Geohydrologie Nieuwegein



Vergelijkbare documenten
14. Geohydrologie Zuidbuurt eemnes Tauw Kenmerk N BTM-V

Beschrijving geohydrologische situatie Vondelpark en Willemsparkbuurt te Amsterdam

Bijlage 1. Geohydrologische beschrijving zoekgebied RBT rond Bornerbroek

Projectnummer: D Opgesteld door: Ons kenmerk: Kopieën aan: Kernteam

Notitie. De kamp. Figuur 1 Locatie De Kamp in Cothen. Referentienummer Datum Kenmerk 4 oktober Betreft Geohydrologisch onderzoek Cothen

Projectnummer: C /LB. Opgesteld door: Tristan Bergsma. Ons kenmerk: :0.2. Kopieën aan: Cees-Jan de Rooi (gd)

Geohydrologische situatie Burg. Slompweg

Geohydrologisch onderzoek Nieuwe Driemanspolder

Figuur 1: Hoogteligging plangebied ( AHN, Rijkswaterstaat)

Geohydrologisch onderzoek Centrumplan Oldebroek

Watertoets De Cuyp, Enkhuizen

kade Peil vaart -0.4 Gws binnen kuip -3.9 Waterdruk die lek veroorzaakt

Onderzoeksrapportage naar het functioneren van de IT-Duiker Waddenweg te Berkel en Rodenrijs

Invloed damwand Meers-Maasband op grondwaterstroming

Nadere onderbouwing waterhuishoudkundige consequenties Uitwerkingsplan Brandevoort II Liverdonk Oost

Toelichting op het ontwerp-peilbesluit Nieuwegein 2014

Kaartenbijlage behorende bij het peilbesluit Nieuwegein Nieuwegein-West, Plettenburg en Oudegein

Geohydrologische adviezen De Wehme a/d Nieuwstad te Vorden

Bij de beoordeling is de focus gelegd op de actualiserende oplegnotitie met het huidige plangebied.

Effectberekeningen. Aanleg kolk plangebied De Kolk in Wapenveld. Definitief. Gemeente Heerde Postbus AD Heerde

BIJLAGE BIJ BRIEF (MET ALS KENMERK: ) Opdrachtgever: Project: Gemeente Nijkerk Historisch onderzoek aan de Stoutenburgerlaan Amersfoort/

2. KORTE TOELICHTING EERDERE ONDERZOEKEN

Inspectie van de bodem middels een vooronderzoek ter plaatse van de percelen C 2552 en C 2553 in Breda

1 Kwel en geohydrologie

Natuurbegraafplaats Fryslan-west

Ontdek de ondergrond. 3D informatie toegepast in het veenweidegebied Roula Dambrink, Jan Stafleu

Bepaling Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand Natuurbegraafplaats te Rooth (Maasbree)

De geomorfologie in het gebied wordt voor een belangrijk deel bepaald door de stuwwalvorming tijdens de Saale-ijstijd (afbeelding I.1).

Infiltratieonderzoek autobedrijf Van den Brink Rosendaalsestraat

Ten aanzien van deze watersaspecten is contact geweest, overlegd en advies gevraagd aan het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.

HISTORISCH BODEMONDERZOEK AAN HET JULIALAANTJE 28 TE RIJSWIJK

Geohydrologisch onderzoek Mr.Treublaan 1-3 te Amsterdam

Watertoets Klaproosstraat 13, Varsseveld

Op basis van bovenstaande figuur zou de kwel circa 1 à 2 mm/dag bedragen bij een hoogwatergolf in de rivier die één keer per jaar voorkomt.

De projectlocatie ligt globaal op de coördinaten: X = en Y =

Geohydrologische effecten afgraven voorland en terugstorten in diepe delen Gijster

Inventarisatie wateraspecten Haringbuys te Bloemendaal. Rapport. Uitgebracht aan: Gemeente Bloemendaal Postbus AE OVERVEEN

Startpunt Wonen. Caspar Cluitmans Bert Hage (verificatie) Peter Geerts (validatie)

Rapport. Waterhuishoudingsplan Drielanden te Harderwijk. Opdrachtgever. Gemeente Harderwijk Postbus AC HARDERWIJK

