edities van de DSM. In een voetnoot van Antisociale persoonlijkheidsstoornis staat echter wel vermeld dat psychopathie gezien wordt als een synoniem hiervan (DSM-III, DSM-III-R, DSM-IV; APA; 1980, 1987, 1994). De antisociale persoonlijkheidsstoornis wordt hier omschreven als een diepgaand patroon van gebrek aan achting voor en schending van 5

de rechten van anderen vanaf het vijftiende jaar aanwezig, met drie of meer van de volgende kenmerken: onmogelijkheid tot conformeren aan de maatschappelijke norm, oneerlijkheid, impulsiviteit en gebrekkige planmatigheid, prikkelbaarheid en agressiviteit, roekeloze onverschilligheid voor de eigen veiligheid en die van anderen, constante onverantwoordelijkheid en tenslotte een gebrek aan spijtgevoelens. Hare (1991) vond dat, indien men louter gebruik zou maken van de DSM-classificatie, men het risico zou lopen om de diagnose van psychopathie niet te herkennen of te benoemen. Niet iedereen die antisociaal gedrag vertoont wordt ook gekenmerkt door de psychopathische persoonlijkheidskenmerken, en omgekeerd. Psychopathie wordt gekenmerkt door specifieke gedragsmatige, interpersoonlijke en affectieve componenten (Lynam & Widiger, 2007). Op gedragsmatig vlak worden psychopathische personen gezien als impulsief, risiconemend, en onverantwoordelijk. Ook zullen ze vaak betrokken zijn bij criminele activiteiten, maar dit is niet noodzakelijk zo. Op dit laatste aspect wordt later dieper ingegaan bij de bespreking van het onderscheid tussen succesvolle versus onsuccesvolle psychopaten. Interpersoonlijke kenmerken houden grandiositeit, egocentrisme, manipulativiteit, gevoelloosheid, arrogantie, meedogenloosheid en oppervlakkigheid in (Lynam & Widiger, 2007). Op relationeel niveau spelen psychopaten vaak spelletjes om zo hun honger naar spanning en sensatie te kunnen bevredigen (Mealy, 1995). Smith (1978) stelde vast dat psychopaten heel behendig zijn in het minutieus nagaan van andermans behoeften en wensen. Deze vaardigheden zouden aan psychopaten de mogelijkheid geven om anderen te controleren en hen het gevoel te geven dat anderen krijgen wat ze willen, ook al is dat niet altijd het geval. Boddy (2011) deed onderzoek naar de link tussen psychopaten in het werkveld en pesten. Ze vonden dat de aanwezigheid van psychopaten op de werkvloer sterk geassocieerd is met pesten. Ook is de incidentie en frequentie van oneerlijke supervisie groter in de aanwezigheid van psychopaten op de werkvloer. Ze vonden dat psychopaten op de werkvloer chaos en organisatorische veranderingen creëren die als rookgordijn kunnen functioneren voor hun zelfzuchtige activiteiten. Ze veronderstelden dat de aanwezigheid van chaos, verandering, gebrekkig management en pesten in een organisatie niet causaal gerelateerd zijn aan elkaar, maar dat de aanwezigheid van een psychopaat in een bedrijf ervoor zorgt dat elk van deze elementen simultaan tot uiting komen. De associatie 6

tussen psychopathie en pesten werd eveneens aangetoond door Mullins-Nelson et al. (2006) en Williams et al. (2007). Psychopathische personen vertonen ook een verstoring op affectief vlak; ze hebben oppervlakkige emoties, een gebrek aan empathie, angst en spijt. Het is voor hen ook niet mogelijk om intieme relaties te onderhouden (Lynam & Widiger, 2007). Mullins-Nelson et al. (2006) onderzochten de relatie tussen psychopathie en cognitieve en affectieve empathie. Cognitieve empathie wordt door Mullins-Nelson en collega s gezien als het vermogen tot perspectief inname. Psychopathie bleek niet significant gerelateerd te zijn aan het vermogen tot perspectief inname, wat erop wijst dat een individu binnen de algemene populatie die een hogere score op psychopathie behaalt niet verschilt van een individu met een lage score met betrekking tot perspectief inname. Wat betreft het aspect van affectieve empathie is gebleken dat er een negatieve correlatie bestaat tussen psychopathie en affectieve empathie. Psychopathie bleek negatief geassocieerd te zijn met gevoelens van schaamte en schuld. Schaamte zou volgens de onderzoekers de kernemotie kunnen zijn die verder onderzocht dient te worden in relatie tot psychopathie. Personen die hoge scores behaalden op psychopathie-schalen bleken geen gebrek te vertonen in het herkennen van emoties aan de hand van gelaatsuitdrukkingen. Volgens Mullins-Nelson et al. wijst dit erop dat individuen die een hoge score behalen op psychopathie en in de maatschappij verblijven, geen gebrek vertonen in het vermogen tot perspectief inname, maar eerder gebreken vertonen in de mate waarin ze meeleven met de negatieve gevolgen die anderen meemaken. Psychopaten lijken dus het concept van emoties te vatten, maar ze zouden de affectieve componenten van empathie niet kunnen gebruiken om hun gedrag te managen. Bagley et al. (2009) vonden dat psychopaten selectieve gebreken vertoonden in het herkennen van verdriet en geluk wanneer gebruik gemaakt wordt van semantisch cues en in het herkennen van verrassing aan de hand van prosodische cues. Jones et al. (2010) daarentegen vonden door gebruik te maken van Theory of Mind taken dat psychopaten geen gebrek vertonen in het correct afleiden van de mentale toestand van anderen wanneer gebruik wordt gemaakt van eenvoudige verhalen. Brook en Kosson (2013) kwamen tot de conclusie dat psychopathie negatief geassocieerd was met scores van empathische accuraatheid. Psychopaten bleken ook minder accuraat te zijn in het beoordelen van de meest in het oog springende emoties van anderen tijdens 7

