Jurisprudentie Wet op gelijke behandeling In Nederland gelden regels die zeggen dat gelijke gevallen gelijk behandeld behoren te worden. Helaas gebeurt dat niet altijd. Mensen worden nog steeds uitgesloten van werk, opleiding of het verkrijgen van bepaalde goederen of diensten op grond van irrelevante kenmerken. Om deze uitsluiting tegen te gaan, kent Nederland de gelijkebehandelingswetgeving. Deze wetgeving is complex en onderhevig aan verandering. Daarom werd in 1994 de Commissie Gelijke Behandeling (CGB) ingesteld. Een onafhankelijk, landelijk college dat toeziet op de naleving van haar oordelen, adviseert en voorlichting geeft over gelijke behandeling. Lees verder op www.cgb.nl. Lees in dit document de toelichting op het beroepsonderwijs. Casussen Jurisprudentie: In de afgelopen jaren zijn diverse oordelen uitgesproken op het terrein van beroepsonderwijs. Uit de oordelen zijn enkele samenvattingen geschreven om te informeren en ter voorkoming van herhaling. www.studerenmeteenbeperking.nl - CINOP: geplaatst op 11 augustus 2011 1/5
Casus: Student met handicap moet gebruik maken van een rolstoel Student volgt een opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening Een handicap waardoor ze gebruik maakt van een rolstoel De student ontving een brief van instelling dat Ambulante Woonbegeleiding geen geschikte werkplek is voor iemand in een rolstoel omdat zij mobiel dient te zijn, auto in en uit moet bij het gaan van de ene naar de andere cliënt en dat de woningen van cliënten lang niet altijd zijn aangepast. Stage/werkplek 2005-230 Onderscheid op grond van handicap door student, die in een rolstoel zit, af te wijzen voor een stageplaats, zonder haar individuele situatie te beoordelen. Student volgt een opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening. Zij heeft een handicap waardoor ze gebruik maakt van een rolstoel. Student heeft gesolliciteerd naar een stageplaats bij instelling bij de afdeling Ambulante Woonbegeleiding. Instelling heeft student telefonisch uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek. Aan het eind van het telefoongesprek heeft student meegedeeld dat ze in een rolstoel zit. De volgende dag ontving student een brief van instelling dat Ambulante Woonbegeleiding geen geschikte werkplek is voor iemand in een rolstoel omdat zij mobiel dient te zijn, auto in en uit moet bij het gaan van de ene naar de andere cliënt en dat de woningen van cliënten lang niet altijd zijn aangepast. Student is van mening dat zij geen gelijke kansen heeft gehad ten opzichte van sollicitanten zonder lichamelijke beperking bij de beoordeling of de stage inhoudelijk en qua uitvoering haalbaar was of kon worden gemaakt. De Commissie is van oordeel dat voor zover student beperkingen heeft met betrekking tot haar mobiliteit, deze haar niet beletten om de wezenlijke taken uit te oefenen van stagiair, die betrekking hebben op de dienstverlening aan cliënten. Bovendien heeft instelling de geschiktheid van student beoordeeld aan de hand van volgens hem bestaande algemene opvattingen over wat een persoon die in een rolstoel zit wel en niet kan. Deze algemene opvattingen berusten echter op stereotyperingen en gelden zeker niet voor alle personen die in een rolstoel zitten en evenmin voor alle werksituaties. Het had daarom op de weg van instelling gelegen om student uit te nodigen voor een gesprek om haar individuele situatie te beoordelen. Door dit na te laten heeft instelling in strijd gehandeld met de WGBH/CZ. www.studerenmeteenbeperking.nl - CINOP: geplaatst op 11 augustus 2011 2/5
