Competenties in niveaus



Vergelijkbare documenten
Vereniging tot het verstrekken van basisonderwijs op gereformeerde grondslag. Identiteitsprofiel

Lijst met de zeven SBL-competenties, de bijbehorende bekwaamheidseisen en gedragsindicatoren voor docenten

Identiteitsprofiel Petrus Datheenschool Rotterdam

Identiteitsprofiel. van het personeel in dienst bij. Stichting voor Onderwijs op Reformatorische Grondslag. te Amersfoort

Identiteitsprofiel Opnieuw vastgesteld door de ALV van Mantum onderwijs op 2 december 2014:

Identiteit. Rehobothschool Geldermalsen

Vereniging voor Gereformeerd Schoolonderwijs (VGS)

dat te onderzoeken en naar lichaam en geest tot rust te komen. De zondag is dan ook als rustdag van de andere dagen onderscheiden.

DE BELIJDENISGESCHRIFTEN

SWOT-ANALYSE. 1 Interpersoonlijk competent. 1.1 Eisen. 1.2 Mijn ontwikkelpunten. 1.3 Mijn leerdoelen

Identiteitsprofiel scholen voor reformatorisch basisonderwijs Genemuiden

SCHOOLPROFIEL BETROKKEN PERSOONLIJK BETROUWBAAR BIJBELGETROUW

COMPETENTIE 1: INTERPERSOONLIJK COMPETENT

Identiteitsprofiel ds. Koelmanschool

Deze brochure is door VGS Profielorganisatie ter beschikking gesteld aan de leden van de VGS.

Om te voldoen aan deze bekwaamheidseis moet de leraar primair onderwijs het volgende doen:

1 Interpersoonlijk competent

Aantekenformulier van het assessment PDG

competentieprofiel groepsleerkracht/ docent algemeen vormend onderwijs Het Driespan

BEKWAAMHEIDSEISEN leraren VO met niveau-indicatoren jaar 3

Identiteitsnotitie. Vrijheidslaan 94, Postbus 42, 5306 ZG Brakel ,

1/8. Voor leerkrachten zijn 7 bekwaamheden geformuleerd:

Eindbeoordeling van het assessment Startbekwaam (op grond van portfolio, presentatie en criterium gericht interview)

Competenties en bekwaamheden van een Daltonleerkracht

Identiteitsprofiel Rehoboth Onderwijs en zorg

ITT/HU Beoordelingscriteria praktijk Fase 3 (jaar 3)

5. Product ontwikkeld binnen het KIGO project Doorlopende Coach Actieve coach ; penvoerder was Edudelta College.

Portfolio. Pro-U assessment centrum. Eigendom van:

Bekwaamheidseisen of competenties docenten LC

Bekwaamheidseisen of competenties docenten LD

Competentievenster 2015

1 Interpersoonlijk competent

Competenties / bekwaamheden van een daltonleerkracht

1. Interpersoonlijk competent

Werkproces 1: Interpersoonlijk competent: De leerkracht is zich bewust van zijn houding en gedrag en de invloed daarvan op de groep.

Het gekleurde vakje is het vereiste niveau voor het voltooien van de oriënterende stage, het kruisje geeft aan waar ik mezelf zou schalen

Schoolprofiel. Voor ouder(s)/verzorger(s) die een zoon/dochter willen aanmelden. - Wie zijn we? - Waar staan we voor? - Waar gaan we voor?

Schoolprofiel. Voor ouder(s)/verzorger(s) die een zoon/dochter willen aanmelden. - Wie zijn we? - Waar staan we voor? - Waar gaan we voor?

Rapport Docent i360. Test Kandidaat

Competentiemeter docent beroepsonderwijs

Scoreformulier Pro-U assessments Lijst met beoordelingen op SBL competenties en indicatoren

Werken vanuit gezamenlijk inzicht

Leraar basisonderwijs LA FUNCTIEBESCHRIJVING

Competentieprofiel onderwijsassistent voor de periode

kempelscan P1-fase Kempelscan P1-fase 1/7

Bijlage 5: Formulier tussenevaluatie

Rapport Docent i360. Angela Rondhuis

in verbinding schoolplan

Pluspunt Een professioneel voorbeeld zijn voor leerlingen en in gesprek blijven over de vraag hoe gaan we met elkaar om.

Bijlage 1 BEOORDELINGSFORMULIER EINDPRODCUCT PDG

Competenties in relatie tot het Protocol Vermoedens van huiselijk geweld, mishandeling, verwaarlozing en seksueel misbuik

kempelscan K1-fase Eerste semester

Beoordelingsrapport. Keimaat is een product van b&t begeleiding en training B.V.

Bijlage 3 BEOORDELINGSFORMULIER EINDPRODUCT PDG

goed / aantoonbaar uitstekend / voorbeeld - toont betrokkenheid, stelt zich voldoende open in het contact naar de deelnemer

ITT/HU Beoordelingscriteria praktijk Fase 1 (jaar 1)

Workshop zelfbeoordelingslijst PARTNERS IN PASSEND ONDERWIJS

Zelfevaluatie. Inleiding:

Beoordelingsformulier (Les) Voorbereiding Naam student: Krijn Cornelisse. Datum:

Geloven in Scholen met de Bijbel

Rapport Docent i360. Angela Rondhuis

1 Interpersoonlijk competent

goed / aantoonbaar uitstekend / voorbeeld - toont betrokkenheid, stelt zich voldoende open in het contact naar de deelnemer

CP Resultaten QuickScan

1 Interpersoonlijk competent

HET COMPETENTIEPROFIEL VAN DE SPD. ILS Nijmegen

ALEXANDER GIELE Competentiemonitor Ingevuld door : C.M.T. Ruppert Ingevuld op : 19 december 2013

Reflectie-instrument leerkrachten Het Barlake

1 De leraar creëert een veilig pedagogisch klimaat

Bekwaamheidseisen leraren

Identiteitsverklaring

Geloven in Scholen met de Bijbel

De ontwikkeling van de Mondriaan methode VISIE OP PROFESSIONALISEREN

kempelscan P2-fase Studentversie

Alle competenties moeten met voldoende zijn beoordeeld

Thermometer leerkrachthandelen

Voor ouder(s)/verzorger(s) die een zoon/dochter willen aanmelden. - Wie zijn we? - Waar staan we voor? - Waar gaan we voor?