interpersoonlijke interacties. Bovendien ervaren psychopaten volgens de onderzoekers moeilijkheden in het waarderen van het volledige spectrum van emoties weergegeven door anderen. Primaire en Secundaire Psychopathie Karpman (1941, 1948; in Skeem et al., 2003; Wu et al., 2011) verdeelde psychopathie onder in een tweedimensioneel model. Hij maakte een onderscheid tussen primaire en secundaire psychopathie. Beide varianten worden gekenmerkt door onverantwoordelijk, antisociaal en vijandig gedrag. De affectieve relaties die ze hebben met anderen zijn vluchtig en onbetrouwbaar. Ondanks hun vele gelijkenissen achtte Karpman deze twee varianten als volledig verschillend. Hij zag primaire psychopaten als personen die gekenmerkt worden door antisociaal gedrag en een gebrek aan angst, schuld en empathie bezitten. Karpman beschreef de twee varianten van psychopathie ook in termen van het al dan niet hebben van een geweten. Primaire psychopaten hebben een afwezig geweten, zijn berekend, egoïstisch en onverschillig. Secundaire psychopaten hebben wel degelijk een geweten maar hebben een verstoord functioneren door de intrusie van sterk ervaren vijandigheid. Secundaire psychopaten ageren uit haaten wraakgevoelens, vaak als reactie op de omstandigheden. Vele onderzoekers hebben deze twee dimensies van Karpman naderbij bekeken. Hare (1991) stelde voor dat primaire psychopathie gerelateerd is aan interpersoonlijk georiënteerd gedrag en secundaire psychopathie aan een antisociale levensstijl en gedrag. Blackburn (1975) en McHoskey et al. (1998) vonden dat angst het definiërende kenmerk is dat primaire en secundaire psychopathie van elkaar onderscheidt. Primaire psychopaten zijn personen die weinig tot geen angst ervaren terwijl secundaire psychopaten wel degelijk angst zouden ervaren. Blackburn (1975) rapporteerde ook negatieve relaties tussen primaire psychopathie en zowel schuld als angst en vond een positieve relatie tussen secundaire psychopathie en angst, teruggetrokken gedrag en emotionaliteit. Primaire psychopaten rapporteren lage niveaus van angst en gaan zich meer bezighouden met doelbewuste activiteiten. Secundaire psychopaten daarentegen zijn impulsiever en nemen meer risico s. Ze worden ook meer gedreven door hun emoties en ze ervaren dus waarschijnlijk ook angst. Deze psychopathische variant vertoont een significante verhoogde autonome arousal (zweten en hartslag) wanneer ze geconfronteerd worden 8

met hypothetische scenario s die een aanval of frustraties beschrijven. Ze ervaren ook intensere gevoelens (arousal, agressie en woede) met betrekking tot die scenario s waarin verbale of fysische bedreigingen voorkomen (Blackburn & Lee-Evans, 1985). Ray et al. (2009) vonden dan weer dat de drang om onlustgevoelens te vermijden en gebrek aan doorzettingsvermogen de primaire van de secundaire psychopaat onderscheidt. Uit hun resultaten bleek ook dat secundaire, maar niet primaire, psychopathie geassocieerd is met kwetsbaarheid voor angst en andere internaliserende problemen. Dark Triad Psychopathie kan ook bekeken worden in termen van de Dark Triad. De Dark Triad bestaat uit drie boosaardige persoonlijkheidstrekken; narcisme, psychopathie en machiavellisme. Hiernaar is al redelijk wat onderzoek gedaan en voor dit onderzoek worden enkel de belangrijkste bevindingen met betrekking tot psychopathie besproken. Jonason et al. (2010) en Mealy (1995) vonden dat het spelen van spelletjes kenmerkend is voor personen die hoog scoren op psychopathie. Hiermee wordt bedoeld dat psychopaten de ander vaak naar hun hand zullen zetten door gebruik te maken van bijvoorbeeld manipulatie. Jonason et al. (2010) vonden in een volgend onderzoek dat individuen die hoog scoren op de Dark Triad geen liefdesrelaties nastreven omwille van hun gevoelens voor iemand, maar de ander eerder zullen gebruiken om hun eigen behoeften te kunnen bevredigen. Ze veronderstelden ook dat de seksuele en romantische levensstijlen van deze personen eerder gekenmerkt worden door een egoïstische oriëntatie. Ze gaan bijvoorbeeld enkel en alleen een relatie aan om hun eigen behoeften te bevredigen; wat hun partner wil is irrelevant. Het komt er dus op neer dat de kenmerken en behoeften van de andere persoon van geen belang zijn. Op welke manier ze bepaalde zaken kunnen bereiken speelt een grote rol in hun relaties. PCL-R en PPI Er is nog maar weinig onderzoek gedaan naar psychopaten die tot de algemene populatie behoren. Dit komt deels doordat er een gebrek was aan een geschikt instrument dat psychopathische trekken kon beschrijven buiten een klinische of forensische setting. In het verleden maakte men steeds gebruik van Hare s Psychopathy 9

