4. Visie op opvoeden/ Pedagogische uitgangspunten (wat hebben kinderen nodig)



Vergelijkbare documenten
Pedagogisch beleidsplan Kinderdagverblijf Monki

Pedagogisch beleid Kinderopvang Haarlem Spelend Groeien

Kids2b. Een koffer vol bagage. Kleine kinderen worden groot. REIS vormt de kern van ons handelen; RES PEC VOOR. Het pedagogisch beleid

Pedagogisch werkplan Gastouderopvang Leuk enzo!

1.1. Het creëren van een veilige en vertrouwde omgeving

Pedagogisch beleid Kinderopvang Ommerkanaal

Visie (Pedagogisch werkplan)

Pedagogische Visie en Beleid

SKS Alles Kids. Ieder kind is uniek. Onze visie. De 5 speerpunten

Pedagogische visie van Stichting Rijswijkse Kinderopvang. Ontdekkend spelen. Uitdagend werken

Pedagogisch beleid Kinderdagverblijf de Harlekijn

Pedagogisch kader Kinderdagverblijf Filios

Hoe kijken wij naar kinderen? Pedagogisch beleid

Pedagogisch beleid Flexkidz

SKS Alles Kids. Onze visie

Observeerbare Termen. Pedagogisch basisdoel: Sociale en emotionele veiligheid. Pedagogisch basisdoel: Sociale en emotionele veiligheid 2

Pedagogisch beleid 0 4 jaar. een samenvatting. Juni 2015

Pedagogisch Beleidsplan

Ons pedagogisch handelen kinderdagverblijf Kameleon & peutergroep t Snuffeltje

Samen de Wereld Kleuren. Pedagogische visie

2 Algemene doelstelling en visie

Pedagogisch werkplan. Peutercentrum t Kwetternest

Inhoudsopgave... Pagina

Poppejans locatie Stadshagen (Petteflet) en Aalanden (Pippeloentje)

Pedagogisch beleidsplan 2016

5 pedagogisch medewerkers

Pedagogisch beleid. Kinderopvang & BSO Dapper

Activiteitenbeleid 2013

Pedagogisch Werkplan gastouder

Ons pedagogisch handelen buitenschoolse opvang Kloek

Pedagogisch Beleid. Nanny Association

Pedagogisch beleid. kinderdagverblijf

PEDAGOGISCH BELEID KINDERDAGVERBLIJF HOJPIEPELOJ TE BREDA

Pedagogisch beleid Kinderopvang Haarlem

Pedagogisch werkplan. peuteropvang Morgenster. Pedagogisch werkplan de Morgenster 2018

UW KIND, ONS KLAVERTJE VIER. Het pedagogisch beleidsplan van

Pedagogisch beleid Gastouderbureau Nederland

PEDAGOGISCH BELEIDSPLAN

Pedagogisch werkplan peuteropvang Morgenster

Ons pedagogisch handelen buitenschoolse opvang Kompas

Pedagogisch beleidsplan.

Pedagogisch Werkplan Gastouder

PEDAGOGISCHE WERKWIJZE BOFKONTJES pagina 1 van 5

Ons pedagogisch handelen peutergroep Drakesteyn

Maak een afspraak voor een rondleiding bij jou in de buurt

Pedagogisch werkplan. Peuterspeelzaal Pippeloentje. Pedagogisch werkplan peuterspeelzaal Pippeloentje SPL / SJWB februari 2019

Pedagogisch beleidsplan

Ons pedagogisch handelen kinderdagverblijf t Grut

Ouderbeleid van BSO De Bosuil

De pedagogisch medewerker kan deze tijd tevens gebruiken voor rapportage en het bieden van individuele ondersteuning.

Voorschoolse opvang Eben Haëzer

Pedagogisch Beleidsplan

Pedagogisch Werkplan BSO In de Manne

Pedagogisch werkplan. Peuterspeelzaal Pippeloentje

Ik ben pedagogisch medewerker op een VVE locatie van TintelTuin

ACTIVITEITEN JAARPLAN 2014 KINDERDAGVERBLIJF WERELDPLEK

Kwaliteit & pedagogiek

Samen op ontdekkingsreis

PEDAGOGISCH BELEID HUMMELTJESHOEK

Verkorte versie van de pedagogische visie en beleid van Happy Kids kinderdagverblijf en buitenschoolse opvang.

Het Pedagogisch Beleidsplan

Welkom bij Op Stoom. Pedagogische visie. Lieve actieve medewerkers

Inspectierapport Dikkertje Dap (KDV) Gerlachusstraat AK Loon op Zand Registratienummer

PEDAGOGISCH WERKPLAN PEUTERSPEELZAAL OT EN SIEN

EVEN VOORSTELLEN...!

Pedagogisch werkplan. Peuterspeelzaal t Klinkertje

Pedagogisch beleid. Peuterspeelzalen Versa Welzijn

Pedagogisch beleidsplan

Pedagogisch werkplan. Peuterspeelzaal Het Piraatje

Appendix bij Pedagogisch Beleidsplan voor Buiten Schoolse Opvang

Pedagogisch Beleidsplan Peuterspeelzaal De Torteltuin Mariaschool Paterswolde

Ons pedagogisch handelen Peutergroep De Verrekijker

Ons pedagogisch handelen peutergroep Kleuterland

Pedagogisch Beleidsplan CKO De Herberg

Pedagogisch werkplan. Peuterspeelzaal Knuffel

Inhoudsopgave Pedagogische Visie

PEDAGOGISCH BELEID VAN DE SKPC

11:45-12:00 Kinderen worden opgehaald/overdracht

PEDAGOGISCH BELEID PIPELOI pagina 1 van 6

Pedagogisch beleidsplan Buitenschoolse Opvang Mathil Rouveen

Pedagogische werkwijze KDV De Torenmolen, versie november 2015 Selma Schalkwijk, locatiemanager

Pedagogisch werkplan Peuterspeelzaal Knuffel

Pedagogisch beleid Kinderopvang Ommerkanaal

Het kind centraal. Pedagogisch beleidsplan van kinderdagverblijf Small

Pedagogisch plan Bengels kinderopvang

Pedagogisch beleid gastouderbureau OOK-Thuis

KINDERDAGVERBLIJVEN BLUB, ZEGT DE VIS

Pedagogisch beleid Kidscasa

Pedagogisch plan. Voorwoord

Dubbeldamseweg-Zuid 97, 3314 JC Dordrecht,

Hoofdstuk 4: De gehele periode van wennen 6

Pedagogisch beleidsplan

AKTA-meter kwaliteit inrichting kindercentrum, 2-4 jaar

Pedagogisch Beleidsplan KDV Mathil Rouveen

Pedagogisch werkplan. Peuterspeelzaal Groen Knollenland

Samenvatting pedagogisch beleidsplan Trias Kinderopvang, waar kinderen zich thuis voelen

Pedagogisch Beleid. Inschrijving

Pedagogisch werkplan BSO Bussloo

MISSIE VAN UN1EK OPVANG

Transcriptie:

PEDAGOGISCH BELEID KINDEROPVANG T NEST INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding 2. Visie van t Nest 3. Visie op kinderen (hoe kijken wij naar kinderen) 4. Visie op opvoeden/ Pedagogische uitgangspunten (wat hebben kinderen nodig) 5. Pedagogische doelstellingen/pedagogische middelen 5.1 Het bieden van een gevoel van veiligheid. 5.2 Het bieden van uitdaging en ontwikkelingsmogelijkheden. 5.3 Het bevorderen van persoonlijke competentie. 5.4 Het bevorderen van sociale competentie 5.5 Eigen maken van waarden en normen, de cultuur 6. De rol van de pedagogisch medewerker (wat vraagt dit van de pedagogisch medewerker) 7. Samenwerken met ouders/verzorgers 8. Samenwerken met de school 9. Contacten met de wijk 10. Samenhang met ander beleid Bijlage: 1: Groepsgrootte en beroepskracht-kind ratio Algemeen ped beleid kinderopvang t Nest november 2012 1

