Bestrijding van incidenten met pijpleidingen



Vergelijkbare documenten
Handreiking voorbereiding bestrijding Buisleidingincidenten

1. Aanvraagplannen werden ons overgemaakt door 2. Inplantingsplaats: Pijnven - Kerkhoven

MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP

Veiligheidscoördinatoren Coordinateurs de Sécurité. Gewijzigd door : KB van 18 januari 2006 BS van 31 januari 2006

Opleiding: Bestrijden van incidenten met ondergrondse pijpleidingen. Kapt. Chris Van Weyenberg (bewerking handleiding IBZ)

januari 2012 Werken in de nabijheid van pijpleidingen voor het vervoer van gasachtige en andere producten

MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP

Hoge druk Gasleiding ramp

Pijplijnongeval te Gellingen

Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten

Voorkom graafschade! Planaanvraag verplicht via

2. De verplichtingen uit dit decreet doen geen afbreuk aan verplichtingen uit toepasselijke sectorreglementering, die in voorkomend geval cumulatief m

OVERZICHT REGELGEVING KABELS EN LEIDINGEN INFORMATIE PORTAAL

Nieuwsbrief verkeersreglementering februari 2019

FEDERALE OVERHEIDSDIENST ECONOMIE, K.M.O., MIDDENSTAND EN ENERGIE

MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk

Optreden bij buisleiding incidenten. Drs. B.M.G. Janssen MCDM Directeur Gezamenlijke Brandweer Voorzitter NVBR Netwerk OGS

Vlaanderen Geoland. Hilde Masschelein Gedelegeerd bestuurder Bouwunie 2 december 2010

Veiligheid: dagelijkse prioriteit voor Fluxys

(artikelen 2, 5 en 42 Vlarem) A. IDENTIFICATIE VAN DE MELDINGSPLICHTIGE 1. EXPLOITANT

Inhoudsopgave VI. SOCIAALRECHTELIJKE ASPECTEN INZAKE BOUW VII. FISCAALRECHTELIJKE ASPECTEN INZAKE BOUW. a. Tewerkstelling. a. BTW

(artikelen 2, 5 en 42 Vlarem)

MINISTERIE VAN VERKEER EN INFRASTRUCTUUR

WERKEN IN DE NABIJHEID VAN FLUXYS- LEIDINGEN MELDINGSPROCEDURE VOOR AL WIE WERKEN PLANT : AANNEMERS, BOUWHEREN, ARCHITECTEN EN STUDIEBUREAUS

KLIP. De digitale planafhandeling krijgt vorm. Pieter Noens (AGIV, KLIP productowner) Liesbeth Rombouts (AGIV, KLIP business analist)

Werken in de nabijheid van Fluxysleidingen. Meldingsprocedure voor al wie werken plant : aannemers, bouwheren, architecten en studiebureaus

Vloeibaar aardgas - Liquid Natural Gas (LNG) Voordelen en uitdagingen. Jan Van Houwenhove 3 December 2015

Preview NL ( KLIM-CICC ) pagina 1 van 2. Send Cancel. Melding .\\\\ Melder. $` Postcode 9402 BE Straat. Fax.

Vereniging van. Leidingeigenaren. Nederland. Buisleiding exploitanten over de problematiek omtrent incidenten. Rien van Berkom, directeur VELIN

Circulaire BRANDPREVENTIE

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

VLAAMSE RAAD VOORSTEL VAN DECREET. - van de heer K. POMA -

Context. Voorkomen van graafschade! Vlaanderen

Algemene Directie. Algemene Directie Crisiscentrum. Crisiscentrum Jurgen Volckaert

MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP

NOODPLANNING KB 16/02/2006 MO 26/10/2006. Definities. Doel: Bevoegde overheid. Actualiseren Instrument Harmoniseren

MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP

NOOD- EN INTERVENTIEPLANNEN

Vervoer gevaarlijke stoffen blijft groeien / Een overzicht in cijfers van

BIJLAGE 3 AANBEVOLEN TECHNISCHE NORMEN

Cryogeen LNG: Waar..

Circulaire BRANDPREVENTIE

Algemeen Raad van beheer Intern crisisteam Eerste interventieploeg Aantal personeelsleden 17

Werken in de nabijheid van Fluxysleidingen. Meldingsprocedure voor al wie werken plant : aannemers, bouwheren, architecten en studiebureaus

Toelichting advies. Bestemmingsplan. Veersedijk. Hendrik-Ido-Ambacht

Ter informatie, aan de Dames en Heren Burgemeesters - aan Mevrouw en de Heren Dienstchefs van de brandweerdiensten

FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN EN FEDERALE OVERHEIDSDIENST VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU

KB van 28 maart 2014 Brandpreventie op de arbeidsplaatsen

FOD Binnenlandse Zaken A.D. Civiele Veiligheid

Noodplanning, civiele veiligheid en crisisbeheer in België

Aanvraag toestemming voor het inzetten van vrijwilligers voor het uitvoeren van bewakingsactiviteiten 1

WERKINSTRUCTIE WERKEN IN NABIJHEID VAN SPECIALE ONDERGRONDSE NUTSLEIDINGEN

11 JULI 2011 Koninklijk besluit betreffende de veiligheidsinrichtingen aan overwegen op de spoorwegen

Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken Algemene Directie Crisiscentrum Geïntegreerde permanentie

Aangifteprocedure voor arbeidsongevallen in de publieke sector (wet van )

Rampenbestrijding: actoren, regelgeving en bevoegdheden

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

PROCEDURE SWAVR_P01 OPMAAK EN INDIENEN VAN EEN SWA-VR

Rapportage advies externe veiligheid

Omgeving - Omgevingsvergunningen

...1) Vlaarnse Regering ~ AMV/ /1002

Sociale dialoog in België: Bart Van Melkebeke

RUD Utrecht. Toetsing plaatsgebonden risico (PR) en verantwoording groepsrisico (GR) Bestemmingsplan Paardenveld de Kade

Politiereglement Evenementen

(artikelen 2, 5 en 42 van titel I van het VLAREM) A. IDENTIFICATIE VAN DE MELDINGSPLICHTIGE. 1. Exploitant (ingeval van overname: de overnemer)

Doel van het formulier

STEDENBOUWKUNDIGE VERORDENING INZAKE PARKEERPLAATSEN EN FIETSSTALPLAATSEN BIJ HET CREËREN VAN MEERDERE WOONGELEGENHEDEN

ADVIES. 10 maart 2014

KLIP Kabel- en Leidinginformatie portaal

Omgeving - Omgevingsvergunningen

Koninklijk Besluit van 2 augustus 1977 betreffende de veiligheidsinrichtingen en de signalisatie van overwegen.

FORMULIER PREADVIES/ VOORBESPREKING

HOOFDSTUK I - ALGEMENE BEPALINGEN HOOFDSTUK II - DE HOGE RAAD VOOR DE OPLEIDING VOOR DE OPENBARE BRANDWEERDIENSTEN

Aanmelding van de uitbating van een toeristisch logies

MILIEUADVIES. Gemeente Woerden College van burgemeester en wethouders B. Wouda en C. Roodhart WOE1513.T001

Deel I. Burgerlijk recht

VR 2016 DOC.0943/1BIS

betreffende de oprichting van een Vlaams fonds voor lekkende stookolietanks

Veilig werken in de nabijheid van vervoersleidingen

Deel I. Burgerlijk recht

Opleiding: Bestrijden van incidenten met ondergrondse pijpleidingen. Deel 2 : Actiekaart aardgas

Infra.DIS. 1. Situering. RVB 2012_28bis. VVSG Raad van Bestuur, 16 april 2012

Gelet op de aanvraag van het Belgische Rode Kruis ontvangen op 11/10/2011;

KONINKLIJK BESLUIT VAN 16 FEBRUARI 2006 BETREFFENDE DE NOOD- EN INTERVENTIEPLANNEN. (B.S ) Eerste deel BEPALINGEN BETREFFENDE NOODPLANNING

KONINKRIJK BELGIE MINISTERIE VAN VERKEER EN INFRASTRUCTUUR CIRCULAIRE. Uitgave : 2

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 30 september

van de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVP), inzonderheid artikel 31bis;

Rapportnummer: 2012/Polyplus/01

Fiche 6 (Observatie): Transport van gevaarlijke producten en signalisatie

PLAATSEN VAN (VERLICHTE) RECLAME SAMENSTELLEN VAN HET BOUWAANVRAAGDOSSIER

20 JULI BOUDEWIJN, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, ONZE GROET.

MINISTERIE VAN HET WAALSE GEWEST

Toepassing van de regelgeving in België

LPG en veiligheid. Autogas (LPG) Toepassingen LPG. Productie, invoer en uitvoer LPG. Ontwikkeling Nederlandse Autogasmarkt