Checklist-Revised (PCL-R; 2003) bij het onderzoeken van psychopathie. Harpur et al. (1989) gingen onderliggend aan de items van de PCL-R uit van een twee-factorenstructuur. Hare (2003) omschreef deze twee factoren in termen van een egoïstisch, ongevoelig en meedogenloos misbruik van anderen en een chronisch onstabiele, antisociale en sociaal deviante levensstijl. Cooke en Michie (2001) verdedigden echter een drie-factoren-structuur die volgens hen bestond uit een arrogante en misleidende interpersoonlijke stijl, gebrekkige affectieve ervaringen en tenslotte een impulsieve en onverantwoordelijke gedragsmatige stijl. Vitacco et al. (2005) voegden aan de drie factoren van Cooke en Michie (2001) een vierde factor toe, namelijk antisociaal gedrag. De huidige versie van de PCL-R handleiding van Hare (2003) gaat ervan uit dat psychopathie bestaat uit vier lagere orde factoren (Vitacco et al., 2005) en twee hogere orde factoren (Harpur et al., 1989). DeMatteo et al. (2006) testten echter, door gebruik te maken van de PCL-R, de hypothese dat niet-opgenomen psychopaten hun psychopathie eerder in termen van persoonlijkheidstrekken (interpersoonlijke/affectieve) dan in termen van gedragsmatige kenmerken (impulsiviteit/antisociaal gedrag) manifesteren. Uit hun onderzoek is gebleken dat individuen met verhoogde scores op psychopathie ook gevonden kunnen worden in de algemene populatie. Ze vonden dat de psychopaten in de algemene populatie in grotere mate de kenmerkende persoonlijkheidseigenschappen vertonen van psychopathie dan de kenmerkende gedragsmatige eigenschappen, wat er dus op wijst dat deze eigenschappen ervoor zorgen dat ze in mindere mate in contact komen met het rechtssysteem. Het is het best gevalideerde instrument voor het onderzoeken van psychopathie. Een probleem dat hieraan verbonden is, is het feit dat men de PCL-R enkel kan gebruiken binnen forensische of klinische settings (bijvoorbeeld mensen die reeds een criminele geschiedenis hebben of opgenomen zijn). De PCL-R is namelijk initieel ontwikkeld voor gebruik in de mannelijke, volwassen, blanke, forensische steekproeven en is dan ook gevalideerd in soortgelijke populaties (Hare, 1991; Cooke & Michie, 2001; Lilienfeld & Andrews, 1996). Een nadeel dat verbonden is aan de afname van de PCL-R is dat men een grondige training dient te volgen voordat men hiermee aan de 10

slag kan gaan. Het afnemen van de PCL-R is ook tijdsintensief en neemt zo n twee à vier uur is beslag (Poythress, Edens, & Lillienfeld, 1998). De komst van de Psychopathic Personality Inventory (PPI; Lilienfeld & Andrews, 1996) bracht verandering in de beperking van de PCL-R. De PPI is een persoonlijkheidsgerichte benadering die focust op de interne toestand en persoonlijkheidstrekken die centraal staan bij psychopathie. De inhoud van de items zijn geconstrueerd door een comprehensief literatuuronderzoek met betrekking tot psychopathie, waarbij men zocht naar alle relevante constructen die geassocieerd zijn met psychopathie. De PPI-R is een verkorte versie van de PPI en heeft als doel de leesbaarheid te verhogen en de psychometrisch problematische en cultuurspecifieke items te herformuleren. Er werden items vermeden die peilen naar criminele gedragingen. De acht subschalen en vier validiteitschalen hebben als doel bepaalde responsstijlen te detecteren die vaak voorkomen bij psychopathische individuen (Lilienfeld & Widows, 2005). De totale score op de PPI correleert positief met de globale score van psychopathie wanneer gebruik gemaakt wordt van Cleckley s criteria (Lilienfeld & Andrews, 1996). Door gebruik te maken van de PPI als screeningsinstrument kunnen grote steekproeven onderzocht worden op een efficiënte manier. Dit kan de basis vormen voor het onderzoek naar de succesvolle psychopaat (Benning et al., 2003). Benning et al. (2005) deden onderzoek naar de criteriumvaliditeit van twee te onderscheiden factoren van psychopathie zoals gemeten door middel van de PPI. De eerste hogere orde factor Onbevreesde Dominantie gaat de emotioneel-interpersoonlijke trekken na die kenmerkend zijn voor psychopathie. De tweede hogere orde factor Egocentrische Impulsiviteit meet het impulsief en antisociaal gedrag. De subschaal Ongevoeligheid is onder geen van beide factoren onder te brengen en werd voor de PPI- R als derde factor beschouwd (Lilienfeld & Widows, 2005). Benning et al. (2005) vonden dat de PPI-I (Onbevreesde Dominantie) negatief geassocieerd was met symptomen van internaliserende stoornissen en angst. Een positieve associatie werd gevonden met het zoeken naar spanning en avontuur, sociabiliteit, en narcisme. Er was ook een positieve correlatie tussen de PPI-I en de interpersoonlijke/affectieve Factor 1 van de PCL-R. PPI-II (Egocentrische Impulsiviteit) was negatief geassocieerd met socialisatie en positief met symptomen van externaliserende stoornissen, impulsiviteit, 11

disinhibitie en vatbaarheid voor verveling, angstdispositie en negatieve emotionaliteit. De PPI-II was in deze studie positief geassocieerd met de impulsieve/antisociale Factor 2 van de PCL-R. Aanvankelijk werd geponeerd dat de twee hogere orde factoren niet correleren (Benning et al. 2003) en dat ze naar verschillende dimensies van het psychopathische construct peilen. Dit werd echter tegengesproken door Benning et al. (2005) en Uzieblo et al. (2007); deze onderzoekers vonden positieve correlaties tussen de twee factoren. Omwille van de hoge betrouwbaarheid en goede validiteit van de PPI-R wordt deze gezien als één van de meest veelbelovende instrumenten voor de diagnostiek van psychopathie in de niet-forensische populaties (Chapman et al., 2003; Lilienfeld & Andrews, 1996). Het Vijf- Factoren-Model Het Vijf-Factoren-Model (VFM; Costa & McCrae, 1985) is de dominante taxonomie bij het onderzoeken van persoonlijkheidsverschillen. Dit model gaat ervan uit dat alle persoonlijkheidstrekken te beschrijven zijn in termen van vijf verschillende persoonlijkheidsdomeinen: Neuroticisme, Extraversie, Openheid voor ervaringen, Altruïsme en Consciëntieusheid. Personen die hoog scoren op Neuroticisme maken zich vaak zorgen, zijn gespannen, ervaren vaak gevoelens van angst, schuld, hopeloosheid en schaamte. Wanneer men een lage score op Neuroticisme behaalt dan betekent dit dat men zich niet snel zorgen maakt en dat men kalm en zelfzeker is. Deze personen hebben een gelijkmatig humeur en laten zich niet makkelijk uit hun lood slaan (Costa & McCrae, 1985). Een hoge score op Extraversie wil zeggen dat men assertief en spraakzaam is en vaak sociale contacten opzoekt. Deze personen houden van opwinding en zijn vaak opgewekt van aard. Ook zijn ze doorgaans energiek en optimistisch. Personen die een lage score op Extraversie behalen zijn meer formeel en afstandelijk van aard. Ze hebben vaak de voorkeur om alleen te zijn en zijn rustig van aard. (Costa & McCrae, 1985; Ashton, Lee & Paunonen, 2002). Personen met een hoge score op Openheid hebben een levendige fantasie en zijn snel ontroerd door kunst en schoonheid. Deze personen hebben een open geest, zijn 12

