DE REDACTIE PRIVAAT VAN DE GESCHONDEN NORM EEN VERWEER DAT DWINGT TOT

Vergelijkbare documenten
DE REDACTIE PRIVAAT DE BETREKKELIJKHEID VAN DE GESCHONDEN NORM EEN VERWEER DAT DWINGT TOT

De betrekkelijkheid van de geschonden

Rotterdam Institute of Private Law Accepted Paper Series

Symposium Relativiteit EUR - Wouter den Hollander 4 november 2016

Inleiding. Het systeem II 15. Causaal verband Relativiteit Groepsaansprakelijkheid. Aansprakelijkheid voor personen

Relativiteitsvereiste En de grenzen aan vergoeding van schade aan derden

Over de relatie tussen normschending en sanctie in het aansprakelijkheidsrecht

Privaatrechtelijke aansprakelijkheid kwaliteitsborgers en instrumentbeheerders. Monika Chao-Duivis Directeur IBR/hoogleraar bouwrecht TU Delft

Privaatrechtelijke aansprakelijkheid kwaliteitsborgers en instrumentbeheerders

14 Relativiteit en de verhouding van de rechter tot de wetgever

Aansprakelijkheid van toezichthouders wegens inadequaat handhavingstoezicht

DE REDACTIE PRIVAAT VAN TRANEN, DUITEN, DIJKEN EN SLUIZEN OVER VERGOEDING VAN AFFECTIESCHADE EN SHOCKSCHADE IN NEDERLAND NA 1 JANUARI 2019

Voordeelstoerekening LSA 2018

Expertises beroepsziekten en bedrijfsongevallen

Een rechtseconomische analyse van het Nederlandse onrechtmatigedaadsrecht. Louis Visscher

Tilburg University. Iraanse vluchtelinge en relativiteit Vranken, J.B.M. Publication date: Link to publication

Rb. 's-gravenhage 6 juli 2012, LJN BX2021, JA 2012/183. Trefwoorden: Sommenverzekering, Voordeelstoerekening, Eigen schuld

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt.

Inleiding. Drenth). 3 Zie ook HR 5 december 1997, NJ 1998, 400 m.nt. Jac. Hijma onder HR 5 december 1997, NJ 1998,

Lijst van gebruikte afkortingen

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Relativiteit, eigen schuld en de collectieve actie

Mededelingsplicht, onderzoeksplicht, onrechtmatigheid en eigen schuld 1

De vaststellingsovereenkomst. Prof. mr dr Edwin van Wechem

Bespreking van de proefschriften van mr. P.W. den Hollander en mr. L. Di Bella. M r. R. M e i j e r *

Voorwoord 13. Lijst van gebruikte afkortingen Inleiding Het thema De opzet 26. Deel I 29

Lijst van gebruikte afkortingen

De relativiteit van het formele zorgvuldigheidsbeginsel. Arjen van Driel Kluit Rechtsgeleerdheid Mei pagina s

Prof. mr. drs. M.L. Hendrikse

Rechtbank Maastricht 26 oktober 2011, nr. HA RK 11-88, LJN BU7197 (mr. J.F.W. Huinen, mr. T.A.J.M. Provaas en mr. E.J.M. Driessen)

Schadebegroting, bewijs en waardering

Symposium Omkering van bewijslast. 27 oktober 2017 Rotterdam Studiekring Normatieve Uitleg

B35 Schadevergoeding: algemeen, deel 2

Voorwoord 5. Inhoudsopgave 7. Curriculum Vitae 13

Civielrechtelijke consequenties publicatie EN 50575:2012 en invoering Europese Verordening bouwproducten

13 Arbeidsongevallen en beroepsziekten

3 Onrechtmatige overheidsdaad

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

Aansprakelijkheid Scholen

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:417, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1483

Thesis Master Rechtsgeleerdheid Accent Privaatrecht. De relativiteitsleer: het juiste instrumentarium ter beperking van de aansprakelijkheid?

