Jaarverslag 2008. Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Herwinning Grondstoffen



Vergelijkbare documenten
SPNG. veranderingen. was voor. een jaar van grote. Verkort jaarverslag 2013 >

Jaarverslag Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Herwinning Grondstoffen

2013 verkort in beeld. Ontwikkelingen. Pensioenen Beleggingen Organogram

Geef pensioen de aandacht die het verdient. Jaarbericht Stichting Pensioenfonds

Kwartaalbericht. 4e kwartaal 2014 Den Haag, 30 januari Samenvatting cijfers per 31 december 2014

2e kwartaal 2017 Den Haag, juli 2017

Marktwaardedekkingsgraad per 31 maart 2014: 128,6%, een toename van 3,3%-punt ten opzichte van 31 december 2013.

Marktwaarde van de pensioenverplichtingen in het tweede kwartaal gestegen van miljoen naar miljoen ( miljoen ultimo Q4 2013).

Kwartaalbericht. 2e kwartaal 2015 Den Haag, 14 juli Samenvatting cijfers per 30 juni 2015

Beschrijving Pension Fund Governance Stichting Bedrijfspensioenfonds voor het Bakkersbedrijf

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM

Dekkingsgraad 121,8% per 30 september 2012, toename van 9,3%-punt ten opzichte van 30 juni 2012.

4e kwartaal 2015 Den Haag, 21 januari 2016

Persbericht. Kwartaalbericht: vierde kwartaal 2011

3e kwartaal 2015 Den Haag, 19 oktober 2015

1e kwartaal 2017 Den Haag, april 2017

Jaarverslag Stichting Pensioenfonds voor de Nederlandse Groothandel

1e kwartaal 2016 Den Haag, 20 april 2016

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/5 EERSTE KWARTAAL 2016

Haarlem 19 juni 2018 Boxmeer 21 juni 2018 Oss 21 juni 2018

2011 in het kort TOELICHTING OP HET JAARVERSLAG

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/5 DERDE KWARTAAL 2015

TRANSPARANTIEDOCUMENT

stichting pensioenfonds wonen

Kwartaalverslag Tweede kwartaal 2019

Marktwaardedekkingsgraad per 30 september ,8%, een toename van 1,3%-punt ten opzichte van 30 juni 2013.

2013 in het kort SAMENVATTING VAN HET JAARVERSLAG

Haarlem 18 juni 2019 Boxmeer 20 juni 2019 Oss 20 juni 2019

VERKORT JAARVERSLAG 2011

Jaarverslag Stichting Pensioenfonds voor de Nederlandse Groothandel

3e kwartaal 2017 Den Haag, oktober 2017

Verklaring inzake beleggingsbeginselen

J A A R V E R S L A G 2016 ( F I N A N C I E E L ) S T I C H T I N G P E N S I O E N F O N D S M E R C E R. 16 juni 2017

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/5 DERDE KWARTAAL 2016

Verklaring inzake de beleggingsbeginselen

Beleggingsrendement 3% over het vierde kwartaal van 2012 (14,4% over geheel 2012); waarde van de beleggingen gestegen naar miljoen.

Jaarlijks gemiddeld Cumulatief vanaf Q Q Q Q Q Dekkingsgraad (kwartaalultimo) 143% 137% 148% 153% 153%

INFORMATIE BELEGGINGSFONDSEN (NETTO) WERKNEMERS PENSIOEN

Kwartaalbericht 4e kwartaal 2008

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/5 EERSTE KWARTAAL 2019

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/5 TWEEDE KWARTAAL 2016

Persbericht. ABP verlaagt pensioen in 2013 met 0,5% Ondanks goed rendement stijgt dekkingsgraad in 2012 onvoldoende

Een overzicht van de kerncijfers vindt u op <pagina 8 en 9> van het volledige jaarverslag.

Stichting Pensioenfonds Capgemini Nederland

Marktwaarde van de pensioenverplichtingen in het derde kwartaal gestegen van miljoen naar miljoen ( miljoen ultimo Q4 2013).

Kwartaalbericht 1e kwartaal 2009

2012 in het kort TOELICHTING OP HET JAARVERSLAG

Stichting Pensioenfonds SMIT. Bestuursreglement V120620

Stichting Pensioenfonds Avery Dennison. Algemene Vergadering van Deelnemers en Gepensioneerden Oegstgeest, 3 september 2018

Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam

STICHTING PENSIOENFONDS SAGITTARIUS BELEGGINGSBEGINSELEN

Persbericht ABP, eerste halfjaar 2008

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/6 TWEEDE KWARTAAL 2017

4e kwartaal 2016 Den Haag, januari 2017

Deelnemersvergadering. Haarlem 26 juni 2017 Boxmeer 29 juni 2017 Oss 29 juni 2017

Verkort jaarverslag In de verkorte versie van het jaarverslag leest u op hoofdlijnen hoe het jaar 2014 voor het pensioenfonds is verlopen.

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/5 EERSTE KWARTAAL 2018

VERKORT JAARVERSLAG 2016

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/6 VIERDE KWARTAAL 2017

Jaarverslag Stichting Pensioenfonds voor de Nederlandse Groothandel

Nieuws. Gezond maar alert. Pensioenfonds IN DIT NUMMER: Verkort jaarverslag. De financiële situatie van het pensioenfonds verbeterde in 2017.

Stichting Pensioenfonds Capgemini Nederland

Kwartaalbericht 2e kwartaal 2009

Stichting Voorzieningsfonds Getronics 11 februari Stand van zaken SVG. 1 van 19

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds VIERDE KWARTAAL In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/6

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM. Tweede kwartaal april 2012 t/m 30 juni Samenvatting: Lage rente drukt dekkingsgraad

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM

Pensioenfonds Robeco. Populair Jaarverslag 2014

STICHTING PENSIOENFONDS CARIBISCH NEDERLAND. Performancevergelijking PCN - ABP februari 2017

Verslag bijeenkomst SVG 9 maart 2016

Verkort jaarverslag 2013

Reglement deelnemersraad BPF Bouw

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Eerste kwartaal januari 2017 t/m 31 maart Samenvatting:

Veel veranderingen in druk pensioenjaar 2015

Jaarbericht Terugblikken en vooruitkijken. delta lloyd pensioenfonds

Belanghebbendenvergadering. 24 september 2015

Kwartaalbericht 3e kwartaal 2009

Terugblik 2011 in cijfers

Verklaring inzake de beleggingsbeginselen van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie

Beleggen in het Werknemers Pensioen

Ontwikkelingen in 2012

Financiële positie ABP versterkt in tweede helft 2009

Transparantiedocument

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/6 EERSTE KWARTAAL 2017

2e kwartaal 2016 Den Haag, juli 2016

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Derde kwartaal juli 2016 t/m 30 september 2016

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Tweede kwartaal april 2012 t/m ultimo juni Samenvatting:

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/6 VIERDE KWARTAAL 2016

KWARTAALVERSLAG. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/5 TWEEDE KWARTAAL 2018

BELEGGINGSSTATUUT. Stichting Fonds Oncologie Holland. April Beleggingsstatuut SFOH 30 april 2015, pag. 1

Functieprofiel lid bestuur met portefeuille vermogensbeheer en risicomanagement van Stichting Notarieel Pensioenfonds

2009: een actief jaar met interessante ontwikkelingen

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/6 DERDE KWARTAAL 2017

Stichting Pensioenfonds Unisys Nederland in liquidatie

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM

VERKORT JAARVERSLAG 2017

Deelnemersbestand en uitvoeringskosten

Transcriptie:

Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Herwinning Grondstoffen

Inhoudsopgave Jaarverslag 5 1. Voorwoord 7 2. Kerncijfers 9 3. Profiel 11 4. Vermogenspositie en beleid 19 5. Beleggingen 25 6. Pensioenregeling 31 7. Ontwikkelingen 33 8. Verantwoordingsorgaan 39 9. Risicobeheer 43 Jaarrekening 47 10. Balans per 31 december 2008 48 11. Staat van baten en lasten over 2008 51 12. Kasstroomoverzicht over 2008 53 13. Toelichting grondslagen 55 14. Toelichting op de balans 59 15. Toelichting op de staat van baten en lasten 68 Overige gegevens 75 16. Bestemming saldo van baten en lasten 77 17. Actuariële verklaring 79 18. Accountantsverklaring 81 Pagina 3 van 81