De Brusselse Hoofdstedelijke Regering,

BERAADSLAGING RR Nr 27 / 2007 van 12 september 2007

Het Sectoraal comité van het Rijksregister, (hierna "het Comité");

Ruimtelijke Ordening - Vergunningen

Overzicht bepalingen inhoud Veiligheidsrapport in het Brzo 2015, Seveso III en de Rrzo Maart 2016

Transcriptie:

FOD Binnenlandse Zaken Algemene Directie van de Civiele Veiligheid Handleiding Bestrijding van incidenten met pijpleidingen Algemene actiekaarten & Actiekaart Aardgas juni 2009 - versie 2.2

Algemene inleiding Na de gasramp van Gellingen werd een werkgroep aangesteld waarin naast afgevaardigden van de brandweer eveneens medewerkers van de pijpleidingbeheerders vertegenwoordigd waren. Fetrapi heeft de gasleidingen in kaart gebracht en de digitale bestanden overgedragen aan de Algemene Directie Crisiscentrum van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken. De ligging van de leidingen kennen is één ding, weten wat te doen bij een incident is nog wat anders. Eén van de hoofddoelstellingen van de werkgroep bestond in de opstelling van de Actiekaart: Interventies bij HD (>14,7 bar) aardgaspijpleidingen. De Actiekaart vormt dan ook het centraal gegeven van deze cursus, die tot doel heeft bevelvoerders (en andere betrokkenen) een beter inzicht te geven in de risico s van en het omgaan met pijpleidingincidenten waarbij gas of andere gevaarlijke producten betrokken zijn. Het is de bedoeling om voor alle gevaarlijke producten actiekaarten te creëren. De makers van deze cursus hebben er bewust voor gekozen om niet te verzanden in al te theoretische bespiegelingen maar om een praktijkgerichte en bruikbare tool te creëren. Het hoofddoel van dit werk bestaat erin om te leren omgaan met de Actiekaart(en) en om paraat te zijn en snel de juiste beslissingen te kunnen nemen bij een incident. Het bepalen van de juiste perimeters is in zulke gevallen van het grootste belang. Deze cursus richt zich naar de brandweerdiensten, de civiele bescherming en de hulpdiensten en bevat interessante informatie voor andere betrokkenen, zoals onder meer de leden van Fetrapi. De handleiding en de Actie kaart werden opgesteld voor operationele doeleinden en niet voor preventie. Het mag duidelijk zijn dat het er bij deze cursus niet op aan komt om een beetje inzicht te verwerven in de problematiek. Wie geconfronteerd wordt met een gaspijpleidingincident, waarbij gas of andere gevaarlijke stoffen betrokken zijn, moet snel maatregelen nemen die kunnen beslissen over leven en dood. Leer daarom deze cursus grondig en streef ernaar om de techniek van de Actiekaarten volledig onder de knie te krijgen. Neem de cursus af en toe opnieuw ter hand om je eigen parate kennis op te frissen en vergeet nooit dat iedereen, op om het even welk moment, oog in oog kan staan met de kiem van een mogelijke ramp. auteur: Ludwig Janssens Werkten mee aan de realisatie van deze cursus: Jan Jorissen (brandweer Lommel), Eddy Goossens (brandweer Geel), Stéphane Heuschling (Fluxys), Guy De Schrijver (NMP), Luc Faes (FOD Binnenlandse Zaken - ADCV - Redactiecomité), Steven Colpin (Fluxys), Jurgen Volckaert (FOD Binnenlandse Zaken - ADCV - Directie van de operaties), Brandweer Vereniging Vlaanderen, Provinciaal Instituut voor Brandweer- en Ambulanciersopleiding (PIBA) en vele anderen die zich belangeloos hebben ingezet om deze cursus te realiseren. 2 Bestrijding van incidenten met pijpleidingen - juni 2009 - versie 2.2

Inhoud Deel I: Pijpleidingen algemeen 6-17 I.1. Pijpleidingen versus weg, spoor-, watervervoer 7-9 I.1.1. Pijpleidingen in het kader van de mobiliteitsproblematiek 7 I.1.2. Pijpleidingen en het milieu 7 I.1.3. Pijpleidingen en veiligheid 7 I.1.4. Pijpleidingen economisch bekeken 9 I.2. Pijpleidingen in ons land 10-11 I.2.1. Producten getransporteerd via pijpleidingen 10 I.2.2. De Belgische Federatie van Transporteurs d.m.v. Pijpleidingen 11 I.3. Wetgeving m.b.t. transport via pijpleidingen 12-17 I.3.1. Federale wetgeving: basiswetgeving 12 I.3.2. Federale wetgeving: het aspect erfdienstbaarheid 13 I.3.3. Federale wetgeving: informatieplicht en verbodsbepalingen 14 I.3.4. Federale wetgeving: vergunnings- en toelatingsplicht 15 I.3.5. Seveso-II richtlijn 15 I.3.6. Gewestelijke regelgeving 16 Deel II: Incidenten met pijpleidingen 18-23 II.1. Soorten incidenten en hun oorzaken 19-20 II.1.1. Statistische informatie oorzaken incidenten 19 II.1.2. Soorten lekkages 19 II.1.3. Mogelijke effecten van lekkages bij pijpleidingen 20 II.2. Het voorkomen van pijpleidingincidenten 21-23 II.2.1. Preventie door de overheid 21 - II.2.1.1. Wetgevende initiatieven - II.2.1.2. Informatie naar de hulpdiensten toe II.2.2. Preventie door de leidingbeheerders 22 II.2.3. Preventie m.b.t. de aannemers 23 Deel III: Algemene actiekaart pijpleidingincidenten 24-31 Introductie: iedere actiekaart = identiek stramien III.1. Omschrijving van de zones 25 III.1.1. Zone-indeling in het KB-Noodplan 25 III.1.2. Zone-indeling van de actiekaart 25 3 Algemene actiekaarten & Actiekaart Aardgas - juni 2009 - versie 2.2

III.2. Optreden bij incidenten: the basic 6 26-31 Basic 1: identificatie en alarmering 26 Basic 2: bepalen effectafstand 27 Basic 3: brandweeroptreden = 0GS 28 Basic 4: afkondiging van het noodplan 29 Basic 5: beheersmaatregelen 29 Basic 6: het meetplan activeren 31 Deel IV: Aardgaspijpleidingen in België 32-38 IV.1. Aardgas: definitie, samenstelling en eigenschappen 33-34 IV.1.1. Definitie en samenstelling van aardgas 33 IV.1.2. De eigenschappen van aardgas 33 IV.1.3. Risico s verbonden aan aardgas 34 IV.2. Structuur van het transport van aardgas 35-38 IV.2.1. Het traject van aardgas 35 IV.2.2. Odorisatie van aardgas 36 IV.2.3. Verschillen vervoer/distributie en indeling drukklassen aardgas 37 IV.2.4. Regelgeving en betrokken partijen 37 - IV.2.4.1. Vóór 1 juli 2003 - IV.2.4.2. Liberalisering van de aardgasmarkt - IV.2.4.3. Betrokkenen in ons land Deel V: Specifieke Actiekaart aardgas 39-55 V.1. Randvoorwaarden voor de opstelling Actiekaart aardgas 40 V.1.1. Aannames algemeen 40 V.1.2. Aannames brandscenario s 40 V.2. Inleidende informatie over aardgas en aardgasleidingen 40-41 V.2.1. Informatie m.b.t. de risico s 40 V.2.2. Informatie m.b.t. het product aardgas 41 V.2.3. Informatie m.b.t. de leidingen 41 V.3. De opbouw van de actiekaart aardgas 42 V.4. De omschrijving van de zones in de Actiekaart aardgas 42 (herhaling) 4 Bestrijding van incidenten met pijpleidingen - juni 2009 - versie 2.2