nieuwsgierig en zijn steeds op zoek naar nieuwe zaken in hun omgeving. Een lage score op Openheid betekent dat men meestal praktisch ingesteld is en heel pragmatisch te werk gaat. Men neigt naar conventioneel gedrag en verkiest vertrouwde zaken boven nieuwe (Costa & McCrae, 1985; Costa & Widiger, 1994). Personen die een hoge score behalen op Altruïsme zijn vaak hulpvaardig, bescheiden en hebben een groot vertrouwen in andere mensen. Ze zijn begaan met het welzijn van anderen en zijn vaak onbaatzuchtig. Een lage score op Altruïsme stemt overeen met personen die eerder competitief van aard zijn en cynisch van aard zijn en hun eigen belangen voorop stellen (Costa, McCrae, & Dye, 1991). Personen die hoog scoren op het domein Consciëntieusheid zijn ambitieus, betrouwbaar en volhardend. Deze personen zijn doelgericht en vertonen een hoge mate van zelfdiscipline. Personen met een lage score op Consciëntieusheid geven snel op wanneer een taak vervelend wordt. Deze personen kunnen beter tegen chaos en stellen zich flexibel op, maar zijn ook onbetrouwbaar, laks en onvoorzichtig. (Costa, McCrae, & Dye. 1991; Costa & Widiger, 1994). Het meeste onderzoek naar psychopathische kenmerken was voornamelijk gericht naar het identificeren van de kernproblemen bij psychopathie. Lynam en Widiger (2007) waren echter van mening dat er geen eenduidige etiologisch mechanisme bestond dat psychopathie kan beschrijven. Volgens hen zou men aan de hand van het Vijf-Factoren-Model het onderscheid tussen succesvolle en onsuccesvolle psychopaten kunnen verklaren. Miller et al. (2001) schoven de hypothese naar voor dat men psychopathie kan beschrijven door gebruik te maken van dit VFM. Er werd tijdens deze studie gebruik gemaakt van een expert VFM-beschrijving. Dit houdt in dat de onderzoekers een vragenlijst met 30 dubbelzinnige stellingen, die elk verwijzen naar één facet van de NEO-PI-R, verstuurden naar 21 experts op het gebied van psychopathie. De experts kregen de opdracht om de prototypische psychopaat te bepalen aan de hand van elk facet van het VFM door gebruik te maken van een vijf punten Likert schaal. Het profiel van de prototypische psychopaat werd gecreëerd aan de hand van de gemiddelde score op elk item over de experts heen. Hieruit bleek dat de expert VFM-beschrijving van psychopathie completer en uitgebreider lijkt te zijn dan de beschrijving door middel van de Psychopathy Checklist-Revised (PCL-R; 2003). Het lijkt dus dat de VFM- 13

beschrijving van psychopathie een meer accurate beschrijving oplevert en niet beperkt is tot de beschrijving van psychopathie inherent aan één enkel instrument. Ondanks dit alles is er toch nog een gebrek aan consensus wat betreft de beschrijving van psychopathie in termen van het VFM. Psychopathie wordt gekenmerkt door lage scores op alle facetten van Altruïsme (Decuyper et al. 2009; Jackson & Richards, 2007; Miller et al., 2001; Paulhus & Williams, 2002). De fundamentele trekken van psychopathie zoals liegen, manipulatie, gevoelloosheid en arrogantie worden hierin beschreven. Lynam en Widiger (2007) daarentegen vonden dat psychopathie gekenmerkt werd door een lage score op vijf facetten van Altruïsme, maar niet op het facet Vertrouwen. Prototypische psychopathie bestaat ook uit lage scores op verschillende facetten van Consciëntieusheid, zoals Betrouwbaarheid, Zelfdiscipline en Bedachtzaamheid (Miller et al., 2001; Lynam & Widiger, 2007). Andere onderzoekers vonden echter aan de hand van een meta-analyse dat psychopathie negatief gecorreleerd is met alle facetten van Consciëntieusheid (Decuyper et al., 2009; Paulhus & Williams, 2002). Dit domein beschrijft de fundamentele psychopathische trekken van impulsiviteit, gebrek aan lange-termijn-doelen en het niet accepteren van verantwoordelijkheid. Met betrekking tot het domein Extraversie werd het volgende gevonden: hoge scores op Dominantie en Avonturisme (Miller et al., 2001) en lage scores op Hartelijkheid (Miller et al., 2001; Lynam & Widiger, 2007). Deze facetten contribueren tot de psychopathische trekken van nood aan stimulatie en oppervlakkig affect. Wanneer we kijken naar het domein van Neuroticisme, dan blijkt dat psychopathie bestaat uit hoge niveaus van Ergernis (Miller et al.,2001) en Impulsiviteit (Miller et al.,2001; Lynam & Widiger, 2007), en lage niveaus van Angst, Depressie, Kwetsbaarheid (Miller et al.,2001) en Schaamte (Miller et al., 2001; Lynam & Widiger, 2007). Dit heeft betrekking op de kenmerken van welbespraaktheid, oppervlakkige charme, onbevreesdheid en gebrekkige gedragscontrole die psychopaten vertonen. Jones et al. (2011) onderzochten de rol van impulsiviteit bij de Dark Triad. Wanneer impulsiviteit bekeken wordt aan de hand van de Big Five, dan wordt gevonden dat impulsiviteit een rol speelt bij hoog extraverte personen en laag consciëntieuze personen. Paulhus en Williams (2002) vonden met betrekking hierop dat narcisme meer gerelateerd is aan Extraversie en psychopathie meer aan lage Consciëntieusheid. Hieruit kan men dus besluiten dat impulsiviteit bij beide aspecten van de Dark Triad anders 14