Mogelijke aandachtspunten voor het invullen van het lesevaluatieformulier

Pedagogisch Didactisch Getuigschrift

Competenties. De beschrijvingen van de 7 competenties :

Beoordelingsinstrument voor het beoordelen van het portfolio en werkplekleren (rubrics)

De leerkracht stelt duidelijke opbrengst- en inhoudsdoelen op en geeft concreet aan wat verwacht wordt van het werken in de klas en de omgang met

Leraar basisonderwijs LB

Geloven in onderwijs

Feedbackformulier voor docenten t.b.v. het beoordelingsgesprek met een docent. Graafschap College

Een nieuw begin. De schepping van hemel en aarde Genesis 1:1-10

Gespreksformulieren LA personeel Dommelgroep

Bekwaamheidseisen leraar primair onderwijs

Compentieprofiel Adjunct-directeur AB

Door de stage en de theorie ontwikkel ik mij beroepsmatig. Op mijn stage vraag ik veel aan de docenten.

Dordtse Leerregels. Hoofdstuk 3 en 4. Artikel 12 t/m 14

Rivieren van levend water zullen stromen uit het hart van wie in mij gelooft (Joh. 7:3 8)

Gereformeerd onderwijs 2.0

COMPETENTIEPROFIEL ONDERSTEUNER PASSEND ONDERWIJS. Resultaatgebieden 1. Ondersteuning en advisering aan IB en leraren

D.1 Motiveren en inspireren van leerlingen

Beroepsproduct (aankruisen) Datum: UITSTEKEND GOED x VOLDOENDE NOG NIET VOLDOENDE

Identiteitsdocument Met de Bijbel op weg de wereld in

Bijlage BEOORDELINGSFORMULIER EINDPRODUCT PDG

Excellente Leerkracht SBO, SO/VSO. Stichting Meerkring LC 11 Onderwijsproces -> Leraren Marieke Kalisvaart

Transcriptie:

Competenties in niveaus A. Trouwborst Pieter Zandt sg. 24 5 2011

Inleiding Op verschillende momenten tijdens de opleiding wordt de voortgang in ontwikkeling van de duale studenten gemeten. De docentopleider en de opleidingscoördinator hebben hierin een cruciale rol. Om deze ontwikkeling in beeld te brengen is dit competentiescoreformulier ontwikkeld. De indicatoren zijn ingedeeld in niveaus waardoor helder wordt wat we op welk moment van een student verwachten. Naast de vereiste voor elke docent om competent te zijn op de terreinen zoals die vastgesteld zijn voor het onderwijs is voor onze scholen het identiteitsaspect van groot belang. Identiteit is echter geen competentie maar veel meer een zuurdesem dat het hele brood doorzuurd. Daarom gaan we het identiteitsaspect niet vastleggen in een score. Toch vindt er bij onze studenten wel degelijk een ontwikkeling plaats op dit terrein. Daarom is het van belang dat de docentopleider / opleidingscoördinator met de student het gesprek aangaat over het staan van de student binnen het reformatorisch onderwijs. Uitgangspunt voor dit gesprek is het identiteitsprofiel, zoals dit ontwikkeld is door het VGS (Vereniging voor Gereformeerd Schoolonderwijs). Het is aan te bevelen om de student vooraf te laten reflecteren op dit identiteitsprofiel. De reflectie van de student is dan het aanknopingspunt voor het gesprek. Zowel de reflectie op het identiteitsprofiel als de reflectie op het gesprek met de docentopleider krijgt een plaats in het portfolio van de student.

Identiteitsprofiel Opdracht Het reformatorisch onderwijs ziet het als zijn opdracht om op grond van de Bijbel en de daarop gefundeerde Drie Formulieren van Enigheid bij te dragen aan de opvoeding van leerlingen en aan hun vorming tot zelfstandige persoonlijkheden die hun burgerschap verstaan. Aan deze opdracht wordt invulling gegeven vanuit de volgende belijdenis: Wij geloven in God, de almachtige Schepper. God heeft Zich in de Bijbel geopenbaard als de drie-enige God: Vader, Zoon en Heilige Geest. Er is onder de hemel geen andere naam onder de mensen gegeven, door welke wij moeten zalig worden dan de naam van Jezus Christus, Die ons van God tot wijsheid, rechtvaardigheid, heiligmaking en tot een volkomen verlossing geschonken is. Alleen een waar geloof maakt de mens, in de weg van wedergeboorte en bekering, Christus en al Zijn weldaden deelachtig. Dit geloof komt van de Heilige Geest, Die dat werkt in de harten door de verkondiging van het heilig Evangelie, en het sterkt door het gebruik van de sacramenten. Zonder een waar geloof is de mens echter geestelijk dood door de misdaden en de zonden. Bijbel Wij ontvangen de Bijbel voor heilig en canoniek en geloven zonder enige twijfel alles wat daarin begrepen is ( Al de Schrift is van God ingegeven ; 2 Timótheüs :16). Wij geloven daarom dat God, nadat Hij de hemel en de aarde in zes dagen uit niet heeft geschapen, Zijn schepping onderhoudt en regeert. Het reformatorisch onderwijs hanteert de Statenvertaling. Drie Formulieren van Enigheid In een bloeiperiode van de kerk zijn op de Nationale Synode, die in 1618 en 1619 in Dordrecht is gehouden en waaraan door een groot aantal Nederlandse en buitenlandse theologen is deelgenomen, zijn de zogenaamde Drie Formulieren van Enigheid als klassiek gereformeerd belijden aanvaard. Dit zijn de Heidelbergse Catechismus, de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Dordtse Leerregels. Omdat deze formulieren in alles overeenkomen met de Bijbel onderschrijven wij ze onvoorwaardelijk, en verwerpen wat daarmee in strijd is. Kerk De Zoon van God vergadert door Zijn Geest en Woord uit het gehele menselijke geslacht een gemeente, die tot het eeuwige leven is uitverkoren, die Hij ook beschermt en onderhoudt. Op grond van de Bijbel en de belijdenis behoren kinderen als lidmaten van de gemeente gedoopt te worden. Toekomst Allen die Christus en al Zijn weldaden door een waar geloof aannemen, verwachten het eeuwige leven. Dat wil zeggen dat zij na dit leven volkomen zaligheid zullen bezitten, die geen oog heeft gezien, geen oor gehoord en in het hart van geen mens is opgeklommen, om zo God daarin eeuwig te prijzen. Er is ook een keerzijde, namelijk voor hen die niet in Christus zijn en zich niet bekeren, wacht de eeuwige rampzaligheid. Het reformatorisch onderwijs wordt door deze realiteit gestempeld. Dat blijkt uit de grote plaats die de leer die naar de Godzaligheid is, in het onderwijs inneemt.