Inhoud V.5. Algemene acties bij de aanvang van het incident 43-44 V.5.1. Tekenen die een gasincident doen vermoeden 43 V.5.2. Directe maatregelen 43 V.5.3. Acties specifiek aardgas 44 V.6. Toelichtingen bij de effectafstanden 44-52 V.6.1. Veiligheidsafstanden bij brand 44 - V.6.1.1. De tabel - V.6.1.2. Interpretatie van de zones V.6.2. Veiligheidsafstanden bij gasontsnapping (geen brand) 47 - V.6.2.1. De tabel - V.6.2.2. Toelichtingen bij de zones V.6.3. Ontstekingsgevaar bij gasontsnapping 48 - V.6.3.1. De tabel - V.6.3.2. Toelichtingen bij de zones V.6.4. Drukeffecten bij gasontsnapping 50 - V.6.4.1. De tabel - V.6.4.2. Toelichtingen bij de zones V.6.5. Geluidseffecten bij gasontsnapping 52 - V.6.5.1. De tabel - V.6.5.2. Toelichtingen bij de zones V.7. De actiekaart aardgas > 14,7 bar 53-54 V.7.1. Uitgangspunten die de uiteindelijke vorm hebben bepaald 52 V.7.2. Presentatie van de actiekaart recto/verso 53-54 V.7.3. Illustratie 55 Deel VI: Voorbeelden van incidenten 56-65 VI.1. Voorbeeld: uitgewerkte fictieve case 56 VI.2. Case 1: breuk van een gastransportleiding nabij een flatgebouw 61 VI.3. Case 2: breuk van een gaspijpleiding als gevolg van een slechte las 63 VI.4. Case 3: doorboring van een aardgaspijpleiding bij werken 64 VI.5. Case 4: breuk van een aardgastransportleiding door graafwerken 65 Lijst met afkortingen 66 5 Algemene actiekaarten & Actiekaart Aardgas - juni 2009 - versie 2.2

DEEL I: PIJPLEIDINGEN ALGEMEEN Introductie Dit eerste gedeelte heeft tot doel een beter inzicht te bieden in het transport van producten via pijpleidingen en in het maatschappelijk debat dat sinds de gasramp van Gellingen hieromtrent weer opgelaaid is. Het is niet de bedoeling om in deze cursus deel te nemen aan dat debat. Dit inleidend gedeelte strekt er dan ook alleen toe om een bredere context te schetsen. Wanneer we spreken van transport moet het duidelijk zijn dat pijpleidingen doorheen deze cursus benaderd worden als een vervoerwijze die als alternatief geldt voor transport via de weg, het spoor, de waterwegen en de lucht. Transport via pijpleidingen onderscheidt zich onder meer van de andere vervoerwijzen doordat het vervoerkanaal en het vervoermiddel identiek zijn wat, zoals verder zal blijken, een belangrijke invloed heeft op de totale transportkost. Het is duidelijk dat bij transport over de weg het vervoerkanaal de weg zelf is en het vervoermiddel bijvoorbeeld de vrachtwagen. Het is ook duidelijk dat zowel aan de vrachtwagen als aan het wegennetwerk een bepaalde kost verbonden is. Terwijl de verdeling van deze kosten m.b.t. transport via de weg min of meer duidelijk afgebakend en verdeeld worden, is dat bij het transport via pijpleidingen zeker niet het geval. Bij het wegtransport betaalt de gemeenschap de aanleg van, het onderhoud van en de controle over het wegennetwerk en betaalt de eigenaar van de vrachtwagen de aankoop en de kosten ervan en deelt hij in de kosten voor het gebruik van het wegennetwerk. Bij transport via pijpleidingen bestaat er een contractueel vastgelegde verdeling van de rechten en plichten verbonden aan het gebruik van de leiding tussen de eigenaar, de beheerder en de gebruiker ervan. De gemeenschap speelt hier slechts een geringe (meestal onbestaande) rol. De gebruiker van de pijpleiding moet voor de kosten instaan. Sinds de ramp van Gellingen is rond het transport via pijpleidingen heel wat commotie ontstaan. Deze vervoerwijze wordt in ons land immers niet erkend als een volwaardig alternatief voor het weg-, spoor- en watervervoer terwijl nochtans heel wat argumenten in het voordeel pleiten van pijpleidingtransport. We zullen verder in dit eerste gedeelte enkele afwegingen naar voren schuiven. Feit is dat de gemeenschap ten aanzien van pijpleidingen een subjectief onveiligheidsgevoel tentoon spreidt en daardoor het transport via pijpleidingen eerder afremt dan stimuleert. De gasramp in Gellingen heeft er mee voor gezorgd dat het publiek een negatieve perceptie heeft van het transport via pijpleidingen. Dit eerste gedeelte is belangrijk omdat het begrijpen van de mogelijke incidenten met pijpleidingen en het leren om zowel de risico s op incidenten als eventuele incidenten te beheersen, moet vertrekken vanuit een open en neutrale houding vanwege de cursisten. De economische en maatschappelijke voordelen die aan het transport via pijpleidingen verbonden zijn, geven aan dat die vervoerwijze in de toekomst wellicht zal toenemen. We relativeren de risico s en bereiden er ons op voor. 6 Bestrijding van incidenten met pijpleidingen - juni 2009 - versie 2.2

Deel I: Pijpleidingen algemeen I.1. Pijpleidingen versus weg-, spoor-, watervervoer In dit gedeelte maken we een vergelijking tussen de drie traditionele vervoerwijzen en het transport via pijpleidingen. We vergelijken vanuit 4 onderscheiden invalshoeken: de mobiliteitsproblematiek, het milieu, de veiligheid en het economisch aspect. I.1.1 Pijpleidingen in het kader van de mobiliteitsproblematiek Het verzadigingspunt van ons nochtans erg uitgebreide autowegennetwerk komt steeds dichterbij. De belangrijke verkeersaders en -knooppunten slibben dagelijks almaar vroeger dicht en de files duren steeds langer. Door het feit dat België een belangrijke transitfunctie heeft, neemt het verkeer nog toe. Meer vervoer via pijpleidingen zou de druk op het wegennetwerk aanzienlijk kunnen verminderen. Dit kunnen we illustreren met enkele concrete voorbeelden. voorbeeld 1: de kerosine, bestemd voor de luchthaven van Zaventem, werd tot 1993 geleverd met tankwagens. Sinds dat jaar gebeuren die leveringen via pijpleiding. Voor 2003 werd becijferd dat dankzij het pijpleidingvervoer 30.000 tankwagenbewegingen werden vermeden. voorbeeld 2: een productiecentrum van benzine en diesel in Antwerpen levert via pijpleidingen aan een distributiecentrum in Feluy. Berekend op de leveringen van 2003 worden daardoor 100.000 tankwagenbewegingen vermeden. I.1.2. Pijpleidingen en het milieu Uit een studie blijkt dat transport via pijpleidingen slechts 20 à 25 % van de energie verbruikt die vrachtwagens zouden verbruiken om dezelfde lading op zijn bestemming te brengen. Uiteraard verminderen daardoor ook de CO 2 emissies aanzienlijk. Er is aan pijpleidingen nagenoeg geen geluidshinder verbonden noch enige luchtvervuiling of ontsiering van het landschap. In 1994 bedroeg de sociale kost veroorzaakt door geluidshinder en luchtvervuiling door vrachtwagens respectievelijk 12,2 en 22,9 miljard euro. De enige visuele hinder van ondergrondse leidingen komt voort van paaltjes en van de luchtbakens voor de helikopters. Bij de plaatsing van nieuwe ondergrondse leidingen is de hinder slechts tijdelijk. Pijpleidingen nemen weinig plaats in en de grond boven een pijpleiding kan nog steeds gebruikt worden voor andere doeleinden zoals landbouw of recreatie. I.1.3. Pijpleidingen en veiligheid Volgens de cijfers, verzameld door EGIG, (European Gas Pipeline Incident Data Group), vonden er tussen 1970 en 2007, 1172 incidenten met aardgaspijpleidingen plaats in Europa. In correlatie tot het aantal km/jaar betekent dat een frequentie van 0,37 incidenten per 1000 km/jaar. Tussen 2003 en 2007 lag die frequentie op 0,14. De Trail Onderzoekschool voor Transport, Infrastructuur en Logistiek uit 1996 zette het gemiddeld aantal ongevallen per miljoen ton goederen van wegtransport, spoorvervoer, vervoer via de binnenvaart en transport via pijpleidingen naast elkaar voor de periode van 1986 tot 1991. Pijpleidingen scoren het best, gevolgd door achtereenvolgens watertransport, de weg en het spoor. 7 Algemene actiekaarten & Actiekaart Aardgas - juni 2009 - versie 2.2