Groene Waterberging Operalaan e.o. te Oldenzaal

BUREAUSTUDIE FASE 1 BEDRIJVENTERREIN STEPELERVELD EN VREGELINKSHOEK WATER

Berekening van effecten voor WKO systemen tot 50 m³/uur. Begeleidingscommissie BUM Bodemenergie provincies 17 Januari 2012

Geohydrologisch advies bestemmingsplan Clarenburg 1 te Leusden

SAMENVATTING. en funderingen

Geohydrologisch onderzoek voor 3 locaties in Nieuw-West te Amsterdam

Doetinchem, 21 juli 2014

Formatie Samenstelling Geohydrologische betekenis mv. tot 5 Nuenen Groep fijn en matig fijn zand,

HISTORISCH ONDERZOEK. conform de NEN 5725:2009 STEEG 13 TE SEVENUM

Stromingsbeeld Rotterdam

dêçåçï~íéêãççéä=m~êâ= _êéçéêççé== = aéñáåáíáéñ=

Grondwater effecten parkeergarage en diepwand Scheveningen

Betreft: Variatie in grondwaterpeilen en bodemopbouw (bureaustudie) ter plaatse van de Landgoed Huize Winfried te Wapenveld (gemeente Heerde).

HUISSENSCHE WAARDEN AANVULLENDE GRONDWATERBEREKENING

1 Aanleiding. Notitie / Memo. HaskoningDHV Nederland B.V. Water

Betreft Effecten ontwikkeling Oosterdalfsen op grondwaterstanden en natuurwaarden EHS

1 Inleiding Aanleiding Doel Gebruikte gegevens 4

Fugro GeoServices B.V. Hydrologie. BK Bodem bv T.a.v. de heer E. van der Most Koraalrood SB ZOETERMEER :

Achtergrond rapportage beleidsregel toepassen van drainage in attentiegebieden. Juni 2011

Ons Kenmerk: IBZ7339. Versie. Definitief. Datum: 1 mei Kopiën aan:

Waterhuishoudingsplan

: SAB Prinses Margrietlaan Best Betreft : Watertoets ontwikkeling Prinses Margrietlaan nabij nr. 24

Inventarisatie grondwateroverlast

Grondwaterstanden juni 2016

Voortgangsrapportage Monitoring De Zilk

Relatie Diep - Ondiep

Betreft Geohydrologisch onderzoek terrein van de voormalige Apostolische kerk te Naarden

Daalhuizerweg. Velp. Geohydrologisch advies en waterparagraaf. SAB Arnhem. december 2009 definitief

Grondwatereffectberekening Paleis het Loo. 1. Inleiding. 2. Vraag. Datum: 16 september 2016 Goswin van Staveren

Geohydrologisch onderzoek

van A. van der Scheer en E. van der Veen datum: juni 1985 Te verwachten zetting bij ophoging van gedeelten van de Binnenschelde nabij Bergen op Zoom

grondwater doorgrond wat kunt u doen tegen grondwateroverlast?

Geohydrologisch onderzoek Cor Hermusstraat te Amsterdam

Aantal pagina's 5. Doorkiesnummer +31(0)

Inhoudsopgave Inleiding...3 Uitgangspunten...5 Modelparameters...6 IJking... 20

ACHTERGRONDDOCUMENT. Ontwikkelingsvisie en Beheerplan voor de landgoederen Nieuw- en Oud Amelisweerd en Rhijnauwen. Juni 2008

Beïnvloedt een diepwand op de Noord-boulevard de drinkwaterproductie?

Analyse NHI 1.2 rond Mijdrecht

In de onderstaande tabel zijn de scenario s voor de Bypassdijken noord opgesomd. scenario omschrijving kans van voorkomen

RAPPORT betreffende een historisch onderzoek conform NEN 5725 Centrumontwikkeling Woudrichem te Giessen- Rijswijk

HISTORISCH BODEMONDERZOEK AAN DE SIR WINSTON CHURCHILLAAN TE RIJSWIJK

Toelichting watertoets. Slingerbos - Ophemert

Rouveen-West fase IV

: Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier : Andries van Houwelingen : Ilse Hergarden, Carola Hesp

Watertoetsen. Herinrichting N377. Watertoetsen. Provincie Overijssel. september 2013 definitief

De projectlocatie ligt globaal op de coördinaten: X = en Y =

Achtergrondartikel grondwatermeetnetten

E Van. Hydrologisch onderzoek invloed bemaling tunnelbak op VOCL verontreiniging

Waterparagraaf Heistraat Zoom

het noordelijk deel (nabij de woningen) en het zuidelijk deel. Vanwege de invloed naar de omgeving is alleen het noordelijk deel beschouwd.

