Groei (wegen) is belangrijk, maar scannen van spierdikte en vet ook?



Vergelijkbare documenten
Vergelijking van het bedrijfseconomisch rendement van verschillende onderdelen

Fokwaardeschatting voor vleeslamkwaliteit

KARKASFOKWAARDEN EEN VERSCHIL AAN DE HAAK

Vruchtbaarheidsindex 2008 voor schapen

Nieuwe Vruchtbaarheidsindexen voor schapen

Folkert Buiter 2 oktober 2015

DE INVLOED VAN GELUK, PECH, BIED- EN SPEELTECHNIEK OP DE SCORE BIJ BRIDGE

Welkom op de fokkersdag Nubisch en Boergeit juli 2013 Te gast bij Niko en Janny den Braber Leerdam

De erfelijke aanleg voor aantal geboren lammeren bij vleesschapen

Nieuwe vruchtbaarheidsindexen voor schapen

Nieuwe fokwaarden, hoe te lezen?

De kwaliteit van educatieve activiteiten meten. Universiteitsmuseum Utrecht

Karkasfokwaarden, een verschil aan de haak

Symposium De juiste beerkeuze moderne middelen

Fokkerij en Inteelt. Basisprincipes. Piter Bijma Animal Breeding and Genomics Centre Wageningen Universiteit. Animal Breeding & Genomics Centre

Inhoud Voorwoord Steekproefsamenstelling Resultaten Conclusies

Ram Uit 57 worpen zijn van ram in totaal 105 lammeren geboren waarvan 95 levend.

Het karakter van de Savannah

Presentatie karkaskwaliteit Praktijknetwerk Karkaskwaliteit. Erna van Brenk & Gert Hemke

Resultaten vrijwilligerstevredenheidsonderzoek SZMK 2013

Premieram , eigenaar J. Dossche te Hansbeke (België)

Effect van Digestarom 1301 op de technische resultaten van witvleeskalveren

Fokkerijkansen voor de geit

Kengetallen E-40 Fokwaarde voeropname

Wat heeft de veehouder aan Genomics

Rapport enquête en workshop (Bio Vak Zwolle 2012) Locale rassen; het juiste ras locatie teler concept Bertus Buizer & Kitty de Jager, december 2012

Programma: SPONSORS. Ontwikkelingen GES GES organisatie. Agenda. Quotum eraf, fosfaat erop? Apeldoorn 4 november 2015

Jongeren en het huwelijk. Jongeren en het huwelijk

Genomic selection. Spervital Hengstenhouderij Dag februari Mario Calus, Wageningen U & R, Animal Breeding & Genomics

Mailwisseling Hans Baaij en Wim van den Brink

Zeldzame populaties, kwaliteitsverbetering en behoud van variatie in praktisch roulatie/lijn fokprogramma

Kengetallen E-25 Fokwaarde Ureum

Kengetallen E-25 Fokwaarde Ureum

RASSENCOMMISSIE TEXEL Kleine Herkauwers Vlaanderen vzw

RASSENCOMMISSIE Bleu du Maine Kleine Herkauwers Vlaanderen vzw

Kengetallen E-20 NVI. Inleiding. Selectierespons

31 Technische resultaten

Examen HAVO. wiskunde A. tijdvak 2 woensdag 23 juni uur

Rekbaarheid pels lijkt erfelijk De variatie in rekbaarheid van de pels is erg groot en onafhankelijk van de lichaamslengte

Definitief Premieram 2008

DONATEUR KIEST GOEDE DOEL VANWEGE ONDERWERP EN STOPT MET STEUN VANWEGE ONTEVREDENHEID OVER GOEDE DOEL

Het YOUNG BULL systeem. Veeverbetering gebaseerd op jonge stieren. Dr Maurice Bichard

Dit demonstratieproject werd medegefinancierd door Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling: Europa investeert in zijn platteland

Krijgen die zwartwitte. voldoende eten? Van oerrund tot verschillende rundveetypes.