1 Inleiding Dit is het vernieuwde pedagogisch beleidsplan van kinderopvang t Nest. Het Pedagogisch Kader kindercentra 0-4 jaar van januari 2009, ligt ten grondslag aan het huidige pedagogisch beleidsplan. De Wet Kinderopvang stelt voorwaarden aan de kinderopvang en regelt de kwaliteit in algemene termen. In 2007 is door de brancheorganisaties een convenant ondertekend waarin basiseisen aan de kwaliteit in de kinderopvang worden gesteld op meer gedetailleerde uitvoeringsregels. Er wordt o.a. gesteld dat iedere aanbieder van kinderopvang een pedagogisch beleidsplan moet hebben. De vier pedagogische basisdoelen zoals in de wet genoemd worden in het pedagogisch werkplan verder uitgewerkt. Deze vier basisdoelen hebben betrekking op emotionele veiligheid, persoonlijke competentie, sociale competentie en het overdragen van waarden en normen. Daarnaast worden er o.a. afspraken gemaakt over huisvesting en het aantal kinderen per pedagogisch medewerker. Jaarlijks wordt dit convenant geëvalueerd en waarnodig bijgesteld. Dit pedagogisch beleidsplan geeft onze visie weer en is daarbij ook het uitgangspunt voor het werken in de praktijk. Er is geen aparte opsplitsing gemaakt in leeftijdscategorieën: accenten kunnen verschillen, de grote lijn is gelijk. Dit pedagogisch beleid heeft betrekking zowel op het kinderdagverblijf, de peuterspeelzaal als de buitenschoolse opvang. Medewerkers moeten richting en inspiratie voor hun pedagogisch handelen kunnen ontlenen, aan het pedagogisch beleidsplan. Ouders/verzorgers moeten een duidelijk beeld krijgen van wie t Nest is, wat de pedagogische visie is en wat zij op basis daarvan kunnen verwachten m.b.t. het pedagogisch handelen op het kindercentrum. Dit pedagogisch beleidsplan laat zien hoe wij tegen kinderen aan kijken. Welke behoeften hebben kinderen, hoe voorzien wij daarin en waarom doen we dat zo? Elk kindercentrum maakt gebaseerd op dit algemene beleid een pedagogisch werkplan, waarin meer specifiek de invulling in de praktijk is terug te vinden van dit beleid op dat kindercentrum. Dit pedagogisch beleid is tot stand gekomen in een projectgroep bestaande uit een vertegenwoordiging van clustermanagers en de directeur Pedagogisch medewerkers zijn betrokken bij het schrijven van de praktijk voorbeelden. De in de projectgroep opgestelde conceptversie wordt voorgelegd aan de PVT, en de locale en Centrale oudervertegenwoordiging/ ter bespreking en voor advies. Evaluatie is gepland in 2014, of zoveel eerder als daartoe aanleiding is. Jaarlijks wordt bekeken of kleine wijzigingen moeten worden gedaan om het pedagogisch beleidsplan te actualiseren, of dat er aanleiding is de evaluatie te vervroegen. De evaluatie zal onderwerp zijn in het regio-overleg, PVT en met de oudervertegenwoordiging.

2. Missie en visie van t Nest Missie Onze kindercentra staat open voor alle kinderen ongeacht klasse, sekse, etniciteit en draagt bij aan een goede ontwikkeling van kinderen. We zijn partner van ouders/verzorgers in de opvoeding; we doen het samen. Onze medewerkers zijn gekwalificeerd, professioneel en toegewijd; ze werken met veel gevoel en gezond verstand en bieden zowel veiligheid als uitdaging. Als maatschappelijk ondernemer investeren wij eventuele rendementen in de kwaliteit van onze opvang én nemen we medeverantwoordelijkheid voor de toekomst van de kinderen door te investeren in duurzaamheid. Visie t Nest biedt pedagogisch verantwoorde en vernieuwende kinderopvang die leuk en aantrekkelijk is voor kinderen van 0-13 jaar en elementen aanreikt voor een goede startpositie in de maatschappij. Dit bereiken wij door: 1. Aandacht en respect voor de eigenheid en uniciteit van ieder kind 2. Respectvolle onderlinge omgang 3. Ontwikkelingsgerichtheid 4. Ruimtegevend en grensbepalend 5. Creëren van een thuisgevoel 6. Aanreiken van uitdagende activiteiten in een omgeving waar kinderen zich prettig voelen en kunnen ontwikkelen 7. Investeren in kwaliteit en ontwikkeling van onze medewerkers én in duurzaamheid 8. Balans tussen veiligheid en uitdaging in binnen- en buitenruimtes én in activiteiten 9. Stimuleren van kinderparticipatie, ouder- en personeelsmedezeggenschap 10. Samenwerking met andere organisaties rondom het kind (scholen, sport, creativiteit, club en buurthuiswerk, jeugdzorg). Samengevat in ons motto: Samen zorgen, spelen, ontdekken Het pedagogisch beleid vormt een vertaling van de missie en visie van de organisatie. Het geeft richtlijnen voor het handelen en voor de omgang met de kinderen in de kindercentra. hoe kijken wij naar kinderen 3 Onze visie op kinderen: kinderen hebben veel mogelijkheden in zich (kinderen zijn competent) elk kind heeft zijn eigen aard, eigen karakter, al van geboorte af, maar wordt ook verder ontwikkeld en gevormd door ervaringen die het opdoet een kind mag zijn wie het is: het feit dat mensen verschillen beschouwen wij als een basisgegeven en een verrijking van de groep kinderen moeten nog veel ontdekken en meekrijgen voor ze zelfstandig in de maatschappij kunnen functioneren kinderen zijn belangrijk: zij zijn degenen die de maatschappij in de toekomst vormgeven

4. Visie op opvoeden/pedagogische uitgangspunten wat heeft het kind nodig Aan opvoeden zijn twee kanten te onderscheiden: een kind begeleiden en stimuleren zich te ontwikkelen met wat het in zich heeft een kind leren zijn weg te vinden in de wereld om hem heen Wederzijdse beïnvloeding speelt een rol binnen de opvoedingsrelatie. Het kind en de pedagogisch medewerker beïnvloeden elkaar door de manier waarop ze met elkaar communiceren, hoe ze met elkaar omgaan. Ook de bredere omgeving rond een kind heeft invloed op de ontwikkeling en vormt het kind. Dat zie je terug in gedrag, maar ook in gevoelens als plezier of verdriet. Onze pedagogische uitgangspunten Wij gaan uit van een positieve benadering van kinderen. Wij willen kinderen stimuleren en aanmoedigen. We waarderen elk kind zoals het is. Respect in de omgang vinden wij fundamenteel. We vinden het belangrijk dat het kind zich thuis voelt in het kindercentrum, dat het zich op zijn gemak voelt en plezier heeft. Wij vinden het belangrijk om in te gaan op wat kinderen zelf aangeven of inbrengen. Dat kan gaan om duidelijk aangegeven concrete ideeën voor spel of activiteiten, maar ook om vragen of behoeften, die minder uitgesproken zijn. Goed luisteren en kijken naar kinderen vinden wij essentieel. Wij stemmen onze benadering, gedrag en handelen, af op wat kinderen individueel en binnen de groep inbrengen en nodig hebben. Kinderen kunnen veel en hebben vaak meer in zich dan je onmiddellijk ziet. Wij vinden het belangrijk om elk kind veel verschillende ervaringen te bieden, zodat het zich kan ontwikkelen en ontplooien. Zo bieden wij mogelijkheden om eruit te laten komen wat er in zit. Wij geven kinderen de ruimte om zich te ontwikkelen, maar we geven ook grenzen aan waar dat nodig is. Kinderen moeten kunnen ontdekken en zich kunnen verwonderen, kunnen uitproberen, de wereld verkennen en hun eigen mogelijkheden daarin zien en ervaren. Uitdaging is belangrijk en vraagt om een balans met de behoefte aan fysieke en emotionele veiligheid. We zoeken steeds naar een zorgvuldige en bewuste balans tussen de noodzakelijke veiligheid, zowel fysiek als emotioneel, en het bieden van uitdaging in de omgeving, de activiteiten en het speelmogelijkheden. Een kindercentrum is een opvoedingsmilieu, waar kinderen andere kinderen en andere volwassenen ontmoeten. Een kindercentrum biedt niet alleen een veilige en verantwoorde opvang maar ook opvoeding. In al het handelen en omgaan met kinderen zijn pedagogische aspecten verweven. Pedagogisch medewerkers zijn medeopvoeders in nauwe samenspraak met ouders/verzorgers. Wij bepalen ons niet tot één specifieke pedagogische richting. Vanuit onze visie op kinderen en onze visie op opvoeden, benutten we inspiratie en ideeën uit verschillende opvoedkundige stromingen.