Rapport Watertoets. Zandvoort 23 te Gendt. Uitvoeren watertoets tbv opstellen waterparagraaf R-MVV/83. De heer Huisman BD Doornenburg

Bodemverontreiniging en grondwaterbeheerssysteem Chemours, Baanhoekweg Dordrecht.

Onderzoek naar de oorzaak van eep. Onderzoek naar de oorzaak van een drassige plaats in de noordwestelijke kade van de Schinkelpolder

Middelburg Polder Tempelpolder. Polder Reeuwijk. Reeuwijk. Polder Bloemendaal. Reeuwijksche Plassen. Gouda

Notitie Effecten maaivelddaling veenweidegebied op grondwatersysteem Fryslân Inleiding Werkwijze

De duiker bevindt zich globaal op de volgende coördinaten: X = en Y =

Watertoets CSV-terrein Vreeland

Stabiliteit land- en waterbodems in Groot Mijdrecht

Rapport. Rapport Grondwateroverlast Tulpstraat e.o. Tiel

1 Inleiding en projectinformatie

Freatische bemaling fundaties bestaande brug over de Gaasp (KW022) fase 2

Transcriptie:

Geohydrologie Nieuwegein Basiskaarten van bodemopbouw, grondwater en oppervlaktewater ten behoeve van bodemonderzoek Definitief Gemeente Nieuwegein Afdeling Milieu Postbus 1 3430 AA Nieuwegein Grontmij Nederland bv Houten, 22 februari 2006

Verantwoording Titel : Geohydrologie Nieuwegein Projectnummer : 195902 Documentnummer : 13/99065887/TW Versie : D1 Datum : 22 februari 2006 Auteur(s) : drs. J. van Uden, ir. T.A. Wendt e-mail adres : teun.wendt@grontmij.nl Gecontroleerd : ir. T.A. Wendt Paraaf gecontroleerd : Goedgekeurd : drs. M.P. Hartog Paraaf goedgekeurd : Contact : De Molen 48 3994 DB Houten Postbus 119 3990 DC Houten T +31 30 634 47 00 F +31 30 637 94 15 E midwest@grontmij.nl blad 2 van 19

Inhoudsopgave 1 Inleiding...4 1.1 Aanleiding...4 1.2 Aanpak...4 1.3 Leeswijzer...4 2 Beschrijving geohydrologie...5 2.1 Algemene geohydrologische situatie...5 2.2 Maaiveld...5 2.3 Bodemopbouw...6 2.4 Geohydrologische schematisatie...7 2.5 Freatische grondwaterstand...8 2.6 Stijghoogte eerste watervoerend pakket...8 2.7 Oppervlaktewater...9 2.8 Grondwaterbeschermingsgebieden...10 2.9 Horizontale grondwaterstroming...10 2.10 Verticale stroomsnelheden...11 3 Beschrijving kaarten...12 3.1 Kaart 1: maaiveldhoogte...12 3.2 Kaart 2: dikte ophooglaag en oorspronkelijk maaiveld...12 3.3 Kaart 3: dikte en weerstand deklaag...14 3.4 Kaart 4: dikte en doorlaatvermogen watervoerend pakket...14 3.5 Kaart 5: dwarsprofielen...15 3.6 Kaart 6: oppervlaktewatersysteem...15 3.7 Kaart 7: stromingsrichting en -snelheid...16 3.8 Kaart 8: verticale stroomsnelheid...16 3.9 Kaart 9: freatische grondwaterstanden...16 3.10 Kaart 10: stijghoogten watervoerend pakket...17 4 Conclusies...18 Literatuur...19 Bijlage 1 Kaarten blad 3 van 19