Persoonlijkheidstesten

Maatschappelijke waardering van Nederlandse Landbouw en Visserij

Fokwaardenschatting bij varkens: principes en actualisatie. 7 november 2012, Steven Janssens & Lien Vandebroeck

Kengetallen E-25 Fokwaarde Ureum

Bijlage 12: Beoordelingssysteem vleeskuikens

Uitkomsten Enquête mei 2015

Inteelt in de VSS. Erik Schuiling, 28 januari 2011

Rapport. Datum: 26 maart 1998 Rapportnummer: 1998/092

Genomic revolution : betekenis voor

Informatie over de deelnemers

OCAI. veelgestelde vragen

landbouw en natuurlijke omgeving dierhouderij en -verzorging productiedieren CSPE KB

Meten van voerefficiëntie voor betere benutting eigen ruwvoer. Meten van voerefficiëntie voor betere benutting eigen ruwvoer

Verslag dierbespreking maart 2014 Jaarvergadering NSDH. (Hans Tenbergen)

Evaluatie PvKO Mastersessie 10 april 2014

Les 1 Voorspellen Leestekst: De nieuwe computer. Introductiefase: 2. Vraag: "Kan iemand mij vertellen wat voorspellen betekent?"

MEEST GEMAAKTE FOUTEN IN HET CV

Doel. Spel. Duur: - Groep - Individueel. Laat je inspireren door de voorbeeld vragen in deze spiekbrief.

Proefopstelling Tekening van je opstelling en beschrijving van de uitvoering van de proef.

1 Algemene gegevens. 2 Categorie van het project

BRACHYCEFALE HONDENRASSEN

Bijlage 2: 3.2 onderzoek

DanBred Fokprogramma. Feiten over het hoogkwaliteits Deens fokprogramma. Vermenigvuldigings populatie Kernpopulatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Genetische achtergrond van staart- en maneneczeem in pony s en paarden

POP Eerste gekozen competentie: De markt analyseren en interpreteren Wat is mijn huidige niveau op deze competentie? Waarom?

vwo: Het maken van een natuurkunde-verslag vs

Examen HAVO. wiskunde A. tijdvak 2 woensdag 17 juni uur

Gebruikte technieken in Engelse slogans Onderzoekspresentatie

Evaluatie Back to Basics: De Nieuwe Koers

Afvallen? Bereken je BMI.

Dashboards in Google Analytics. Inhoud 1. KPI s voor dashboards... 2

Samenvatting. Interactie Informatiewaarde Werkrelevantie Totale waardering 8,5 8,4 8,9 8,6

PRIORITEITEN. drs. Ellen Bulder 1 SITUATIE

De resultaten van de deelnemersenquête DNB & DNB Pensioenfonds. mei, 2014

Definitief Premieram 2009

360 FEEDBACK 15/06/2012. Thomas Leiderschap Vragenlijst. Thomas Voorbeeld. Persoonlijk & Vertrouwelijk

1. Ik heb een dienstauto waar ik privé mee mag rijden maar daar heb ik om voor mij moverende redenen geen gebruik van gemaakt.


SPEELWIJZE WERKPLEZIER SPEL - Bladzijde 1 / 11

Meneer ik snap het niet

Genomica in de melkveehouderij de praktische toepassingen

Voorlopig Premieram 2009

DEELNEMERS TEVREDENHEID ONDERZOEK

Timemanagement? Manage jezelf!

20/9/2011 NULMETING COSTIAN. Leerjaar 2011 propedeuse blok 1.1 Costian de Jonge

Business Lounge: uw klant aan de bestuurstafel!

Genetisch management: inteeltbeheersing en diversiteit bij de Mergellander. Jack J. Windig CGN Livestock Research

FOTOREGELS. Uitleg en regels rondom het gebruik van foto s. Het auteursrecht. Als ik een foto koop, krijg ik dan ook de rechten op de foto?

De keuze voor wiskunde A of B in 3 Vwo

Case Medewerkerstevredenheiden betrokkenheidscan

De filosofie van het voeren

Ik wilde een opdracht ontwikkelen voor leerlingen die voldoet aan de uitgangspunten van competentiegericht leren.

leerlingen sociale veiligheid

Vetverbranding in de hersenen?

Beschrijving van de gegevens: hoeveel scholen en hoeveel leerlingen deden mee?