Pagina 4 van 81

Jaarverslag Pagina 5 van 81

Pagina 6 van 81

1. Voorwoord Voor iedereen die dacht dat 2007 een hectisch jaar was voor pensioenfondsen met alle nieuwe wet- en regelgeving, is 2008 meer dan turbulent te noemen! Waar in eerste instantie de aandacht uitging naar de uitwerking van alle verplichtingen uit hoofde van de Pensioenwet, is de aandacht nadrukkelijk verschoven naar de financiële positie van het fonds. Het jaar 2008 is een jaar van financiële problemen wereldwijd. Na de forse koersdalingen in het eerste kwartaal van 2008, herstelden de koersen op de aandelenmarkten zich in het begin van het tweede kwartaal, om vervolgens vanaf het derde kwartaal in een duikvlucht te raken. De in 2007 in de Verenigde Staten uitgebroken kredietcrisis spreidde zich dit jaar als een olievlek uit. Financiële instellingen kwamen in de problemen. Hierdoor moesten overheden te hulp schieten om banken en verzekeraars te redden. Consumenten en bedrijven zijn door de crisis onzeker geworden, waardoor de bestedingen en investeringen dalen. Ook lenen banken minder geld uit, met als uiteindelijk gevolg dat de financiële crisis inmiddels ook gevolgen heeft voor de rest van de economie. Niet alleen de aandelenkoersen, maar ook de rente daalde. Lagere aandelenkoersen zorgen voor lagere rendementen op de beleggingen, terwijl een lagere rente een hogere marktwaarde van de verplichtingen tot gevolg heeft. De financiële crisis heeft dus duidelijk gevolgen voor de financiële positie van het pensioenfonds. Hierbij wil het bestuur wel graag opmerken dat in deze tijden van rentedaling het gedeeltelijk afdekken van het renterisico (door middel van het Long Duration Overlay- zie hiervoor hoofdstuk 5.3.2) zijn nut heeft bewezen. Ook zorgen de gewijzigde verslagleggingsregels uit hoofde van RJ610 voor een significante beperking van de gevolgen van de financiële crisis. Het bestuur volgt de ontwikkelingen op de financiële markten nauwgezet en zeker ook de wijze waarop de vermogensbeheerder hierop in speelt. Tegelijkertijd beseft het bestuur terdege dat de ontwikkelingen van het afgelopen jaar extreem waren en vooral gedreven door sentiment. Het bestuur hoopt op de herstelkracht van de financiële markten en daarmee op betere beleggingsresultaten. Dat de financiële crisis uiteindelijk leidde tot het wederom moeten afzien van het verlenen van een toeslag op de opgebouwde pensioenrechten van (ex-)deelnemers en gepensioneerden, is een grote teleurstelling voor het bestuur, maar ook onontkoombaar. Het bestuur had in 2008 nog een aantal onderwerpen hoog op de agenda. Zo heeft het fonds zich gericht op de uitvoering van alle communicatieverplichtingen uit hoofde van de Pensioenwet. Alle deelnemers hebben in 2008 voor het eerst een zogenaamd Uniform Pensioenoverzicht ontvangen. Tevens ontvangen alle nieuwe deelnemers bij toetreding tot het pensioenfonds een zogenaamde startbrief. Een ander onderwerp waar het bestuur zich intensief mee bezig houdt, is de toekomst van het fonds. Het bestuur is zich reeds jaren bewust van het feit dat draagvlakverbreding noodzakelijk is. Nadat in 2007 de keuze is gemaakt om het zoeken naar een geschikte fusiepartner voorrang te geven boven een herziening van de regeling, is een aantal mogelijke partners benaderd. De voortgang van dit traject wordt in het bestuursverslag nader toegelicht. Ook in 2009 zal het bestuur haar uiterste best doen om bij zijn besluitvorming alle belangen op evenwichtige wijze te behartigen. Het jaar 2009 zal zeker een belangrijk jaar worden met betrekking tot de toekomst van het fonds. Het bestuur bevindt zich thans op een spreekwoordelijk kruispunt en zal in 2009 een definitieve richting kiezen. Het bestuur wordt in het maken van zijn keuze bijgestaan door deelnemersraad en verantwoordingsorgaan. Pagina 7 van 81

Terugkijkend naar 2008 dankt het bestuur een ieder die aan de goede gang van zaken heeft bijgedragen en rekent op een zelfde inzet komend jaar! Den Haag, 17 juni 2009 Namens het bestuur van de De heer H.J.A. Brak Voorzitter De heer J.G.A. van den Brink Secretaris Pagina 8 van 81

2. Kerncijfers 2006 2005 2004 Aangesloten werkgevers (aantallen) * 149 158 171 173 166 Deelnemers (aantallen) Actieven * 1.967 1.926 1.833 1.895 1.883 Arbeidsongeschikten 202 212 219 233 245 Gewezen deelnemers 9.340 9.320 9.279 9.254 9.212 Gepensioneerden 1.134 1.083 1.070 1.052 1.037 12.643 12.541 12.401 12.434 12.377 Bedragen x 1.000 Pensioenverplichtingen (o.b.v. 4%) 51.218 49.978 48.272 46.939 45.569 Pensioenverplichtingen (o.b.v. MW) 60.528 45.651 48.984 n.v.t. n.v.t. Overige technische voorzieningen 0 0 86 542 238 Vermogen 6.509 5.781 4.890 5.604 1.585 Dekkingsgraad (%) 110,8 112,7 110,0 111,9 103,5 Beleidsdekkingsgraad (%)** 108,2 110,1 108,1 111,9 103,5 Feitelijke premie 2.050 2.190 1.911 2.076 1.973 Kostendekkende premie *** 1.855 1.981 1.730 1.778 1.263 Pensioenuitkeringen 1.578 1.504 1.317 1.274 1.155 Pensioenuitvoeringskosten 314 309 282 267 274 Intrestopbrengsten 122 118 1 n.v.t. n.v.t. Overrentedeling -7 203 1.339 2.021 331 Belegde middelen 52.078 50.643 52.571 53.156 44.430 Waarvan annuïtaire / fictieve leningen 1.846 1.487 1.653 2.341 3.290 Performance portefeuille (%) ^ 2,95-3,31-0,72 12,16 6,92 Performance benchmark (%) -0,87-2,53-1,60 12,70 7,46 1-jarige Z-score 3,93-0,67 0,99-0,43-0,37 5-jarige Z-score 2,82 1,16 0,69 0,16 0,23 * De stijging van het aantal actieve deelnemers ten opzichte van het dalende aantal aangesloten werkgevers wordt veroorzaakt door een relatief grote stijging van het aantal parttimers. Volledigheidshalve dient nog opgemerkt te worden dat onder actieve deelnemers ook de gedeeltelijk arbeidsongeschikte deelnemers vallen. ** De beleidsdekkingsgraad betreft de verhouding tussen het eigen vermogen, exclusief de bestemmingsreserve technisch resultaat, ten opzichte van de voorziening pensioenverplichtingen op marktwaarde. Deze dekkingsgraad geeft volgens het bestuur een beter beeld van de financiële positie gezien het feit dat de bestemmingsreserve technisch resultaat aan het eind van de overeenkomst voor een groot deel benut zal worden ter financiering van de zogenaamde sterftetafelgarantie. *** Vanaf boekjaar 2007 betreft dit de kostendekkende premie, zoals nader toegelicht in hoofdstuk 4.2.1. Voor boekjaar 2005 en 2006 betreft dit de actuariële premie inclusief alle kostenopslagen; voor boekjaar 2004 betreft dit de door de verzekeraar in rekening gebrachte actuariële premie. ^ Voor wat betreft de performance van de portefeuille over 2005 dient te worden vermeld dat hierbij rekening is gehouden met de transitiekosten in verband met de overgang van de beleggingsportefeuille naar het SAF 80/20, hierna te noemen MIX-fondsen. Pagina 9 van 81