1 Inleiding 1.1 Aanleiding De gemeente Nieuwegein heeft voor het volledige gebied binnen haar gemeentegrenzen een onderzoek laten uitvoeren naar de bodemopbouw en de geohydrologische situatie. De voorliggende rapportage is het resultaat van dit onderzoek. Het rapport is bedoeld om als basis te dienen voor alle toekomstige verkennende, oriënterende en nadere bodemonderzoeken. 1.2 Aanpak In het onderzoek is de bodemopbouw en de geohydrologische situatie van de gemeente Nieuwegein in beeld gebracht. Het onderzoek is uitgevoerd conform de eisen die gesteld worden in de richtlijn NVN 5725:1999 Bodem, Leidraad voor het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend, oriënterend en nader onderzoek. In het onderzoek is de huidige situatie van de maaiveldhoogte, de bodemopbouw, het oppervlaktewatersysteem en de grondwaterstanden in beeld gebracht. Op basis hiervan zijn vervolgens de stroomsnelheden van het grondwater in horizontale en verticale richting bepaald. Het onderzoek is uitgevoerd op basis van beschikbare onderzoeken, databestanden en gebiedsinformatie. Met deze gegevens zijn de volgende tien basiskaarten gemaakt: Kaart 1: Kaart 2: Kaart 3: Kaart 4: Kaart 5: Kaart 6: Kaart 7: Kaart 8: Kaart 9: Kaart 10: maaiveldhoogte; dikte van de ophooglaag (2a) en de maaiveldhoogte voor ophoging (2b); dikte (3a) en verticale hydraulische weerstand (3b) van de deklaag; dikte (4a) en doorlaatvermogen (4b) van het eerste watervoerend pakket; dwarsprofielen van de bodemopbouw; ligging van het oppervlaktewater, oppervlaktewaterpeilen en grondwaterbeschermingsgebieden; horizontale stromingsrichting en stroomsnelheid in het eerste watervoerend pakket; verticale stroomsnelheid (kwel en infiltratie); freatische grondwaterstand;. stijghoogte in het eerste watervoerend pakket 1.3 Leeswijzer In hoofdstuk 2 is de geohydrologische situatie beschreven. In hoofdstuk 3 zijn de technische details van de vervaardiging van de basiskaarten opgenomen. Het rapport rond af met enkele conclusies. blad 4 van 19

2 Beschrijving geohydrologie 2.1 Algemene geohydrologische situatie Gemeente Nieuwegein ligt in het rivierkleigebied van de Rijn. Bepalend voor de regionale hydrologie zijn de Utrechtse Heuvelrug aan de oostzijde en de lage polders aan de westzijde van Nieuwegein. Op een meer lokaal niveau zijn vooral de Lek, het Lekkanaal en het Amsterdam-Rijnkanaal van grote invloed op de geohydrologie. Gemeente Nieuwegein bestaat voornamelijk uit stedelijk gebied. Hierdoor wordt de ondiepe geohydrologie vooral bepaald door ophogingen, drainage, riolering en het stedelijke afwateringsysteem. Alleen aan de noord- en de oostzijde zijn er nog onbebouwde gebieden. Dit betreft de Galecopperzoom aan de noordzijde en de gebieden Laagraven en het Klooster aan de oostzijde. In deze gebieden is de landbouwontwatering bepalend voor de ondiepe grondwaterstand. De stijghoogte in de diepere lagen wordt vooral bepaald door de oostwestelijke stroming van de Heuvelrug naar het westelijke veenweidegebied. Ook de grondwateronttrekkingen van Nieuwegein en van Tull en t Waal beïnvloeden de diepere stijghoogten. 2.2 Maaiveld De maaiveldhoogte in Nieuwegein varieert van maximaal circa NAP +7,5 m in de wijk Lekboulevard tot minimaal circa NAP -0,5 m in de Galecopperzoom. Relatief hoog is de strook net ten noorden van de Lek en de wijken Plettenburg-De Wiers, Liesbosch en de oudste delen van Nieuwegein, te weten Jutphaas- Wijkersloot, Zuilenstein-Huis de Geer en Vreeswijk (-Noord). Relatief laag liggen de wijken Fokkesteeg, Oudegein, Doorslag-Noord, Batau (Noord en Zuid), Blokhoeve, Galecop. De onbebouwde delen Galecopperzoom en Het Klooster liggen ook relatief laag. In onderstaande tabel is per wijk de gemiddelde maaiveldhoogte weergegeven. Op kaart 1 is de maaiveldhoogte weergegeven. Tabel 2.1 Gemiddelde maaiveldhoogte per wijk wijk gemiddelde wijk gemiddelde (m+nap) (m+nap) Batau-Noord 0,83 Jutphaas-Wijkersloot 1,41 Batau-Zuid 1,19 Laagraven 1,16 Binnenstad 1,40 Lekboulevard 2,76 Blokhoeve 0,84 Liesbosch 1,68 De Hoge Landen 1,41 Merwestein 1,19 Doorslag 1,11 Oudegein 0,84 Fokkesteeg 0,73 Plettenburg-De Wiers 1,77 Galecop 0,53 Vreeswijk 2,86 Galecopperzoom -0,14 Vreeswijk-Noord 1,75 Het Klooster 1,27 Zuilenstein - Huis de Geer 1,36 Hoog-Zandveld 2,23 blad 5 van 19