Transcriptie:

Groei (wegen) is belangrijk, maar scannen van spierdikte en vet ook? Op de website van het NTS kunnen we het volgende artikel lezen FTC buigt zich over de vleeslamindex De afgelopen maanden hebben de gezamenlijke foktechnische commissies van NTS en TSNH (FTC) zich gebogen over de vleeslamindex. Aanleiding hiervoor waren vragen van leden over het functioneren van deze index, omdat de relatie tussen vleeslamindex en beoordeling van bespiering tijdens exterieurkeuringen niet duidelijk is. Als pilotproef zijn in september 2014 20 lammeren gescand, gewogen, op het oog (en met de hand) beoordeeld en vervolgens geslacht. Samen met de slager zijn daarna de karkassen besproken. Vooral voor het beoordelen van de bespiering op een dier, zoals dat ook gedaan wordt tijdens de herfstinspectie of op een keuring, was dit heel nuttig en leerzaam. Helaas was deze proef voor een onderzoek naar het wel of niet functioneren van de vleeslamindex niet geschikt. De 20 lammeren vertoonden te weinig variatie en de groep was te klein om hier betrouwbare conclusies aan te verbinden, het toeval is te groot. Wel heeft het kennis opgeleverd over het doen van eventueel vervolgonderzoek (bijvoorbeeld een grote groep lammeren onder gelijke omstandigheden te houden, het liefst van twee extreme (wat betreft vleeslamindex) vaders en dan kijken of er een trend te ontdekken valt. Dit is ook de reden waarom er geen rapport over dit onderzoek naar buiten zal komen: er kunnen geen bruikbare conclusies getrokken worden. Na uitvoering van het onderzoek heeft er een overleg plaatsgevonden met deskundigen op het gebied van fokkerij en erfelijkheid, waarin nog weer eens duidelijk werd uitgelegd dat de vleeslamindex weinig tot niets zegt over de beoordeling van de bespiering tijdens de herfstinspectie. Dit komt doordat de vleeslamindex iets zegt over de kostprijs van het mager lamsvlees. Bovendien is deze index gebaseerd op fokwaarden, en heeft het dus een voorspellende waarde over het presteren van het dier. Deze prestatie kan echter beïnvloed worden door de milieuomstandigheden tijdens het leven van het dier. Daarentegen is de beoordeling voor bespiering (tijdens de herfstinspectie of tijdens een keuring) juist een fenotypische waarde (met het oog waarneembaar en beïnvloed door milieu waarin het dier verkeert). Bovendien zegt de bespiering wat over de opbrengstprijs van het mager lamsvlees. Deze twee kenmerken kunnen dus nooit 1-op-1 met elkaar vergeleken worden. Conclusie FTC Selecteren op een beste bespiering gaat dus vooral door de dieren op het oog en middels voelen te beoordelen, en niet zozeer door de dieren te scannen. Door steeds de best bespierde dieren in te zetten, zal de mate van bespiering op een dier toenemen. Echter: dit zegt niets over bijvoorbeeld de groeisnelheid van het dier of de efficiëntie van vleesaanzet. Voor fokkers die het belangrijk vinden dat de lammeren deze bespiering verkrijgen op een zo economisch mogelijke wijze, kan de vleeslamindex een heel goed hulpmiddel zijn. Dieren met een hoge vleeslamindex weten voer efficiënter om te zetten in mager lamsvlees, dan dieren met een lage vleeslamindex. De vleeslamindex is daarmee een hulpmiddel voor fokker en houder om het rendement binnen de koppel te verhogen. De conclusie van de FTC is dat de huidige vleeslamindex een goede indicator is voor het zo efficiënt mogelijk produceren van lamsvlees. Om aan de wens te voldoen om ook naar karkaskwaliteit te kijken wil de FTC onderzoeken of er uit de lineaire scores gegevens te verzamelen zijn waaruit bijvoorbeeld een index voor karkaskwaliteit te berekenen is. Wat betreft het onderdeel groei is de huidige vleeslamindex inderdaad een goede indicator. Maar de groei is slechts één van de drie pijlers van de VLI en bepaald voor ongeveer de helft de VLI. De vraag is of de huidige VLI ook voor de andere helft, de onderdelen vet en spier een goede indicator is! De VLI is geïntroduceerd als een manier om kostenefficiënt lamvlees te produceren. Eén van de drie pijlers, naast groei en vet, is de dikte van de rugspier. Over de invloed van de groei, een van de andere pijlers van kostenefficiënt lamsvlees produceren, wil ik het niet hebben, het staat vast dat je met een hogere groei kostenefficiënter produceert. Alleen zou het voor verbetering vatbaar zijn om hier het aanhoudingspercentage in mee te wegen, want groei in vacht, ingewanden en bot is geen groei in vlees en kan dus ook niet als kostenefficiënte groei worden aangemerkt.