5. Pedagogische doelstellingen en pedagogische middelen Wat vinden wij belangrijk om een kind mee te geven, wat willen we een kind bieden. De indeling van de pedagogische doelstellingen is ontleend aan het model van M.Riksen- Walraven.1 Het model omvat vier doelstellingen, hieronder genoemd bij 5.1, 5.2, 5.3, 5.5 In dit pedagogisch beleid vormt 5.2 een extra aanvulling. Overzicht van de doelstellingen: 5.1 Het bieden van een gevoel van veiligheid (emotionele veiligheid) en vertrouwen 5.2 Het bieden van uitdaging en ontwikkelingsmogelijkheden 5.3 Het bevorderen van persoonlijke competentie 5.4 Het bevorderen van sociale competentie 5.5 Het eigen maken van waarden, normen, cultuur De omschrijving van de doelstellingen volgt in de volgende paragraven. Hoe bereiken we deze doelstellingen? We kunnen vijf pedagogische middelen onderscheiden die we gebruiken of inzetten/toepassen om de doelstellingen te bereiken. Dit zijn: a. Pedagogisch medewerker-kind interactie; hoe de pedagogisch medewerker en het kind met elkaar omgaan b. De groep; de rol en invloed van de groep kinderen en volwassenen c. De binnen- en buitenruimte; de inrichting en het gebruik van de ruimte d. Activiteiten die het kind kan doen of ondernemen (ontdekken, onderzoeken, uitproberen) e. Spelmateriaal; alles waarmee het kind kan spelen Deze pedagogische middelen benutten we bij alle vijf genoemde doelstellingen. Op de volgende pagina s wordt uitgebreider op elk van deze doelstellingen ingegaan. Toegelicht wordt wat de doelstelling inhoudt en vooral op welke manier we daar aandacht aan besteden. De hierboven genoemde pedagogische middelen zijn daar in verweven. Soms in de inleidende tekst, soms in voorbeelden. 5.1 Het bieden van een gevoel van veiligheid (emotionele veiligheid) en vertrouwen Het bieden van een gevoel van veiligheid vormt de pedagogische basis in de kindercentra. Een veilig en vertrouwd gevoel draagt bij aan het welbevinden van kinderen. Het is noodzakelijk voor een goede ontwikkeling. Vanuit een gevoel van vertrouwen en veiligheid kunnen en durven kinderen op onderzoek uit te gaan en te gaan ontdekken. Vanuit een gevoel van vertrouwen durven de kinderen ook zichzelf te zijn. De pedagogisch medewerker, de andere kinderen in de groep, de inrichting van de omgeving, de structuur van de dag en organisatie op de groep, zijn allen bronnen van veiligheid. De interactie tussen pedagogisch medewerker en kind is een belangrijk pedagogisch middel om het kind een gevoel van veiligheid te bieden. De basishouding is een positieve benadering van de kinderen met een opgewekte, vriendelijke, uitstraling met warmte en hartelijkheid. We laten op een positieve manier merken dat we betrokken zijn bij het kind, zijn er voor het kind, proberen ons in het kind te verplaatsen. Zo voelt een kind dat het op ons terug kan vallen. We dragen zorg voor een prettige sfeer, waarin het kind zich welkom voelt en op zijn gemak is, zodat het zich thuis voelt. Humor en met elkaar plezier maken vinden wij belangrijk.

We kijken en luisteren met aandacht naar elk kind en letten op verbale en non-verbale signalen. Door goed in de gaten te houden hoe het kind zich voelt kunnen we ons pedagogisch handelen aanpassen aan wat het kind nodig heeft. Ook leren we het kind kennen en weten wat hoort bij dit kind. We hebben oog voor de eigenheid van elk kind, staan open voor het kind en geven het de ruimte. Met het kind praten, gebeurt zoveel mogelijk op ooghoogte van het kind; dit betekent vaak letterlijk door de knieën gaan om op gelijke hoogte met het kind te zijn. Als we met de kinderen praten, letten we op onze toon en houding. We zorgen voor positieve aandacht en stimulering van positief gedrag. We proberen in te schatten wat het kind begrijpt en kent en houden hier rekening mee. Bij niet- Nederlandstalige kinderen helpt het soms om tijdelijk enkele voor het kind belangrijke woorden in de eigen taal te gebruiken, zodat het kind zich eerder thuis voelt. De voertaal in het kindercentrum is Nederlands. Als een kind nieuw op het kindercentrum komt of nieuw op de groep komt, zorgen we voor een zorgvuldig opgebouwde wenperiode.. Het kind zal geleidelijk de pedagogisch medewerkers, de andere kinderen en de ruimte leren kennen. We passen de opbouw aan de leeftijd, ontwikkeling en situatie van het kind aan. Ieder kind heeft een vaste basisgroep met een kern van vaste en vertrouwde pedagogisch medewerkers. Meer informatie over de groepsgrootte en de inzet van pedagogisch medewerkers is te vinden in het pedagogisch werkplan van iedere locatie.. Voorbeeld :Op onze groep werd een Pools peutertje geplaatst, dat geen Nederlands sprak. Hij had veel moeite met het afscheid nemen van zijn ouders. Wij konden hem niet goed troosten bij het afscheid. Aan de ouders vroegen wij een aantal Poolse woorden op te schrijven. Zo konden wij hem vertellen dat papa en mama gingen werken en hem vanmiddag kwamen ophalen. Wij herhaalden de woorden ook in het Nederlands. Het kind begreep ons beter en wij het kind. Zo konden wij hem beter troosten. Inmiddels hebben wij de Poolse woorden niet meer nodig want het kind spreekt nu volop Nederlands en het afscheid nemen is geen probleem meer. Duidelijkheid en structuur zijn belangrijk om een veilige basis te creëren. Er kan veel op een kindercentrum, maar er zijn ook grenzen. Elk kind heeft het nodig om te weten wat er kan en niet kan, zodat het weet waar het aan toe is. Dat geeft rust en veiligheid. Zonder structuur en regels ontstaat al gauw chaos. We zijn helder in wat we verwachten en in wat er kan en niet kan. We weten met elkaar waarom we bepaalde regels hebben afgesproken. De manier waarop het dagprogramma is opgebouwd speelt een rol bij het bereiken van een gevoel van veiligheid. Ook het spel- en activiteitenaanbod zijn van invloed op de emotionele veiligheid. Het bieden van structuur en duidelijkheid zijn factoren die maken dat kinderen weten waar ze aan toe zijn. Dat draagt bij aan een veilig en vertrouwd gevoel. We brengen daarom structuur aan in de dagindeling en zorgen voor een dagritme en continuïteit. We hebben afspraken over gebruik van speelmaterialen. We gaan bij de dagindeling uit van wat de kinderen nodig hebben en wat de kinderen aangeven en wijken daarom soms ook af van voorgenomen programma s of vaste patronen. Het kind staat ook hierin centraal. We proberen aan te sluiten bij de eigen rituelen van het kind voor zover haalbaar. Dit verschilt per kind en ook per leeftijd.

Bij baby s is het noodzakelijk om terdege rekening te houden met de slaaptijden, voedingstijden en voedingsgewoontes, troostrituelen (bijv. eigen knuffel mee bij het slapen) van het kind. Het kind is op het kindercentrum aan onze zorg toevertrouwd en van goede verzorging afhankelijk. We hebben afspraken over gezonde voeding, (voedsel)hygiëne en goede lichaamsverzorging Op verschillende manieren zorgen we ervoor dat kinderen de andere kinderen en pedagogisch medewerkers beter leren kennen en zich met hen vertrouwd kunnen voelen. Dit gebeurt bijvoorbeeld door s ochtends in de kring in spelvorm de namen van de kinderen te noemen en de betrokkenheid onderling te bevorderen (is iedereen er, wie is nieuw, wie komt later, wie gaat binnenkort naar de basisschool etc.). Bij binnenkomst worden kinderen welkom geheten: er wordt aandacht gegeven aan de ontvangst. Bij nieuwe kinderen, schuchtere kinderen of gewoon als een kind dat even nodig heeft, biedt de pedagogisch medewerker extra aandacht en ontfermt de pedagogisch medewerker zich over het kind. Als het kind er behoefte aan heeft iets van thuis bij zich te houden (een knuffel, jas nog even aan, speen), om zich op zijn gemak te kunnen voelen, kan dit altijd. Vaak is dit tijdelijk en ebt het geleidelijk weg. De pedagogisch medewerkers ondersteunen het kind. Ook het met elkaar maken van rituelen, het delen van ervaringen en vaste punten in het dagprogramma zijn belangrijk om een groepsgevoel en een gevoel van vertrouwdheid te creëren. We kijken goed naar kinderen en letten op wat elk kind nodig heeft. Als een kind graag zijn eigen gang gaat en op zichzelf wil spelen, dan krijgt het daarvoor de ruimte. Kinderen zijn nieuwsgierig en willen zien en ontdekken wat er verder te beleven is in het kindercentrum. Als ze zich voldoende veilig voelen, gaan ze vaak uit zichzelf al verder kijken dan de eigen groep. We geven het kind de ruimte om ook buiten de eigen groepsruimte ervaringen op te doen. Als kinderen buiten de eigen basisgroep gaan spelen en op ontdekking gaan zorgen we ervoor dat de pedagogisch medewerkers van de andere groepen het kind kennen en dat het kind de pedagogisch medewerkers kent/leert kennen. Dit kan door regelmatige samenwerking, gedeeld ruimtegebruik, overleg en samen activiteiten organiseren. Het kind leert als vanzelf en in zijn spel de andere kinderen en pedagogisch medewerkers kennen als het buiten de basisgroep gaat verkennen of activiteiten in een andere groepsruimte gaat ondernemen. Dit doen we bijvoorbeeld door het op ontdekking gaan op bepaalde tijden van de dag mogelijk te maken. We begeleiden/ondersteunen het kind hierbij. Het kan voorkomen dat groepen worden samengevoegd. Ook dan is het belangrijk dat het kind zich vertrouwd voelt en de ruimte, de pedagogisch medewerkers en de andere kinderen voldoende goed kent. Door bewust kleurgebruik en materiaalkeuze zorgen we voor een prettige sfeer in het kindercentrum. We willen een uitnodigende ruimte creëren, waar de kinderen zich op hun gemak voelen. Een huiselijke, kindgerichte sfeer vinden we belangrijk. Pedagogische overwegingen en ruimtelijke situatie zijn bepalend voor de kleurkeuze. Vaak zullen we kiezen voor lichte, rustige kleuren als basis. In de verdere aankleding kunnen sfeerbepalende accentkleuren worden gebruikt. Elk kindercentrum heeft zijn eigen karakter, qua bouw, lichtinval, afmetingen e.d. We kiezen daarom niet voor een omschreven kleurserie. Bij voorkeur moet er ook afstemming zijn tussen de onderlinge ruimten zodat er sprake is van een zekere eenheid. Het gebruik van de ruimte als pedagogisch middel om een vertrouwd en veilig gevoel te creëren verschilt per leeftijdscategorie. Een baby-groep vraagt andere manieren om