Beschrijving geohydrologie 2.3 Bodemopbouw De ondiepe bodemopbouw bestaat op hoofdlijnen uit een slecht doorlatende holocene deklaag bestaande uit klei en veen met daaronder een watervoerend pakket van circa 40 tot 60 m dikte. In grote delen van Nieuwegein is bovenop de deklaag een zandige ophooglaag aanwezig. Ter plaatse van de Lekboulevard is de grond opgehoogd met zand. De ophoging kan oplopen tot vijf meter nabij de Lek. De Binnenstad is opgehoogd met één meter zand. Merwestein is eveneens opgehoogd met 1 m zand, met uitzondering van het noordelijke deel van de wijk. In de wijk Plettenburg - De Wiers is een strook opgehoogd langs het Lekkanaal. Hoe deze ophoging precies verlopen is, is niet duidelijk. Een deel van het gebied is opgehoogd bij de aanleg van het Lekkanaal (jaren dertig). Hiervoor is waarschijnlijk afgegraven grond uit het kanaal gebruikt. Gezien de dikte van de deklaag zal dit voornamelijk klei zijn geweest. Dit komt overeen met de boringen van dit gebied. In deze boringen is in veel gevallen geen zandige ophooglaag te vinden. Bij de ontwikkeling van Nieuwegein (jaren zeventig) is het gebied verder opgehoogd. Hierbij is wel met zand opgehoogd. In bijlage 1 is op kaart 2a de gemiddelde dikte van de ophooglaag per wijk weergegeven. Deze kaart is indicatief (zie 3.2). Op kaart 3a is de dikte van de deklaag weergegeven. Deze dikte van de deklaag is inclusief de ophooglaag (zie 3.3). Op kaart 4a is de dikte van het watervoerende pakket weergegeven en op kaart 5 is een aantal dwarsprofielen van de bodemopbouw weergegeven. Nieuwegein ligt in het rivierkleigebied van de Rijn. De ondiepe bodemopbouw is gevormd door de rivier en bestaat uit Holocene stroomgeulen, komkleigebieden en gecompacteerde veenlagen op een Pleistoceen zandpakket. De dikte van de slecht doorlatende delen van de deklaag varieert door de aanwezigheid van de stroomgeulen sterk van minimaal circa 1 à 2 m ter plaatse van de stroomgeulen tot maximaal 8 à 9 m in de komkleigebieden. De meest duidelijke met Holoceen zand opgevulde stroomgeul loopt van oost naar west door de wijken Laagraven, Plettenburg, Zuilenstein en Batau-Noord. Hierdoor is met name ter plaatse van Zuilenstein de deklaag dun. Ook in de wijken Batau-Zuid en De Hoge Landen is de deklaag dun door holocene zandopduikingen. Een kleinere oost-west georiënteerde stroomgeul zorgt voor een dunne deklaag aan de zuidzijde van binnenstad en aan de noordzijde van de wijken Fokkestee, Oudegein en Doorslag. Een minder hoge zandopduiking ligt ten noorden van de Lek ter plaatse van de wijken Hoog-Zandveld en Vreeswijk. Dit is goed te zien in de diktekaart van de deklaag in bijlage 1, kaart 3a. De onderzijde van de slechtdoorlatende deklaag varieert van circa NAP -0,3 m ter plaatse van Zuilenstein tot circa NAP -7,5 m in Het Klooster. Onder de klei en veenafzettingen van de deklaag bevinden zich holocene fijnzandige afzettingen tot aan de bovenzijde van het Pleistocene zandpakket. De bovenzijde van het Pleistocene zandpakket ligt in het zuidelijk deel van Nieuwegein op een diepte van circa NAP -7,0 à -7,5 m. In het noordelijk deel is dat circa NAP -3,0 à 4,0 m. De onderzijde van dit Pleistocene zandpakket bevindt zich op een diepte van circa NAP -50 m in het westen van Nieuwegein tot circa -70 m in het oosten van Nieuwegein. De dikte van het eerste watervoerend pakket (Holoceen + Pleistoceen zand) varieert daarmee van 36 tot 60 m. In dit watervoerend pakket bevinden zich (zandige) kleilagen op een diepte van circa NAP -30 m. blad 6 van 19