Dhr. te Napel (WUR)heeft destijds een presentatie gehouden bij de introductie van de VLI. Daar heeft hij uitgelegd dat er bij een betere karkaskwaliteit een kostenbesparing is. De uitleg hierbij was dat een hogere karkaskwaliteit in combinatie met weinig vet leidt tot lagere kosten, immers groei in vlees kost minder dan groei in vet. Op een levend dier moest men een indicator hebben om die de karkaskwaliteit aan te duiden. Men gaf aan dat dit de dikte van de rugspier was, omdat er een positieve relatie was tussen de dikte van de rugspier en de karkaskwaliteit. Hier wordt m.i. wat betreft de Nederlandse Texelaar een grote fout gemaakt Karkaskwaliteit aan een geslacht dier wordt wereldwijd uitgedrukt in een SEUROP classificatie. Je zou dus veronderstellen dat er een grote overeenkomst moet zijn tussen de dikte van de rugspier bij het levende lam enerzijds en de SEUROP classificatie bij het geslachte lam anderzijds. In een eerder artikel op onze website heb ik al aangegeven dat ik die relatie niet kon vinden bij onze eigen lammeren, die gescand en vervolgens later geslacht zijn. Ik heb dit in 2011 reeds gedeeld met NSFO en NTS en in 2014 nogmaals met de FTC. Ik heb hen uitgedaagd de lammeren levend (met het oog) te beoordelen, te scannen en vervolgens te slachten en de geslachte lammeren met SEUROP te classificeren. De FTC heeft zelf een proef opgezet waar bovenstaand artikel FTC buigt zich over de vleeslamindex het gevolg van is. Bij het navolgende overleg werd ik ook uitgenodigd, maar mij is verzocht om over de getrokken conclusies en hetgeen besproken is geheimhouding te betrachten, wat ik ook zal doen. Opvallend is wel het statement wat de FTC nu zelf maakt, ik citeer: Selecteren op een beste bespiering gaat dus vooral door de dieren op het oog en middels voelen te beoordelen, en niet zozeer door de dieren te scannen. Door steeds de best bespierde dieren in te zetten, zal de mate van bespiering op een dier toenemen. Om aan de wens te voldoen om ook naar karkaskwaliteit te kijken wil de FTC onderzoeken of er uit de lineaire scores gegevens te verzamelen zijn waaruit bijvoorbeeld een index voor karkaskwaliteit te berekenen is Hier geeft de FTC aan dat bespiering iets anders is als spierdikte van de rugspier (dus karkaskwaliteit!) en dat ze gaan bekijken of de index voor karkaskwaliteit (wat we nu dus middels scannen meten door de rugspierdikte te bepalen) in de toekomst uit andere scores zou kunnen worden berekend. Op de website van NSFO kunnen we nu onder het onlangs geüpdatete kopje vleeslamindex lezen: Verlaging van de kostprijs In Nederland vindt er helaas geen systematische uitbetaling plaats op karkaskwaliteit. Het is daarom belangrijk om te zorgen voor een lage kostprijs voor de productie van lamsvlees. De economische waarde van verbetering van groei, vetbedekking of spierdikte moet dus volledig uit een verbeterde voer efficiëntie en een verlaging van de vaste kosten per ooi komen. Kort gezegd: hoe produceer je zoveel mogelijk mager lamsvlees uit een kilogram voer. In het model dat ten grondslag ligt aan de Vleeslamindex wordt een bedrag toegekend aan elk kenmerk. Voor spier is dit 2,01 per mm dikte, voor groei 0,12 per gram per dag en voor vet een negatieve waarde van -3,44 per mm. De verwachte economische vooruitgang per jaar bij juist gebruik van de Vleeslamindex wordt berekend op 1,97 per ooi per jaar. De Vleeslamindex zegt dus niet perse iets over de bouw van het dier. Daarvoor blijft het belangrijk om ook naar de exterieurkenmerken te kijken. De meest interessante dieren voor de fokkerij zijn dus dieren die een hoge Vleeslamindex (en dus efficiënt vlees aanzetten) combineren met de gewenste exterieurkenmerken. Hier wil ik ook enkele kanttekeningen bij plaatsten. Er wordt gesuggereerd dat een lage kostprijs voor de productie van lamsvlees (de VLI) extra belangrijk is omdat er geen systematische uitbetaling plaats vindt op karkaskwaliteit. Dit is natuurlijk waar, systematische uitbetaling op basis van bv. SEUROP vindt niet meer plaats. Maar iedereen die wel eens slachtlammeren verkoopt weet dat zowel de handelaar als ook de slachterij de lammeren waarderen op basis van hun karkaskwaliteit. Met andere woorden, voor een Swifter lam van 40 kg. wordt niet hetzelfde betaald als een Texelaar lam van 40 kg. Het is dus geen systematische uitbetaling op karkaskwaliteit maar in de praktijk komt het er wel op neer dat karkaskwaliteit betaald