Proportionele aansprakelijkheid. Prof.mr. E. Bauw Universiteit Utrecht

De eigendomskwestie KNAW. 9 januari Dr. mr. H. van Meerten (disclaimer: standpunten komen voor rekening van de auteur)

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Platform WOW Aansprakelijkheid en wegbeheer

Aansprakelijkheid, de wegbeheerder en het verkeer: een overzicht van bewijs(last)kwesties

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, is het navolgende gebleken.

Zaak C-524/04. Test Claimants in the Thin Cap Group Litigation tegen Commissioners of Inland Revenue

het door Consument digitaal ingediende klachtformulier; het verweerschrift van Adviseur; de repliek van Consument; de dupliek van Adviseur.

Welke kwaliteit past bij bepaalde risico s bij gebruik van die data? - wanneer ben ik aansprakelijk? prof.mr.dr.ir. J.A.

Programma van vandaag. Aansprakelijkheid van (brede) scholen

Gerechtshof s-gravenhage 24 februari 2009

Rotterdam Institute of Private Law Accepted Paper Series

Hoge Raad 23 november 2012, LJN: BX5880: als twee vechten om een been, mag de WAM-verzekeraar van de medeschuldenaar er mee heen?

DE REDACTIE PRIVAAT. lets OVER DE VERHOUDING VAN RECHTER EN WETGEVER

: DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V., gevestigd te Amsterdam, verder te noemen Rechtsbijstandverzekeraar

Juridische aspecten van de behandeling van beroepsziektezaken. mr Veneta Oskam en Derk-Jan van der Kolk NIS, 16 mei 2013

Aansprakelijkheid bij gezelligheidsuitjes of personeelsfeesten Vranken, J.B.M.

Jurisprudentie. Hof Arnhem-Leeuwarden 31 maart 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:2353

Verkeersaansprakelijkheid Vergoeding van personenschade in Europees perspectief. Mr S.P. de Haas Prof.mr T. Hartlief

Proportionele aansprakelijkheid

ECLI:NL:RBROT:2009:BH4446

ECLI:NL:RBSHE:2009:BJ7462

Aansprakelijkheid bij inadequaat overheidstoezicht.

De goede werkgever. G.J.J. Heerma van Voss Leiden Vereniging voor arbeidsrecht - 26 mei Leiden University. The university to discover.

Verhaal van schade door de overheid

15 De verhouding tussen de moderne actio negatoria en de onrechtmatige-daadsvordering van art. 6:162 BW

Over proportionele aansprakelijkheid, terughoudendheid & hoe de diverse rechtsprekende instanties hiermee om gaan.

Gelet op de kernbepaling is het aansprakelijkheidsrecht, als onderdeel van het vermogensrecht, primair gericht op financiële verevening:

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Uit de stukken is, voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, het navolgende gebleken.

Verschillende soorten medische expertises. Basiscursus NVMSR. prof dr mr A.J. Akkermans De verschillende soorten medische expertises in hun context

Medische aansprakelijkheid: actuele en toekomstige ontwikkelingen

De schadeloosstelling van particuliere medebezitters

Relativiteitsperikelen: Wet wapens en munitie geen schild tegen concrete (vermogens)schade?

Noot onder Vzr. Rb. Amsterdam 25 november 2010, B (Nestlé/Mars)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. dr. S.O.H. Bakkerus, voorzitter enl mr. R.G. de Kruif, secretaris)

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Het relativiteitsvereiste. Een oorzaak van problemen of een oplossing voor problemen?

In dit deel van de reeks monografieën staat het civiele recht inzake het verhalen van personenschade centraal.

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies.