geborgenheid te creëren dan een peutergroep. Rust en harmonie in de ruimte (door kleur, materiaal, en soort verlichting) zijn daarbij belangrijk. Daarnaast moet de ruimte kinderen de mogelijkheid bieden om samen te spelen maar ook om zich terug te trekken als ze daar behoefte aan hebben. We vinden het belangrijk dat een ruimte op verschillende manieren in te delen is, afhankelijk van de groep kinderen, denk hierbij bijvoorbeeld aan de verschillende leeftijdsgroepen, de wensen van de kinderen, verschil in wensen tussen jongens en meisjes. Flexibiliteit en mogelijkheden om de inrichting te kunnen verschuiven of veranderen vinden wij een belangrijk aandachtspunt, omdat juist op deze leeftijd de wensen van de kinderen, als gevolg van trends, regelmatig kunnen veranderen. Belangrijke aspecten waar we op letten zijn kleurgebruik, meubilair, materialen, soort verlichting (bij voorkeur geen t.l., maar verlichting die meer sfeer geeft), indeling en inrichting van de ruimte, het geluidsniveau in de ruimte. We gebruiken audiovisuele middelen en p.c. bewust en selectief. Bij de inrichting van de verschillende ruimten maken we hoekjes en aparte plekken met verschillende uitstraling. Daarbij zorgen we ook voor hoeken waar kinderen zich kunnen terugtrekken als ze daar behoefte aan hebben. We letten er daarnaast op dat de ruimte zo is ingedeeld, dat het kind de pedagogisch medewerker steeds in de gaten kan houden als het dat nodig heeft. We richten het kindercentrum zo in dat het kind zich veilig voelt om zelfstandig en fysiek veilig op ontdekking uit te gaan. Door herkenbaarheid van gebruik van de verschillende ruimten en hoeken daarbinnen, weet het kind waaruit het kan kiezen. Dit kan doordat er structuur is in de inrichting (weten waar welk speelgoed te vinden is) of door foto s en aankleding (zien wat er te doen is). Zo weet een kind waar de verkleedkleren te vinden zijn en waar het kan puzzelen. We maken afspraken over gebruik van de ruimte zodat de kinderen weten waar ze aan toe zijn en wat er kan en mag. We hebben regels over de fysieke veiligheid om ongelukken te voorkomen; bijvoorbeeld klimmen kan op het speeltoestel en er bovenop staan ook, maar dat mag niet op de tafel. In de aankleding van de ruimte en bij een activiteit, bijvoorbeeld in het kader van een thema maken we ook gebruik van dingen die de kinderen of ouders/verzorgers van thuis meenemen. Dat kan variëren van foto s van thuis tot bladeren die met de ouders/verzorgers samen van een boswandeling zijn meegenomen. Voor de baby en peutergroepen geldt dat er een familiemuur gemaakt wordt. Dit is een plekje op de groep, waar foto s van de familie van het kind hangen of fotoboekjes staan met de foto s van de familie. Het kind kan de foto s wanneer het hier behoefte aan heeft zelf bekijken. Zo ontstaat betrokkenheid wat het kind een gevoel van vertrouwdheid geeft. Het verbindt het kindercentrum met thuis. Bij voldoende ruimte hangt er van ieder kind op de groep een foto en heeft ieder kind een eigen bakje of laatje waar het zijn/of haar persoonlijke spullen in kan bewaren; bijvoorbeeld, een speen, een knuffel of een meegebrachte tekening van school. 5.2 Het bieden van uitdaging en ontwikkelingsmogelijkheden Elk jong kind verwondert zich over de wereld om zich heen. Het ontdekt, leert en ontwikkelt zich als het de ruimte krijgt om zelf dingen uit te proberen en te ervaren. We willen het kind daarom een omgeving, spelmogelijkheden en activiteiten bieden die uitnodigen en uitdagen tot verwondering. Een omgeving en mogelijkheden die het kind nieuwsgierig maken en waar het kind wat in of mee kan beleven.

We bieden het kind mogelijkheden om te kiezen en wij respecteren deze keuze. Dit betekent niet dat we kinderen altijd maar gewoon hun gang laten gaan. We bieden structuur en houvast en letten er steeds op dat kinderen vooral veel zelf kunnen ontdekken en ervaren. We houden rekening met individuele verschillen tussen kinderen. Het accent ligt op spel, fantasie en expressie. Bij het aanbod aan spelmaterialen, bij de activiteiten en de inrichting letten we op variatie, waarbij aan alle verschillende ontwikkelingsgebieden aandacht wordt besteed. Lichamelijke ontwikkeling (grove en fijne motoriek) voorbeelden grove motoriek: kruipen, lopen, rennen, klimmen, een bal gooien, voetballen, bewegingspel, (kleuter)dans en buiten spelen voorbeelden fijne motoriek: een toren bouwen, een potlood gebruiken, een puzzel maken, knutselen, knikkeren, timmeren en zagen Zintuiglijke ontwikkeling (voelen, ruiken, proeven, horen, zien): geluiden ontdekken, proeven hoe iets smaakt, verschil voelen tussen klei en zand Cognitie (waarnemen, denken, probleem oplossen): begrippen als hoog-laag, kleingroot, boven-onder, ontdekken van verhoudingen bijv. dat je moet bukken als je onder de tafel door wilt lopen, vorm, kleur, puzzelen, gezelschapsspellen Taal-/ spraakontwikkeling: geluiden spiegelen, verwoorden wat je doet en wat je ziet, vertellen, elke dag voorlezen, maar ook samen zingen, rijmpjes en gedichten, luisterspelletjes Ontwikkeling van creativiteit en fantasie: fantasiespel en verkleden, poppen en poppenkast, toneelspel, expressie met verschillende materialen (ook kosteloos en natuurlijk materiaal), tekenen, schilderen, kleien, muziek maken, bouwen met constructie materialen Zo zorgen we ervoor dat elk kind ervaringen opdoet binnen alle ontwikkelingsaspecten. We vinden het belangrijk dat er open materiaal aanwezig is. Open materiaal biedt meerdere mogelijkheden voor exploratie, spel, creativiteit en expressie. Voorbeelden hiervan zijn huis-tuin-en-keuken spullen, kosteloos materiaal, expressiemateriaal, natuurlijke materialen zoals bladeren, takjes, zand, water en klei. Ook niet voorgeprogrammeerd constructiemateriaal zoals blokken is een goed voorbeeld van open materiaal. Het gaat ons in het spel vooral om het proces van ontdekken en ervaren; we stellen niet het resultaatcentraal. We bouwen voort op waar het kind in zijn ontwikkeling aan toe is. We geven het de ruimte en bieden de mogelijkheid en helpen om net een stapje verder te komen. We spreken het kind aan binnen de zone van naaste ontwikkeling. Dat betekent bij baby s ook aandacht voor rust, herkenbare regelmaat en geduld in de benadering. Het is belangrijk voor de baby dat er rekening gehouden wordt met het eigen ritme en met wat het aan kan. Aan elk stuk speelgoed, maar ook aan gewone huis-tuin en keuken dingen is voor een baby al heel veel te ontdekken. Een gedoseerd aanbod met variatie is belangrijk; waarbij we nadrukkelijk willen waken voor overprikkeldheid. Zo krijgt de baby de kans en de tijd om daadwerkelijk te ontdekken en te zien wat het zelf kan. Dreumesen en peuters krijgen geleidelijk aan steeds meer behoefte om de eigen gang te gaan, zelfstandig te zijn en letterlijk verder te kijken. Zij willen klimmen en klauteren en ervaren wat je allemaal kunt doen. Ze ontdekken hoe leuk het is om samen dingen te doen, maar willen ook zelf doen en spelmateriaal voor zichzelf houden. Peuters ontdekken hoe ze in hun spel met de andere kinderen probleempjes op kunnen lossen. We spelen in op deze groeiende behoefte van de kinderen en stimuleren hen hierbij. Werken met een thema kan ondersteuning bieden in het inspelen op de ontwikkeling van kinderen. Het kan veel mogelijkheden en inspiratie bieden zowel aan de kinderen als aan de