tot uiting zal komen. Jones et al. (2011) vonden dat zowel narcistische personen als psychopathische personen impulsief gedrag vertonen. Hierop volgend maakten ze een onderscheid tussen functionele en disfunctionele impulsiviteit door gebruik te maken van Dickman s (1990) conceptualisaties hieromtrent. Ze zagen impulsiviteit als functioneel in situaties waarbij de voordelen van snelheid groter zijn dan de voordelen van accuraatheid. Bij narcisme bleek dit het geval te zijn want narcistische impulsiviteit lijkt te draaien rond het aangaan van sociaal engagement terwijl de psychopathische impulsiviteit eerder het gevolg is van een gebrekkige zelfregulatie. Daarom wordt het construct van psychopathie eerder gezien als een vorm van disfunctionele impulsiviteit. Machiavellisme was niet gerelateerd aan één van de twee types. Paulhus et al. (2002) vonden dat in niet-klinische steekproeven leden van de Dark Triad eenzelfde kern delen, namelijk die van Antagonisme. Psychopaten vormen het meest verraderlijke construct van de drie omwille van het feit dat ze bovenop deze kern ook nog een minimale angst vertonen. Wanneer comorbiditeit het samen voorkomen van één of meerdere onafhankelijke stoornissen bij een persoon - in rekening wordt gebracht, dan blijkt dat psychopathie samen zal voorkomen met die persoonlijkheidsstoornissen die gemeenschappelijke VFM dimensies of facetten delen (Lynam & Widiger, 2001). Psychopathie zal bijvoorbeeld op basis van de facetoverlap hoog comorbide zijn met de Antisociale Persoonlijkheidsstoornis (APD) omdat ze beiden gekarakteriseerd worden door lage niveaus van Altruïsme en Consciëntieusheid. Coid et al. (2009) kwamen tot de conclusie dat psychopathische trekken geassocieerd zijn met meerdere sociale en gedragsmatige problemen en een substantiële comorbiditeit met mentale stoornissen op zowel As I en II van de DSM classificatie. Succesvol/onsuccesvol Er is voornamelijk onderzoek gedaan naar die psychopaten die opgesloten zitten of betrapt zijn voor bepaalde misdrijven. Recent kwam hier verandering in en begon men onderzoek te doen naar het construct psychopathie in non-forensische contexten. Mullins-Nelson et al. (2006) en Neumann et al. (2008) deden onderzoek door middel van steekproeven uit de algemene populatie terwijl Babiak et al. (2006) onderzoek deden in bedrijven. Weinig is echter geweten omtrent die psychopaten die 15

niet zijn opgepakt of tegen de lamp zijn gelopen. Deze personen zouden dus kenmerken moeten bezitten die hen helpen om aan het alziende oog van de wet te ontsnappen, en worden omschreven als succesvolle psychopaten. In de literatuur zijn er twee definities gangbaar omtrent het concept van succesvolle psychopathie. De eerste definitie beschrijft succesvolle psychopaten als individuen die psychopathische trekken bezitten, maar detentie vermijden of de extreme criminele handelingen vermijden die leiden tot opsluiting (Mullins-Nelson et al. 2006). De tweede definitie gaat ervan uit dat succesvolle psychopaten kunnen omschreven worden als personen die bepaalde prestaties verricht hebben op beroepsmatige of levensgebieden. Deze personen slagen er dus niet enkel in om detentie te vermijden, ze behalen ook succes in het leven (Lykken 1995, Babiak & Hare 2006). Wanneer de eerste definitie van succesvolle psychopathie in beschouwing genomen wordt, speelt Cleckley (1988) hierin een belangrijke rol. Cleckley (1988; in Gao et al., 2010) beschreef in zijn werk The Mask of Sanity succesvolle psychopaten zoals zakenlui, artsen en wetenschappers die gekenmerkt werden door trekken van egocentrisme, oppervlakkige charme en onverantwoordelijkheid, maar niet door arrestaties of veroordelingen. Hij voegde hier ook aan toe dat intellectuele vaardigheden een prominente factor zijn bij succesvolle psychopaten. Succesvolle psychopathie wordt bij Cleckley gezien binnen een dimensioneel kader: individuen beschikken in meer of mindere mate over de kenmerkende persoonlijkheidstrekken die typerend zijn voor de prototypische psychopaat en worden in dit opzicht gezien als een subklinische manifestatie van psychopathie. Het grootste deel van het onderzoek heeft zich gericht op mannelijke overtreders omwille van de moeilijkheid bij het onderzoeken van succesvolle psychopaten. De gelimiteerde literatuur over niet-opgenomen psychopaten leverde gemengde bevindingen op. Het neurobiologisch onderzoek van Gao et al. (2010) toonde aan dat succesvolle psychopaten executief beter functioneren, een meer verhoogde autonome reactiviteit vertonen en meer normale frontale en amygdale volumes hebben in vergelijking met niet-succesvolle psychopaten. Deze factoren zouden de succesvolle psychopaten kunnen beschermen tegen veroordeling en deze zouden het hen mogelijk maken om hun levensdoelen te vervullen. De overmatige prefrontale witte materie en efficiënt prefrontaal functioneren kunnen bijdragen tot het manipulatieve en superieure 16