Beschrijving geohydrologie Onder het eerste watervoerend pakket bevindt zich een kleilaag met een dikte van circa 20 tot 30 m, behorende tot de formatie van Kedichem. Hieronder bevindt zich het tweede watervoerend pakket met een dikte van circa 40 m. Daaronder bevinden zich de slechtdoorlatende delen van formatie van Tegelen en de watervoerende lagen van Tegelen en Maassluis. De lagen onder dit derde watervoerend pakket worden beschouwd als de geohydrologische basis. In dit rapport zijn alleen de deklaag en het eerste watervoerend pakket in beeld gebracht. 2.4 Geohydrologische schematisatie Op basis van de bodemopbouw is een algemene geohydrologische schematisatie gemaakt. Deze is weergegeven in tabel 2.2. De exacte diktes, weerstanden en doorlaatvermogens per wijk of per locatie kunnen worden afgelezen uit de kaarten 2 t/m 4 in bijlage 1. Tabel 2.2 Geohydrologische schematisatie laag omschrijving diepteligging (m+nap) dikte (m) weerstand en doorlaatvermogen 1 zandige ophooglaag / taluds 2 slechtdoorlatende deklaag 3 eerste watervoerend pakket van circa 7,5 à 0,5 tot circa 1,0 à -1,0 van circa 1,0 à -1,0 tot -0,5 à -7,5 van circa -0,5 à -7,5 tot circa -50 à -70 0-7,5 0 5 m 2 /dag 1,5-8 75 1400 dagen 36-60 1500 3700 m 2 /dag Het doorlaatvermogen van de zandige ophooglaag is afhankelijk van de hoogte van de grondwaterstand. Alleen het verzadigde deel van de ophooglaag draagt bij aan het horizontale doorlaatvermogen. De dikte van dit verzadigde deel varieert van 0 tot enkele decimeters, zodat het doorlaatvermogen beperkt is. Het doorlaatvermogen van het watervoerend pakket varieert van circa 1500 m 2 /dag in het noordelijk deel van Nieuwegein tot circa 3700 m 2 /dag in zuidelijk deel. In tabel 2.3 is per wijk de gemiddelde dikte en weerstand van de deklaag weergeven, inclusief de standaarddeviatie. Tabel 2.3 Dikte en weerstand deklaag per wijk wijk dikte (m) standaard - afwijking (m) weerstand (dagen) standaardafwijking (m) Batau-Noord 3,9 1,3 300 150 Batau-Zuid 4,4 1,7 650 200 Binnenstad 5,9 1,5 750 300 Blokhoeve 3,2 1,5 200 100 De Hoge Landen 3,4 2,2 300 200 Doorslag 5,5 1,6 700 200 Fokkesteeg 5,7 1,2 800 300 Galecop 3,9 0,9 300 100 Galecopperzoom 3,8 0,6 350 100 Het Klooster 6,0 2,8 600 300 Hoog-Zandveld 5,2 2,1 450 150 Jutphaas-Wijkersloot 4,1 1,6 500 300 Laagraven 2,9 1,7 250 200 Lekboulevard 3,4 2,3 100 100 Liesbosch 4,4 1,7 300 200 Merwestein 6,6 0,6 900 300 blad 7 van 19