Tien geboden Onze waarden en normen vinden we samengevat in de Tien geboden. Uitgangspunten zijn daarbij: dat het leven naar Gods geboden als een blijvende opdracht tot ons komt; dat de Bijbelse leer van de verdorvenheid van de mens niets afdoet aan het blijvende karakter van deze opdracht; dat door Gods algemene genade, die de doorwerking van de zonden enigszins afremt, gewetensvorming en opvoeding naar de eis van Gods geboden in uiterlijke zin, mogelijk zijn; dat het leven tot Gods eer nooit door onze inspanningen gestalte krijgt, maar altijd vrucht is van de onweerstaanbare genade van God in Christus. 1. God heeft recht op aanbidding en verering, in geloof en gehoorzaamheid. Het is niet geoorloofd enig schepsel of een geschapen macht of kracht met God gelijk te stellen of daaraan goddelijke eer toe te kennen. Ieder mens wordt, als schepsel van God, in zijn persoonlijkheid gerespecteerd. Dit betekent dat alle mensen gelijkwaardig zijn en achterstelling op grond van bijvoorbeeld verschil in ras of geslacht niet mag voorkomen. De mens is als rentmeester geroepen tot een verantwoord en toegewijd beheer van alles wat God hem in de schepping heeft toevertrouwd. 2. De wijze waarop God gediend moet worden, is door Hem bepaald. Wij hebben niet het recht over Hem iets te zeggen of te denken buiten hetgeen Hij omtrent Zichzelf aan ons heeft geopenbaard. Daarom zal God op geen enkele wijze door ons worden afgebeeld. Hij vraagt een voortdurend luisteren naar Zijn Woord, omdat het zonder dat niet mogelijk is Zijn Wil te kennen en te gehoorzamen.. God vraagt dat met eerbied, ontzag en liefde over Hem wordt gesproken en dat eerbiedig de Bijbel wordt gelezen en ter sprake wordt gebracht. In het lezen, in het zingen en in het gebed dienen wij Gods eer te zoeken. Misbruik van Gods Naam, lichtvaardig gebruik van Bijbelwoorden en alle spreken over God dat niet uit eerbied voortkomt, wordt afgewezen. 4. De zondag is een bijzondere dag. Christus kwam op aarde om de wet te vervullen. Met Zijn opstanding uit de doden op de eerste dag van de week is de wet vervuld. Daarmee is de zondag ook de vervulling van de sabbat. In het licht daarvan en op grond van de blijvende opdracht, zoals verwoord in het vierde gebod uit de Tien Geboden, is de zondag in het bijzonder afgezonderd voor de dienst van God. Dat houdt in dat wij trouw de samenkomsten van de christelijke gemeente, waartoe we behoren, bezoeken. De zondag dient te worden geëerbiedigd als een geschenk van God om naar Zijn Woord te horen en naar lichaam en geest tot rust te komen. De zondag is dan ook als rustdag van de andere dagen onderscheiden. 5. De Bijbel geeft ook richtlijnen ten aanzien van de verhoudingen tussen mensen. Op elk niveau van werken bestaan er gezagsverhoudingen: van bestuur naar directie naar overig personeel naar leerlingen. Gezag is er ons ten goede. Gezag moet dan ook in liefde en binnen de kaders en de grenzen van de Bijbel worden uitgeoefend. Gezagsverhoudingen worden erkend, wat betekent dat voorschriften en aanwijzingen worden opgevolgd. Dit sluit uiteraard het gesprek daarover niet uit.

6. We behoren de medemens lief te hebben als onszelf. Liefde tot de medemens, naar de eis van Gods geboden en het voorbeeld van Christus, dwingt ons ons in te zetten voor het geestelijke en lichamelijke welzijn van de medemens. Er is eerbied voor het leven. Dit komt in ons onderwijs ook tot uiting in onze omgang met elkaar en in het bijzonder met de leerlingen. 7. Seksualiteit heeft in de Bijbel te maken met het vormen van een onverbrekelijke verbintenis in een huwelijk tussen één man en één vrouw, en krijgt in het licht hiervan een plaats. Daarbij zijn de Bijbelse voorschriften bindend voor het seksuele leven. Deze seksuele moraal betekent dat de huwelijksrelatie geëerbiedigd wordt. De medemens wordt met respect (en rein en zuiver) benaderd. Dit sluit seksueel getinte grappen en intimidatie uit. Ook voor losse seksuele contacten is geen ruimte, omdat het monogame huwelijk als de door God gegeven vorm van omgang tussen man en vrouw wordt gezien. God wil dat wij het lichaam als tempel van de Heilige Geest zuiver en heilig bewaren. Ook in ons uiterlijk laten wij het in de schepping gelegde onderscheid tussen man en vrouw tot uitdrukking komen. 8. De eigendommen van de ander, zowel van personeel, leerlingen en instelling, worden gerespecteerd. Het nut van de medemens moet worden bevorderd en met hem moet worden gehandeld als ik wilde dat hij met mij handelde. 9. In gesprekken met en over anderen moet zuiverheid worden betracht, zonder te roddelen of een voorstelling van zaken te geven die met de waarheid in strijd is. Wij staan een eerlijke communicatie voor. Informatie die als leugen bestempeld moet worden, wordt afgewezen. De eer en het goed gerucht van anderen wordt bevorderd. 10. We behoren in liefde en zuiverheid van intentie het voorgaande in praktijk te brengen. Dat zal onze handel en wandel, ook in de omgang met elkaar, stempelen. Voorkomen moet worden dat zondige begeerten worden opgewekt en dat ze worden opgevolgd. Gezocht wordt het leven en het welzijn van de ander te dienen: persoon, privacy en bezit worden gerespecteerd. Het in het reformatorisch onderwijs werkzame personeel wil zijn leven naar het bovenstaande inrichten en daarmee in de levenswandel een goed voorbeeld voor de leerlingen zijn. De pedagogische opdracht en relaties Visie op de mens (en daarmee ook op de leerling) De mens is als schepsel in de eerste plaats verantwoording schuldig aan God. Het betreft hier de meest fundamentele relatie. Het bestaan van de mens is geen doel in zichzelf, maar dient gericht te zijn op God. De mens wordt in de Bijbel ook getekend als individu en als gemeenschapswezen. Hij (Adam) is door God zeer goed geschapen. Door de zondeval is de mens echter geneigd God en zijn naaste te haten. Het blijft voor ieder mens de opdracht om tot Gods eer én tot heil van de naaste te leven. Het reformatorisch onderwijs kan daarom ook slechts in afhankelijkheid van Gods hulp en zegen gestalte krijgen Alleen in de weg van wedergeboorte en bekering zal de ware liefde tot God en de mens gewerkt worden.