wordt. Kortom Karkaskwaliteit en bespiering zijn aan de opbrengstenkant nog steeds van groot economisch belang en niet alleen de VLI waar naar de kostenbesparing wordt gekeken. Wetenschappelijke literatuur De basis van de berekening van het onderdeel spier in de VLI is gelegen in wetenschappelijke literatuur waar een positieve relatie aangetoond is tussen de dikte van de rugspier en de karkaskwaliteit. Deze onderzoeken, verricht in o.a. Nieuw Zeeland en Australië, werden gedaan met diverse rassen waaronder de lokale Texelaar. Ten eerste mag je je afvragen of je deze rassen die weinig of geen achterhand bespiering hebben, mag vergelijken met de Nederlandse Texelaar. Temeer omdat andere onderzoeken juist aangeven dat de relaties tussen de diverse kenmerken bij de verschillende rassen juist significant kunnen verschillen. Kortom, een correlatie tussen twee kenmerken kan bij een Swifter wel in hoge mate aanwezig zijn, terwijl die correlatie tussen die kenmerken bij een Texelaar veel lager is. De relatie tussen karkaskwaliteit en spierdikte kan dus bij een heel veel andere rassen aanwezig zijn, met name bij rassen die weinig of geen andere bespiering, zoals de achterhandbespiering hebben. Bij de Nederlandse Texelaar zitten in verhouding met andere rassen veel meer spieren in de achterhand en speelt de breedte in de lendenen ook een veel grotere rol. Bij de Texelaar zit van het geslachte gewicht gemiddeld 33% in de achterbout en maar 20% in de rug!! Essentieel in een betrouwbare VLI voor het onderdeel spier, is het vinden van de beste indicator voor de totale karkas kwaliteit. Want hoe hoger de karkaskwaliteit, hoe kosten efficiënter geproduceerd kan worden. Om die karkaskwaliteit aan een dood dier te bepalen wordt wereldwijd de SEUROP classificatie toegepast. SEUROP is m.i. een hele goede indicator, zo niet de beste, voor de karkaskwaliteit, dus ook een indicator voor kosten efficiënte vleesproductie! In de SEUROP classificatie wordt bevleesdheid van het karkas bij de klasse S als volgt omschreven. Alle profielen uiterst rond, uitzonderlijke spierontwikkeling met dubbele spieren, type dikbil. Achterbout: zeer sterke spierontwikkeling, profielen uitzonderlijk rond. Rug: zeer rond, zeer breed en zeer dik tot op de schouder. Schouder: uitzonderlijk rond en uitzonderlijk dik. Dit is m.i. dus juist een veel betere en completere indicator voor karkaskwaliteit dan het meten van de dikte van de rugspier. Probleem is dat dit alleen aan het geslachte dier te meten/zien is en men zal dus moeten onderzoeken welke indicator(en) aan een levend Texelaar lam het meeste rechtdoen aan die SEUROP classificatie. Dan het volgende. Het bedrijf Stockscan die in Australië en Nieuw Zeeland 15000 schapen per jaar scant, geeft duidelijk aan dat de dikte van de rugspier meer zegt over voeding en milieu en beïnvloed wordt door stress tijdens het scannen. De breedte van de rugspier zegt meer het type en de bespiering van het dier en dus de karkaskwaliteit. Meer info www.stockscanservices.com.au/ of bekijk de brochure stockscan op onze website. De veel hogere erfelijkheidsgraad van de breedte van de lendespier, 63% (t.o.v. 37% voor de dikte) geeft dat ook al aan. Kortom als je de lendespier al als indicator voor karkas bespiering wilt nemen, meet dan ook de breedte en niet alleen de dikte. Bovendien heeft de breedte van de lendespier een negatieve genetische correlatie met vet, (hoe breder, hoe minder vet) terwijl de dikte van de lendespier een positieve genetische correlatie heeft met vet. (hoe dikker, hoe meer vet) Ik had al aangegeven dat diverse onderzoeken, bij verschillende rassen, zeer verschillende genetische correlaties aantonen op hetzelfde kenmerk, wat erop duid dat er in principe per ras onderzoek gedaan moet worden om juiste conclusies te kunnen trekken. Zoals ik al eerder aangaf kun je wat betreft de Nederlandse Texelaar geen conclusies trekken uit onderzoeken gedaan in landen waar de locale Texelaars niet te vergelijken is met de huidige Nederlandse Texelaar. Zie het als een ander ras, zoals ook de rassen die in Nederland gescand worden en waarbij sommige rassen ook een dikkere rugspier hebben in vergelijking met onze Texelaar, maar wat karkaskwaliteit duidelijk achterblijven. Ook binnen de Nederlandse Texelaar zijn er wat betreft de bespiering al enorme verschillen dat maakt het er alleen maar nog moeilijker op. Dan de breedte in de lendenen. Als je bij lammeren de breedte van de lendenen meet dan zitten daar (omgerekend naar hetzelfde gewicht) soms behoorlijke verschillen in. Verschillen van 5 cm. zijn geen uitzondering!, dan betekend dat de lendespier van sommige dieren 10-20 mm breder is dan van andere dieren. Hoewel ik een kleine groep gemeten heb, was het opvallend dat de smalste dieren vaak een