pedagogisch medewerkers. Aan de hand daarvan zullen de pedagogisch medewerkers de indeling en de inrichting van de ruimtes extra accenten geven en speciale activiteiten ontwikkelen. Het thematisch werken begint vanaf de dreumesleeftijd. Binnen het peuterprogramma en kinderopvang is er grote aandacht voor het stimuleren van de ontwikkeling van peuters. Er is een Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) programma aanwezig.. Dit programma heeft als doel de ontwikkeling van kinderen( en speciaal autochtone en allochtone achterstandsgroepen) zodanig te stimuleren dat hun kansen op een goede schoolloopbaan en maatschappelijke carrière worden vergroot. Wij hebben ervoor gekozen om te werken met het VVE-Programma Startblokken. Met Startblokken werken we doelgericht aan de ontwikkeling van peuters door middel van uitdagende activiteiten. De kinderen leren spelenderwijs en doen zelf ontdekkingen. De nadruk ligt op de taalvaardigheden spreken, luisteren en woordenschat. Daarnaast komen oriëntatie op rekenen en ontwikkeling van sociaalcommunicatieve vaardigheden aan bod. Via materialen worden de kinderen bij een activiteit betrokken. De activiteiten in Startblokken zijn verdeeld over thema s die passen bij de belevingswereld en de ervaringen van peuters. Dit zorgt ervoor dat het taalaanbod aansluit bij de kennis en vaardigheden van de kinderen waardoor de kinderen het taalaanbod beter leren begrijpen en gebruiken. Voorlezen stimuleert de taalontwikkeling en de sociaal-emotionele ontwikkeling Voorbeeld: De sneeuwpop Tijdens het kringetje vroegen we aan de kinderen wat ze allemaal hebben gedaan thuis. Een kindje zei dat ze met papa een sneeuwpop heeft gemaakt, en zo riepen er nog meer ik ook, ik ook. We speelden hierop in door de onze activiteit, knutselen hierop af te stemmen. Aan de kinderen hebben we gevraagd hoe een sneeuwpop eruit zag. Ze antwoorden; wit, hoofd, neus, muts, shawl etc. Vervolgens hebben wij gevraagd wie een sneeuwpop wilde knutselen. Samen met de kinderen hebben we toen 2 rondjes op een vel getekend en de kinderen hebben deze beplakt met papier. De kinderen konden als ze dit aangaven ogen, een neus, een muts, en/of een sjaal tekenen of uit papier knippen en plakken. De kinderen mochten zelf aangeven wanneer zij vonden dat hun knutsel klaar was. Ze waren erg enthousiast tijdens het maken van hun sneeuwpop. We merken dat kinderen meer plezier hebben in hun spel of activiteit en hier langer en geconcentreerder mee bezig zijn, wanneer de activiteit aansluit bij de belevingswereld, de interesse en het niveau van de kinderen op dat moment. We observeren de kinderen: wat zeggen kinderen als ze aan het spelen zijn, in bv de poppenhoek, wat zeggen kinderen tijdens gesprekken aan tafel tijdens een eet moment. Dit zijn onderwerpen/dingen die de kinderen interesseren. Vervolgens bieden we een activiteit aan die hierop inspeelt. Op deze manier te stimuleren we de kinderen in hun ontwikkeling. Ook de inrichting van de groepen draagt bij aan het bieden van uitdaging en ontwikkelingsmogelijkheden. Voor de inrichting van babygroepen is het onder andere belangrijk dat er een plek is waar de kleinsten ongestoord kunnen liggen en ontdekken. Deze plek kan bijvoorbeeld gemaakt worden door een mat op de grond te leggen en deze af te schermen. Voor de peuters is het belangrijk dat zij dagelijks de mogelijkheid hebben te spelen in de huishoek, de bouwhoek, en de leeshoek. Wij willen de mogelijkheden benutten die het kindercentrum als geheel en in samenhang biedt. Dat betekent dat wij kindercentrumgericht denken en werken in plaats van uitsluitend

groepsgericht. Wij willen ruimten met elkaar verbinden om meer ontdekmogelijkheden te creëren. Zo is er voor kinderen meer te beleven: zij kunnen op ontdekking doordat we de ruimten buiten de eigen groepsruimte (gang, hal, andere groepsruimten) ook als speelmogelijkheid gebruiken. Hoe de precieze invulling is, hangt af van de praktische mogelijkheden van het gebouw. Dit verschilt dus per kindercentrum. We vinden het dagelijks buitenspelen belangrijk voor kinderen, zeker vanaf de dreumes- /peuterleeftijd. Buiten kun je rennen, ravotten, ballen, fietsen, merken dat de wind de ballon wegblaast en ontdekken hoe heerlijk het is om heel hard in een plas te stampen. Ook in de inrichting van de buitenruimte vinden wij spel, fantasie, exploratie en expressie belangrijk. De buitenruimte gebruiken we soms voor themagerichte activiteiten. Buiten zijn andere dingen te ontdekken, zijn andere regels en grenzen. De buitenruimten zijn soms niet veel meer dan betegelde buitenplaatsen. Door gebruik van simpele middelen maken wij deze spannender en uitdagender in inrichting en in gebruik. Van houten takken en kleden zijn bijvoorbeeld spannende hutten te maken. Met krijt kun je tekenen, een hinkelbaan maken, maar ook een weg of racebaan voor autootjes. Zand en water zijn onmisbaar speelmateriaal voor kinderen. 5.3 Het bevorderen van de persoonlijke competentie Met persoonlijke competentie worden persoonskenmerken bedoeld als veerkracht, weerbaarheid, zelfvertrouwen, eigenwaarde, flexibiliteit en creativiteit in het omgaan met verschillende situaties. Het kind kan hierdoor problemen adequaat aanpakken en zich goed aanpassen aan veranderende omstandigheden. Het kind leert en ontdekt wie het is, wat het kan, welke interesses het heeft en welke vaardigheden er nodig zijn in welke situaties (bijv. geduld en afwachten, of juist initiatief nemen en doorzetten) Wij bevorderen de persoonlijke competentie van het kind door de manier waarop wij met de kinderen omgaan. Ook de inrichting van de ruimten, de mogelijkheden die het speelmateriaal biedt, de activiteiten die we aanbieden en de manier waarop de kinderen met elkaar omgaan spelen hierbij een grote rol. Wij benaderen het kind respectvol en positief en geven het de ruimte om zelf of met elkaar kleine probleempjes op te lossen. Wij letten daarbij op wat het kind zelf aan kan en waar het aan toe is. We bouwen voort op het ontwikkelingsniveau van het kind. Tijdens spel, activiteiten en verzorgingssituaties geven wij het kind complimenten. We zeggen wat we zien en benoemen wat we doen. Soms doen we mee met zijn spel, en brengen daarbij soms nieuwe elementen in, we proberen daarbij het initiatief vooral bij het kind te leggen/te laten. Zo maken we het op een speelse manier bewust van zijn eigen capaciteiten. Initiatieven van de kinderen worden gestimuleerd en kinderen worden geënthousiasmeerd. Wij gaan in op grapjes en gaan met humor in op ondeugend en uitdagend gedrag. Elk kind is trots als het zelf dingen kan doen. Wij stimuleren de zelfstandigheid van elk kind en doen dat gedoseerd en passend bij de ontwikkeling en de leeftijd van het kind. Zo kunnen kinderen bepaald speelmateriaal zelf pakken en is de ruimte zo ingericht dat kinderen weten wat ze waar kunnen vinden en doen. Ook bij zelfstandig eten, drinken, zindelijk worden, e.d. stimuleren wij het kind op een positieve manier. Wij kijken goed wanneer het kind toe is aan een volgende stap. Als iets niet meteen lukt, wordt het kind geholpen en zonodig getroost om het op een later moment weer te proberen. Wij dwingen kinderen nooit met eten of zindelijkheid. Wij observeren, interpreteren, ondersteunen waar nodig of bieden het kind juist wat extra uitdaging om een stapje verder te komen.