Frequentie per duizend kilometer per jaar Jaar Hele Periode Laatste 5 jaar (bron: Egig) Gemiddeld aantal incidenten per miljoen ton goederen: (onder incidenten worden alle geregistreerde incidenten begrepen, ongeacht hun omvang) JAARTAL WEG WATER SPOOR BUIS 1986 0,89 0,22 2,39 0 1987 1,47 0,27 1,16 0,1 1988 0,38 0,07 1 0 1989 0,25 0,02 0,26 0 1990 0,41 0,26 1,58 0 1991 0,64 0,03 1,08 0 Gemiddeld 0,66 0,15 1,26 0,02 (Bron: Trail Onderzoeksschool voor Transport, Infrastructuur en Logistiek 1996) 8 Bestrijding van incidenten met pijpleidingen - juni 2009 - versie 2.2

Deel I: Pijpleidingen algemeen I.1.4. Pijpleidingen economisch bekeken Vanuit economisch standpunt is het transport via pijpleidingen zeker aan te moedigen en dat om verschillende redenen: door het transport via pijpleidingen te stimuleren zouden de investeringen en onkosten aan de wegeninfrastructuur fors verminderen als gevolg van een daling van het vrachtverkeer; door het hoger genoemde veiligheidsaspect is de sociale kost ingevolge ongevallen eveneens veel kleiner. In 1994 was deze kost verwaarloosbaar terwijl de sociale kost als gevolg van ongevallen met vrachtwagens datzelfde jaar 530 miljoen bedroeg; de ruimte die door pijpleidingen gebruikt wordt, blijft bovendien ook ter beschikking voor andere bestemmingen; pijpleidingen komen in aanmerking voor het gebruik door verschillende bedrijven (met hetzelfde product); in vergelijking met de aanleg van wegen of spoorlijnen veroorzaakt het plaatsen van pijpleidingen slechts gedurende zeer beperkte tijd hinder voor de omgeving. 9 Algemene actiekaarten & Actiekaart Aardgas - juni 2009 - versie 2.2

I.2. Pijpleidingen in ons land I.2.1. Producten getransporteerd via pijpleidingen Pijpleidingen worden zowel in Europa als elders in de wereld vooral ingezet voor het transport van gevaarlijke stoffen. In ons land en in de rest van Europa neemt het transport van aardgas het leeuwenaandeel van het pijpleidingtransport voor zijn rekening. In West-Europa wordt de lengte van het netwerk voor aardgas geraamd op 180.000 km, voor olieproducten op 31.000 km en voor andere chemische stoffen op 10.000 km. In ons land is het totale netwerk aan pijpleidingen 6867,14 km lang (in 2003) en wordt ongeveer 3.800 km gebruikt voor aardgas (= Fluxys). Het totaal aantal getransporteerde goederen bedraagt 100.993.900,36 ton/jaar. Aardgas neemt + 1/3 de van het totale volume voor zijn rekening: 35.352.888 ton/jaar. Andere belangrijke producten zijn (in volgorde van belangrijkheid): ethyleen, propyleen, vloeibaar koolwaterstof, zuurstof, stikstof, zoutzuur, ammoniak, chloor, waterstof (cijfers: Fetrapi) Onderstaande tabel geeft een overzicht van de voornaamste producten die via pijpleidingen worden getransporteerd met een aantal (voor de hulpdiensten) belangrijke eigenschappen. Product atmosferische toestand brandbaar explosief* t.o.v. lucht geur giftig bijtend irriterend methaan gas ja ja licht neen - - aceton vloeibaar ja ja zwaar ja - irriterend ammoniak gas ja ja licht ja giftig bijtend butaan gas ja ja zwaar ja - - chloor gas neen neen zwaar ja giftig bijtend crude vloeibaar ja ja zwaar ja giftig irriterend etheen gas ja ja = ja - - fenol vast ja indirect zwaar ja giftig bijtend butadieen gas ja ja zwaar ja giftig - koolmonoxyde gas ja ja = neen giftig - monovinylchloride gas ja ja zwaar ja giftig nafta vloeibaar ja ja zwaar ja giftig irriterend pekel vloeibaar neen neen - neen - irriterend propaan gas ja ja zwaar ja - - propeen gas ja ja zwaar ja - - stikstof gas neen neen = neen - - vloeibare KWS vloeibaar ja ja zwaar ja (giftig) (irriterend) waterstof gas ja ja licht neen - - zuurstof gas neen neen = neen - - (* in een besloten omgeving) (bron: Brandweerinformatiecentrum Gevaarlijke Stoffen) 10 Bestrijding van incidenten met pijpleidingen - juni 2009 - versie 2.2

I.2.2. De Federatie van Transporteurs d.m.v. Pijpleiding Deel I: Pijpleidingen algemeen De ondernemingen die gebruik maken van pijpleidingen voor het transport van producten hebben zich verenigd in de Federatie van Transporteurs d.m.v. Pijpleiding, kortweg Fetrapi. De VZW Fetrapi werd opgericht in 1993 en vertegenwoordigt vandaag 16 bedrijven die eigenaar of exploitant zijn van pijpleidingen in ons land. Deze ondernemingen zijn vooral actief in de chemische industrie, de oliesector en de (aard)gassector. De leden-ondernemingen hebben een grensoverschrijdend actieterrein. Fetrapi heeft tot doel de behartiging en de verdediging van de belangen van de leden ten aanzien van de overheid en van andere belangengroepen. De federatie moedigt echter ook het onderzoek naar de veiligheid en de goede werking van de pijpleidingen aan. Eén van de belangrijke doelstellingen van de sector is het bekomen van een erkenning van pijpleidingen als een volwaardige transportwijze en een opname van het pijpleidingentransport in het mobiliteitsbeleid van de overheid. De huidige leden (2009) van Fetrapi zijn: Air Liquide Industries Belgium N.V. Air Products N.V. BASF Antwerpen N.V. Belgian Pipeline Organisation (NATO) Cockerill Sambre N.V. Dow Benelux N.V. EPM N.V. Fina Antwerp Olefins N.V. Fluxys N.V. GASSCO A.S. LVM N.V. NMP N.V. Praxair Production N.V. RAPL N.V. Sabic Pipelines B.V. Solvay N.V. Total Belgium N.V. (NB. Deze lijst is een momentopname op het ogenblik van de redactie van deze cursus. Eventuele wijzigingen zijn altijd mogelijk.) 11 Algemene actiekaarten & Actiekaart Aardgas - juni 2009 - versie 2.2

I.3. Wetgeving m.b.t. transport via pijpleidingen De bestaande regelgeving m.b.t. vervoer door middel van pijpleidingen kan in zekere zin ingedeeld worden in basiswetgeving (Wet van 12 april 1965 1 ), Koninklijke besluiten door dewelke de toepassing van de wet wordt uitgebreid, een aantal uitvoeringsbesluiten en Koninklijke Besluiten m.b.t. de veiligheidsmaatregelen. I.3.1. Federale Wetgeving: basiswetgeving Wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen: hier worden de algemene regels vastgelegd voor genoemde producten. In deze wet worden o.a. de voorwaarden bepaald om een vervoervergunning te krijgen. Naast het bepalen van de rechten en plichten van de houder van een vervoervergunning bepaalt de wet ook de strafbepalingen bij overtreding. Het KB van 15 juni 1967 2 preciseert dat sommige maatregelen (deze beschreven in artikel 2, 2 evenals deze in de hoofdstukken II, IV, V, VI, VII van de Wet van 12 april 1965) uitgebreid worden tot het transport van koolwaterstoffen en/of vloeibaar gemaakte koolwaterstoffen, andere dan deze bedoeld in art. 1 a (elke brandstof die gasvormig is bij een temperatuur van 15 C en onder een druk van 1,01325 bar). Het KB van 15 juni 1967 3 heeft deze wet uitgebreid tot het transport van pekel, natronloog en afvalvloeistoffen en het KB van 14 maart 1969 4 heeft de toepassing van dezelfde wet nog verder uitgebreid tot het vervoer van zuurstof in vloeibare toestand. KB van 11 maart 1966 betreffende de te nemen veiligheidsmaatregelen bij de oprichting en exploitatie van installaties van gasvervoer door middel van leidingen 5 : In dit KB worden onder meer de veiligheidsmaatregelen bepaald die moeten genomen worden bij de oprichting en de exploitatie van installaties van gasvervoer door leidingen. Naast dit KB zijn er verschillende bijzondere besluiten die de toepassing van de Wet van 12 april 1965 uitbreiden tot andere stoffen (koolwaterstoffen, vloeibare koolwaterstoffen andere dan deze beoogd in (art. 1,a), pekel, natronloog en afvalstoffen). Het KB van 11 maart 1966 bepaalt de veiligheidsmaatregelen die moeten genomen worden, bij de oprichting en de exploitatie van een installatie voor het transport van gas via pijpleidingen, door de houders van een vervoerstoelating conform de Wet van 12 april 1965 onverminderd de plicht om deze installatie(s) ten allen tijde in goede werkingsstaat te onderhouden. Het KB omschrijft onder meer welke proeven en controles moeten uitgevoerd worden en door wie, en dat in de verschillende fasen van de oprichting (fabriek, werf...). 1. Wet van 12 april 1965 betreffende het transport van gasachtige producten en andere via pijpleidingen, B.S., van 5 mei 1965. 2. Koninklijk Besluit van 15 juni 1967 waarin sommige bepalingen van de Wet van 12 april 1965 betreffende het transport van gasachtige producten en andere via pijpleidingen worden uitgebreid tot het transport via pijpleidingen van koolwaterstoffen en/of vloeibaar gemaakte koolwaterstoffen, andere dan deze bedoeld in art. 1 a van deze wet, B.S., van 22 juni 1967. 3. Koninklijk Besluit van 15 juni 1967 waarin sommige bepalingen van de Wet van 12 april 1965 betreffende het transport van gasachtige producten en andere via pijpleidingen worden uitgebreid tot het transport via pijpleidingen van pekel, natronloog en afvalvloeistoffen, B.S., van 22 juni 1967. 4. Koninklijk Besluit van 14 maart 1969 waarin sommige bepalingen van de Wet van 12 april 1965 betreffende het transport van gasachtige producten en andere via pijpleidingen worden uitgebreid tot het transport via pijpleidingen van zuurstof in vloeibare toestand, B.S., 14 mei 1969. 5. Koninklijk Besluit van 11 maart 1966 waarin de veiligheidsmaatregelen worden bepaald die moeten genomen worden bij de oprichting en de exploitatie van installaties voor het transport van gas via pijpleidingen, B.S., 16 maart 1966. 12 Bestrijding van incidenten met pijpleidingen - juni 2009 - versie 2.2