Pagina 10 van 81

3. Profiel 3.1. Doelstelling De heeft ten doel, overeenkomstig de bepalingen van de statuten en het op grond daarvan van kracht zijnde fondsreglement, de deelnemers en gewezen deelnemers, alsmede hun (huwelijks)partner en kinderen, te beschermen tegen de geldelijke gevolgen van ouderdom, arbeidsongeschiktheid en overlijden. Het pensioenfonds is statutair gevestigd in Amsterdam. 3.2. Organisatie 3.2.1. Organogram Deelnemersraad Verantwoordingsorgaan Dagelijks Bestuur Visitatiecommissie Bestuur van het pensioenfonds Gedelegeerd secretaris Controlerend Accountant (Ernst & Young Accountants LLP) Adviserend actuaris *2) (Watson Wyatt) Waarmerkend Actuaris *1) (Ernst & Young Actuarissen) Manager Pensioenfondsen en Bestuursondersteuning (AEGON) Administratie (AEGON): - pensioenadministratie - uitkeringsadministratie - financiële administratie Herverzekering (AEGON) Vermogensbeheer (AEGON) 1*) De waarmerkend actuaris is ingeschakeld om jaarlijks de juistheid van de in het depotverslag vermelde Technische voorziening te controleren en een actuariële verklaring bij het depotverslag af te geven. Tevens dient de waarmerkend actuaris vanaf boekjaar 2007 ook de jaarrekening van een actuariële verklaring te voorzien. 2*) Verder laat het bestuur zich in voorkomende gevallen door de adviserend actuaris van Watson Wyatt bijstaan. Pagina 11 van 81

3.2.2. Verdeling taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden Bestuur Het bestuur voert het beheer van het pensioenfonds en voert de in het reglement vastgelegde pensioenregeling uit. Tevens heeft het bestuur de verantwoordelijkheid tot het doen van pensioenuitkeringen aan de gepensioneerde deelnemers en nabestaanden van (gewezen) deelnemers. Het bestuur heeft deze taak - onder behoud van zijn verantwoordelijkheid - gedelegeerd aan de herverzekeraar. Het algemeen strategisch beleid wordt vastgesteld door het volledige bestuur, bijgestaan door de gedelegeerd secretaris en eventuele additionele adviseur(s). Het dagelijks bestuur bestaande uit de voorzitter en de secretaris in samenspraak met de gedelegeerd secretaris heeft als taken: het voorbereiden van de agenda voor de bestuursvergaderingen; het bewaken van de voortgang van de uitvoering van de in het reglement vastgelegde pensioenregeling; andere door het bestuur aan het dagelijks bestuur opgedragen taken. De werkzaamheden van de gedelegeerd secretaris zijn vastgelegd in een managementovereenkomst. Deelnemersraad, verantwoordingsorgaan en visitatiecommissie Naast het bestuur, kent het pensioenfonds een deelnemersraad. De deelnemersraad adviseert het bestuur desgevraagd of uit eigen beweging over aangelegenheden die het fonds betreffen, maar in ieder geval over elk voorgenomen besluit van het bestuur tot een aantal vastgelegde zaken. Het pensioenfonds heeft sinds 2007 ook een verantwoordingsorgaan. Deze bestaat voor wat betreft de leden namens de geledingen actieve deelnemers en gepensioneerden uit een personele unie met de deelnemersraad. Het verantwoordingsorgaan is bevoegd jaarlijks een algemeen oordeel te geven over; het handelen van het bestuur aan de hand van het jaarverslag; de jaarrekening en andere relevante informatie, waaronder indien van toepassing de bevindingen van de visitatiecommissie; beleidskeuzes van het bestuur die op de toekomst betrekking hebben, en het door het bestuur uitgevoerde beleid in het afgelopen kalenderjaar. Ten aanzien van het intern toezicht geldt dat het bestuur heeft gekozen voor een visitatiecommissie. De visitatiecommissie beziet het functioneren van de stichting en het bestuur kritisch. De leden van de visitatiecommissie worden aangesteld voor de betreffende visitatieronde die voor de eerste maal uiterlijk eind 2009 zal starten. De werking van het verantwoordingsorgaan en de visitatiecommissie komt uitgebreid aan de orde in de hoofdstukken 3.3.3 en 3.3.4. 3.2.3. Personalia De samenstelling van de belangrijkste organen binnen het pensioenfonds is als volgt: Samenstelling bestuur Het bestuur was per 31 december 2008 als volgt samengesteld: Vertegenwoordigers namens de werkgevers: De heer H.J.A. Brak (*) - einddatum zittingstermijn 01-01-2010; - benoemd door de Vereniging Herwinning Textiel (VHT); - werkgever Handelsonderneming Brak B.V.; De heer H.M. Kleiweg de Zwaan - einddatum zittingstermijn 01-01-2009; - benoemd door de Federatie Nederlandse Oud Papier Industrie (FNOI); - voormalig werkgever oud papier concern; Pagina 12 van 81

De heer G.J. Schoenmaker - einddatum zittingstermijn 01-01-2011; - benoemd door de FNOI; - voormalig werkgever oud papier concern. Plaatsvervangende vertegenwoordigers namens de werkgevers: De heer R. van Baaren - einddatum zittingstermijn 01-01-2009; - benoemd door de VHT; - werkgever Humana Nederland B.V.; De heer J. Cats - einddatum zittingstermijn 01-01-2011; - benoemd door de FNOI; - werkgever Huhtamaki Paper Recycling B.V. Vertegenwoordigers namens de werknemers: De heer A. Steijaert - einddatum zittingstermijn 01-01-2009; - benoemd door FNV Bondgenoten; - voormalig bestuurder namens FNV Bondgenoten; De heer J.G.A. van den Brink(*) - einddatum zittingstermijn 01-01-2010; - benoemd door FNV Bondgenoten; - voormalig bestuurder namens FNV Bondgenoten; - pensioenadviseur; De heer J. Loosman(**) - einddatum zittingstermijn 01-01-2011; - benoemd door CNV BedrijvenBond; - bestuurder namens CNV BedrijvenBond. Plaatsvervangende vertegenwoordigers namens de werknemers: 2 vacatures (*) De voorzitter en secretaris wisselen jaarlijks. In even jaren is het werknemersbestuurslid voorzitter en het werkgeversbestuurslid secretaris. In oneven jaren is het werkgeversbestuurslid voorzitter en het werknemersbestuurslid secretaris. (**) De heer Van der Wal is per de vergadering van 2 april 2008 in zijn functie opgevolgd door de heer Loosman. De einddatum van de zittingstermijn is ongewijzigd gebleven. Gedelegeerd secretaris is de heer H.J. Koning van Lejeune Association Management te Den Haag. Het dagelijks bestuur is in handen van de heren Brak en Van den Brink in samenspraak met de heer Koning. Het bestuur kent geen aparte commissies. Samenstelling deelnemersraad, verantwoordingsorgaan en visitatiecommissie UDeelnemersraad De heer H.C. Dudok - einddatum zittingstermijn 01-01-2011; - namens de geleding gepensioneerden; - benoemd door CSO; De heer G. de Jong - einddatum zittingstermijn 01-01-2011; - namens de geleding gepensioneerden; - benoemd door FNV Bondgenoten; Pagina 13 van 81