Voorbeeld: Spitter, spetter, spater Kees is een jongentje van bijna 2 jaar. Hij lijkt nergens eventjes mee te willen spelen en is snel afgeleid. We hebben hem een bak met water gegeven met wat bekertjes. Ook hebben we hem laten zien wat hij er mee kan doen. Water van het ene bekertje in het andere of spetteren etc. Langzaam zien we hem ontspannen en hij speelt geïnteresseerd met het water en de bekertjes. Nu zien we dat wanneer we Kees iets aanbieden wat hem voldoende uitdaagt, hij met veel plezier zelf kan spelen. Activiteiten die vooral veel mogelijkheden bieden voor het verder ontwikkelen van persoonlijke competenties zijn bijv. samenspel, fantasiespel, drama, naspelen en meespelen. Kinderen leren wat zij kunnen en wie zij zijn door te leren winnen en verliezen, lastige situaties zelf op te lossen, grenzen te verkennen en te verleggen, mogelijkheden te ontdekken en dingen zelf te maken en daar complimenten voor te krijgen. Wij bieden daarom een grote variatie in activiteiten, in speelmogelijkheden en in spelmaterialen, zowel binnen als buiten. De verschillende kwaliteiten die de pedagogisch medewerker heeft zetten wij hierbij bewust in. Ook activiteiten buiten het eigen kindercentrum leveren een scala aan ervaringen op. Een kind ontdekt geleidelijk aan wie het is en wat het kan. Daarbij hoort ook het ontdekken van het eigen lichaam, van de ontwikkeling daarvan en van de eigen kinderlijke seksualiteit. Kinderen stellen vragen over seksualiteit op dezelfde manier als ze vragen waarom de lucht blauw is of willen weten hoe melk in een pak komt. Ze willen een begrijpelijk en eerlijk antwoord op hun vragen. We schatten in waar het kind aan toe is. We antwoorden en geven uitleg op een manier die bij de ontwikkeling en leeftijd van het kind past. Met kinderen praten over seksualiteit hoort bij de opvoeding. Peuters ontdekken dat jongens en meisjes verschillen. Ze krijgen belangstelling voor het eigen lichaam. Het roepen van vieze woorden kan soms populair zijn bij een kind of in de groep kinderen. Dit hoort bij de normale ontwikkeling van een kind. Het gaat meestal vanzelf weer over en we maken er dan ook niet veel drukte over. Seksualiteit is geen taboe; we proberen op een natuurlijke manier met het onderwerp om te gaan. We houden rekening met individuele, culturele en sekseverschillen tussen de kinderen. Dit betekent dat het speelmateriaal, de ruimte maar ook de rituelen hierop afgestemd kunnen worden, zodat ieder kind zich thuis voelt. Daarnaast willen we de kinderen ook uitdagen. We zien dit terug in bijvoorbeeld voldoende mogelijkheden in tijd en ruimte om te bewegen voor de kinderen, jongens- en meisjes poppen met verschillende huidstinten en aandacht voor de verschillende feesten en gebruiken. 5.4 Het bevorderen van de sociale competentie Met sociale competentie wordt bedoeld de vaardigheden en kennis over hoe je met anderen omgaat, je weg vinden in een groep, samenwerken, rekening houden met anderen, conflicten voorkomen, conflicten oplossen en het ontwikkelen van sociale verantwoordelijkheid. In de interactie met andere kinderen en volwassenen ervaren en ontdekken kinderen wat wel en niet werkt in de omgang met elkaar. Ook de ervaring van in een groep zijn en daar je weg in vinden draagt hieraan bij. Kinderen ontwikkelen hierdoor sociale vaardigheden en kennis hierover, wat belangrijk is om goed te kunnen functioneren in de maatschappij. Het kindercentrum biedt veel mogelijkheden voor interacties en groepsprocessen. De kinderen spelen soms in een grotere groep, soms in een klein groepje of met zijn tweetjes. Soms met leeftijdgenootjes en dan weer met oudere of juist jongere kinderen. Ze kunnen

binnen de eigen basisgroep, maar ook met andere kinderen in het kindercentrum samen spelen, krijgen een band met elkaar en gaan vriendschappen aan. Ze leren de pedagogisch medewerker van de eigen basisgroep, maar ook van de andere groepen kennen. Hierdoor ontdekken ze hoe ze met heel verschillende mensen kunnen omgaan in uiteenlopende situaties. Samen iets maken, delen, op je beurt wachten, rekening houden met elkaar, elkaar vertrouwen, je inleven in een ander maar ook voor jezelf leren opkomen en elkaar helpen, zijn ervaringen die kinderendagelijks meemaken in een groep. Ook ervaringen als: met elkaar nieuwe ontdekkingen doen, een fantasiespel verzinnen, winnen en verliezen, samen plezier hebben, leuke dingen doen, maar ook ruzies oplossen, verdriet delen en troosten komen regelmatig voor. Samen eten, een nieuw kind in de groep verwelkomen, de kring in de ochtend, feest vieren, afscheid nemen als een kind van het centrum weggaat, zijn rituelen die de groep vormen, betrokkenheid geven en een gevoel van gezamenlijkheid doen ontstaan. We stimuleren positieve interactie tussen de kinderen en geven kinderen de ruimte om hun eigen weg te vinden in het contact, ook als er onenigheid of kleine conflicten ontstaan tussen kinderen. Kinderen kunnen conflicten vaak op een goede manier oplossen als ze daar de gelegenheid voor krijgen. De pedagogisch medewerker is gericht op positieve interactie en heeft een voorbeeldfunctie. Zo leren kinderen van elkaar en van de pedagogisch medewerker hoe ze op een rustige, open manier ruzies en conflicten kunnen oplossen en hoe ze deze kunnen voorkomen. De pedagogisch medewerker ziet van een afstandje toe en houdt in de gaten of de kinderen er zelf uitkomen. Waar nodig wordt er hulp, ondersteuning en/of advies geboden. Per situatie schat de pedagogisch medewerker in wat dit kind nodig heeft. Hierbij wordt aangesloten op de ontwikkelingsfase en leeftijd van het kind. We respecteren kindervriendschappen en houden rekening met de verschillende en wisselende behoefte en ontwikkeling van de kinderen om samen of juist liever individueel te spelen. Voorbeeld: Goede morgen s Ochtends als de kinderen aan tafel zitten om iets te eten, zingen wij samen een liedje. Goede morgen.(naam van een kind) leuk je weer te zien. Wie zit er naast jou weet jij dat misschien. Vervolgens zingen wij het liedje opnieuw, maar dan met de naam van het volgende kind. Op deze manier heten wij alle kinderen welkom en betrekken wij de kinderen bij elkaar. Aan tafel willen sommige kinderen bijvoorbeeld graag naast elkaar zitten. We houden daar rekening mee. We zorgen dat de inrichting van de ruimtes en het aanbod van spelmateriaal en activiteiten uitnodigen tot sociale interacties. Door bijvoorbeeld verschillende hoeken in te richten kunnen kinderen min of meer ongestoord naast elkaar spelen. Tegelijkertijd kunnen de kinderen makkelijk naar een andere plek lopen en zien wat andere kinderen doen. Door op een structurele en afgewogen manier ook de andere ruimten en bijv. een gang of hal voor meerdere basisgroepen te gebruiken ontstaat er nog meer gelegenheid om kinderen uit andere (leeftijds) groepen te ontmoeten. Voorbeeld Wij zijn vriendinnen! Suzan was voor de 2e keer bij ons op de dagopvang. Ze was moe en vroeg om mama. Nadat ze een slaapje op de bank had gedaan, bleef ze bij ons in de buurt en durfde niet te spelen. Wij vroegen Janneke of zij Suzan wilde helpen, omdat

zij nieuw was en alles nog een beetje eng vond. Janneke pakte haar hand en nam haar mee om te spelen. Wij bleven in de buurt, zodat we konden zien of Suzan ons nodig had en Suzan ons kon zien. Suzan durfde steeds meer. Aan het einde van de dag kwamen Suzan en Janneke ons vertellen dat ze vriendinnen waren geworden! 5.5 Eigen maken van waarden, normen, cultuur Om goed in de samenleving te kunnen functioneren is het nodig dat kinderen de waarden, normen en regels van de maatschappij waarin zij leven, leren kennen en zich eigen maken. Zo kunnen zij hun weg vinden in de maatschappij. Het kindercentrum is een veel bredere samenlevingsvorm dan het gezin. Kinderen ontmoeten er veel verschillende mensen en maken kennis met een diversiteit aan normen, waarden en vaak ook verschillende culturen. De groep biedt mogelijkheden om zich de algemeen geldende waarden, normen en regels van de samenleving eigen te maken. Wat de algemeen geldende waarden en normen zijn, is niet altijd eenvoudig concreet te maken. Het is vaak vooral een intuïtief gevoel: zo gaat dat hier, zo doen we dat. Deels komt dit omdat we ons de waarden en normen zo eigen gemaakt hebben dat we niet meer anders weten en ze zo gewoon en voor de hand liggend vinden. Pas bij de ontmoeting met andere culturen zien we dan dat wat voor ons zo gewoon is, niet voor iedereen en overal geldt. Ook het onderscheid tussen wat een norm is en wat we een waarde vinden is niet altijd eenduidig. Vaak zijn de regels in een groep de vertaalslag van de waarden en normen. De afspraken over hoe we met elkaar en met de omgeving omgaan zijn terug te vinden in de groepsregels. We verstaan onder waarden, normen en regels het volgende: waarden gaan over wat we met elkaar belangrijk vinden normen gaan over wat we in het gedrag goed en niet goed vinden: hoe hoort het regels zijn de praktische vertaling van de waarden en normen. In deze paragraaf zullen we niet strak het onderscheid hanteren. Waarden en normen worden weerspiegeld in rituelen en gewoonten, in regels op de groep, in sfeer en aankleding van de ruimten, in het handelen van de pedagogisch medewerker en in de manier van omgaan met elkaar. Belangrijke waarden en normen die we willen uitdragen: Respect voor elkaar, mensen in hun waarde laten en de ruimte geven om te zijn wie hij is Gelijkwaardigheid: de een is niet meer of beter dan de ander Waardering voor elkaar Positieve, vriendelijke en open manier van omgaan met elkaar Eerlijkheid Aandacht voor elkaar, naar elkaar luisteren, belangstelling tonen en betrokkenheid Tolerantie en verdraagzaamheid, rekening houden met elkaar Een ander helpen als deze hulp nodig heeft Anderen geen pijn doen, geen schade aan iemand toebrengen of iemand in gevaar brengen, geweldloosheid Verantwoordelijkheidsgevoel Pedagogisch medewerkers hebben een belangrijke rol in het uitdragen en voorleven van