Beschrijving geohydrologie Tabel 2.3 (vervolg) Dikte en weerstand deklaag per wijk wijk dikte (m) standaard - afwijking (m) weerstand (dagen) standaardafwijking (m) Oudegein 6,4 1,1 900 200 Plettenburg-De Wiers 5,4 2,1 600 400 Vreeswijk 5,4 2,7 250 200 Vreeswijk-Noord 6,3 1,7 900 350 Zuilenstein - Huis de Geer 3,1 1,7 200 150 2.5 Freatische grondwaterstand Op kaart 9 is de freatische gemiddelde grondwaterstand weergegeven. De freatische grondwaterstand fluctueert sterk van wijk tot wijk. In het zuidelijk deel bij de Lek is de grondwaterstand het hoogst met een stand van circa NAP + 0,75 m. Ook centraal in de wijk Plettenburg- De Wiers en in het noordoostelijk deel van de wijk Liesbosch is de grondwaterstand relatief hoog met circa NAP +0,5 m. De laagste gemeten grondwaterstanden bevinden zich in het noordwesten van Nieuwegein in de wijken Batau-Noord, Galecop en Galecopperzoom. De grondwaterstand heeft in sommige delen van deze wijken waarden van circa NAP -0,8 tot -1,2 m. De seizoensfluctuatie van de freatische grondwaterstand bedraagt circa 0,5 m. Als de grondwaterstand wordt uitgezet ten opzichte van maaiveld komen de natste plekken voor in de wijken Galecopperzoom, Het Klooster en Galecop. Relatief droog zijn de wijken Jutphaas-Wijkersloot, Zuilenstein en Plettenburg- De Wiers. In tabel 2.4 is per wijk de gemiddelde grondwaterstand ten opzichte van NAP en de standaarddeviatie weergegeven. Tabel 2.4 Gemiddelde freatische grondwaterstand per wijk wijk standaard afwijking wijk gemiddelde gemiddelde standaard afwijking (m+nap) (m) (m+nap) (m) Batau-Noord -0,52 0,28 Jutphaas-Wijkersloot -0,17 0,24 Batau-Zuid -0,30 0,21 Laagraven 0,13 0,21 Binnenstad -0,23 0,21 Lekboulevard 0,46 0,09 Blokhoeve -0,40 0,13 Liesbosch 0,23 0,27 De Hoge Landen 0,22 0,10 Merwestein 0,09 0,19 Doorslag -0,09 0,26 Oudegein -0,21 0,18 Fokkesteeg -0,26 0,18 Plettenburg-De Wiers 0,00 0,30 Galecop -0,56 0,17 Vreeswijk 0,44 0,12 Galecopperzoom -0,65 0,10 Vreeswijk-Noord 0,38 0,13 Het Klooster -0,08 0,38 Zuilenstein - Huis de Geer -0,36 0,17 Hoog-Zandveld 0,32 0,27 2.6 Stijghoogte eerste watervoerend pakket Op kaart 10 is de gemiddelde stijghoogte in het eerste watervoerende pakket weergegeven. De gemiddelde stijghoogte in het eerste watervoerend pakket vertoont een veel regelmatiger patroon dan de freatische grondwaterstand. De grondwaterstand is het hoogst bij de Lek. De gemiddelde stijghoogte heeft hier een waarde van circa NAP +0,5 m. Dit neemt in noordwestelijke richting af tot een stijghoogte van NAP -0,7 m in de wijk Galecopperzoom. blad 8 van 19