misleidende gedrag, wat kan helpen bij het bereiken van hun doelen in een relatieve, meer coverte en niet-geweldadige manier. Deze onderzoekers suggereerden dat onsuccesvolle psychopaten gedrag stellen dat overeenkomsten vertoont met de blauweboordcriminaliteit en fysiek geweld, terwijl zij succesvolle psychopathie linkten met witteboordcriminaliteit en relationele agressie. Uit voorgaand onderzoek blijkt dat (prototypische) psychopathie een redelijke voorspeller is voor algemeen herval en een krachtige voorspeller voor gewelddadig recidivisme (Hemphill, Hare & Young, 1998; Salekin, Rogers & Sewell, 1996). Hemphill et al. (1998) vonden eveneens dat (prototypische) psychopaten tot drie maal meer kans hebben om te hervallen in algemene criminaliteit wanneer ze datzelfde jaar de gevangenis verlaten hebben. Ze zouden ook tot vier keer meer kans hebben om gewelddadig te recidiveren in vergelijking met andere daders. In het verleden hadden Ishikawa et al. (2001) hier ook reeds onderzoek naar gedaan. Ze suggereerden dat succesvolle en onsuccesvolle psychopaten verschillen in termen van psychofysiologische en neuropsychologische deficieten. Psychopaten die geen voorgeschiedenis van arrestaties hadden, vertoonden een sterker executief functioneren en minder tekorten in het autonoom zenuwstelsel dan psychopaten die reeds gearresteerd zijn. Hieruit maakten ze op dat de autonome en executieve functieverschillen niet noodzakelijk geassocieerd zijn met een verminderd crimineel gedrag, maar dat het sommige psychopaten eerder de mogelijkheid geeft om arrestaties en veroordelingen te vermijden. Widom (1977) was de eerste die psychopathie onderzocht binnen een algemene steekproef. Hij rekruteerde 28 participanten via een advertentie in de krant waarin de kenmerken van psychopathie op een niet-pejoratieve manier in vervat zaten. Uit zijn studie bleek dat de steekproef aan een aantal criteria voldeed die geassocieerd zijn met psychopathie zoals alcoholgebruik, middelengebruik en hardnekkig crimineel gedrag. Enige voorzichtigheid is hier wel gewenst omwille van het feit dat Widom deze studie heeft uitgevoerd voordat er een betrouwbaar en valide meetinstrument zoals de PCL-R bestond. DeMatteo et al. (2006) hebben een gelijkaardige studie uitgevoerd waaraan 54 participanten deelnamen. De participanten werden opnieuw gerekruteerd aan de hand van een advertentie in de krant en via het uitdelen van flyers, waarin de kenmerken van 17

psychopathie opnieuw (zie Widom, 1977) op een niet-pejoratieve manier werden beschreven. DeMatteo et al. maakten gebruik van de PCL-R om het psychopathieconstruct te onderzoeken. Hieruit bleek dat de participanten in grotere mate de kernpersoonlijkheidskenmerken van psychopathie (Factor 1) vertoonden in vergelijking met de kerngedragsmatige kenmerken van psychopathie (Factor 2). Dit kan een verklaring bieden voor het feit dat veel van de bestudeerde participanten verhoogde niveaus van psychopathische kenmerken vertoonden, maar nog niet in aanraking gekomen waren met het gerecht. De onderzoekers vonden ook dat de participanten van zijn studie gelijkaardig waren aan de niet-opgenomen psychopaten zoals beschreven door Cleckley (1941) en de primaire psychopaten zoals beschreven door Karpman (1946,1948). DeMatteo et al. zochten ook een verklaring voor het feit dat een deel van de niet-opgenomen/niet-veroordeelde participanten toch moderate niveaus van psychopathie vertoonden. Hij achtte het mogelijk dat de niet-criminele participanten eenvoudigweg geen misdaden begaan of op zijn minst geen serieuze overtredingen plegen die zouden kunnen leiden tot een arrestatie. Mullins-Sweatt et al. (2010) schoven de hypothese naar voor dat succesvolle psychopaten gekenmerkt worden door hoge, eerder dan lage (zie Lynam & Widiger, 2007) scores op Consciëntieusheid (en meer bepaald op de facetten Doelmatigheid, Ambitie, Zelfdiscipline en Bedachtzaamheid). De onderzoekers gaven aan (gerechts-) psychologen, advocaten en professoren in de Klinische Psychologie de definitie van een psychopaat en vroegen hen hierna of zij iemand uit hun omgeving kenden die aan deze beschrijving voldeed. Belangrijke vraag hierbij was of deze personen ook enig succes oogsten met hun psychopathische trekken. De participanten dienden deze psychopathische persoon die ze in gedachten hadden te beschrijven in termen van 15 algemene trekken uit de literatuur omtrent psychopathie. De resultaten van Mullins- Sweatt et al. (2010) suggereerden dat de succesvolle psychopaat zich onderscheidt van de niet-succesvolle (prototypische) psychopaat door deze verschillen in Consciëntieusheid. Prototypische psychopaten vertonen verhoogde scores op onverantwoordelijkheid, impulsiviteit en nalatigheid waarvan Mullins-Sweatt en collega s dachten dat het net die kenmerken waren die ervoor zorgen dat prototypische psychopaten gearresteerd en veroordeeld worden. Succesvolle psychopaten daarentegen zouden volgens hen het tegenovergestelde profiel moeten vertonen, namelijk eerder 18