waarden en normen; wij zijn ons hiervan bewust. In de bejegening van anderen, in de manier van omgaan met de omgeving, in de gewoonten op de groep en in het kindercentrum zien we terug wat we belangrijk en goed vinden. Kinderen verkennen de grenzen en willen weten wat van hen verwacht wordt. Jonge kinderen weten nog niet wat goed is en wat niet goed is. Ze kunnen dat niet uitleggen. Ze leren door ervaring en ontdekken waar grenzen zijn en wat er van hen verwacht wordt. Ze zien van pedagogisch medewerkers wat goed is en wat niet goed is. We leven voor, geven het goede voorbeeld, en leggen uit wat er van een kind verwacht wordt. Uitgangspunt is een positieve houding. Dat betekent dat gewenst gedrag wordt beloond met een compliment, met speciale aandacht. Soms zoekt een kind bewust de grenzen op. We maken afspraken met het kind en maken duidelijk wat de regels zijn in het kindercentrum en waar de grens is, als een kind hier tegenaan loopt. Als een kind onacceptabel gedrag vertoont of normen/grenzen overschrijdt zijn er verschillende mogelijkheden om te handelen. Voorbeelden zijn het aanspreken op het ongewenste gedrag en benoemen van gewenst gedrag, waarschuwen, maar ook het gedrag negeren, het kind afleiden en het kind even uit de conflictsituatie halen om weer tot rust te komen (overigens nooit buiten het zicht van een pedagogisch medewerker). Wanneer een kind uit een conflict situatie wordt gehaald, kijken we op dat moment wat een goede plek is voor het kind om tot rust te komen. We kiezen bewust niet voor een vaste plek of stoel. Een vaste plek kan het kind, met name door de reacties van de kinderen uit de groep, het gevoel geven gestraft te worden. Voor kinderen die dat nodig hebben zullen we, in overleg met het kind en de ouders, individuele afspraken maken over hoe te handelen wanneer het kind grensoverschrijdend gedrag vertoont. Hoe precies gehandeld wordt, is afhankelijk van verschillende factoren als leeftijd, ontwikkelingsfase, ernst van de situatie. Wij passen onze handelswijze aan aan wat het individuele kind op dat moment nodig heeft. Voorbeeld: Een positieve benadering Joost is 3 jaar en vroeg op een negatieve manier onze aandacht. Wanneer we aan tafel gingen zitten, zette Joost zijn voeten op de tafel, hij draaide zich om of sloeg met zijn bord op de tafel. Hem aanspreken op zijn gedrag werkte niet en maakte dat we in een negatieve spiraal met hem terecht kwamen. Onze oplossing werd het benoemen van het positieve gedrag van de andere kinderen. Bijvoorbeeld ik zie dat Marieke en Pepijn al op hun billen zitten, heel fijn. Zo zag Joost welk gedag wij van hem wilde zien en dat je daar leuke aandacht voor krijgt. Joost reageerde erg goed op de positieve benadering en het is weer ouderwets gezellig aan tafel en op de groep!

6.De rol van de pedagogisch medewerker: wat vraagt dit van de pedagogisch medewerker? De pedagogisch medewerker is degene die vorm geeft aan het pedagogisch beleid in haar werk met de kinderen in het kindercentrum. Zij is hierin de belangrijkste factor. We gaan er vanuit dat elke pedagogisch medewerker kennis heeft van de ontwikkeling van kinderen, van verzorging, gezonde voeding en hygiëne. Dit beschouwen we als basiskennis. Het in de praktijk vertalen van de pedagogische visie, uitvoeren van de doelstellingen en de uitgangspunten, vraagt de volgende belangrijke competenties van de pedagogisch medewerker; Een positieve houding en een positieve benadering van kinderen. Een sensitieve en responsieve houding: goed kijken naar kinderen om het kind te leren kennen en aanvoelen wat elk kind nodig heeft. Praten en uitleggen op het niveau van de kinderen: vertellen wat je doet en wat je ziet. De ontwikkeling van kinderen stimuleren door actief en bewust in te spelen op de interesse van kinderen en nieuwe elementen aan te reiken. Een stimulerende omgeving bieden en er zorg voor dragen dat kinderen ervaringen kunnen opdoen binnen alle ontwikkelingsaspecten. Open staan voor andere ideeën, andere meningen, andere culturen. Respect voor de kinderen, de ouders en voor elkaar. Reflectie op het eigen werk en het eigen handelen: het waarom en waarom zo ter discussie durven en kunnen stellen. Feedback kunnen ontvangen en durven geven. Vanzelfsprekendheden kunnen loslaten. Durven en kunnen veranderen. Besef en bewustzijn van je rol en van je voorbeeldfunctie voor kinderen, zowel in het omgaan met de kinderen als met de collega-teamleden en andere volwassenen. Flexibiliteit en creativiteit: mogelijkheden zien en benutten. Zowel intern als extern. Elkaars kwaliteiten kunnen en willen benutten. Interactievaardigheden en communicatieve vaardigheden, zowel gericht op de kinderen, ouders, als collega s. Ervoor zorgen dat de ouder/verzorger voelt dat zijn kind in vertrouwde handen is. Samenwerking: met collega s, met externe organisaties of personen. Zorgvuldig kunnen omgaan met vertrouwelijke informatie Specifiek bij baby s o.a.: goed kijken en luisteren oog hebben voor het unieke van elke baby met je volle aandacht bij de baby zijn geduld, de baby de tijd geven om te reageren zeggen wat je doet en benoemen wat je ziet Specifiek bij dreumesen en peuters o.a.: respect voor de autonomie van het kind: ruimte geven emotionele ondersteuning bieden structuur bieden en grenzen stellen begeleiden van interacties van kinderen De pedagogisch medewerker krijgt volgens een afgesproken structuur en met regelmaat werkbegeleiding in de vorm van werkoverleg en teamoverleg door de clustermanager.

De clustermanager wordt op pedagogisch gebied ondersteund door de directie. Er zijn mogelijkheden voor deskundigheidsbevordering en verdere scholing. 7. Samenwerken met ouders/verzorgers Een goede communicatie met wederzijdse informatie-uitwisseling tussen ouders/verzorgers en kindercentrum is essentieel. De gedeelde opvoedingsverantwoordelijkheid brengt dit met zich mee. Respect hebben voor elkaar, elkaars mening, visie en achtergrond, vormt hierbij de basis. We besteden aandacht aan een goede, zorgvuldige wederzijdse kennismaking en een goede, regelmatige informatie-uitwisseling. In het begin is dit bij de eerste rondleiding, daarna de intake en het wennen, vervolgens bij de dagelijks haal- en brengcontacten en de oudergesprekken. Een goede afstemming met de ouders/verzorgers is van groot belang voor het kind. Het gaat daarbij vooral ook om heel praktische zaken. Zo is het bijvoorbeeld bij een baby noodzakelijk dat de pedagogisch medewerker van de ouders/verzorgers hoort wat het slaap- en drinkritme is. Het is belangrijk dat de pedagogisch medewerker ervan op de hoogte is als er bijzonderheden in de omgeving van het kind zijn, thuis, die van invloed kunnen zijn op het welbevinden of het gedrag van het kind als het in het kindercentrum is. Ook spelgewoontes of manieren van troosten zijn voorbeelden van zaken die goed zijn om te weten, zodat de pedagogisch medewerker hier rekening mee kan houden. Voor het kind kan het meenemen van kleine zaken van thuis, zoals een knuffel of een foto, een verbinding leggen tussen thuis en kindercentrum. Dit kan in de beginperiode bij het wennen op het kindercentrum helpen om sneller vertrouwd te worden. Ook kan het kind bijvoorbeeld in het kader van een thema of activiteit thuis met de ouder/verzorger dingen opzoeken die hiermee verband houden en deze meenemen. Ouders/verzorgers kunnen thuis met het kind de liedjes zingen die het kind op het kindercentrum heeft geleerd. Wij maken op alle baby- peuter- en verticale groepen een Familiemuur. Dit is een plek op de groep waar van alle kinderen foto s hangen (of fotoboekjes staan) van de familie. Wij vragen dan ook aan alle ouders/verzorgers foto s mee te nemen van zichzelf, broers, zussen, opa, oma, huisdieren etc. Voor de ouders/verzorgers is het belangrijk om te weten wat het kind heeft meegemaakt op het kindercentrum, met wie het gespeeld heeft, wat er gedaan is, of het kind het naar de zin heeft gehad. Ook bijzonderheden of opvallende zaken worden door de pedagogisch medewerker verteld aan de ouders/verzorgers. Pedagogisch medewerkers kunnen inspelen op vragen die ouders/verzorgers hebben rondom de ontwikkeling en/of opvoeding van hun kinderen. Wij dragen zorg voor: informatie op individueel niveau over het eigen kind informatie op kindercentrumniveau informatie op instellingsniveau. Van de ouders/verzorgers vragen wij om tijd te nemen voor een dagelijkse overdracht op het kinderdagverblijf en een regelmatig contact en overdracht op de peuterspeelzaal Wemaken ook afspraken over uitgebreidere oudergesprekken, op structurele basis en tussendoor in geval dit door de ouders/verzorgers of het kindercentrum nodig gevonden wordt. We hebben structurele afspraken over oudercontacten m.b.t.: de intake en het wennen dagelijkse overdracht (brengen en halen)