Aansprakelijkheid van ondernemers. 19 juni Over Juridiq. * eerstelijns juridisch adviesbureau voor ondernemers

Verjaring in het verzekeringsrecht. Lodewijk Smeehuijzen (hoogleraar privaatrecht VU)

Schadebegroting en berekening in mededingingszaken

Samenvatting. 1. Procesverloop. De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

Lijst van afkortingen. Inleiding 1. Deel 1 Schade aan ondergrondse leidingen. 1.1 De bouwstenen van de onrechtmatige daad 7

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel INLEIDING RECHT MAANDAG 19 DECEMBER UUR

Jubileumcongres Beursbengel

Ervaringen van rechters met whiplash M R. H. D E H E K 3 0 M A A R T

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof.mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. B.I. Bethlehem, secretaris)

Omgaan met aansprakelijkheidsrisico's, vrijwaringsbedingen en verzekerbaarheid

Serie Titel Verschijning Auteur Basis. Monografieën BW Aansprakelijkheid schade 2008 mr. E.F.D. Engelhard, prof. mr. G.E.

Immateriële schadevergoeding:

Een nieuwe weg naar volledige schadevergoeding voor derden in personenschadezaken

Onrechtmatige overheidsdaad

DEEL I DE RECHTSMACHT 1

Advies over juridische consequenties verlenging/overschrijding vastgelegde normtijden voor opkomst van de brandweer

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

Wijziging van de regeling van de bevrijdende verjaring in het Burgerlijk Wetboek in geval van schade veroorzaakt door strafbare feiten

Actualiteiten aansprakelijkheid

Transcriptie:

DE REDACTIE PRIVAAT DE VAN DE GESCHONDEN NORM EEN VERWEER DAT DWINGT TOT KEUZES 1. Beziet men de ontwikkelingen in het Nederlandse buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht, dan valt op dat de aandacht in de loop der jaren telkens verschuift. Lag in de jaren '70 en '80 van de vorige eeuw de nadruk op de toerekening in het leader van het causaal verband, in de jaren '80 en '90 hadden vooral het overmachtverweer en de eigen schuld bij verkeersaansprakelijkheid de aandacht, rond de eeuwwisseling volgde de belangstelling voor de zogenaamde omkeringsregel bij het bewijs van causaal verband tussen de aansprakelijkheidscheppende gebeurtenis en de schade, en thans tekent zich een toenemende aandacht af voor het vraagstuk van de relativiteit van de onrechtmatige daad. De relativiteit van de geschonden norm is in Nederland- anders dan in Belgie waarin zij nooit een plaats he eft verworven(1) - door de Hoge Raad onderkend in 1928(2) en heeft door de invoering van het huidige Burgerlijk Wetboek in 1992 een plaats gekregen in artikel6:163 BW, dat bepaalt: 'Geen verplichting tot schadevergoeding bestaat, wanneer de geschonden norm niet strekt tot bescherming tegen de schade zoals de benadeelde die heeft geleden.' De wetgever heeft aldus tot uitgangspunt gekozen dat een norm in beginsel strekt ter bescherming van allen die als gevolg van overtreding ervan schade kunnen lijden en wel tegen alle schade die aan de aansprakelijke op de voet van artikel 6:98 BW ( causaal verband) als een gevolg van de normschending kan worden toegerekend. Voor een geslaagd beroep op artikel 6:163 BW moet derhalve het door de gedaagde te bewijzen tegendeel komen vast te staan, aldus de parlementaire toelichting(3). (1) Vgl. J. LrMPENS, R. W 1961-62, 2437 en Cass. 28 april 1972, Arr. Cass. 1972, 815. (2) HR 25 mei 1928, NJ 1928, 1688 met noot E.M. MEIJERS (Onteigende graaf). Zie nader G.H. LANKHORST, De relativiteit van de onrechtmatige daad, diss. Leiden 1992, hoofdstuk 2. (3) MvA II, PG Boek 6, p. 638. TPR 2006 1649