Visie op opvoeding en onderwijs Het reformatorisch onderwijs beoogt bij te dragen aan de vorming van de leerling tot een zelfstandige, God naar Zijn Woord dienende persoonlijkheid, geschikt en bereid om de ontvangen gaven te besteden tot Zijn eer en tot heil van de medemensen in alle levensverbanden (kerk, gezin en maatschappij) waarin God hem plaatst. Het reformatorische gedachtegoed werkt dan ook door in alle aspecten van het schoolleven en heeft dus bijvoorbeeld ook consequenties voor de visie op kunst, cultuur en op de hedendaagse maatschappij. Het reformatorisch onderwijs zoekt daarin aansluiting bij de door de ouders bij de Heilige Doop gedane belofte om hun kind in de leer van de Bijbel en de artikelen van het christelijk geloof naar hun vermogen te doen (en te helpen) onderwijzen. Het genoemde opvoedingsdoel is verweven met de algemene onderwijsdoelstelling, namelijk het doen verwerven door de leerling van kennis, inzicht, vaardigheden en attituden met inachtneming van zijn persoonlijke begaafdheid. Opvoeding in gezin, school en kerk behoren dan ook in elkaars verlengde te liggen. Visie op de school De school is een leer- en opvoedingsgemeenschap. Als poort naar de maatschappij staat de school tussen het gezin en de maatschappij in. Het onderwijs is daarmee meer naar buiten gericht dan het gezin, maar biedt mede afhankelijk van de leeftijd van de leerling een veilige omgeving om zich voor te bereiden op een plaats in de maatschappij. Het pedagogisch klimaat krijgt in het reformatorisch onderwijs gestalte door het onderwijs, in de context van de huidige samenleving, in te richten naar de norm van de Bijbel. Veiligheid ontstaat door het zich in leer en leven te houden aan Gods geboden, die heilzaam zijn voor alle mensen en hun onderlinge relaties. Visie op personeel Het personeel in het reformatorisch onderwijs dient, als medeopvoeder, gezagsdrager en identificatiefiguur in en buiten de school te zijn. Opvoeders en medeopvoeders zijn gezagsdragers omdat hun zeggenschap over de kinderen berust op Gods scheppingsorde. De Heere Zelf heeft opdracht gegeven in liefde gezag uit te oefenen. Gezag mag daarom nooit worden misbruikt. Opvoeders en medeopvoeders zijn ook identificatiefiguur, wat zeggen wil dat zij model staan voor het kind. (Mede)opvoeders hebben de Bijbelse roeping het goede voorbeeld te geven, zij hebben een voorbeeldfunctie. Het personeel in het reformatorisch onderwijs dient het geheel van Bijbelse normen en waarden te vertegenwoordigen, zodat het kind zich daarmee kan identificeren. Er dient eenheid te zijn tussen leer en leven, zodat de (mede)opvoeder voor de leerlingen geloofwaardig zal zijn in het uitdragen van de grondslag van de school. Dit geldt zowel het onderwijzend personeel, als ook voor het onderwijsondersteunend personeel. Er is tussen hen slechts een gradueel verschil in mate van ontmoeting met de leerlingen in de opvoedingsgemeenschap. Visie op maatschappij; burgerschapsvorming De maatschappijvisie van het reformatorisch onderwijs is te typeren met enerzijds het begrip betrokkenheid en anderzijds met de aanduiding distantie (namelijk vanuit het besef dat de maatschappij waarin wij leven net als wijzelf- zondig en tijdelijk is). Deze spanningsvolle houding tegenover de maatschappij wordt ook aan de leerlingen meegegeven. Het reformatorisch onderwijs opteert voor een christelijk burgerschap. Dat wil zeggen dat leerlingen vanuit een Bijbelse visie worden voorbereid op het participeren in de pluriforme, multiculturele maatschappij. De school wil leerlingen leren de Bijbel concreet gestalte te geven in een christelijke levenshouding. Leerlingen worden gestimuleerd om niet het

eigenbelang als uitgangspunt te nemen, maar zelfstandig en actief verantwoordelijkheid te dragen voor de belangen van de gemeenschap in en buiten de school. Belangrijke aspecten daarbij zijn vreemdelingschap, rentmeesterschap en leven in eeuwigheidsperspectief. Verwachting Het gebed neemt in het reformatorisch onderwijs een belangrijke plaats in. De Heere heeft bevolen te bidden voor alle geestelijke en lichamelijke nooddruft. Daarbij heeft God beloofd, ondanks de menselijke onwaardigheid, uit genade te horen en te schenken wat is tot Zijn wil. Dat geldt ook voor het gebed om bekwaammaking; vanuit de mens bezien is het een onmogelijke opdracht om reformatorisch onderwijs vorm en inhoud te geven. Vanuit deze optiek wordt het onderwijs gegeven, met hoop op zegen!

Competentiescore in niveaus Werkwijzer Om een beeld van de student te krijgen, vullen zowel de docentopleider als de student de competentiescore ieder apart in. Daaruit volgt een gesprek waarin naar voren komt hoe de docentopleider en de student zelf het functioneren van de student ervaren. Met al die gegevens maakt de student een vertaling van de dingen die hij/zij wilt (of zal moeten) ontwikkelen naar een persoonlijk ontwikkelplan. Dit bespreek de student met de docentopleider en in overleg met docentopleider en opleidingscoördinator wordt dit vastgesteld. Wat zijn je sterkste competenties? Waar heb je groei doorgemaakt? Welke competenties zijn minder sterk? Welke competenties zouden verder ontwikkeld moeten worden? Hoe wil je die ontwikkeling vorm gaan geven? Wat denk je nodig te hebben om je verder te ontwikkelen? Wat vindt de school (docentopleider / opleidingscoördinator) wat nodig is? Tot welke resultaten moet dit leiden en wanneer?