Deel I: Pijpleidingen algemeen Verder bevat het KB van 11 maart 1966 bepalingen m.b.t. de gebruikte materialen voor het aanleggen van hogedrukleidingen en de toe te passen bouwwijze op basis van ligginggebieden. Het KB van 11 maart 1966 bepaalt eveneens de ingravingsdiepte van de leidingen (gaande van minimum 0,80 m tot 1,20 m ingeval de leiding onder de railvoet van de spoorbanen of onder wegen met druk verkeer ligt) evenals de exploitatievoorwaarden. Tot de exploitatievoorwaarden behoren onder meer het uitrusten van de leidingen met gasdruken gastemperatuurmeters, het aanwezig zijn van overdrukbeveiligingen, de afstand tussen de afsluiters, het opstellen en bijhouden van plannen en bepalingen m.b.t. het uitvoeren van werken, onderhoud en controles. I.3.2. Federale Wetgeving: het aspect erfdienstbaarheid De gasvervoerleidingen maken niet alleen het voorwerp uit van een KB betreffende een gasvervoervergunning maar maken eveneens het voorwerp uit van een KB van verklaring van openbaar nut (11 maart 1966). In het KB van verklaring van openbaar nut wordt elk perceel waarop deze verklaring van toepassing is vernoemd. Gasvervoerleidingen genieten een wettelijke erfdienstbaarheid waaraan rechten en plichten verbonden zijn. Luidens artikel 11 van de Wet van 12 april 1965 moet het gebruik, waartoe het openbaar of het privaat domein dat gedeeltelijk wordt bezet, is bestemd, worden eerbiedigd en brengt die bezetting generlei bezitsberoving met zich mee, maar vormt zij een wettelijke erfdienstbaarheid van openbaar nut die elke daad verbiedt welke de installatie of de exploitatie ervan kan schaden. De eigenaars van de percelen waardoor gasvervoerleidingen lopen, ontvangen betekening van het KB en worden door de gasvervoeronderneming vóór, tijdens en na de aanlegwerkzaamheden gecontacteerd. Na de aanleg worden de eigenaars van de percelen regelmatig herinnerd aan de aanwezigheid van de leiding en aan de gevolgen (en inhoud) van de bestaande erfdienstbaarheid. De eigenaars van de percelen krijgen een vergoeding waarvan de minima in het KB van 15 maart 1966 bepaald worden. De overheid heft retributies voor de bezetting van het openbaar of privaat domein van de Staat, de provinciën of de gemeenten door installaties voor gasvervoer middels pijpleidingen. Ook die retributies werden bij KB van 15 maart 1966 bepaald en gewijzigd met het KB van 23 november 1984. Uit de wettelijke erfdienstbaarheden vloeien voor de eigenaars van de percelen ook een aantal verplichtingen voort. Zo moet er onder meer doorgang verleend worden tijdens werken, onderhoudswerken en aan patrouilles. Daarnaast is er een informatieplicht voorzien bij werken door de eigenaar of door derden en bestaat een verbod voor bepaalde activiteiten, zoals het oprichten van gebouwen, alle andere bouwwerkzaamheden, het opstapelen van materialen, het wijzigen van het reliëf van de bodem en de aanwezigheid van bomen. 13 Algemene actiekaarten & Actiekaart Aardgas - juni 2009 - versie 2.2

I.3.3. Federale Wetgeving: informatieplicht en verbodsbepalingen (belangrijke wijzigingen aan het KB van 11 maart 1966) KB van 28 maart 1974: Dit KB handelt over bijkomende bepalingen omtrent het verbinden van beproefde gedeelten van een leiding. KB van 21 september 1988: Het KB van 21 september 1988 betreffende de voorschriften en de verplichting van raadpleging en informatie bij het uitvoeren van werken in de nabijheid van installaties van vervoer van gasachtige en andere producten door middel van leidingen bepaalt dat de gasvervoernetbeheerder altijd moet verwittigd worden in geval van werken op minder dan 15 m van de gasvervoerleiding. BESCHERMDE ZONE ROND VERVOERSLEIDINGEN (KB 1988) Hoe te weten komen? 1. Lijst operatoren bij gemeente + brief 2. Nieuw : melding via KLIM (zie pag. 23) BESCHERMDE ZONE: GEEN WERKEN ZONDER AKKOORD VAN FLUXYS 15 m 15 m AARDGASVERVOERSLEIDING KB van 24 januari 1991: Het KB van 24 januari 1991 vermeldt een aantal verbodsbepalingen voor activiteiten binnen de voorbehouden zone. Die zone varieert van 4 m tot 10 m en is afhankelijk van de diameter van de leiding. De bedoeling ervan is preventief: zij moet voorkomen dat er schade aan de leiding komt door werken in de omgeving ervan. Binnen de voorbehouden zone zijn werken ter oprichting van gebouwen dan ook verboden. Net als alle andere bouwwerkzaamheden zijn eveneens verboden: het opstapelen van materialen, het wijzigen van het reliëf van de bodem en het planten van bomen. Openbare nutsvoorzieningen en openbare of private infrastructuurwerken mogen wel gerealiseerd worden in de voorbehouden zone en omheiningen mogen er eveneens geplaatst worden, mits het in acht nemen van voormeld KB van 21 september 1988. 14 Bestrijding van incidenten met pijpleidingen - juni 2009 - versie 2.2

Deel I: Pijpleidingen algemeen VOORBEHOUDEN ZONE ROND VERVOERSLEIDINGEN (KB 1991) VOORBEHOUDEN ZONE Geen gebouwen oprichten Geen materialen opstapelen Reliëf bodem niet wijzigen Geen bomen 5 m 5 m BEPERKING FLUXYS: EERST SONDEREN MET DE HAND, DAN UITGRAVEN ONDER BEGELEIDING 1 m 1 m AARDGASVERVOERSLEIDING I.3.4. Federale Wetgeving: vergunnings- en toelatingsplicht Voor het vervoer van gas door middel van leidingen is een vergunning vereist. Wanneer de gasleiding gebruik zal maken van het openbaar domein of van een privaat erf, dat niet aan de vervoerdienst, aan de vervoerder of aan de onderneming toebehoort, is eveneens een vervoervergunning nodig. De vergunning van gasvervoer is een vergunning van openbare dienst waarvan de criteria en procedures werden vastgelegd in het KB van 14 mei 2002. De vergunning wordt verleend voor beperkte duur door de federale minister tot wiens bevoegdheid energie behoort. Het KB van 14 mei 2002 heeft deze duurtijd vastgelegd op maximum 50 jaar. I.3.5. Seveso-II richtlijn (ter info) Seveso-II richtlijn: De Europese Seveso-II richtlijn is in ons land in de nationale wetgeving geïmplementeerd via het zogeheten Samenwerkingsakkoord. Ook al vallen zeker een aantal via pijpleiding vervoerde goederen onder de Seveso-II richtlijn, de transportleidingssystemen vallen niet onder de Seveso-richtlijn en werden niet in het Samenwerkingsakkoord opgenomen. Vervoer van aardgas via pijpleidingen betreft immers uitsluitend transport, wat is voorzien in andere regelgeving. Enkel de pijpleidingen gelegen in de Seveso-site, vallen wel onder de richtlijn. 15 Algemene actiekaarten & Actiekaart Aardgas - juni 2009 - versie 2.2