De heer P.W. van der Meer - einddatum zittingstermijn 01-01-2011; - namens de geleding actieve deelnemers; - benoemd door CNV BedrijvenBond; 4 vacatures UVerantwoordingsorgaan De heer H.C. Dudok - namens de geleding gepensioneerden; De heer G. de Jong - namens de geleding gepensioneerden; De heer P.W. van der Meer - namens de geleding actieve deelnemers; De heer W. Smaal namens de geleding werkgevers; 1 vacature namens de werkgevers en 1 vacature namens actieve deelnemers. Wanneer het verantwoordingsorgaan volledig is geïnstalleerd, zal een rooster van aftreden worden opgesteld. Gezien de personele unie met de deelnemersraad voor de thans in het verantwoordingsorgaan zittende leden, wordt het rooster van aftreden van de deelnemersraad gevolgd. Compliance officer Er is besloten dat de secretaris jaarlijks als compliance officer optreedt en rapporteert aan de voorzitter. Voor 2009 zal dit betekenen dat de heer Van den Brink compliance officer is. Wijzigingen In 2008 is de heer Van der Wal tussentijds opgevolgd door de heer Loosman als bestuurslid namens CNV BedrijvenBond. De leden van de deelnemersraad zijn alle drie per 1 januari 2008 voor een nieuwe zittingsperiode herbenoemd. Voor de bestuursleden de heren Kleiweg de Zwaan en Steijaert en plaatsvervangend bestuurslid de heer Van Baaren loopt voor de herbenoeming per 1 januari 2009 een herbenoemingstraject. 3.2.4. Betrokken externe partijen Uitbesteding Het bestuur heeft de pensioenadministratie, de beleggingsadministratie en de belegging van het vermogen van het pensioenfonds uitbesteed aan AEGON Levensverzekering N.V. te Den Haag die tevens als herverzekeraar optreedt. De condities van de uitbesteding zijn vastgelegd in de met de verzekeraar gesloten uitbestedingsovereenkomst (voorheen genaamd: herverzekeringsovereenkomst) met inbegrip van de bijbehorende Service Level Agreement. Het bestuur dient nauwgezet toezicht te houden op de uitbestede werkzaamheden. In het verlengde hiervan is het bestuur verantwoordelijk voor het uitvoeren van controlemaatregelen gericht op de juiste en volledige registratie van de gegevens van het pensioenfonds. De betreffende controlemaatregelen zijn gericht op de volgende controlegebieden: - integriteit en deskundigheid van bestuur en deelnemersraad; - administratie; - juistheid van de door de werkgevers aangeleverde gegevens; - vermogensbeheer. Aangezien de administratie en het vermogensbeheer volledig zijn uitbesteed, het secretariaat wordt gevoerd door de gedelegeerd secretaris en het pensioenfonds geen personeel in dienst heeft, heeft het pensioenfonds zelf geen administratieve organisatie opgezet. Het pensioenfonds maakt hiervoor dan ook gebruik van de administratieve organisatie van AEGON. Pagina 14 van 81

Accountant De accountant van het pensioenfonds is Ernst & Young Accountants LLP te Den Haag. Waarmerkend Actuaris De waarmerkend actuaris van het pensioenfonds is Ernst & Young Actuarissen B.V. te Amsterdam. Vermogensbeheerder(s) De vermogensbeheerder is AEGON Investment Management B.V., te Den Haag. Administrateur/herverzekeraar De administrateur en tevens herverzekeraar is AEGON Levensverzekering N.V., te Den Haag. 3.3. Pension Fund Governance Het bestuur van het pensioenfonds streeft als eindverantwoordelijke uitvoerder van de pensioenregeling naar een optimale kwaliteit, zorgvuldigheid en openheid met betrekking tot die uitvoering. Het bestuur heeft dan ook de PFG-principes, die de Stichting van de Arbeid in 2005 heeft vastgesteld en thans zijn opgenomen in de Pensioenwet (PW), geïncorpereerd in de organisatie van het pensioenfonds. Hieronder volgt een beschrijving van hoe het bestuur invulling heeft gegeven aan de diverse principes. 3.3.1. Transparantie, communicatie en openheid Het bestuur geeft inzicht in de besluitvormingsprocedures. Geldige besluiten kunnen door het bestuur genomen worden in vergaderingen waarin ten minste de helft van het aantal bestuursleden aanwezig is. Bovendien dient er ten minste één werkgeversbestuurslid en één werknemersbestuurslid aanwezig te zijn. Het bestuur publiceert jaarlijks een jaarverslag dat voldoet aan de eisen die het Burgerlijk Wetboek en de Raad voor de Jaarverslaggeving daaraan stellen. Het jaarverslag wordt tevens gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel waar het pensioenfonds ingeschreven staat. Geïnteresseerden kunnen de statuten en het fondsreglement van het pensioenfonds bij het administrateur van het fonds opvragen. Gezien de onzekere richting van de toekomst van het pensioenfonds, heeft het bestuur besloten vooralsnog geen communicatiebeleidsplan op te stellen. 3.3.2. Bestuur Integere bedrijfsvoering Het beleid van het bestuur van het fonds is gericht op een integere bedrijfsvoering. Deze verantwoordelijkheid is vastgelegd in artikel 143 van de PW. Dit houdt onder meer in: een adequate administratieve organisatie en interne controle (AO/IC) en risicobeheersing; een analyse en beheersing van integriteitsrisico s; het voorkomen van belangenverstrengeling; een duurzame beheersing van (financiële) risico s. Deze zaken zijn onder meer uitgebreid vastgelegd in de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN), de gedragscode van het fonds en in het jaarverslag (waarbij verwezen wordt naar hoofdstuk 9). Functioneren van het bestuur Het bestuur evalueert (jaarlijks) zijn functioneren zowel collectief als individueel aan de hand van een daartoe vast te stellen model. Pagina 15 van 81

3.3.3. Deelnemersraad Het fonds heeft een deelnemersraad. De deelnemersraad adviseert het bestuur desgevraagd of uit eigen beweging over aangelegenheden die het fonds betreffen, maar in ieder geval over elk voorgenomen besluit van het bestuur tot een aantal vastgelegde zaken. De deelnemersraad bestaat in beginsel uit 7 raadsleden, verdeeld over de geleding actieve deelnemers en de geleding pensioengerechtigden. In de deelnemersraad zijn de actieve deelnemers en de pensioengerechtigden op basis van onderlinge getalverhoudingen naar evenredigheid vertegenwoordigd. Rekeninghoudend met deze evenredigheid stelt het bestuur het aantal zetels vast. De geleding deelnemers heeft 5 raadsleden en de geleding pensioengerechtigden heeft 2 raadsleden in de deelnemersraad. Er zijn 4 vacatures in de deelnemersraad. 3.3.4. Verantwoordingsorgaan Het fonds heeft een verantwoordingsorgaan ingesteld waaraan het bestuur (ten minste één keer per jaar) verantwoording aflegt over het gevoerde beleid. In dit verantwoordingsorgaan zijn actieve deelnemers, gepensioneerden en de aangesloten werkgevers evenredig vertegenwoordigd. In het jaarverslag wordt het oordeel van het verantwoordingsorgaan weergegeven alsmede de reactie van het bestuur van het fonds hierop (waarbij verwezen wordt naar hoofdstuk 8). Om redenen van het beheersbaar houden van het bestuursproces, heeft het bestuur besloten om de bemensing van het verantwoordingsorgaan en de deelnemersraad te laten bestaan uit een personele unie (voor wat de betreft de vertegenwoordiging namens de actieve deelnemers en de gepensioneerden). Op die wijze kan overleg worden gecombineerd waar het overlap in taken tussen verantwoordingsorgaan en deelnemersraad betreft. Formeel gezien zullen die taken overigens gescheiden worden gehouden. Het reglement van het verantwoordingsorgaan en de hierop gewijzigde fondsstatuten zijn per 1 januari 2008 van kracht geworden en hiermee is het verantwoordingsorgaan per die datum formeel geïnstalleerd. Er zijn op dit moment 2 vacatures in het verantwoordingsorgaan. 3.3.5. Intern toezicht Het interne toezicht heeft betrekking op het kritisch bezien van het functioneren van het bestuur van het pensioenfonds door deskundigen. Het bestuur heeft voor de inrichting van het interne toezicht gekozen voor een visitatiecommissie. Deze commissie bestaat uit drie onafhankelijke leden die door het bestuur worden benoemd. Minimaal eens in de drie jaar beziet de commissie het functioneren van het fonds en het bestuur kritisch. De bevindingen van de visitatiecommissie worden opgenomen in het jaarverslag van het fonds. 3.3.6. Deskundigheidsbevordering Ieder bestuur moet, om inzicht te krijgen in het deskundigheidsniveau van de individuele bestuursleden en te bepalen welk bestuurslid op een bepaald gebied nog opleiding nodig heeft, beschikken over een deskundigheidsplan. Het bestuur van het fonds beschikt reeds enige jaren over een deskundigheidsplan. In dit deskundigheidsplan is per bestuurslid aangegeven in welke mate de deskundigheid aanwezig is en of op een bepaald terrein vergroting van de deskundigheid noodzakelijk is. Met het wettelijk incorporeren van de principes voor goed pensioenfondsbestuur is deskundigheidsbevordering meer dan voorheen een dynamisch onderwerp geworden. Het bestuur dient namelijk zelf te bepalen hoe het het benodigde deskundigheidsniveau gaat bereiken. Concreet dient er daarom een opleidingstraject in het deskundigheidsplan te worden opgenomen. Het deskundigheidsplan dient jaarlijks aangepast te worden en voor wat de periodieke evaluatie betreft objectieve criteria te bevatten. Pagina 16 van 81