Persoonlijk Ontwikkelingsplan Naam Afspraken tussen student en docentopleider 1. Doel Middelen (bijv. intervisie, coaching) Tijdpad 2.. 4. 5. 6. Plaats: Datum: Naam student: Naam docentopleider:

1 = eind jaar 1 / niveau 2 = eind jaar 2 (na het assessement) / niveau = eind jaar 4 (bij de afronding van de opleiding) Competentie 1 interpersoonlijk Interpersoonlijk competent Een interpersoonlijk competente leraar/lerares schept een vriendelijke en coöperatieve sfeer en brengt een open communicatie tot stand. Hij/zij bevordert de zelfstandigheid van de leerlingen en zoekt in zijn/haar interactie met leerlingen een goede balans tussen: leiden en begeleiden, sturen en volgen, confronteren en verzoenen, corrigeren en stimuleren. gaat op een vriendelijke, respectvolle en positieve wijze om met de leerlingen en 1 maakt contact spreekt goed verstaanbaar en op gevarieerde toon 1 stimuleert in lessituaties gewenst gedrag en spreekt leerlingen tevens aan op ongewenst gedrag. benoemt non verbaal gedrag en gaat daar adequaat mee om. 2 ziet het effect van groepsdynamische processen en kan daar effectief op ingaan. stelt zich open om met leerlingen meningen en opvattingen te delen, geeft passende feedback en is zelf aanspreekbaar. toont waardering en respect naar leerlingen. 1 2 2 2 kan verantwoorden hoe hij/zij met zijn/haar leerlingen omgaat. 2 10

Competentie 1 interpersoonlijk Bekwaamheidseis 1: De leraar/lerares onderschrijft zijn/haar interpersoonlijke verantwoordelijkheid. Hij/zij is zich bewust van zijn/haar eigen houding en gedrag èn van de invloed daarvan op de leerlingen. Hij/zij heeft ook voldoende kennis en vaardigheid op het gebied van groepsprocessen en communicatie om een goede samenwerking met en van de leerlingen tot stand te brengen. houdt in het taalgebruik, omgangsvormen en manier van communiceren rekening met wat aansluit bij het niveau van zijn/haar leerlingen. voelt zich in aanwezigheid van leerlingen (ook in buiten lessituaties) altijd verantwoordelijk als docent en gedraagt zich dienovereenkomstig hanteert een effectieve lichaamstaal geeft zowel leiding als begeleiding 2 2 2 2 motiveert zijn/haar handelen in begrijpelijke taal 2 kan aan leerlingen, collega s en ouders uitleggen wat goed onderwijs voor hem/haar betekent en wat dat van hem/haar als docent vraagt. Hij/zij onderbouwt die opvattingen met inzichten uit de literatuur, de school en de samenleving. Hij/zij praat over de dilemma s hij/zij tegenkomt en de keuzes die hij/zij maakt 11

Competentie 1 interpersoonlijk is onmiskenbaar aanwezig, komt ontspannen over, heeft overzicht in de klas en (oog)contact met de leerlingen houdt regels in stand en stopt ongewenst gedrag zonder de flow van de les te onderbreken ziet en bevestigt de inzet van leerlingen, geeft positieve feedback. Hij/zij kan negeren, complimenteren, confronteren en improviseren voert gesprekken met leerlingen als hun gedrag daartoe aanleiding geeft of doet dit op eigen initiatief zoekt oplossingen samen met de leerlingen (en hun ouders) maar is duidelijk over de gevolgen voor de leerling van zijn gedrag betrekt leerlingen bij het realiseren van een goed werkklimaat Algemene opmerkingen: 12

Competentie 2 pedagogisch Pedagogisch competent Een pedagogisch competente leraar/lerares kan op basis van kennis van de basisbehoeften en de ontwikkelingsprocessen van leerlingen, voor een bepaalde groep leerlingen een veilige leer en werkomgeving realiseren. Hij/zij biedt houvast en structuur bij de keuzes die zij moeten maken, zodat de leerlingen zich sociaalemotioneel en moreel kunnen ontwikkelen. Hij/zij zorgt ervoor dat de leerlingen weten dat ze erbij horen, welkom zijn en gewaardeerd worden. Hij/zij zorgt ervoor dat de leerlingen op een respectvolle manier met elkaar omgaan en uitgenodigd worden om verantwoordelijkheid voor elkaar te nemen. Hij/zij zorgt er voor dat leerlingen initiatieven kunnen nemen en zelfstandig kunnen werken, hun affiniteiten en ambities leren ontdekken en op basis hiervan keuzes maken met betrekking tot hun studie en loopbaan. heeft belangstelling voor hetgeen leerlingen bezig houdt en betrekt hun belevingswereld 1 in zijn/haar lessen. Hij/zij waardeert de inbreng van de leerlingen en complimenteert hen regelmatig. Hierbij prijst hij/zij op afstand 1 (andere leerlingen mogen het horen) en corrigeert van dichtbij (hij/zij brengt de leerling niet in verlegenheid) leert de leerlingen respectvol om te gaan met elkaar, met de docent en met 1 (les)materialen. neemt de tijd om leerlingen te leren zorgvuldig om te gaan met eigen, 1 andermans en schoolspullen. spreekt leerlingen in lessituaties aan op 1 ongewenst taalgebruik en gedrag Benut kansen om aan waardeopvoeding te doen 1 toont waardering en respect naar leerlingen stelt en bewaakt (consequent) regels en treedt op positieve wijze corrigerend op ter handhaving van de orde en een gestructureerde, veilige werksfeer. (beloont meer dan hij/zij straft.) 1 2 1