hoge scores op Consciëntieusheid dan lage. Ze besloten dat er wel degelijk een andere vorm van psychopathie kan bestaan dan de onsuccesvolle psychopaten die frequent bestudeerd worden in de gevangenis. Hall en Benning (2006) en Lilienfeld (1994) kwamen tot de bevinding dat succesvolle en prototypische psychopaten dezelfde etiologie kennen, maar dat er sprake zou zijn van een modererende functie van protectieve factoren, waardoor deze individuen niet overgaan tot antisociale en criminele gedragingen. De naar voor geschoven protectieve factoren zouden volgens Hare (2003), Lilienfeld (1994) en Widom (1977) intelligentie, adequate socialisatie, sociale vaardigheden, buitengewone talenten, familiale achtergrond en sociaal economische status kunnen zijn. Hall en Benning (2006) poneerden eveneens dat er een onderscheid is met betrekking tot etiologie voor wat betreft de kernpersoonlijkheidstrekken en de gedragsmatige kenmerken van psychopathie. Volgens hen zouden succesvolle psychopaten in voldoende mate beschikken over de persoonlijkheidstrekken van psychopathie, terwijl prototypische psychopaten hoog scoren op zowel de kernpersoonlijkheidstrekken als op de gedragsmatige trekken. Met betrekking tot de tweede definitie, namelijk dat succesvolle psychopaten kunnen omschreven worden als personen die succes behalen op bepaalde beroepsmatige en levensgebieden, vond Lykken (1995) dat bepaalde trekken zoals welbespraaktheid en oppervlakkige charme uit het interpersoonlijke domein van psychopathie voordelig kunnen zijn bij het behalen van professioneel succes en bepaalde hoge beroepsfuncties. Hall en Benning (2006) voegden hieraan toe dat de succesvolle psychopaat minder succesvol kan zijn in andere levensdomeinen, aangezien deze professionele prestaties vaak gepaard kunnen gaan met relatiebreuken. Ullrich et al. (2008) onderzochten in hun studie de potentieel positieve impact van bepaalde psychopathische persoonlijkheidstrekken op indicatoren van levenssucces in een algemene steekproef van 304 mannen. Ze gingen de associatie na tussen de vier psychopathiedomeinen (interpersoonlijk, affectief, impulsief en antisociaal) en indicatoren van levenssucces waarbij ze de hypothese naar voor schoven dat personen met verhoogde scores op de interpersoonlijke component van psychopathie samen met een hogere intelligentie, meer levenssucces vertonen dan personen met evenwel verhoogde scores op de interpersoonlijke component, maar lagere intellectuele 19

vaardigheden. Deze hypotheses konden niet bevestigd worden en men vond dat de subcomponenten van psychopathie grotendeels negatief geassocieerd waren met levenssucces wanneer dit gedefinieerd werd in termen van status en rijkdom. Wanneer levenssucces gezien werd in termen van intieme relaties bleek dit grotendeels ongecorreleerd te zijn. De gebrekkige affectieve component van psychopathie correleerde negatief met beide definities van levenssucces. Impulsief, antisociaal en crimineel gedrag bleek status en rijkdom op een negatieve manier te voorspellen. Men vond echter geen inverse correlatie met de tweede definitie, namelijk deze van succesvolle intieme relaties. Babiak et al. (2010) vonden dat personen die hoge psychopathische scores behaalden vaak hoge beroepsfuncties uitoefenden zoals vice-president, supervisor of directeur of hen hiertoe de mogelijkheid werd geboden. Deze onderzoekers maakten tijdens hun onderzoek gebruik van 360 graden feedback en er werd nagegaan hoe het bedrijf personen met meerdere psychopathische trekken beoordeelde. Ze vonden merkwaardig genoeg sterke associaties tussen psychopathische scores en gebrekkige managementstijlen, functioneringsgesprekken en het bedrijf beoordeelde psychopathische personen als individuen die er niet in slagen om als teamspeler te fungeren. Positieve correlaties werden echter gevonden tussen psychopathie en het bezitten van goede strategische en communicatievaardigheden. De interpersoonlijke factor van betrekking tot psychopathie voorspelde dus een verhoogde charismatische score (zoals gepercipieerd door het bedrijf), wat erop kan wijzen dat deze factor geassocieerd is met de vaardigheid om anderen te manipuleren en op te lichten. De Vries (1985) suggereerde dat dark side trekken zoals gebrek aan empathie, manipulatie en ongevoeligheid (kenmerkend voor psychopathie) gewenst of zelfs noodzakelijk zijn voor ondernemerssucces. Hogan en Hogan (2001) gingen er echter vanuit dat dark side trekken ervoor kunnen zorgen dat individuen promoveren en succes ervaren op korte termijn, maar schadelijk kunnen zijn voor de prestaties en het welzijn van anderen op lange termijn. Furnham et al. (2012) onderzochten de mogelijkheid dat bepaalde dark side variabelen positief geassocieerd zijn met succes op het werkvlak. Volgens hen bestaan er bepaalde types van beroepen waarbij manifestaties van bepaalde stoornissen voordelig kunnen zijn. Bijvoorbeeld fantasierijk gedrag zou negatief gecorreleerd zijn 20

met betrouwbaarheid op het werk, maar positief geassocieerd met verkoopspotentieel. Ze vonden ook dat stoutmoedigheid, geslepenheid en fantasierijke trekken positief geassocieerd zijn met werksucces. Hun resultaten lijken te veronderstellen dat verkoopssucces geassocieerd is met ongewoon hoge niveaus van zelfvertrouwen en stoutmoedigheid, risico s nemen en geslepenheid als ook emotionaliteit en aandacht zoeken. Hieruit kan men opmaken dat succesvolle verkopers heel moeilijk te managen zijn en snel kunnen ontsporen. Akhtar et al. (2013) gingen na in welke mate primaire en secundaire psychopathie gerelateerd zijn aan een maat van ondernemingsgezinde trekken en vaardigheden. De onderzoekers vonden een moderate correlatie tussen ondernemende tendensen en primaire psychopathie, wat in lijn is met de assumptie van De Vries (1985). Ondernemende individuen zijn volgens hen ongevoeliger, onbevreesder en welbespraakter. Opmerkelijk was dat primaire en secundaire psychopathie ongerelateerd zijn aan ondernemende activiteiten en vaardigheden. Primaire psychopathie bleek negatief gecorreleerd te zijn met sociaal ondernemerschap wat erop wijst dat personen die hogere scores behalen op het concept primaire psychopathie minder snel activiteiten zullen opstarten die tot doel hebben de gemeenschap en onderwijs te verbeteren. Uit het onderzoek van Akhtar is dus gebleken dat psychopathische trekken niet altijd even relevant zijn voor uitkomsten in ondernemerschap. Stevens et al. (2012) waren geïnteresseerd in hoe succesvolle psychopaten interageren met hun omgeving. Meer bepaald onderzochten zij hoe succesvolle psychopaten omgaan met ethische dilemma s in de bedrijfssetting. Stevens en al. gingen ervan uit dat succesvolle psychopaten in grotere mate onethische beslissingen zullen nemen en dat deze relatie gemedieerd wordt door morele onthechting. Morele onthechting wordt gezien als een set van tactieken die het mogelijk maakt om een ontkoppeling teweeg te brengen met de interne morele standaarden. Beide hypotheses werden door Stevens et al. bevestigd. Babiak (1995) bevestigde deze bevinding en vond dat ondanks de vele overtredingen die psychopaten begaan, ze alsnog gepercipieerd worden als succesvolle personen, die beroepsmatig succes oogsten door middel van promoties. 21