Het bestuur heeft in 2007 een zogenaamde nul-meting uitgevoerd om te bepalen wat het kennisniveau binnen het bestuur is en vanuit die gegevens is een opleidingsplan ontwikkeld dat in het deskundigheidsplan is opgenomen. 3.3.7. Vergoedingsregeling De bestuursleden ontvangen vacatiegeld voor het deelnemen aan bestuursvergaderingen en aan andere bijeenkomsten waar hun aanwezigheid gewenst is. Reis- en verblijfskosten door de bestuursleden in de uitoefening van hun functie gemaakt, worden vergoed. Ook de leden van de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan ontvangen vacatiegeld voor het deelnemen aan bestuurs-/deelnemersraadvergaderingen. Ten aanzien van de hoogte van de vergoedingen geldt dat de zogenaamde SER-vergoedingen worden gevolgd. 3.3.8. Klachten- en geschillenprocedure Het fonds heeft een klachten- en geschillenregeling opgesteld. Klachten kunnen worden ingediend bij de administrateur van het fonds en geschillen kunnen worden ingediend bij het bestuur van het fonds. Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen klachten en geschillen. Klachten gaan over het gedrag van mensen (bestuur of uitvoering), die belast zijn met de uitvoering van de pensioenregeling. De wijze van bejegening geeft onvrede en daarover wordt geklaagd. Geschillen gaan over de interpretatie van regelingen en afspraken. Men is het niet eens met een besluit van het bestuur en wil een ander besluit genomen hebben. In het betreffende reglement is zowel een klachtenregeling als een geschillenregeling opgenomen. De klachten- en geschillenregeling is afgeleid van de klachten- en geschillenregeling die de Vereniging voor Bedrijfstakpensioenfondsen heeft gepubliceerd. Pagina 17 van 81

Pagina 18 van 81

4. Vermogenspositie en beleid Alle bedragen in dit verslag luiden in hele euro s, tenzij anders aangegeven. 4.1. Financiële positie De financiële positie van het pensioenfonds komt tot uitdrukking in de zogeheten dekkingsgraad, die de verhouding aangeeft tussen het pensioenvermogen en de technische voorzieningen. Het pensioenvermogen is daarbij de som van de technische voorzieningen en het vermogen van het pensioenfonds. Tot en met het boekjaar 2006 werd bij deze berekening een rekenrente van 4% gehanteerd voor de vaststelling van de Technische voorziening (TV). Overeenkomstig het FTK dienen de pensioenverplichtingen thans te worden berekend op marktwaarde. De dekkingsgraad bedraagt per ultimo 2008 110,8% (2007: 112,7%) op basis van de verhouding eigen vermogen + voorziening pensioenverplichtingen versus voorziening pensioenverplichtingen. De zogenaamde beleidsdekkingsgraad bedraagt per ultimo 2008 108,2% (2007: 110,1%) en betreft de verhouding tussen het eigen vermogen, exclusief de bestemmingsreserve technisch resultaat, en de voorziening pensioenverplichtingen ten opzichte van de voorziening pensioenverplichtingen. Het bestuur is van mening dat de dekkingsgraad zonder meeweging van de bestemmingsreserve technisch resultaat een reëler beeld geeft van de financiële positie van het fonds. 4.2. Beleid Omdat het solvabiliteitsrisico volledig is afgedekt kent het fonds geen (Minimaal) Vereist Eigen Vermogen. Zie hiervoor ook hoofdstuk 14. Om het streven naar een solide financiële positie meer inhoud te geven, heeft het bestuur een helder premieen indexatiebeleid geformuleerd. Dit beleid staat omschreven in de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN). 4.2.1. Hoogte kostendekkende premie Door het pensioenfonds is de kostendekkende premie vastgesteld als het totaal van de kosten van de jaarlijkse pensioeninkoop (op grondslagen van de herverzekeringsovereenkomst inclusief garantiekosten) vermeerderd met de pensioenuitvoeringskosten. Volgens de Pensioenwet dienen de kosten van pensioeninkoop als onderdeel van de kostendekkende premie te worden vastgesteld op basis van dezelfde grondslagen als waarmee de marktwaarde van de voorziening pensioenverplichtingen wordt vastgesteld. De doorsneepremie van het pensioenfonds is voldoende om deze kosten te financieren. De hoogte van de kostendekkende premie bedraagt voor 2008 1.854.881 (2007: 1.980.807). 4.2.2. Feitelijke premie De financiering van de krachtens het fondsreglement vast te stellen pensioenaanspraken geschiedt door betaling van een doorsneepremie. Deze premie wordt elk jaar door het bestuur vastgesteld. De doorsneepremie is onafhankelijk van de leeftijd en het geslacht van de deelnemer. De deelnemers zijn geen bijdrage in de kosten verschuldigd. Er geldt geen bijstortingsverplichting voor de werkgever. Voor 2008 is de doorsneepremie vastgesteld op 1.148,23 (2007: 1.123,08) per deelnemer per jaar. Het totaal van de ontvangen bijdragen (feitelijke premie) gedurende het boekjaar bedraagt 2.050.062 (2007: 2.189.616). 4.2.3. Ontwikkeling premiestelling Het bestuur ziet geen reden om aan te nemen dat de premiestelling voor de huidige pensioenregeling in de toekomst significant zal wijzigen. Pagina 19 van 81

Van belang hierbij is natuurlijk wel dat de inhoud van de pensioenregeling ter discussie staat. De regeling is volgens het bestuur niet marktconform en zal ook bij een fusie met een ander pensioenfonds moeten worden aangepast. Aanpassing van de regeling zal dan ook aanpassing van de premiestelling betekenen. Echter, daar nog geen zicht is op de inhoud van de mogelijke herziening van de regeling kan ook geen voorspelling ten aanzien van de ontwikkeling van de premiestelling gedaan worden. Voor meer informatie ten aanzien van de toekomst van het pensioenfonds wordt verwezen naar hoofdstuk 7.1. 4.2.4. Toeslagen Voorwaardelijkheid De jaarlijkse verhoging van de pensioenen van de actieve en gewezen deelnemers alsmede de ingegane pensioenen zijn afhankelijk van de jaarlijkse resultaten van het pensioenfonds. De verhoging van de pensioenen is daarmee voorwaardelijk en er bestaat geen recht op. Het is niet zeker of en in hoeverre in de toekomst de pensioenen zullen worden verhoogd. Om de doelstelling van een geïndexeerde pensioenregeling waar te kunnen maken dient het totale vermogen van het pensioenfonds tenminste gelijk te zijn aan de technische voorziening berekend met een reële rekenrente. Het bestuur hanteert hierbij een reële rekenrente van 2,5%. Er zal pas ruimte voor enige indexatie zijn wanneer de op deze reële rekenrente gebaseerde - minimaal vereiste dekkingsgraad is bereikt. Streefniveau Het pensioenfonds streeft er naar de pensioenrechten en pensioenaanspraken jaarlijks aan te passen aan de procentuele stijging van het loonindexcijfer, zoals vastgesteld door het CBS over de periode september tot september. Op basis van de in het voorjaar 2008 uitgevoerde SZW-toets is gebleken dat een cumulatief gemiddelde toeslag van ongeveer 70% van het streefniveau op de lange termijn realistisch is. Op basis van deze toets, die is uitgevoerd op basis van voorschriften van de toezichthouder, mag daarom verwacht worden dat, op de lange termijn, meer dan de helft van de hierboven beschreven maximale toeslagen kunnen worden verleend. Het bestuur realiseert zich dat de bij deze toets gehanteerde uitgangspunten inmiddels ter discussie kunnen worden gesteld. Het bestuur van het pensioenfonds zal in 2009 besluiten of een continuïteitsanalyse op recente uitgangspunten uitgevoerd gaat worden. Bestuursbesluit Omdat voormelde regels worden gehanteerd op basis van een momentopname kunnen ze niet meer zijn dan de uitgangspunten die door het bestuur worden gehanteerd. Het besluit van het bestuur over de verhoging van de opgebouwde pensioenaanspraken zal dan ook in principe volgens vorenvermelde methode plaatsvinden. Het bestuur zal zich echter het recht voorbehouden om hiervan af te wijken als de omstandigheden dit rechtvaardigen. Dit zou aan de orde kunnen zijn als het behaalde rendement in het voorgaande verslagjaar en de verwachtingen voor het rendement in het lopende verslagjaar afwijken van wat in de meerjaren prognose als verwachtingen was aangenomen. Belangrijk uitgangspunt om van de rekenregels af te wijken moet de uitlegbaarheid zijn. Dus kan het bestuur alle betrokkenen uitleggen waarom wordt afgeweken. Het bestuur houdt zich het recht voor om het toeslagbeleid aan te passen. Toekomstige wijzigingen zijn verbindend voor alle deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. Het bestuur heeft overeenkomstig bovengenoemd beleid in overleg met de actuaris besloten tot het per 1 januari 2008 achterwege laten van het verlenen van een toeslag op: de reeds opgebouwde pensioenrechten van de actieve deelnemers; de ingegane pensioenen; de slapersrechten. Pagina 20 van 81