Casus: student met dyslexie. Hogeschool Dyslexie Hij stelt dat de hogeschool onvoldoende aanpassingen heeft gemaakt en hem onvoldoende heeft ondersteund bij het vinden van een stageplaats. Stage 2006-90 Student met dyslexie Geen onderscheid op grond van handicap bij ongeschiktheidverklaring en begeleiding stage. Een student klaagt erover dat een hogeschool onderscheid heeft gemaakt op grond van zijn dyslexie. Daartoe stelt hij dat de hogeschool onvoldoende aanpassingen heeft gemaakt en hem onvoldoende heeft ondersteund bij het vinden van een stageplaats. De Commissie oordeelt dat de hogeschool, mede gelet op de studieresultaten van de student over een periode van twee jaar, de verrichte aanpassingen en de aantoonbare begeleiding van de student, in redelijkheid tot het standpunt heeft kunnen komen dat de student niet geschikt is voor de studie. De Commissie komt derhalve niet toe aan de vraag of de hogeschool adequaat heeft gereageerd op het verzoek om aanpassingen. Met betrekking tot de begeleiding van de stage is de Commissie van oordeel dat de student onvoldoende feiten heeft kunnen aanvoeren die onderscheid op grond van zijn dyslexie kunnen doen vermoeden. Er zijn meerdere oordelen hierover maar veelal betrekking op het hoger onderwijs in relatie tot bindend studieadvies www.studerenmeteenbeperking.nl - CINOP: geplaatst op 11 augustus 2011 3/5
Casus: Student die slechthorend is Mbo instelling Slechthorendheid De leerling heeft aangevoerd dat de onderwijsinstelling ten opzichte van hem onderscheid heeft gemaakt op grond van handicap door de weigering doeltreffende aanpassingen te verrichten. Opleiding 2010-109 Een mbo instelling maakt ten opzichte van een leerling geen onderscheid op grond van handicap door de weigering doeltreffende aanpassingen te verrichten, bij de zorgverplichting bij het aanbieden van een stageplaats, door de weigering hem voor de tweede maal in de doorstartklas te plaatsen en door hem uit te schrijven. Een leerling van een mbo instelling ondervindt als gevolg van slechthorendheid beperkingen bij het volgen van onderwijs. In verband hiermee ontvangt hij assistentie van schrijftolken bij het volgen van de lessen. De leerling heeft aangevoerd dat de onderwijsinstelling ten opzichte van hem onderscheid heeft gemaakt op grond van handicap door de weigering doeltreffende aanpassingen te verrichten, bestaande uit begeleiding bij het volgen van de opleiding en uit het scheppen van goede voorwaarden waaronder de schrijftolken hun werk konden verrichten. Voorts heeft leerling aangevoerd dat de onderwijsinstelling onderscheid op grond van handicap heeft gemaakt door tekort te schieten in haar zorgverplichting bij het vinden van een stageplaats en door de weigering hem voor de tweede maal in de doorstartklas te plaatsen en hem uit te schrijven. De Commissie heeft geconcludeerd dat de onderwijsinstelling met het opstellen en het uitvoering geven aan een handelingsplan toereikende begeleiding heeft geboden bij het volgen van de opleiding. Ook heeft de Commissie geconcludeerd dat de inzet van schrijftolken tijdens de lessen niet was verhinderd en dat de schrijftolken op grond van hun beroepscode te tolkteksten niet aan de leerling mochten verstrekken. De onderwijsinstelling heeft dan ook niet in strijd gehandeld met de verplichting doeltreffende aanpassingen te verrichten. Voor de Commissie is komen vast te staan dat de onderwijsinstelling de leerling diverse opties voor stage heeft aangeboden en hem heeft uitgenodigd voor een gesprek, maar dat hij hierop niet heeft willen ingaan. De onderwijsinstelling heeft dan ook geen onderscheid op grond van handicap gemaakt bij het aanbieden van een stageplaats. Ook is voor de Commissie komen vast te staan dat de leerling in de doorstartklas is geplaatst omdat hij er niet in is geslaagd binnen de gestelde termijn een www.studerenmeteenbeperking.nl - CINOP: geplaatst op 11 augustus 2011 4/5
stageplaats te vinden. Tijdens het traject in de doorstartklas heeft de onderwijsinstelling besloten dat er voor de leerling geen geschikte opleiding meer was binnen haar onderwijsinstelling. Daarom heeft de onderwijsinstelling geweigerd de leerling voor de tweede maal te plaatsen in de doorstartklas en hem uit te schrijven. De onderwijsinstelling heeft dan ook ten aanzien hiervan geen onderscheid op grond van handicap gemaakt. www.studerenmeteenbeperking.nl - CINOP: geplaatst op 11 augustus 2011 5/5