I.3.6. Gewestelijke regelgeving: In ons land kunnen ook bouwvergunningen, verkavelingsvoorschriften, stedenbouwkundige plannen of aankoopakten voorschriften bevatten ter bescherming van de leidingen. Zowel het Waals Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest als het Vlaams Gewest voorzien in bijkomende regelgeving. Waals Gewest: Artikel 287 van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium (CWATUP in het Frans) voorziet dat bijkomende exemplaren van de plannen verstrekt moeten worden in de dossiers voor de aanvraag van bouwvergunningen indien het bouwterrein aan een gemeenteweg gelegen is. Artikel 7 van het besluit van 3 juni 2004 van de Waalse Regering tot uitvoering van het decreet van 29 april 2004 betreffende de gesubsidieerde werken voorziet dat de aanvrager o.a. de concessiehouders van kabels en leidingen uitnodigt op een plenaire voorontwerpvergadering, waarvan de agenda eveneens de omstandige analyse van de ligging van de kabels en de leidingen in de omgeving van de werken bevat. Brussels Hoofdstedelijk Gewest: De ordonnantie van 5 maart 1998 betreffende de coördinatie en de organisatie van de werken op de openbare weg in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bepaalt dat een voorafgaandelijke coördinatie en een vergunning verplicht zijn. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest maakte de omzendbrief 512-107 toepasselijk in zijn eigen Praktische leidraad voor het plaatsen van nutsleidingen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De omzendbrief 512-107, van 11 maart 1985, gaat uit van de vroegere Minister van Openbare Werken: Praktische leidraad ter voorkoming van schade aan ondergrondse installaties tijdens in hun nabijheid uitgevoerde werken. Vlaams Gewest: Het Besluit van de Vlaamse Regering van 4 november 1997 tot vaststelling van de samenstelling van het dossier voor de aanvraag om een bouwvergunning bevat een aantal bepalingen die de aanvrager verplichten de bestaande leidingen in te tekenen op zijn bouwaanvraag. - Zo bepaalt artikel 2 voor de aanvragen waarvoor een eenvoudige dossiersamenstelling volstaat en voor een aanvraag om terreinaanlegwerken dat een inplantingsplan moet verstrekt worden op een gebruikelijke schaal groter dan of gelijk aan 1/1000 ste met, als ze voorkomen, de weergave of vermelding van bestaande erfdienstbaarheden. - Volgens artikel 7 moet een aanvraagdossier voor technische werken o.a. op een inplantingsplan op een gebruikelijke schaal groter of gelijk aan 1/2500 ste minstens de gekende of vermoedelijke ligging van de te dwarsen ondergrondse en bovengrondse infrastructuren aanduiden met vermelding van hun beheerders en de weergave of vermelding van de bestaande erfdienstbaarheden. - Het uitgebreide aanvraagdossier moet op een inplantingsplan op een gebruikelijke schaal groter dan of gelijk aan 1/500 ste minstens de voorkomende nutsvoorzieningen en de bestaande erfdienstbaarheden opgeven. - Artikel 23 vermeldt dat de gemeentelijk overheid evenals de gemachtigde ambtenaar kunnen eisen om extra aantallen van welbepaalde dossierstukken toe te voegen aan het dossier. De gemeentelijk overheid houdt een lijst bij van die gevallen waar extra aantallen of bijkomende documenten of dossierstukken worden gevraagd. 16 Bestrijding van incidenten met pijpleidingen - juni 2009 - versie 2.2

Deel I: Pijpleidingen algemeen - Omzendbrief 512-107 (zie hoger): in het Vlaams Gewest werd deze leidraad herzien in 2001 en opgenomen in de Praktische leidraad ter voorkoming van schade aan ondergrondse installaties bij werken. - Richtlijn van Fluxys: Werken in de nabijheid van Fluxysleidingen. Zie ook op www.fluxys.com 17 Algemene actiekaarten & Actiekaart Aardgas - juni 2009 - versie 2.2

DEEL II: INCIDENTEN MET PIJPLEIDINGEN Introductie Incidenten zoals de gasramp in Gellingen inspireren telkens tot de vraagstelling naar het kansenpercentage op herhaling. Soms zien we dat na zulke rampen in zekere mate aan over-reacting wordt gedaan en dat de risico s veel kleiner zijn dan de emoties willen accepteren. We toonden eerder in deze cursus (zie pagina 8) een vergelijking tussen het aantal ongevallen met gevaarlijke stoffen tijdens transporten via respectievelijk het spoorwegnetwerk, de binnenwateren, het wegennet en pijpleidingen. De pijpleidingen scoorden daarbij het best. De statistieken die door de beheerders van gaspijpleidingen worden bijgehouden, bevestigen dit. Uit die cijfers blijkt dat er in heel West-Europa sinds 1970 goed 1200 incidenten hebben plaatsgevonden. De gasramp in Gellingen was de eerste waarbij slachtoffers onder de omwonenden te betreuren vielen. Uit het statistisch materiaal blijkt dat er (in de periode 1970-2007) 0,37 ongevallen gebeurden per 1000 km/jaar. In ons land lopen 3.800 km aardgaspijpleidingen. Dat geeft ons dus 1,4 incidenten met gasontsnapping per jaar, alle lekken in beschouwing genomen. De statistieken van de afgelopen 5 jaar brengen het gemiddelde aantal per 1000 km zelfs op 0,14 ongevallen, een forse daling dus. Van die incidenten dient gezegd dat ongevallen, waarbij een totale breuk optreedt, slechts een fractie uitmaken. 18 Bestrijding van incidenten met pijpleidingen - juni 2009 - versie 2.2

Deel II: Incidenten met pijpleidingen II.1. Soorten incidenten en hun oorzaken II.1.1. Statistische informatie oorzaken incidenten De gasramp in Gellingen leert ons dat ongevallen met pijpleidingen vergelijkbare gevolgen kunnen hebben als ongevallen in procesinstallaties. In opdracht van het Frans Ministerie van Economie, Financiën en Industrie voerde Ineris een studie uit naar ongevallen met pijpleidingen van de afgelopen dertig jaar in Europa, Noord-Amerika en de voormalige Sovjet-Unie. Uit de studie leerde men dat zowel gas- als oliepijpleidingen belangrijke incidenten kunnen veroorzaken. De studie liet echter ook toe om de belangrijkste oorzaken van ongevallen met pijpleidingen te detecteren. Het resultaat van de studie: Oorzaak van het ongeval Mechanische breuk door constructie- of materiaalfouten Bedrijfsfouten (te hoge druk of slecht functioneren apparatuur) Inwendige of uitwendige corrosie (veroudering netwerk) % ongevallen 28% 4% 16% Natuurlijke oorzaken 2% Activiteiten door derden (graafwerken, 41% bouwwerken..) Overige 9% We bespreken verder in deel II.2. een aantal preventiemogelijkheden die er kunnen toe leiden dat het risico op ongevallen met pijpleidingen nog wordt verminderd. De preventieve maatregelen situeren zich op verschillende niveaus: bij de aanleg van de leidingen, bij de controle over de leidingen, bij de communicatie rond de locatie van de leidingen etc... II.1.2. Soorten lekkages Zoals gezegd wordt het merendeel van de lekkages in pijpleidingen veroorzaakt door grond- en graafwerken. De schade die aan de buisleidingen kan ontstaan betreft ofwel een gat, dat verschillende diameters kan hebben, ofwel een totale breuk van de leiding. In het laatste geval spreken we van een guillotinebreuk. Niet alleen de aard van het lek maar ook tal van andere parameters bepalen het verder verloop en de ernst van het incident: de aard van de gevaarlijke stof de hoeveelheid stof die per tijdseenheid vrijkomt de omgeving van de leiding de soort van leiding de druk de temperatuur Kleine lekken impliceren het risico dat ze lange tijd niet opgemerkt worden. Wanneer het lek uiteindelijk toch ontdekt wordt kunnen de hulpdiensten geconfronteerd worden met belangrijke bodemverontreiniging (niet bij aardgas) of met een onverwacht gevaarlijke situatie (bijvoorbeeld ophoping van brandbare gassen). 19 Algemene actiekaarten & Actiekaart Aardgas - juni 2009 - versie 2.2