Het bestuur heeft besloten om het besluit om het niet verlenen van toeslagen eveneens per 1 januari 2009 te laten gelden. De financiële positie is niet solide genoeg om uitvoering te geven aan het indexatiestreven. 4.2.5. Beleggingsbeleid De beleggingsportefeuille van het pensioenfonds is ondergebracht in het Strategic Allocation Fund 80/20 long duration. Dit is een mixfonds met 80% gediversifieerde vastrentende waarden met een duration van 15 jaar en 20% gediversifieerde zakelijke waarden. Het mixfonds belegt in een gediversifieerde portefeuille van vastrentende waarden (hypotheken, staats- en bedrijfsobligaties, Emerging Market Debt Fund en Asset Backed Securities) en zakelijke waarden (aandelen, vastgoed, grondstoffen, high yield, hedge funds en private equity). Het mixfonds heeft een zo optimaal mogelijke strategische allocatie gemeten naar risico (ten opzichte van de verplichtingen) en rendement. Het beleggingsproces is gericht op waardetoevoeging door middel van een actief beleid over en binnen de beleggingscategorieën, landen, sectoren, individuele bedrijven en door het innemen van duration- en yieldcurve posities bij obligaties. (Voor een nadere beschouwing van het beleggingsbeleid en de invloed hiervan op de financiële positie van het pensioenfonds wordt verwezen naar hoofdstuk 5). 4.3. Technische winstdeling Het pensioenfonds ontvangt technische winstdeling op de grondslagen sterfte, arbeidsongeschiktheid (premievrijstelling) en op de resultaten op mutaties. Het technisch resultaat wordt jaarlijks bepaald. De winstdelingsperiode van de uitbestedingsovereenkomst loopt tot de einddatum van de uitbestedingsovereenkomst (waarbij verwezen wordt naar hoofdstuk 4.5). Hierbij geldt volgens de overeenkomst dat de opgerente positieve en negatieve resultaten indien het saldo positief is op 31 december 2008 voor 70% aan het pensioenfonds worden uitgekeerd. Indien het saldo negatief is, komt dit ten laste van de herverzekeraar. Gezien het feit dat het bestuur wegens fondsspecifieke omstandigheden (waarbij verwezen wordt naar hoofdstuk 7.1) heeft gekozen voor een eenjarige verlenging van de uitbestedingsovereenkomst op nagenoeg ongewijzigde condities 1, is besloten om ook de winstdelingsperiode met een jaar te verlengen. Er zal derhalve pas ultimo 2009 deling van het resultaat plaatsvinden. Het technisch resultaat over de periode 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008 bedraagt 471.754 (2007: 304.031). Dit is, conform de overeenkomst, op een afzonderlijke depotrekening gereserveerd. De ontwikkeling van het technische resultaat (100%), inclusief interest, is als volgt: Verslagjaar Resultaat Oprenting vanaf Intrest Opgerent resultaat 2004 339.781 1 januari 2005 3,59 391.265 2005 422.027 1 januari 2006 3,22 464.122 2006 541.470 1 januari 2007 3,74 582.729 2007 304.031 1 januari 2008 4,27 317.013 2008 471.754 1 januari 2009 3,93 471.754 2.226.883 1 De premie voor de rentegarantie over het jaar 2009 wordt gelijk gehouden aan die van het tot 31 december 2008 lopende contract onder de toevoeging dat indien het garantiecontract ná 31 december 2009 wordt voortgezet de nieuwe rentegarantieprijs geldt over de toevoeging aan de voorziening over 2009. Dit in het geval het contract premievrij bij AEGON wordt achtergelaten of het contract bij AEGON wordt verlengd. Pagina 21 van 81

De huidige winstdelingsperiode is gestart op 1 januari 2004 en loopt (met inachtneming van de éénjarige verlenging van de overeenkomst) tot 1 januari 2010. Indien het saldo van de opgerente resultaten aan het eind van deze periode positief is, ontvangt het fonds 70% van dit saldo; een eventueel negatief saldo komt voor rekening van de verzekeraar. Het fonds houdt bij de bepaling van het boekjaar reeds rekening met haar aandeel van 70% in het technisch resultaat in enig jaar (voor zover het gecumuleerde totaal hiervan positief is). Het aandeel van het fonds aan het eind van het boekjaar bedraagt 1.558.818 en is binnen het eigen vermogen verantwoord als bestemmingsreserve technisch resultaat; de niet-opeisbare vordering op de herverzekeraar voor hetzelfde bedrag is opgenomen onder de post herverzekeringsdeel technische voorzieningen. 4.4. Resultaat van het fonds Het totaal resultaat over het boekjaar bedraagt 728.812 (vorig jaar 890.954). Voor het verkrijgen van inzicht in de verschillende verlies- en winstbronnen die tot dit resultaat hebben geleid is een actuariële analyse gemaakt. Het resultaat van deze analyse is in het onderstaande overzicht vermeld: (Bedragen in euro) Premiebijdragen werkgevers en werknemers 1.736.304 1.881.007 Kosten pensioenopbouw garantiecontract (1.541.133) (1.672.198) Mutatie overige technische voorzieningen 0 86.000 Resultaat op premies 195.171 294.809 Pensioenuitvoeringskosten (313.758) (308.609) Bijdrage kosten (vanuit premiebijdragen) 313.758 308.609 Resultaat op kosten 0 0 Ontvangen en betaalde intrest 121.639 118.033 Resultaat op intrest 121.639 118.033 Uitkeringen hoofd (1.234.283) (1.177.907) Afkopen aan werknemers (343.789) (326.147) Uitkeringen herverzekering - garantiecontract 1.234.283 1.177.907 Afkopen klein pensioen garantiecontract 343.789 326.147 Resultaat op uitkeringen 0 0 Binnenkomende waardeoverdrachten 12.777 116.278 Koopsommen waardeoverdrachten (13.985) (121.967) Uitgaande waardeoverdrachten (78.337) (72.544) Afkopen waardeoverdrachten 86.159 72.364 Resultaat op waardeoverdrachten 6.614 (5.869) Uitkering overrente (7.060) 203.002 Aandeel in technisch resultaat 373.648 245.979 Overige baten 38.800 35.000 Overige resultaten 405.388 483.981 Resultaat boekjaar 728.812 890.954 De daling van het resultaat op premies wordt onder meer veroorzaakt door de afboeking van de openstaande rekening-courantsaldi van een tweetal failliete werkgevers. Daarnaast is in 2008 sprake geweest van een intensivering op de controle van de door de werkgever ingediende verzamelloonlijsten, hetgeen heeft geleid tot een aantal correcties over het verleden. Pagina 22 van 81