Het is wellicht vanwege de complexiteit van het leerstuk en vanwege dit uitgangspunt dat de relativiteitsvraag tot voor kort in rechte betrekkelijk weinig aan de orde is gesteld. Een markante opleving van de aandacht viel begin van de jaren negentig waar te nemen in het kader van de aansprakelijkheid van milieuvervuilers voor door de N ederlandse staat gemaakte kosten van sanering van vervuilde bodem. In dat verband ging het om de vraag of de staat, die zich eerst later het belang van sanering is gaan aantrekken, de kosten daarvan kon verhalen op degenen die in een ver verleden aan de verontreiniging hadden bijgedragen. De Hoge Raad zette toen in een reeks arresten een beleid uit ten aanzien van de vraag hoe met het saneringsbelang van de staat diende te worden omgegaan(4). Vervolgens is de relativiteitsvraag in nogal uiteenlopende zaken centraal gesteld. Zo is de vraag. of onrechtmatig handelen jegens een vennootschap tevens onrechtmatig is jegens haar aandeelhouders(5), maar ook de vraag naar de kring van gerechtigden bij zogenaamde 'shockschade' is door de Hoge Raad in de sleutel van de relativiteit geplaatst(6). Meer recent is de relativiteit van de geschonden norm aangewend als gereedschap om de verantwoordelijkheden van zogenaamde zijdelingse laedentes zoals toezichthouders af te bakenen. werd in de Linda-zaak geoordeeld dat de verplichting van de staat om de veiligheid van de scheepvaart te bevorderen niet strekt tot bescherming van de individuele vermogensbelangen van degenen die schade lijden door de ondeugdelijkheid van een schip dat een- van overheidswege verplichte - keuring heeft ondergaan(7). In de meer recente Vie d'or zaak besliste de Hoge Raad niettemin dat de polishouders van een levensverzekering die zijn gedupeerd door wanbeleid van de verzekeraar wei worden beschermd door de regels die in het kader van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf de Verzekeringskamer verplichten tot nauwkeurig toezicht(8). Ook is in het kader van de relativiteit van de geschonden norm de vraag aan de orde gesteld of de Wet op de volksgezondheid kan worden aangewend ter bescherming van het bedrijfsdebiet van producenten van geneesmiddelen (4) Zie HR 9 februari 1990, NJ 1991, 462 met noot C.J.H. BRUNNER (Staat/Van Amersfoort); HR 24 april 1992, NJ 1993, 643 met noot C.J.H. BRUNNER onder 644 (Van Wijngaarden/ Staat) en 644 (Staat/Akzo), alsmede HR 30 september 1994, NJ 1996, 199 met noot C.J.H. BRUNNER (Van den Brink/Staat). (5) HR 2 december 1994, NJ 1995, 288 met noot J.M.M. MAEIJER (Poot/ABP) en HR 2 mei 1997, NJ 1997, 662 met noot J.M.M. MAEIJER (Kip/Rabo). (6) HR 22 februari 2002, NJ 2002, 240 met noot J.B.M. VRANKEN (Kindertaxi). (7) HR 7 mei 2004, NJ 2006, 281 met noot Jac. HIJMA (Duwbak Linda). (8) HR 13 oktober 2006, RvdW 2006, 942 (Vie d'or). 1650 TPR 2006