Competentie 2 pedagogisch Bekwaamheidseis 2: De leraar/lerares onderschrijft zijn/haar pedagogische verantwoordelijkheid. Hij/zij heeft voldoende pedagogische kennis en vaardigheid om een veilige leeromgeving tot stand te brengen waarin leerlingen zich kunnen ontwikkelen tot een zelfstandig en verantwoordelijk persoon. bespreekt (in moeilijke situaties) samen met de leerling(en) de effecten van hun gedrag en zoekt ook samen naar oplossingen om de situatie te verbeteren. bevordert bij leerlingen geloof in eigen kunnen door aan te sluiten bij en te beklemtonen wat ze al wèl kunnen. geeft leerlingen de gelegenheid succeservaringen op te doen tijdens het maken van opdrachten (competentiegevoelens). houdt rekening met verschillen tussen leerlingen 2 2 2 2 houdt rekening met leer en ontwikkelingsproblemen van leerlingen en beoordeelt in overleg met collega s of en hoe die aangepakt kunnen worden. Past de aanpak van leer en ontwikkelingsproblemen toe en weet indien nodig waar hulp gevonden kan worden in (en buiten) de school. laat leerlingen naar hun mogelijkheden zelfstandig werken of in overleg (samen) aan opdrachten werken en past zijn/haar werkvormen daarbij aan. 14

Competentie 2 pedagogisch kijkt samen met leerlingen terug op hoe ze geleerd hebben en wat ze geleerd hebben (reflectie en leren leren). Schept een band met een groep en zorgt voor een goede sfeer in de les beoordeelt situaties in de klas en het handelen van leerlingen op basis van (systematische) observaties en plaatst deze zo goed mogelijk in de context van de school, de klas en de leerling weet met welke maatregelen hij/zij een prettige werkomgeving voor zichzelf en voor leerlingen kan realiseren en bereidt zich hierop ook voor kent de verschillende factoren die een bijdrage leveren aan de verschillen tussen leerlingen, waaronder leer en gedragsproblemen en stoornissen heeft aandacht voor en zicht op het leerproces van leerlingen (klassikaal, individueel en in groepen) spreekt positieve verwachtingen uit over het leerproces en geeft positieve, taakgerichte feedback. Hij/zij staat open voor opmerkingen van leerlingen. 15

Competentie 2 pedagogisch Hij/zij geeft leerlingen verantwoordelijkheid op een passend niveau spreidt zijn/haar aandacht over de klas en kan iedereen betrokken houden weet met welke maatregelen hij/zij een prettige werkomgeving voor zichzelf kan realiseren, bereidt dit voor en zet ze zonodig in neemt op tijd proportionele corrigerende maatregelen, voorkomt escalatie van storend gedrag kan rekening houden met de verschillen tussen leerlingen in de klas en eraan bijdragen dat iedere leerling zijn/haar eigen plek heeft in die klas herkent signalen die kunnen duiden op leerof gedragsproblemen bij leerlingen stimuleert leerlingen hun mening te ontwikkelen, te toetsen en te beargumenteren zorgt ervoor dat er in de klas ruimte is voor verschillende meningen zonder dat dit tot conflicten aanleiding geeft is zich bewust van pedagogisch didactische dilemma s en maakt daarin keuzes die hij/zij kan verantwoorden 16

Competentie 2 pedagogisch Algemene opmerkingen: 17

Competentie didactisch en vakinhoudelijk maakt gebruik van (moderne) hulpmiddelen 1 Didactisch en vakinhoudelijk competent Een didactisch en vakinhoudelijk competente leraar/lerares helpt zijn/haar leerlingen zich de leerinhouden van een bepaald vak of beroep eigen te maken en vertrouwd te raken met de manier waarop die in het dagelijks leven en in het werk gebruikt worden. Ook helpt hij/zij de leerlingen zicht te krijgen op wat zij in de samenleving en in de wereld van het werken kunnen verwachten. Hij/zij creëert een krachtige leeromgeving, onder andere door het leren in verband te brengen met realistische en voor de leerlingen relevante toepassingen van kennis in beroep en maatschappij. Hij/zij stemt de leerinhouden en ook zijn/haar doen en laten af op de leerlingen en houdt rekening met individuele verschillen. houdt bij de voorbereiding rekening met de belevingswereld van de leerlingen 1 laat leerlingen aan elkaar uitleggen/ elkaar helpen en samenwerken 2 schept naar leerlingen helderheid over de samenhang van verschillende onderwijsactiviteiten en legt duidelijk uit 2 welke leerdoelen hij/zij met welke activiteiten nastreeft in zijn/haar interactie met leerlingen benut hij/zij de kennis en ervaring die de leerlingen 2 eerder hebben opgedaan. (Hij/zij activeert voorkennis bij de leerlingen.) geeft op een (lesplan)formulier relevante lesdoelen en eigen doelen aan en hoe deze 2 worden geëvalueerd maakt goede toetsen, beoordeelt en evalueert deze 2 kan zijn/haar vakinhoudelijke en didactische opvattingen verantwoorden en ook hoe hij/zij de groep of individuele leerling aangepakt heeft. 2 18

Competentie didactisch en vakinhoudelijk Hij/zij bepaalt met de leerling diens (individuele) leertraject, met bijvoorbeeld mogelijkheden voor leren buiten school en leren in context van de beroepsuitoefening. Hij/zij motiveert de leerlingen voor hun leer en werktaken, daagt hen uit om er het beste van te maken en helpt hen om de taken met succes af te ronden. Hij/zij leert de leerlingen leren en werken, ook van en met elkaar, om daarmee onder andere hun zelfstandigheid te bevorderen. Legt verbanden met eerdere leerinhouden (voorkennis) 2 geeft bij opdrachten duidelijke en volledige instructie (taakgericht) 2 maakt gebruik van relevante en actuele theoretische en methodische inzichten kan leerlingen alternatieve leer en oplossingsstrategieën laten ontdekken of reikt deze aan. Hierbij speelt hij/zij in op verschillen in stijl van leren van leerlingen bewerkstelligt met behulp van activerende opdrachten dat leerlingen actief en zelfstandig invulling geven aan hun individuele leerproces en planning. Hij/zij laat binnen gegeven kaders de leerlingen hun eigen leerdoelen formuleren kent en gebruikt vakinhoudelijke kennis in samenhang met de doelen die binnen de verschillende onderwijssoorten en niveaus moeten worden gerealiseerd heeft zicht op de binnen zijn/haar sector/sectie/team afgesproken vakoverstijgende kennis en vaardigheden en werkt binnen zijn/haar lessen volgens deze afspraken 19