dikkere lendespier hadden. Misschien ook wel logisch, want als een dier groeit in spiermassa en de lendespier kan niet de breedte in, gaat ie de hoogte (dikte) in. Hetzelfde geld m.i. ook voor dieren met een beste achterhand bespiering t.o.v. dieren met weinig achterhandbespiering. Als een dier 5 kg. in spiermassa groeit en die groei wordt gelijkelijk over het lichaam verdeeld, dan zal een dier met weinig achterhand bespiering juist spiermassa aanzetten op de rugspier. Mijn conclusie, de smalste dieren met de minste achterhandbespiering zetten de groei in spiermassa om in een dikkere rugspier. Ook hier wil ik weer verwijzen naar de conclusies van Stockscan. Ik zet hieronder de tabel, die ik destijds aan de FTC gestuurd heb naar aanleiding van fokdoel 2020, gebaseerd op de rammenlijst waarbij ik de uitersten heb vergeleken. Vergelijking van rammen (32) die zeer positief op spierdikte (min. + 1.00) scoorden en rammen (38) die zeer negatief op spierdikte (min. -1.00) scoorden leverde het volgende resultaat op. Als je dus dieren met de beste karkaskwaliteit moet inzetten voor de fok, dan moet je de groep van Min. +1.00 nemen. Dat zijn de dieren die door de inspecteur op bespiering, evenredigheid en type juist fors lager beoordeeld worden! kop ontw besp even type been vacht Alg vk. Min. + 1.00 82.6 89.7 87.3 85.2 84.8 84.4 87.2 85.2 Min. - 1.00 86.5 90.6 88.5 87.4 87.2 84.8 87.5 87.2 Bij de beoordeling van de karkaskwaliteit van geslachte lammeren (SEUROP) let men juist vooral op bespiering, evenredigheid en type. Uit bovenstaande tabel blijkt duidelijk dat de rammen die zeer goed scoren op spierdikte (indicator voor karkaskwaliteit) significant lager scoren op bespiering, evenredigheid en type. Kortom je moet je afvragen of bij de Nederlandse Texelaar het meten van de dikte van de rugspier de beste indicator is om de karkaskwaliteit (incl. de achterhand!) in beeld te brengen. Dat is namelijk de kurk waar de hele methode van de VLI op het onderdeel spier op drijft! Als FTC zou ik me de volgende vragen gaan stellen. 1. Is onze Nederlandse Texelaar vergelijkbaar met de Texelaars (genetisch gezien zal er waarschijnlijk weinig of geen verwantschap zijn) die onderdeel waren in de onderzoeken zoals vermeld in de literatuur, die als basis hebben gediend voor de meting van de dikte van de lendespier als indicator voor karkaskwaliteit? 2. Is de SEUROP classificatie van een geslacht dier een goede, zo niet de beste, indicator voor karkaskwaliteit? Zo ja, waarom komt deze dan niet overeen met de spierdikte als indicator voor karkaskwaliteit? 3. Is het niet raar dat hele grote schapenlanden als Nieuw Zeeland en Australië de dikte van de rugspier juist niet zien als indicator voor karkaskwaliteit, maar veel meer waarde hechten aan de breedte? Wat wij in Nederland meten zijn dus volgens de Australiërs milieu invloeden! 4. Waarom worden nu bv. in Engeland CT scans gemaakt om karkaskwaliteit vast te stellen, Als US scans (dit is hoe we nu in Nederland scannen voor de VLI) zouden voldoen, dan was dat toch niet nodig geweest? 5. Hoe kan het dat de groep van dieren die zeer hoog scoren op de spierdikte (min. +1.00) en dus een hoge karkaskwaliteit hebben, ook hoog scoren in de vruchtbaarheidsindex, terwijl wetenschappelijke literatuur aangeeft dat beide onderdelen een negatieve correlatie hebben? Als laatste iets wat mij enorm stoort, via de nieuwe voorzitter van de FTC, Dhr. Dam, heb ik het verzoek gekregen de artikelen op mijn website aangaande de vleeslamindex te verwijderen. De artikelen zouden gedeeld zijn door collega fokkers en nu op meerdere websites te zien zijn. Ik heb mijn artikel nog eens kritisch gelezen. Alle data die daarin zijn weergegeven komen direct van lijsten geproduceerd door NSFO. Dit zijn gewoon de keiharde cijfers, waarbij ik mijn kanttekeningen plaats en vervolgens mijn visie geef. Het feit dat ik daar zeer veel positieve reacties op krijg, geeft in ieder geval aan dat een heel aantal fokkers mijn mening deelt of in ieder geval interessant genoeg vindt daar kennis van te nemen. Mijn fokkerijvisie deel ik o.a. via internet met anderen. Iedere fokker/houder vormt een fokkerijvisie aan