II.1.3. Mogelijke effecten van lekkages bij pijpleidingen Bij een lek in een pijpleiding zal het product dat in de pijpleiding loopt naar buiten stromen. Het is mogelijk dat de aggregatietoestand in de buitenlucht dezelfde is als deze in de pijpleiding maar dat is niet noodzakelijk zo. Er bestaan drie vormen van uitstroming: vloeistof in de leiding blijft vloeistof buiten de leiding (vb. ruwe olie) vloeistof in de leiding wordt gedeeltelijk gas buiten de leiding (vb.ethyleen) gas in de leiding blijft gas buiten de leiding (vb. aardgas) Overzicht denkbare scenario s van pijpleidingincidenten: Categorie Scenario Effecten/Schadebeeld Brandbaar gas onder druk uitstroming zonder ontsteking -gehinderde communicatie -gehoorbeschadiging -longbeschadiging -(mogelijk drukeffecten) Brandbaar tot vloeistof verdicht gas uitstroming met directe ontsteking: fakkelbrand met vuurbal uitstroming met vertraagde ontsteking: gaswolk, gasbrand en fakkelbrand uitstroming zonder ontsteking uitstroming met directe ontsteking: fakkelbrand met vuurbal uitstroming met vertraagde ontsteking: plasbrand, gaswolk, gaswolkontbranding -brandwonden -secundaire branden -brandwonden -secundaire branden -longbeschadiging -(mogelijk drukeffecten) -bevriezing -(mogelijk drukeffecten) -brandwonden -secundaire branden -brandwonden -secundaire branden -longbeschadiging -mogelijke drukbelasting Brandbare vloeistof plasvorming -verzakking grond -verontreiniging van bodem en oppervlaktewater damp/gaswolkontbranding, gevolgd door plasbrand -brandwonden -secundaire branden -longbeschadiging -mogelijk drukbelasting Inert gas vorming inerte gaswolk -verstikking -verminderde zuurstofopname -stoppen van verbrandingsmotoren mogelijk Toxisch gas vorming toxische gaswolk -vergiftiging -bijtend Toxische vloeistof uitstroming met verdamping -vergiftiging -bijtend -milieuverontreiniging Zuurstof vorming gaswolk -stimulans spontane ontbranding 20 Bestrijding van incidenten met pijpleidingen - juni 2009 - versie 2.2

II.2. Het voorkomen van pijpleidingincidenten Deel II: Incidenten met pijpleidingen Het voorkomen van incidenten met pijpleidingen is een verantwoordelijkheid die zowel berust bij de leidingbeheerders als bij de overheid maar ook (en vooral) bij de aannemersbedrijven. II.2.1. Preventie door de overheid Het preventiebeleid waar de overheid de hand in heeft, situeert zich op twee belangrijke niveaus: er zijn enerzijds de wetgevende initiatieven die de kans op incidenten willen verminderen en anderzijds zijn er de communicatie en richtlijnen naar de hulpdiensten toe die voortdurend op mogelijke incidenten moeten voorbereid zijn. II.2.1.1. Wetgevende initiatieven Voor dit deel verwijzen we naar de wetgeving ter zake (zie Hoofdstuk I.3 pag 12). De wetgever heeft onder meer concrete regels opgelegd voor de aanleg van de pijpleidingen (bvb. de diepte) en dit volgens duidelijke veiligheidsvoorschriften (KB 11 maart 1966). De meldingsplicht beoogt vooral het voorkomen van het aanbrengen van schade aan pijpleidingen door derden, zoals gezegd de belangrijkste oorzaak van incidenten (KB 21 september 1988) terwijl de voorbehouden zone erop gericht is ieder risico van schade door derden aangebracht aan de leidingen uit te sluiten (KB 24 januari 1991). II.2.1.2. Informatie naar de hulpdiensten toe Het volledig uitsluiten van incidenten met pijpleidingen is natuurlijk niet mogelijk. Het is aan de overheid om de hulpdiensten voldoende te wapenen met informatie omtrent pijpleidingen, locaties van pijpleidingen op hun terrein, en informatie omtrent de vervoerde stoffen en risico s. Op die manier kan vermeden worden dat een ongeval met een pijpleiding noodzakelijk uitmondt in een grote calamiteit. Een aantal vuistregels kunnen daar bij zijn: de hulpdiensten moeten zowel de locatie als de inhoud van de pijpleidingen in hun beschermd grondgebied kennen; procedures dienen opgesteld te worden op multidisciplinair niveau; oefeningen dienen gehouden op multidisciplinair niveau; de brandweer is op de hoogte van de aanpak van incidenten met de stoffen die door de pijpleidingen lopen; de brandweer moet beschikken over algemene actiekaarten en over specifieke actiekaarten voor iedere stof; 21 Algemene actiekaarten & Actiekaart Aardgas - juni 2009 - versie 2.2

II.2.2. Preventie door de leidingbeheerders Ook de leidingbeheerders hebben een belangrijke verantwoordelijkheid op het vlak van preventie. Het doel is tweevoudig: enerzijds wordt getracht om ongevallen te voorkomen, anderzijds beschikt de leidingbeheerder over de mensen en middelen om bij een eventuele lekkage snel te reageren en erger te voorkomen. Het voorkomen van ongevallen wordt in de eerste plaats betracht door het uitvoeren van periodieke controles. Bij wijze van voorbeeld geven we hieronder een overzicht van de controles die Fluxys uitvoert. De wetgever bepaalt m.b.t. de periodieke controles (in het KB van 11 maart 1966 en het KB van 24 januari 1991) duidelijk opgelegde frequenties. Meer bepaald wat gaspijpleidingen betreft, zien we dat de leidingnetbeheerder zichzelf een hogere frequentie oplegt dan deze die de wetgever in ons land heeft bepaald: Wettelijke voorschriften Minimum om de twee maanden controle van de voorbehouden zone Jaarlijkse controle op aanwezigheid van aardgas Voor de hoofdassen: controle per helikopter om de twee maanden + controle ter plaatse van de belangrijkste punten om de twee maanden Om de twee maanden controle van de apparatuur voor kathodische bescherming Jaarlijkse controle van het potentiaalverschil tussen leiding en ondergrond Controles door Fluxys uitgevoerd Patrouille per voertuig controleert om de twee weken de voorbehouden zone Patrouille te voet controleert jaarlijks Fluxys controleerde altijd al om de twee weken met helikopter. De hoofdleidingen worden door Fluxys dagelijks gecontroleerd vanuit de lucht Fluxys controleert 1 keer per maand Jaarlijkse controle Een andere manier om lekken te voorkomen bestaat erin om derden ertoe aan te zetten beschadigingen zo snel mogelijk te melden. De pijpleidingbeheerders dringen er bij de aannemers op aan om ook kleine ongevalletjes (zelfs zonder noemenswaardige beschadiging) te melden. Sommigen gaan zover om de kosten van kleine herstellingen (na een gemeld incident) gewoon niet aan te rekenen aan diegene die de schade heeft veroorzaakt en dat om toch maar zeker te zijn dat het geringste incident zou gemeld worden. 22 Bestrijding van incidenten met pijpleidingen - juni 2009 - versie 2.2