en cosmetica(9). Voorts is het leerstuk van de relativiteit recentelijk nog eens toegepast ten aanzien van een in pari delicto verkerende eiser(io). Ten slotte- maar een slot in de ontwikkeling zal het vermoedelijk allerminst inhouden - heeft de Hoge Raad de vordering van een vluchteling aan wie ten onrechte geen asiel is verleend tot vergoeding van schade ter zake van daardoor niet genoten inkomsten met een beroep op het ontbreken van relativiteit ontzegd(ll ). 5. In de genoemde uitspraken valt telkens de complexiteit van het leerstuk van de relativiteit waar te nemen. In de eerste plaats verschilt de betekenis van de relativiteitsvraag naar gelang de onrechtmatigheidscategorie(12) waarop de vordering is gebaseerd: bij inbreuk op een recht is de relativiteit min of meer gegeven (aileen de subjectief gerechtigde komt een aanspraak toe(l3)), bij schending van een wettelijke norm kan de relativiteitsvraag bij uitstek van betekenis zijn in verband met de strekking van die norm, en bij de open norm van de maatschappelijke zorgvuldigheid 'bald' de rechter het relativiteitsoordeel in feite 'in' in zijn oordeel over de onrechtmatigheid. Daarbij moet overigens nog worden opgemerkt dat de categorie van de ongeschreven zorgvuldigheidsnorm er tevens toe kan dienen een ontbreken van relativiteit bij geschreven normen 'goed te maken', hetgeen- naar zijn 'uitvinder' - pleegt te worden aangeduid als de 'correctie Langemeijer'(14). In de tweede plaats moet de relativiteit van de geschonden norm volgens wetgever(l5) en rechter(16) langs drie lijnen worden beoordeeld: tegen welke schade beoogt de norm te beschermen? (zakelijke relativiteit), welke persoon wordt door de geschonden norm beschermd? (persoonlijke relativiteit) en tegen welke wijze van ontstaan beschermt de norm? (uitgedrukt in het woord 'zoals'). Bij al deze aspecten moet ten slotte worden bedacht dat een onderzoek in de wetshistorie naar de strekking van de norm in kwestie meestal weinig oplevert, omdat de wetgever zich de aan- (9) HR 24 maart 2006, RvdW 2006, 310 (Pfizer/Cosmetique) en HR 10 november 2006, RvdW 2006, 1058 (Astrazeneca/Menzis). (10) HR 23 februari 2007, RvdW 2007, 228 (De Groot/Io Vivat Nostrorum Sanitas). (11) HR 13 april 2007, RvdW 2007, 397 (Staat/Y). (12) Vgl. art. 6:1621id 2 BW. (13) Tenzij de gedraging tevens jegens anderen onzorgvuldig is, aldus HR 14 maart 1958, NJ 1961, 570; (Duikvlucht). (14) Zie de conclusie van P-G LANGEMEIJER voor HR 17 januari 1958, NJ 1961, 568 (Tandartsen) en voorts recent HR 10 november 2006, RvdW 2006, 1058 (Astrazeneca/Menzis). (15) Vgl. art. 6:163 BW en MvA II, PG Boek 6, p. 637. (16) Aldus bijv. uitdrukkelijk HR 7 mei 2004, NJ 2006, 281 met noot Jac. HuMA (Duwbak Linda). TPR2006 1651

sprakelijkheidsvraag bij de totstandkoming van wetgeving doorgaans, zo al tiberhaupt, dan lang niet ten voile heeft gerealiseerd(17). Het beschermingsbereik van de norm zal daarom veelal door de rechter zelfstandig moeten worden geformuleerd. De relativiteitsvraag biedt dus een rijke bron voor normatieve beslissingen waarmee de aansprakelijkheid voor een normschending langs uiteenlopende lijnen kan worden gemodeileerd(18). In die zin zit er veel in de relativiteit. Maar de relativiteit zit bovendien in veel (meer). De vraag waartoe het beschermingsbereik van de in een concreet geval geschonden norm zich uitstrekt, komt niet aileen aan de orde in het kader van artikel 6:163 BW in relatie tot de verschillende onrechtmatigheidscategorieen, maar doet zich ook voor bij de verschiilende risicoaansprakelijkheden. Ook zij kennen immers ieder hun eigen beschermingsbereik. Bovendien biedt de aard van de in het concrete geval geschonden norm nog op ailerlei andere momenten in het aansprakelijkheidsdebat aanknopingspunten voor differentiatie. Men denke aan de bewijsposities die- mede door de inzichten over de meergenoemde 'omkeringsregel' - tevens worden bepaald door de norm waarop de aansprakelijkheid wordt gebaseerd, aan de verschiilende afbakeningen van beschermde belangen in het schadevergoedingsrecht en aan andere schadevergoedingsrechtelijke kwesties waarbij het fundament van de aansprakelijkheid van betekenis is(19). 7. Een kenmerk van de relativiteitsvraag van artikel 6.163 BW is dat zij selecterend werkt en dwingt tot keuzes: vindt het belang van een vluchteling bij de mogelijkheid tot het verwerven van inkomen uit arbeid beschenning in de regels inzake toelating van een vluchteling in Nederland, of niet(20)? Worden de belangen van polishouders van een levensverzekering beschermd door de regels die zien op het toezicht op de levensverzekeraar, of niet(21)? Worden de belangen van andere scheepseigenaren beschermd door de regels die een scheepseigenaar verplichten zijn schip aan een - van overheids- (17) Vgl. bijv. het uitvoerige onderzoek door A-G SPIER in zijn conclusies voor 7 mei 2004, NJ 2006, 281 met noot Jac. HIIMA (Duwbak Linda) en HR 13 april 2007, RvdW 2007, 397 (Staat/Y). (18) Vgl. overigens ook de Principles of European Tort Law (art. 2:101 e.v.), waarin verschillende relativiteitsaspecten zijn onderkend. (19) Zie S.D. LrNDENBERGH, Alles is betrekkelijk (oratie EUR), Den Haag 2007. (20) Nee, aldus HR 13 april2007, RvdW 2007, 397 (Staat/Y). (21) Ja, aldus HR 13 oktober 2006, RvdW 2006, 942 (Vie d'or). 1652 TPR 2006