Oudergesprekken regulier en tussendoor op verzoek van de ouder of van het kindercentrum Specifieke afspraken zoals bijvoorbeeld over buikslapen bij baby s, zieke kinderen en medicijngebruik, uitstapjes, individuele afspraken, kinderen bij wie er zorgen zijn om het verloop van de ontwikkeling en/of het gedrag Verder is er in principe op elk kindercentrum een locale oudercommissie. De locale ouderraad vertegenwoordigt de oudercommissies op organisatieniveau. In het ouderraadreglement is hierover nadere informatie terug te vinden. Voorbeeld Eerst even bellen Wanneer Esther werd opgehaald doorhaar ouders wilde ze niet mee naar huis. Esther begon dan hard te huilen en raakte overstuur. Het lukte ons en de ouders niet om haar rustig te krijgen. Het werd voor iedereen een vervelend moment. In gesprek met ouders zijn wij tot de volgende oplossing gekomen. Ouders bellen 10 minuten voordat zij Esther komen ophalen. Wij bereiden Esther dan voor op het feit dat zij over 10 minuten wordt opgehaald. Esther heeft zo even de tijd om aan het idee te wennen en heeft de mogelijkheid af te maken waar zij mee bezig is. Sindsdien gaat het een stuk beter wanneer Esther wordt opgehaald. 8. Samenwerking met school Een specifiek kenmerk van onze kindcentra is het contact met de basisschool. Een goede samenwerking met de school vinden wij belangrijk. Het is in het belang van het kind dat zowel de pedagogisch medewerkers van de dagopvang, peuterprogramma en BSO als de medewerkers van school hun aanpak op elkaar afstemmen en samenwerken. Wij zullen daarom proberen een goed contact tot stand te brengen door aandacht te besteden aan kennismaking op diverse manieren, hetzij door simpelweg nieuwe medewerkers voor te stellen, hetzij door leerkrachten uit te nodigen voor een bezoek, theemiddag of feest op het kindcentrum. We zullen de leerkrachten vertellen over onze werkwijze en de diverse ruimten laten zien. Belangrijk is het om met school verschillende afspraken te maken, zodat we weten wat we van elkaar kunnen verwachten. Voor de peuters die de overstap naar het basisonderwijs gaan maken, vinden wij het belangrijk dat de school de informatie krijgt die het nodig heeft om direct op een goede manier in te spelen op de ontwikkeling van het kind. We gebruiken hiervoor ons kindvolgsysteem Peuterestafette. Na het bespreken van de peuterestafette met de ouders en na schriftelijke goedkeuring van de ouders wordt deze peuterestafette overgedragen aan de desbetreffende leerkracht. Dit noemen we de koude overdacht Indien de ped medewerker het nodig acht, kan er na schriftelijke goedkeuring van de ouders, een warme overdracht plaatsvinden. De ped. medewerker neemt dan contact op met de desbetreffende leerkracht en bespreekt de ontwikkeling van het kind persoonlijk met de leerkracht. De ouder is aan de ouders of ze deel willen nemen aan dit gesprek. 9. Contacten met de wijk Wij vinden het belangrijk dat het kindercentrum een onderdeel is van het dorp of de wijk. Om kinderen de mogelijkheid te geven gebruik te maken van het aanbod in het dorp of de wijk is het van belang dat er contacten zijn tussen het kindercentrum en allerlei andere instellingen in het dorp cq de wijk die een rol kunnen spelen in de ontwikkeling en vrije tijd van kinderen. Door gebruik te maken van het aanbod in de wijk creëren we niet alleen een ruimere keus aan activiteiten, maar maken we het kind ook wegwijs in de mogelijkheden van de wijk. Het kind kan vervolgens, wanneer het daar behoefte aan heeft, samen met ouders/verzorgers of

wanneer het daar aan toe is zelfstandig gebruik maken van deze voorzieningen, verenigingen en of instellingen Samenwerking wordt gezocht met bijvoorbeeld: bibliotheek vrijetijdsverenigingen (denk aan sportclubs, muziekverenigingen) de speeltuin, sporttuinen sociaal-cultureel werk (buurthuis) de kinderboerderij instellingen voor kunstzinnige vorming Ook verder buiten het kindercentrum, buiten de wijk, worden soms activiteiten aangeboden waar we gebruik van maken. Dit gebeurt m.n. regelmatig voor oudere peuters en BSOkinderen. In een aantal gevallen is er een combinatie gebruik van de huisvesting wat de samenwerking bevordert, bijvoorbeeld sportverenigingen. Een kindercentrum heeft ook een rol als instelling in de buurt. Wij zoeken actief samenwerking met anderen in de buurt voor wie wij mogelijk wat te bieden hebben. Dat houdt in dat we een open blik hebben voor de mogelijke functie van het kindercentrum in de buurt. 10. Samenhang met ander beleid Het pedagogisch beleid staat niet op zich, maar heeft duidelijke samenhang met andere beleidsnotities, protocollen en afspraken. Dit betreft m.n. de volgende onderwerpen: Meldcode Kinderopvang Hygiënebeleid Voedingsbeleid Protocol calamiteiten Protocol Zieke Kinderen en medicijngebruik Protocol veilig slapen Protocol Ongevallen Protocol Klachten Voeding in onze kindercentra Activiteitenplan Protocol Overdracht naar de basisschool Kindvolgsysteem Peuterestafette Opvallende ontwikkeling

Bijlage 1: Groepsgrootte en beroepskracht-kind-ratio Voor de beroepskracht-kind-ratio en de groepsgrootte hanteren wij de normen uit het convenant De groepsgrootte op het kinderdagverblijf en de BSO is afhankelijk van de leeftijd. Daarnaast speelt voor de maximale groepsgrootte ook de beschikbare ruimte een rol. In het pedagogisch werkplan van het kindercentrum staat beschreven hoe de groepsindeling is in de betreffende locatie. De algemene lijn in de beroepskracht-kind-ratio en groepsgrootte in de basisgroepen op de kinderdagverblijven conform het convenant is de volgende: Er wordt aan ouders en kinderen duidelijk aangegeven in welke stamgroep het kind zit en welke pedagogisch medewerkers welke dag bij welke groep horen. Een kind krijgt drie basis-pedagogisch medewerkers toegewezen. Per dag is minimaal één van deze pedagogisch medewerkers werkzaam op de groep van dat kind. Deze pedagogisch medewerkers zijn tevens het aanspreekpunt voor ouders. Een kind maakt gedurende een week van niet meer dan twee verschillende basisruimtes gebruik. Uitgezonderd bij speciale activiteiten beschreven in het pedagogisch werkplan. Voor de dagopvang gelden de volgende regels: één pedagogisch medewerker per vier aanwezige kinderen tot 1 jaar; één pedagogisch medewerker per vijf aanwezige kinderen van 1 tot 2 jaar; één pedagogisch medewerker per zes aanwezige kinderen van 2 tot 3 jaar; één pedagogisch medewerker per acht aanwezige kinderen van 3 tot 4 jaar. Bij kinderen van verschillende leeftijden in één groep moet een gemiddelde berekend worden voor de vaststelling van het aantal kinderen per pedagogisch medewerker. Het aantal beroepskrachten wordt bepaald door het rekenkundig gemiddelde van de voor de aanwezige leeftijdscategorieën geldende maximale aantal kinderen, waarbij naar boven kan worden afgerond. We maken gebruik van de rekentools uitgegeven door het ministerie in samenwerking met de GGD ( september 2012) De basisgroep dagopvang bestaat uit maximaal twaalf kinderen bij 0-1 jaar en maximaal zestien kinderen bij 0-4 jaar (waarvan maximaal acht kinderen tot 1 jaar) De basisgroep bij het peuterprogramma 2-4 jaar) bestaat ui aximaal 16 kinderen De kinderen kunnen bij een activiteit de basisgroep verlaten; dan wordt de maximale omvang van de basisgroep tijdelijk losgelaten. Wel blijft het aantal kinderen per pedagogisch medewerker van kracht, toegepast op het totaal aantal kinderen op de locatie. De op de locatie aanwezige pedagogisch medewerker houden zich bezig met de taken die direct met de kinderen te maken hebben. Voor de flexibiliteit in de organisatie is het mogelijk dat in de dagopvang ten hoogste drie uur per dag (niet aaneengesloten) minder beroepskrachten worden ingezet dan volgens het pedagogisch medewerker-kind ratio is vereist, maar nooit minder dan de helft van het benodigde aantal pedagogisch medewerkers. Is er in zo n situatie slechts één pedagogisch medewerker in het kindercentrum, dan is er ter ondersteuning ten minste één andere volwassene als achterwacht in het kindercentrum aanwezig. Afwijken van het vereiste pedagogisch medewerker -kind ratio is niet toegestaan tussen 9.30 en 12.30 en tussen 15.00 en 16.30. Vóór 9.30 en na 16.30 mag de afwijking van het pedagogisch medewerker-kind ratio niet langer duren dan anderhalf uur aaneengesloten en in de pauzeperiode tussen 12.30 en 15.00 niet langer dan twee uur aaneengesloten. Dit alles met een maximum van drie uur per dag.