de hand van informatie die hij zelf via welke weg dan ook vergaard, het internet er daar één van. Daarom is het beschikbaar stellen van alle relevante informatie, door wie dan ook, van groot belang. Informatie is de basis van het vormen van een fokkerijvisie. Het gegeven dat de resultaten van de proef door de FTC opgezet, niet openbaar gemaakt mogen worden vind ik persoonlijk dan ook niet getuigen van respect naar de leden en fokkers. Kunnen de fokkers/leden zelf geen cijfers en resultaten beoordelen? De FTC heeft de proef zelf opgezet, conclusies getrokken, maar vind die conclusies achteraf niet geschikt voor publicatie. Ik blijf dan met vragen zitten: Waarom zet je als FTC die proef op, als je vervolgens niets met de resultaten doet, c.q. communiceert? Waarom onthoud de FTC de leden de informatie uit een proef, ook al vind je deze achteraf niet geschikt? Waarom mag een individueel NTS/TSNH lid niet zelf zijn conclusies uit de proef trekken? Het is niet mijn bedoeling andere fokkers te overtuigen van mijn gelijk, het is aan de FTC om juist de fokkers/leden te overtuigen dat ze het als FTC bij het rechte eind hebben. Ik snap ook dat het NSFO reclame maakt voor de vleeslamindex. Het scannen is immers een deel van hun inkomen. Een FTC van een stamboek organisatie moet, onafhankelijk daarvan, zelf bepalen of en in hoeverre, de drie pijlers onder die VLI betrouwbaar en relevant zijn voor de Nederlandse Texelaar. De groei is dat zeker, bij de spierdikte en vet heb ik wat betreft de Nederlandse Texelaar ernstige twijfels. Daarom is het vergaren van diverse informatie en het doen van proeven een must om te komen tot een fokkerijvisie die door de leden begrepen en gedragen kan worden. Pas dan heeft een VLI in welke vorm dan ook kans van slagen. Martin van Aken