wege verplichte - scheepskeuring te onderwerpen, of niet(22)? Op dit niveau van het aansprakelijkheidsdebat geldt: 'alles-of-niets'. De toenemende aandacht voor kwesties van relativiteit in het kader van artikel 6:162 BW is in dit licht interessant, zeker wanneer men haar afzet tegen de tegelijkertijd waarneembare toenemende belangstelling voor en betekenis van proportionele benaderingen in het Nederlandse aansprakelijkheidsrecht. Men denke in dat verband aan de ontwikkeling van het eigenschuld-leerstuk(23), aan de proportionele benadering bij onzeker causaal verband(24) en aan de proportionele toepassing van de beperkende werking van redelijkheid en billijkheid(25). Wie die laatste ontwikkelingen ziet als een ontwijken van principiele keuzes, als een bijdrage tot 'forensic lottery'(26) of als een risico van 'hocus pocus'(27), kan zich verheugen over het toenemende belang van de relativiteitsvraag, omdat deze telkens dwingt tot harde normatieve keuzes over het fundament en de reikwijdte van de aansprakelijkheid. 8. De ervaring met de rechtspraak inzake de omkeringsregel leert intussen dat het een reeks uitspraken van de Hoge Raad vergt om helderheid te krijgen over de werkelijke koerswaarde van een rechtsfiguur in het juridisch debat. Dat is de prijs die voor rechterlijke rechtsvorming moet worden betaald. Voor de geynteresseerde 'casewatchers' is er met de opleving van het relativiteitsverweer in ieder geval een boeiende tijd aangebroken! S.D. LINDENBERGH (22) Nee, aldus HR 7 mei 2004, NJ 2006, 281 met noot Jac. HIJMA (Duwbak Linda). (23) Zie daarover bijv. fundamenteel A.L.M. KEIRSE, Het 'alles of niets' -denken naar de geschiedenis verbannen, AV&S 2005, p. 3 e.v.. (24) Vgl. A.J. AKKERMANS, Proportionele aansprakelijkheid bij onzeker causaal verband, diss. Tilburg, Zwolle 1997 en HR 31 maart 2006, RvdW 2006, 328 (Nefalit/Karamus). (25) Vgl. HR (Royal & Sun Alliance/Universal Pictures) en de beschouwingen daarover van HARTLIEF in Ars Aequi 2007, p. 358 e.v. (26) Vgl. J.H. NmuwENHurs, Disproportionele aansprakelijkheid, RM Themis 2006, p. 178. (27) Vgl. T. HARTLIEF, AA 2007, p. 364. TPR2006 1653