Lilienfeld et al. (2012) deden onderzoek naar de persoonlijkheid van 42 presidenten van de Verenigde Staten (tot en met George Bush). Er werd aan 121 historici de opdracht gegeven om de persoonlijkheid van een bepaalde president te beschrijven. Aan de hand van VFM prototypes voor Onbevreesde Dominantie en Egocentrische Impulsiviteit beschreven deze experts psychopathie. Tijdens dit onderzoek kregen de historici de opdracht de geselecteerde president te beoordelen in termen van overtuigingskracht, crisismanagement en morele autoriteit waardoor er een onafhankelijke beoordeling van leiderschap door de historici kon bereikt worden. Er werd eveneens gebruik gemaakt van objectieve indicatoren van functioneren van de president zoals herverkiezingen, overtuigende verkiezingsoverwinning en het doorvoeren van nieuwe wetten. Ze kwamen tot de conclusie dat Onbevreesde Dominantie positief geassocieerd was met betere presidentiële prestaties, leiderschap, overtuigingskracht, crisismanagement en politieke relaties (subjectieve beoordelingen) en met het invoeren van nieuwe wetten, het gezien worden als wereldfiguur en met het aantal jaren dat met het presidentschap uitoefent. Onbevreesde Dominantie bleek ongerelateerd te zijn aan moreel en ethisch gedrag. Egocentrische Impulsiviteit was in deze studie positief geassocieerd met negatieve criteria zoals aanklachten van een politiek misdrijf en het tolereren van onethisch gedrag bij werknemers. Presidentiële prestaties bleken ongerelateerd te zijn aan Egocentrische Impulsiviteit. Egocentrische Impulsiviteit bleek grotendeels ongecorreleerd te zijn met gebrekkige presidentiële prestaties. Dit gebrek aan positieve associaties kan er volgens de onderzoekers op wijzen dat trekken zoals gebrekkige impulscontrole, externalisatie van schuld en interpersoonlijk antagonisme niet noodzakelijk negatieve implicaties met zich meebrengen voor het uitvoeren van een politiek beroep. Lilienfeld et al. besloten dat deze bevindingen suggereren dat bepaalde psychopathische trekken geassocieerd kunnen zijn met succesvol interpersoonlijk gedrag en dat Onbevreesde Dominantie voordelen kan inhouden voor beroepen en sociale rollen die geassocieerd zijn met prestige en macht zoals de politiek, het bedrijfsleven, de ordehandhaving of het leger. Lilienfeld et al. kwamen dus niet tot de conclusie dat alle kenmerken van psychopathie geassocieerd zijn met superieure presidentiële prestaties. 22

Huidige studie Deze studie bestudeert het concept succesvolle psychopathie in een algemene populatiesteekproef aan de hand van een vragenlijstonderzoek. Er wordt onderzocht hoe succesvolle psychopathie gerelateerd is aan algemene persoonlijkheidstrekken en of bepaalde psychopathische trekken ook geassocieerd zijn met succesvolle levenservaringen op het vlak van werk en relaties. Opmerkelijk is dat tijdens dit onderzoek verschillende elementen simultaan onderzocht worden; zo wordt er gekeken naar de correlaties tussen de persoonlijkheidstrekken, psychopathische kenmerken, welbevinden, relatiesatisfactie, levenssatisfactie en carrièresatisfactie. Dit soort onderzoek werd, voor zover wij weten, nog niet uitgevoerd. Tijdens dit onderzoek worden de volgende hypothesen vooropgesteld: (1) er wordt verwacht dat succesvolle psychopaten hoge in plaats van lage scores behalen op het persoonlijkheidsdomein Consciëntieusheid. Meer bepaald worden positieve correlaties verwacht met Doelmatigheid (C1), Ambitie (C4), Zelfdiscipline (C5) en Bedachtzaamheid (C6). (2) De tweede hypothese gaat ervan uit dat succesvolle psychopathie negatief gecorreleerd is met het persoonlijkheidsdomein Altruïsme, aangezien deze personen meer uitgaan van hun eigen belang en kenmerken zoals liegen, manipulatie en gevoelloosheid gezien worden als psychopathische eigenschappen. (3) De eerste hogere orde factor Onbevreesde Dominantie van de PPI-R wordt verwacht negatief samen te hangen met bepaalde facetten van het persoonlijkheidsomein Neuroticisme, namelijk met Angst (N1) en Depressie (N3). (4) Aangezien verschillende onderzoeken aantonen dat succesvolle psychopaten misschien minder succesvol zijn op relationeel vlak, wordt er in deze studie vanuit gegaan dat deze personen succesvol zijn op beroepsmatig gebied, maar dat dit waarschijnlijk zijn weerslag zal hebben op relationeel vlak. (5) Als vijfde hypothese wordt verwacht dat de eerste hogere orde factor Onbevreesde Dominantie wordt positief samenhangt met welbevinden en carrièresatisfactie. (6) Tenslotte wordt in deze studie verwacht dat mensen met een hogere beroepsfunctie hoger scoren op bepaalde psychopathische trekken, meer bepaald op de PPI-factoren Onbevreesde Dominantie en Ongevoeligheid. 23