Deel II: Incidenten met pijpleidingen II.2.3. Preventie door de aannemers KLIM Sedert 2006 is het platform KLIM (Kabels- en Leidingen Informatie Meldpunt) actief. Het KLIM is een website die fungeert als centraal meldpunt voor iedereen die werken wil uitvoeren in de nabijheid van hoogspanningsverbindingen en van installaties voor vervoer per pijpleiding van gasachtige producten. KLIM vloeit voort uit het memorandum dat in juli 2005 werd ondertekend tussen verschillende ministers, Fetrapi, hoogspanningsnetbeheerder Elia en de federaties van de bouwnijverheid. De opzet bestaat erin om de website te doen evolueren naar een portaalsite om werken te melden aan het geheel van nutsbedrijven. (meer info op: www.klim-cicc.be) KLIM is sedert eind maart 2009 gekoppeld met KLIP, zodat een melding bij een van beide systemen door beide systemen wordt behandeld. KLIP Het AGIV (Agentschap voor Geografische informatie Vlaanderen) ontwikkelde het KLIP (Kabelsen Leidingen Informatie Portaal), dat als Vlaams initiatief aansluit bij het federaal initiatief KLIM. Dankzij KLIP wordt de decentraal aanwezige kabel- en leidinginformatie beter en sneller ontsloten. De planaanvrager (aannemer graafwerken, opdrachtgever, nutsbedrijf, particulier) krijgt met KLIP een overzicht van alle KLB s (kabel- en leidingbeheerders) die aanwezig zijn in het door hem geselecteerd interessegebied en automatisch een informatievraag kunnen induceren bij deze partijen. De beheerders van het openbaar domein kunnen nakijken welke planaanvragen door wie zijn aangevraagd en welke KLB s er aanwezig zijn op het domein in zijn beheer. Zo kunnen de gemeenten nagaan welke maatschappijen er allemaal aanwezig zijn op hun grondgebied. De KLB s ontvangen gestandaardiseerde planaanvragen. Het blijft echter de verantwoordelijkheid van de individuele KLB om de door hem decentraal beheerde informatie te ontsluiten. Net zoals vandaag worden de detailplannen door de KLB s opgestuurd naar de planaanvrager (afhandelen van de planaanvraag). (meer info op: www.agiv.be) Kabel- en Leidingbeheer Versturen planaanvraag @ Afhandelen planaanvraag Overlay-operatie KLB-zones Uitvoeren planaanvraag Opslaan planaanvraag Planaanvrager Bevestiging @ Aanmaken rapport Raadplegen rapport KLIP website Planaanvragen Beheerder Openbaar Domein 23 Algemene actiekaarten & Actiekaart Aardgas - juni 2009 - versie 2.2

DEEL III: ALGEMENE ACTIEKAART PIJPLEIDINGINCIDENTEN Introductie In de benaming ligt duidelijk vervat waarvoor de actiekaarten dienen: zij bevatten richtlijnen die de brandweer kunnen helpen bij de actie in geval van pijpleidingincidenten. Het is de bedoeling dat voor alle gevaarlijke producten, die vervoerd worden door pijpleidingen, specifieke actiekaarten zullen ontwikkeld worden. Die specifieke actiekaarten kunnen maar gebruikt worden wanneer ze beschikbaar zijn en wanneer het product dat voorwerp uitmaakt van een pijpleidingincident gekend is. De algemene actiekaart bepaalt het actieplan dat bij incidenten met pijpleidingen van toepassing is wanneer er geen specifieke actiekaart bestaat en/of wanneer het product in de pijpleiding niet gekend is, bijvoorbeeld wanneer er meerdere pijpleidingen samen liggen. De algemene actiekaart bepaalt in zekere zin de standaardprocedure. De actie die ondernomen wordt bij ongevallen met pijpleidingen is gebaseerd op de procedure ongevallen gevaarlijke stoffen. 24 Bestrijding van incidenten met pijpleidingen - juni 2009 - versie 2.2

III.1. De omschrijving van de zones in de Actiekaart III.1.1. Zone-indeling in het KB Noodplan Deel III: Algemene actiekaart pijpleidingincidenten In het KB van 16 februari 2006 betreffende de nood- en interventieplannen is de interventiezone een zone die, in functie van de concrete noodsituatie, wordt afgebakend en waarbinnen de nodige maatregelen genomen worden om de noodsituatie te beheren. Voor de indeling van de interventiezone worden de reeds vroeger toegepaste, maar nu duidelijker omschreven, kleurenindelingen gebruikt. De kleuren bepalen de graad van toegankelijkheid van de betreffende zone. De indeling ziet er als volgt uit: 1. De rode zone: deze wordt begrensd door de uitsluitingsperimeter en is uitsluitend toegankelijk voor de interveniërende hulpdiensten, deskundigen en technici, mits akkoord van de directeur CP-Ops, overeenkomstig de door hem gegeven richtlijnen; 2. De oranje zone: wordt begrensd door de isolatieperimeter waarbinnen de logistieke steun van de hulpdiensten wordt georganiseerd en is toegankelijk voor mensen die binnen die zone werken of wonen, mits akkoord van de directeur CP-Ops en naleving van de door hem gegeven richtlijnen; 3. De gele zone: wordt begrensd door de ontradingsperimeter. In deze zone wordt de toegang ontraden aan personen die er niet wonen of werken en waar de nodige maatregelen genomen worden voor een vlotte toegang van de hulpdiensten en het vlot verloop van de hulpoperaties. III.1.2. Zone-indeling op de actiekaart Er worden in de actiekaart 3 zones onderscheiden waarvan er 2 corresponderen met deze uit het KB van 16 februari 2006 betreffende de nood- en interventieplannen (zie verwijzing tussen haakjes). 1. ZONE 1: de verboden zone wordt omschreven als de zone met een hoge kans op letaliteit, die enkel in zeer uitzonderlijke omstandigheden na gepaste risico-afweging en met de vereiste beschermende kledij mag betreden worden. 2. ZONE 2: zone die alleen mag betreden worden door de brandweer in de vereiste beschermende kledij en met inachtneming van de eigen veiligheid (= Rode zone KB - uitsluitingsperimeter). 3. ZONE 3: de isolatiezone: enkel de interveniërende hulpdiensten mogen van buitenaf naar binnengaan. Wie zich binnen deze zone in een schuilplaats bevindt, mag er blijven. Personen die uit binnengelegen zones geëvacueerd werden moeten minstens tot buiten deze zone 3 gebracht worden (= Oranje zone KB - isolatieperimeter) Gevaarskwotering zeer hoog hoog matig hoog stabiel KB Noodplan NIET VOORZIEN Rode zone Oranje zone Gele zone Actiekaart Gas ZONE 1 ZONE 2 ZONE 3 NIET VOORZIEN 25 Algemene actiekaarten & Actiekaart Aardgas - juni 2009 - versie 2.2

III.2. Optreden bij incidenten: the basic 6 De standaardprocedure doorloopt de 6 gebruikelijke fasen bij een incident: 1. Identificatie en alarmering 2. Bepalen effectafstanden 3. Brandweeroptreden: ongevallen gevaarlijke stoffen 4. Afkondiging gemeentelijke fase van het noodplan 5. Beheersmaatregelen 6. Activeren meetplan Basic 1 : identificatie en alarmering De melding van een incident met een pijpleiding kan vanuit verschillende hoeken binnenkomen. In de eerste fase komt het erop aan om zo snel mogelijk te achterhalen welk(e) product(en) betrokken is (zijn) bij het incident. Wanneer de leidingbeheerder zelf het incident meldt, zal men gauw over de nodige informatie beschikken maar de melding kan ook van derden komen. Alarmering door een derde Een incident met een pijpleiding kan gemeld worden door een toevallige passant die een vloeistof of gas uit de grond ziet borrelen of spuiten of die gewoon iets abnormaals bemerkt en via het noodnummer de politie (101) of de brandweer (100/112) verwittigt. Het komt er nu op aan zoveel mogelijk informatie in te winnen m.b.t. de algemene situatie en te achterhalen om welk product het gaat. Daarom worden aan de persoon die het incident gemeld heeft, gerichte vragen gesteld: Zijn er slachtoffers op de plek van het incident? Omschrijf zo precies mogelijk de locatie (straat, kruispunt, huisnummer...?) Staat er een luchtbaken of is er een paalnummer te zien? Beschrijf de nabijgelegen gebouwen. Zijn er zichtbare specifieke gevaren? Hoe ziet het landschap eruit? Heuvelachtig of vlak? Beschrijf zo goed mogelijk wat je ziet: plas, wolk, gas-, vloeistofafstroom, geluid, brand...? Zijn er werkzaamheden aan de gang? Is er zichtbare beschadiging aan een leiding? Actie van de brandweer naar de leidingbeheerders toe 1. Het product is gekend ongeacht of er meerdere leidingen liggen: waarschuw de betreffende leidingbeheerder en nadien alle andere van in de buurt liggende leidingen 2. Het product is niet gekend of onzeker omdat er meerdere leidingen liggen: waarschuw alle leidingbeheerders (van leidingen in de omgeving van de meldplaats). Wees voorbereid! Het is van kapitaal belang dat de algemene actiekaarten voor ieder individueel korps een duidelijk overzicht bevatten van de specifieke leidingen en de getransporteerde stoffen op het grondgebied waarvoor dat korps bevoegd is. Dit overzicht moet melding maken van de aard van het gevaar én van het specifieke gas of de specifieke vloeistof. Aan iedere in de tabel opgenomen stof wordt dan ook het noodnummer van de respectieve leidingbeheerder toegevoegd volgens voorbeeld op volgende pagina. 26 Bestrijding van incidenten met pijpleidingen - juni 2009 - versie 2.2