4.5. Herverzekering De uitbestedingsovereenkomst met de herverzekeraar betreft een zogeheten garantiecontract. De overeenkomst eindigt per 31 december 2008 en is voor één jaar nagenoeg ongewijzigd verlengd. Het pensioenfonds ontvangt technische winstdeling op de grondslagen sterfte, arbeidsongeschiktheid (premievrijstelling) en op de resultaten op mutaties. Het technisch resultaat wordt jaarlijks bepaald (zie hoofdstuk 4.3). De herverzekeraar heeft de tegenover de pensioenverplichtingen aangehouden beleggingen ondergebracht in een gesepareerd beleggingsdepot. Het pensioenfonds ontvangt jaarlijks de positieve overrente die met dit gesepareerde beleggingsdepot wordt gerealiseerd. Indien in enig jaar de overrente negatief is, zal deze verrekend worden met toekomstige positieve overrentes. Het garantiecontract bevat een zogenaamde sterfetafelgarantie. Door deze sterftetafelgarantie zullen er per 1 januari 2009 geen nieuwe reserveverschillen ontstaan bij de omrekening van de GBM/GBV-sterftetafel 1995-2000 naar de GBM/GBV-sterftetafel 2000-2005 met dezelfde leeftijdscorrecties. Echter, gezien de éénjarige verlenging van de overeenkomst zal de omrekening naar de GBM/GBV-sterftetafel 2000-2005 pas per 1 januari 2010 plaatsvinden. Waardering volledig herverzekerde contracten binnen het FTK Binnen de kaders van het FTK wordt de uitbestedingsovereenkomst van het pensioenfonds gezien als volledige herverzekering, omdat: de herverzekeraar na premievrije voortzetting van de overeenkomst geen betaling van eerder genoemde garantiekosten zal vragen, maar deze zal verrekenen met de gegenereerde overrente; èn indien in enig jaar de overrente niet voldoende is om daaruit de kosten geheel te financieren, het niet verrekende deel van de kosten doorgeschoven zal worden naar volgende jaren ter verrekening met toekomstige overrente. Pagina 23 van 81

Pagina 24 van 81

5. Beleggingen 5.1. Beleggingsbeleid De algemene doelstelling is een zo goed mogelijk rendement behalen binnen de randvoorwaarden van een aanvaardbaar risico. Ten einde de beoogde pensioenuitkeringen op korte en lange termijn veilig te stellen, wenst het bestuur de toevertrouwde middelen op een verantwoorde en solide wijze te beleggen. Hoewel het rendement op de portefeuille een hoge prioriteit heeft, staan een defensief karakter van het beleggingsbeleid en een voorzichtige afweging van risico en rendement voorop. Het pensioenfonds voert in overleg met de vermogensbeheerder een actieve beleggingsstijl. Dit wil zeggen dat zal worden getracht op basis van marktvisie een hoger rendement te behalen dan de gekozen benchmark. Dit alles binnen de randvoorwaarden van een aanvaardbaar risico. Het bestuur van het pensioenfonds is verantwoordelijk voor het strategische beleggingsbeleid. Hieronder wordt verstaan de vaststelling van het doel en de stijl van het beleggingsbeleid, de strategische allocatie en bandbreedtes en de benchmarks. De strategische allocatie is de verdeling van het vermogen over beleggingscategorieën waarbij op langere termijn optimalisatie van het rendement wordt verwacht. Randvoorwaarde is dat de pensioenverplichtingen nagekomen kunnen worden en het risico aanvaardbaar is. Zoals reeds in hoofdstuk 4.2.5 is vermeld, is de beleggingsportefeuille van het pensioenfonds ondergebracht in het Strategic Allocation Fund 80/20 long duration. Dit is een mixfonds met 80% gediversifieerde vastrentende waarden met een duration van 15 jaar en 20% gediversifieerde zakelijke waarden. Het mixfonds heeft een optimale strategische allocatie gemeten naar risico (ten opzichte van de verplichtingen) en rendement. Het beleggingsproces is gericht op waardetoevoeging door middel van een actief beleid over en binnen de beleggingscategorieën, landen, sectoren, individuele bedrijven en door het innemen van duration- en yieldcurve posities bij obligaties. 5.2. Samenstelling en performance beleggingsportefeuille De samenstelling van de beleggingsportefeuille per ultimo 2008 is weergegeven in onderstaande tabel. Het belegd vermogen per ultimo 2008 bedraagt ongeveer 50 mln euro s. Mandaat (%) 31 december 2008 Portefeuille Minimum Strategisch Maximum Beleggingscategorie Marktwaarde (x 1.000) Tactisch (%) 95,0 100,0 105,0 MIX 50.232 99,6-5,0 0,0 5,0 Liquide middelen 196 0,4 100,0 Totaal 50.428 100,0 De portefeuille heeft op totaalniveau over 2008 een rendement van 2,95% behaald, na aftrek van de beheerfee en transitiekosten. Het rendement van de benchmark bedraagt 0,87%. Deze percentages zijn na aftrek van kosten en inclusief Long Duration Overlay. Voor kosten en zonder Long Duration Overlay zou de performance van de portefeuille 7,44% bedragen met een bijbehorend resultaat van de benchmark van 5,30%. Voor de werking van het Long Duration Overlay wordt verwezen naar hoofdstuk 5.3.2. Pagina 25 van 81

De verdeling naar de verschillende beleggingscategorieën binnen het Mixfonds en de rendementen per beleggingscategorie zijn weergegeven in onderstaande tabel. De rendementen in de tabel hebben betrekking op het gehele jaar 2008. Fonds* Weging in SAF (in%)** Rendement fonds (in%) Rendement benchmark (in %)* Tactische Asset Allocatie 1,0 63,39 11,14 Private Equity 1,9-29,87-38,78 Aandelen 4,6-40,03-38,78 Grondstoffen 1,7-49,03-44,59 Hedge Funds 3,7-13,60 7,89 Vastgoed 1,2-44,02-38,85 Asset Backed Securities 6,4-14,04-15,03 Emerging Market Debt 3,3-19,82-13,51 Staatsobligaties 16,7 11,76 11,14 Credits 25,4-10,07-3,76 Hypotheken 26,2 10,89 10,94 High Yield 1,6-27,38-26,46 Totaal excl LDO -7,39-5,30 Long Duration Overlay 6,2 527,41 Totaal incl LDO 3,34-0,87 * De performancecijfers van de verschillende fondsen wijken af van de behaalde rendementen in de portefeuille van het fonds. Dit wordt veroorzaakt door de instroom van nieuwe middelen en de onttrekkingen. ** Het in het overzicht weergegeven relatieve gewicht betreft de weging per ultimo december 2008. Daar de weging gedurende het jaar verandert, kan op basis van deze stand en de rendementen per beleggingscategorie geen totale gewogen performance worden nagerekend. 5.3. Toelichting beleggingsperformance De beleggingen van het fonds hebben een absoluut jaarrendement behaald van +2,95% na kosten. Dit is aanzienlijk hoger dan het benchmarkrendement, want de relatieve outperformance bedraagt in 2008 +3,82%. De hoogste positieve resultaten zijn behaald door het AEGON Long Duration Overlay en het AEGON Global TAA+ Fund. Daarnaast hebben zwaargewichten in het mandaat, namelijk het AEGON Euro AAA Bond Fund en het AEGON Hypotheken Fonds eveneens een positieve bijdrage gehad aan het totaal rendement. Andere zwaargewichten hebben geen bijdrage geleverd aan het totaal rendement, waaronder het AEGON European Credit Fund, het AEGON ABS Fund en de zakelijke waarden. 5.3.1. Ontwikkelingen 2008 Aandelen De aandelenmarkten werden in 2008 getroffen door de financiële crisis en de gevolgen daarvan voor de economische groei. Dit werd in januari al direct duidelijk toen de aandelenmarkten de slechtste start in jaren doormaakten. Daarna werd het economische en financiële nieuws snel slechter. Na de zomer werd duidelijk dat de economische problemen, die in Amerika begonnen waren, zich verder uitbreidden over de wereld. Bedrijven in de financiële sector en cyclische sectoren zagen hun winsten afnemen. Vooral de financials hadden het zwaar door de soms grote afschrijvingen op onder meer gestructureerde producten. De overige sectoren konden de winst nog enigszins vasthouden, maar werden wel minder positief over de toekomst. In het laatste kwartaal van het jaar nam de financiële crisis in hevigheid toe. Door hoge afschrijvingen verslechterden de balansposities van banken dusdanig dat er door de overheid ingegrepen moest worden. Wereldwijd daalden aandelenindices met 30% of meer. Hierdoor gaat 2008 de boeken in als één van de slechtste jaren voor aandelen. Pagina 26 van 81