Competentie didactisch en vakinhoudelijk biedt leerlingen keuzes (thema s, werkvormen, opdrachten) en zorgt voor actieve betrokkenheid van de leerlingen bij de invulling van hun onderwijsprogramma Bekwaamheidseis : De leraar/lerares onderschrijft zijn/haar vakinhoudelijke en didactische verantwoordelijkheid. Hij/zij heeft voldoende vakinhoudelijke en didactische kennis en vaardigheid om een krachtige leeromgeving tot stand te brengen waarin leerlingen zich op een goede manier de leerinhouden van een bepaald vak of beroep eigen kunnen maken. creëert de randvoorwaarden (sfeer, organisatie, opdrachten, materialen en machines) die de leerlingen in staat stellen zelfstandig te kunnen werken, zodat zij in hun eigen tempo en op hun eigen wijze kunnen leren kan op basis van evaluaties en toetsen betrouwbare uitspraken doen over de kennis en vaardigheden van zijn/haar leerlingen. kan beschrijven hoe zijn/haar leerlingen leren hij/zij analyseert problemen van leerlingen bij het zich eigen maken van de stof hij/zij stimuleert leerlingen mee te denken over het zich eigen maken van de stof legt verbanden met andere vakken 20

Competentie didactisch en vakinhoudelijk hanteert de op school gebruikte methode kritisch: waar nodig brengt hij/zij aanpassingen van (vak)didactische aard aan. Hij/zij laat zich daarbij inspireren door eigen opvattingen en de opvattingen van anderen (andere methodes, internet, collega s) over leren betrekt vakinhoudelijke, (vak)didactische en padagogische overwegingen bij de voorbereiding. Hij/zij houdt waarneembaar rekening met de eigen rol en de klas als geheel. Hij/zij onderkent verschillen tussen individuele leerlingen en betrekt die bij het lesontwerp gaat met leerlingen na of de instructie begrepen is kan op verschillende manieren het begin, de overgangen en de afronding in de les duidelijk en effectief vormgeven Maakt adequaat gebruik van leermiddelen 21

Competentie didactisch en vakinhoudelijk Algemene opmerkingen: 22

Competentie 4 organisatorisch Organisatorisch competent Een organisatorisch competente leraar/lerares draagt zorg voor organisatorische zaken die samenhangen met zijn/haar onderwijs en het leerproces van de leerlingen in de school en op de werkplek. Hij/zij zorgt voor een ordelijke en taakgerichte omgeving voor zijn/haar leerlingen. Waar het leren op verschillende plaatsen afspeelt (bijvoorbeeld op verschillende plaatsen in de school, stages, musea etc.) zorgt de leraar/lerares (eventueel in samenspraak met andere begeleiders) voor afstemming tussen die verschillende plaatsen. Hij/zij zorgt ervoor dat de leerlingen weten waar ze aan toe zijn en welke ruimte ze hebben voor eigen initiatief en dat ze weten wat ze moeten (of kunnen) doen, hoe en met welk doel ze dat moeten (of kunnen) doen. houdt zich op een consequente manier aan procedures en afspraken 1 draagt zorg voor een goede planning van de onderwijswerkzaamheden 2 houdt voor zijn/haar onderwijs een planning aan die bij de leerlingen bekend is en waarop 2 zij hun eigen planning kunnen afstemmen. Hij/zij gaat adequaat om met tijd kan de (voor zijn/haar doelgroepen relevante) aspecten van klassenmanagement 2 toepassen, waardoor hij/zij een gestructureerde leeromgeving creëert zorgt dat toetsen e.d. tijdig zijn nagekeken en dat leerlingen de beoordelingen snel 2 ontvangen zorgt dat zijn/haar administratie (cijfers, absentie e.d.) altijd op orde is 2 plant zijn/haar werkzaamheden zodanig, dat hij/zij aan de schoolorganisatorische eisen kan voldoen kan in onverwachte situaties op een professionele manier improviseren en duidelijke prioriteiten stellen 2

Competentie 4 organisatorisch Bekwaamheidseis 4: De leraarlerares onderschrijft zijn/haar organisatorische verantwoordelijkheid. Hij/zij heeft voldoende organisatorische kennis en vaardigheid om in zijn/haar groepen en de andere contacten met leerlingen een goed leef en werkklimaat tot stand te brengen. Overzichtelijk, ordelijk en taakgericht. In alle opzichten voor zichzelf, de collega s en vooral voor de leerlingen helder. En dat op een professionele en planmatige manier. organiseert het klaslokaal, samen met leerlingen, zodat je er efficiënt les kunt geven gaat flexibel en bewust met de lestijd om bespreekt met leerlingen wat de resultaten en producten van het leerproces kunnen zijn, hoe daar aan gewerkt gaat worden en hoe je nagaat of de doelen bereikt zijn Algemene opmerkingen: 24

Competentie 5 Samenwerken met collega s Competent in het samenwerken met collega s Een leraar/lerares die competent is in het samenwerken met collega s moet ervoor zorgen dat zijn/haar werk en dat van de collega s in de school goed op elkaar zijn afgestemd. Hij/zij moet ook bijdragen aan het goed functioneren van de schoolorganisatie. Hij/zij levert zijn/haar bijdrage aan een goed pedagogisch en didactisch klimaat op de school, aan een goede onderlinge samenwerking en aan een goede schoolorganisatie. Hij/zij werkt goed samen met collega s en communiceert goed met hen, hij/zij levert een constructieve bijdrage aan vergaderingen en andere vormen van schooloverleg en aan de werkzaamheden die moeten worden uitgevoerd om de school goed te laten functioneren. Hij/zij levert een bijdrage aan de ontwikkeling en verbetering van de school. maakt gebruik van de deskundigheid van collega s is in staat een positieve bijdrage te leveren aan het leren van en met elkaar d.m.v. collegiale consultatie en actief participeren in intervisiegroepen. levert een actieve, constructieve bijdrage aan verschillende vormen van overleg en 2 samenwerken op school. overlegt met collega's in het kader van vakoverstijgende vaardigheden die leerlingen moeten leren en stelt daarop waar nodig zijn/haar eigen planning van toepassingen/activiteiten bij. benoemt weerstanden tegen veranderingen en draagt oplossingen aan. werkt samen met collega s in het voorbereiden, uitvoeren, evalueren en ontwikkelen van (toetsen van) (vakoverstijgend) onderwijs. stelt zich actief op de hoogte van de schoolorganisatie en ontwikkelingen binnen de school 1 1 25