Vastrentende waarden Het jaar voor staatsobligaties kende twee delen. In de eerste helft van het jaar waren er niet alleen zorgen over de economische groei, maar ook over de hoge inflatiecijfers. Grondstoffenprijzen (met name energieprijzen) bleven ondanks de gematigde groeivooruitzichten verder stijgen. Centrale banken hielden daarom de rente hoog om te voorkomen dat de inflatie te hard zou oplopen. De staatsobligatierente liet daarom in de eerste helft van het jaar nog een stijging zien. De kentering van deze trend volgde toen de olieprijs na de zomer hard daalde. Vanaf het derde kwartaal begon de economische groei ook in Europa zichtbaar af te nemen. Door de dalende grondstoffenprijzen nam de inflatiedruk snel af. In de tweede helft van het jaar daalde de rente van 4,75% naar ongeveer 3%. Deze sterke daling zorgde voor een hoog rendement op staatsobligaties. Bedrijfsobligaties De markt voor alle bedrijfsobligaties lag al in 2007 onder druk. Het jaar 2008 was niet anders. Door de snelle verslechtering van de economische vooruitzichten namen de kansen op faillissementen toe. Hierdoor daalden de prijzen van bedrijfsobligaties. Het rendement van zowel kredietwaardige bedrijfsobligaties (investment grade) als bedrijfsobligaties met een minder goede kredietwaardigheid (high yield) was historisch laag. Ook het rendement op obligaties van opkomende landen (emerging market debt) was erg laag als gevolg van de oplopende kredietvergoeding. Grondstoffen Grondstoffenmarkten hebben in 2008 wederom de aandacht getrokken. De meeste aandacht ging uit naar de energiesector. De olieprijs steeg aan het begin van het jaar fors verder en bereikte in juni een nieuw record van $ 147,27. De belangrijkste reden voor deze sterke stijging was de hoge vraag. Bij de overige grondstoffen was het beeld in de eerste helft van het jaar wat anders. De metaal- en edelmetaalprijzen daalden, terwijl de prijzen van de meeste agrarische grondstoffen stegen. In de tweede helft van het jaar gingen alle grondstoffenprijzen dezelfde kant op. De dalende economische groei zorgde voor een daling van de vraag naar alle grondstoffen. Hierdoor kwamen de prijzen onder druk te staan en werd het hoge rendement van deze beleggingen aan het begin van het jaar volledig tenietgedaan. Vastgoed Het negatieve rendement in 2007 zette door in 2008. De vastgoedmarkt had ook veel last van de kredietcrisis. Vastgoed is een markt waar relatief veel geleend wordt en de gestegen financieringskosten zette de financieringsstructuur van vastgoedbedrijven erg onder druk. Azië en Rusland werden hard afgestraft in het eerste gedeelte van het jaar. In het Verenigd Koninkrijk zijn de prijzen pas later in het jaar sterk gedaald doordat de effecten van de economische malaise toen zichtbaar werden. Door de grote invloed van de financiële sector heeft Engeland meer last van de kredietcrisis dan continentaal Europa. Private equity Private equity heeft een moeilijk jaar achter de rug. Naarmate de gevolgen van de kredietcrisis duidelijker werden, werd het klimaat voor private equity investeringen ook steeds slechter. Vanaf het begin van het jaar was de beschikbaarheid van vreemd vermogen voor het doen van overnames zeer beperkt. Geld lenen was duur en de gunstige voorwaarden die in de afgelopen jaren wel bedongen konden worden, waren niet meer beschikbaar. Eigenaren van ondernemingen waren door de gedaalde waarderingen minder geneigd hun onderneming te verkopen aan private equity fondsen. Private equity fondsen zagen zich genoodzaakt om hun belangen in bedrijven af te waarderen in overeenstemming met de sterk gedaalde prijzen van vergelijkbare beursgenoteerde ondernemingen. Ook de verkoop van ondernemingen door private equity fondsen kwam in de knel door gedaalde waarderingen en de afwezigheid van kopers. De sterke daling van de industriële productie in het laatste kwartaal van 2008 veroorzaakte een druk op de winstgevendheid van ondernemingen. Scherp gefinancierde private equity ondernemingen zullen zich daarom ook meer moeten richten op het op peil houden van de winstgevendheid. De verwachting is dat private equity rendementen sterk zullen afvlakken door de huidige ontwikkelingen. Hedge Funds 2008 was een bijzonder slecht jaar voor de financiële markten en ook voor hedge funds. De performance was teleurstellend, hedge funds verloren gemiddeld bijna 20%. Dit is meer dan in welk jaar ook in het verleden. Pagina 27 van 81

Het grootste deel van het verlies is geleden in de tweede helft van 2008. Deze periode werd gekenmerkt door een grote vlucht uit risicovolle beleggingen, zoals aandelen, naar veiligere alternatieven, zoals staatsobligaties. De omvang van het belegd vermogen van hedge funds slonk sterk als gevolg van de verliezen en grootschalige uittredingen van beleggers. Aan het einde van het jaar kwam aan het licht dat Bernard Madoff, een hedge fund manager in de VS, al jaren lang fraudeerde met geld van beleggers. Naar het zich nu laat aanzien is met deze fraude zo n USD 50 miljard van beleggers en financiers verloren gegaan. Het positieve nieuws is dat als gevolg van de kredietcrisis en koersdalingen de investeringsmogelijkheden zijn toegenomen. 5.3.2. Beleggingsbeleid Het beleggingsproces is gericht op risicoreductie door middel van spreiding over de verschillende beleggingscategorieën en op waardetoevoeging door middel van een actief beleid over en binnen beleggingscategorieën, landen, sectoren, individuele bedrijven en door het innemen van duration- en yieldcurve posities bij obligaties. Tactisch asset allocatiebeleid (TAA-beleid) Het tactische asset allocatiebeleid betreft het benutten van de bandbreedtes van de diverse beleggingscategorieën (over- dan wel onderwegen) om zo meer rendement te genereren. Het TAA-beleid heeft zeer goed jaar achter de rug met toegevoegde waarde op portefeuilleniveau van circa 60 basispunten. Durationbeleid Afhankelijk van de renteverwachtingen wordt ten aanzien van de duration (looptijd) actief beleid gevoerd. Zo wordt bij actief beleid een kortere of langere positie als de benchmark ingenomen. Yield curvebeleid De yield curve geeft het verband weer tussen een vastrentende belegging en de marktrente daarop. Hierop wordt actief beleid gevoerd. Gevolgen afdekken renterisico Om het renterisico in de beleggingsportefeuille grotendeels te reduceren, neemt het fonds deel in het zogenaamde Long Duration Overlay Fund. Het renterisico van de vastrentende waardenportefeuille wordt hiermee in overeenstemming gebracht met het renterisico van de verplichtingen van het fonds. Het Long Duration Overlay Fund heeft in 2008 in absolute zin veel waarde toegevoegd waarbij verwezen wordt naar het bijgevoegde resultaatsoverzicht in hoofdstuk 5.2. Het afdekken van het renterisico bewijst in tijden van een dalende rente zoals in 2008 zijn nut. Binnen staatsobligaties zijn 62 basispunten toegevoegd als gevolg van tactisch rentebeleid. Heroriëntatie Strategic Allocation Fund In 2008 heeft het bestuur onderzocht of een eventuele overgang van het Strategic Allocation Fund 80/20 - LDO (SAF 80/20) naar het Strategic Allocation Fun 65/35 LDO (SAF 65/35) in termen van rendement versus risico een goede stap is. Na een zorgvuldige afweging is het bestuur tot de conclusie gekomen dat de meerrendementen van SAF 65/35 ten opzichte van SAF 80/20 nagenoeg gelijk zijn in verhouding tot de hogere garantiekosten die betaald moeten worden vanwege het grotere beleggingsrisico. Ook de met de overgang gepaard gaande transitiekosten maken een overstap nu niet aantrekkelijk. Met deze argumentatie heeft het bestuur uiteindelijk afgezien van een overstap naar SAF 65/35. 5.4. Beleggingsvooruitzichten Aandelen Onzekerheid over de gevolgen van de kredietcrisis en de laagconjunctuur blijft ook dit jaar het sentiment op de aandelenmarkt bepalen. Vastrentende waarden Wij verwachten dat de Europese kapitaalmarktrente zal dalen tot 2,5%. Ook kan het verschil tussen de geldmarktrente en de kapitaalmarktrente verder toenemen: de rentecurve wordt steiler. Pagina 28 van 81