Competentie 5 Samenwerken met collega s Bekwaamheidseis 5: De leraar/lerares onderschrijft zijn/haar verantwoordelijkheid in het samenwerken met collega s. Hij/zij heeft voldoende kennis en vaardigheden om een professionele bijdrage te leveren aan een goed pedagogisch en didactisch klimaat van zijn school, aan geode werkverhoudingen en een goede schoolorganisatie spreekt collega s aan en is zelf ook aanspreekbaar als het gaat om het delen van informatie die van belang is bij de voortgang van het werk of het vragen of geven van hulp bij het werk. werkt met collega s samen aan het verbeteren en vernieuwen van het onderwijs of de organisatie. maakt gebruik van het op school gehanteerde model voor kwaliteitszorg en methodieken voor onderwijsverbetering en schoolontwikkeling. observeert medestudenten of collega s en geeft feedback, zoals hij/zij dat geleerd heeft kent de weg binnen de school en zoekt zelf contact met collega s voor informatie en hulp. Collega s weten hem/haar ook te vinden kan in voorkomende gevallen inspringen voor collega s en een actieve bijdrage leveren aan vakoverstijgende, schoolbrede of buitenschoolse activiteiten Ondersteunt de schoolmissie en het schoolbeleid en weet wat dit voor zijn/haar praktijk betekent 26

Competentie 5 Samenwerken met collega s Kan de schoolorganisatie typeren en de sterke en zwakke kanten benoemen Algemene opmerkingen: 27

Competentie 6 Samenwerken met de omgeving Competent in het samenwerken met de omgeving Een docent die competent is in samenwerken met de omgeving zorgt voor een goede communicatie en afstemming met ouders of verzorgers van de leerlingen, met bedrijven of instellingen waar de leerling (in het kader van zijn opleiding) mee te maken heeft. Hij/zij maakt doeltreffend gebruik van het professionele netwerk van de school als het gaat om de opleiding van de leerling of de zorg voor de leerling. Hij/zij gaat verantwoordelijk en zorgvuldig om met de contacten die hij/zij namens de school onderhoudt met de omgeving van de school en hij/zij werkt mee aan een goede samenwerking tussen partijen. initieert waar nodig overleg met de ouders van de (potentiële) leerlingen. onderneemt indien nodig initiatieven om contacten op te bouwen en te onderhouden met de buurt en instellingen buiten de school (basisonderwijs, vervolgonderwijs, bedrijfsleven, inspectie, gemeente etc.). Binnen deze contacten kan hij/zij opvattingen en werkwijzen op het gebied van samenwerken verantwoorden. Indien relevant: hij/zij ziet toe op een goede begeleiding tijdens de stages van de leerlingen. toont belangstelling voor ouders/verzorgers en andere betrokkenen bij de school reageert adequaat op verzoeken van ouders/verzorgers of instellingen buiten de school maakt gebruik van informatie en adviezen van personen en instellingen buiten de school 28

Competentie 6 Samenwerken met de omgeving kan weerstanden en tegenstellingen overbruggen Bij (voor hem/haar te grote) problemen verwijst hij/zij adequaat en op tijd door Algemene opmerkingen: Bekwaamheidseis 6: De leraar/lerares onderschrijft de verantwoordelijkheid in het samenwerken met de omgeving van de school. Hij/zij heeft voldoende kennis en vaardigheid om goed samen te werken met mensen of instellingen om hun gezamenlijke verantwoordelijkheid vorm te geven in het opleiden van de leerling. En hij/zij heeft voldoende kennis en vaardigheid om samen te werken met mensen en instellingen die betrokken zijn bij de zorg voor de leerlingen en bij de school. 29

Competentie 7 reflectie en ontwikkeling Competent in reflectie en ontwikkeling Een competente leraar/lerares in reflectie en ontwikkeling denkt regelmatig na over zijn/haar beroepsopvattingen en zijn/haar professionele bekwaamheid. Hij/zij streeft ernaar zijn/haar beroepsuitoefening bij de tijd te houden en te verbeteren. Hij/zij weet wat hij/zij goed en belangrijk vindt in zijn/haar leraarschap en van welke waarden, normen en onderwijskundige opvattingen hij/zij uitgaat. Hij/zij heeft een goed beeld van de eigen competenties, zijn/haar sterke en zwakke kanten, werkt op een planmatige manier aan zijn/haar verdere ontwikkeling. Hij/zij stemt de eigen ontwikkeling af op het beleid van de school en benut de kansen die de school biedt om zich verder te ontwikkelen. reflecteert regelmatig zijn/haar aanpak van lesgeven en evalueert wat hij/zij in de 1 toekomst anders kan doen vraagt regelmatig een (begeleidende) collega commentaar/advies te geven op zijn/haar 1 lesgeven stelt de eigen manier van werken zo nodig bij op basis van ontvangen feedback 1 analyseert regelmatig zijn/haar vakinhoudelijke en vakdidactische kennis en vaardigheden en onderneemt initiatieven 2 om deze kennis en vaardigheden op peil te houden volgt de eigen ontwikkeling kritisch en onderbouwt gemaakte vorderingen 2 vergroot zijn/haar kennis en vaardigheden met betrekking tot gezamenlijk gemaakte keuzen betreffende onderwijsontwikkeling bezoekt studiebijeenkomsten en dergelijke om inzicht te krijgen in nieuwe werkwijzen en presenteert zijn/haar bevindingen aan collega s 0

Competentie 7 reflectie en ontwikkeling neemt initiatieven tot veranderingen binnen zijn/haar afdeling/team/sectie. Bekwaamheidseis 7: De leraar/lerares onderschrijft zijn/haar verantwoordelijkheid voor de eigen professionele ontwikkeling. Hij/zij onderzoekt, expliciteert en ontwikkelt zijn/haar opvattingen over het leraarschap en zijn/haar bekwaamheid als leraar/lerares (of andere functie). reflecteert op het eigen gedrag in concrete situaties en betrekt daarbij opvattingen over goed onderwijs en hoe hij/zij als docent daaraan bijdraagt maakt gebruik van onderzoek gericht op zijn/haar eigen vakgebied en rol als pedagoog om te komen tot verbeteringsvoorstellen Trekt conclusies uit de eigen reflecties en formuleert ontwikkelpunten m.b.t. opvattingen en gedragspatronen. Hij/zij werkt actief aan deze punten, zoekt hulp en organiseert zo het eigen leren Algemene opmerkingen: 1

2