Beschrijving geohydrologie Doordat het Amsterdam-Rijnkanaal en het Lekkanaal de deklaag doorsnijden beïnvloeden ze in sterke mate de stijghoogte in het eerste watervoerende pakket. Hierdoor is de stijghoogte in de omgeving van deze watergangen en in de wijk Plettenburg-De Wiers circa NAP -0,3 m. In noordoostelijke richting loopt de stijghoogte op tot circa NAP +0,2 m in de wijk Liesbosch. In tabel 2.5 is per wijk de gemiddelde stijghoogte ten opzichte van NAP en de standaardafwijking weergegeven. Tabel 2.5 Gemiddelde stijghoogte eerste watervoerend pakket per wijk Wijk standaard afwijking wijk gemiddelde gemiddelde standaard afwijking (m+nap) (m) (m+nap) (m) Batau-Noord -0,48 0,09 Jutphaas-Wijkersloot -0,23 0,04 Batau-Zuid -0,37 0,06 Laagraven -0,08 0,11 Binnenstad -0,19 0,04 Lekboulevard 0,51 0,10 Blokhoeve -0,29 0,03 Liesbosch -0,07 0,13 De Hoge Landen 0,04 0,09 Merwestein -0,24 0,03 Doorslag -0,16 0,06 Oudegein -0,01 0,11 Fokkesteeg -0,09 0,10 Plettenburg-De Wiers -0,28 0,03 Galecop -0,57 0,09 Vreeswijk 0,17 0,17 Galecopperzoom -0,55 0,11 Vreeswijk-Noord -0,08 0,09 Het Klooster -0,06 0,29 Zuilenstein - Huis de Geer -0,27 0,03 Hoog-Zandveld 0,29 0,11 2.7 Oppervlaktewater Op kaart 6 is een aantal relevante aspecten van het oppervlaktewatersysteem weergegeven. Hoofdwatersysteem Het gebied wordt doorkruist door enkele grote watergangen die in beheer zijn bij Rijkswaterstaat. Het betreft ten eerste het Amsterdam-Rijnkanaal (ARK) en het Lekkanaal aan de oostzijde van Nieuwegein. Deze watergangen hebben een peil van NAP -0,4 m. Het Lekkanaal is circa 90 m breed en het ARK circa 90 tot 130 m. De grootste breedte bedraagt circa 400 m daar waar Lekkanaal en ARK samenkomen. Beide watergangen snijden diep door de deklaag heen. De bodemdiepte van het ARK bedraagt circa NAP -5,5 m en die van het Lekkanaal circa NAP -5,0 m. Aan de zuidzijde van Nieuwegein ligt de Lek. Benedenstrooms van de stuw van Hagestein kent de Lek een getijdefluctuatie. Het peil varieert gemiddeld tussen NAP -0,5 en +1,0 m. Het gemiddelde peil van de Lek bedraagt circa NAP +0,45 m. De breedte van de Lek bedraagt gemiddeld circa 200 m. De bodemhoogte van de Lek bij Hagestein bedraagt circa NAP -4,9 m. Aan de westzijde van Nieuwegein in de wijk De Hoge Landen begint de Hollandsche IJssel. Deze staat in verbinding met het Merwedekanaal. Dit boezemsysteem heeft een peil van NAP +0,58 m. Via sluizen staat het Merwedekanaal in verbinding met het Amsterdam-Rijnkanaal. De bodemhoogte van deze watergangen bedraagt circa NAP -3,0 m. De breedte varieert van circa 20 m (Hollandse IJssel) tot circa 50 m (Merwedekanaal). blad 9 van 19

Beschrijving geohydrologie Detailwatersysteem In alle wijken wordt een vaste zomer- en winterpeil gehandhaafd. Op kaart 6 zijn de peilgebieden en bijbehorende peilen weergegeven. In de meeste van deze peilgebieden vindt afvoer plaats via stuwen naar lager gelegen peilgebieden of naar de hierboven genoemde hoofdwatergangen. In het gebied zijn vier gemalen aanwezig die afvoeren naar een watergang met een hoger gelegen peil. De watergangen uit de legger van het waterschap, de stuwen en gemalen zijn eveneens weergegeven op kaart 6. In de wijken Fokkesteeg, Hoog-Zandveld, Batau-Noord en Galecop ligt een intensief stelsel van buisdrainage. Ook in de wijk Doorslag ligt veel buisdrainage. In de overige wijken komt her en der drainage voor. Op kaart 6 is de ligging van de drainage weergegeven. De wijken Oudegein, Galecopperzoom, Het Klooster en Laagraven worden ontwaterd door een intensief slotenpatroon. Op kaart 6 zijn alle aanwezige sloten en greppels weergegeven. 2.8 Grondwaterbeschermingsgebieden Op kaart 6 zijn ook de relevante grondwaterbeschermingsgebieden aangegeven. In de wijk De Hoge Landen ligt pompstation Nieuwegein. Hier wordt uit het tweede watervoerend pakket op een diepte van NAP -76 tot -106 m gemiddeld 2,3 miljoen m 3 /jaar opgepompt. Op de kaart is het waterwingebied en de boringsvrije zone deels weergegeven. Ten westen van Nieuwegein ligt pompstation Tull en t Waal. Hier wordt uit het tweede watervoerend pakket op een diepte van NAP -89 tot -166 m gemiddeld 5,0 miljoen m 3 /jaar opgepompt. Op de kaart is de boringsvrije zone weergegeven. Het waterwingebied ligt buiten de gemeente Nieuwegein. In de wijk Plettenburg-De Wiers ligt het innamepunt van Watertransportmaatschappij Rijn-Kennemerland (WRK) voor de inname van oppervlaktewater voor drinkwaterproductie in de duinen van Kennermerland. Bij calamiteiten wordt hier overgeschakeld op de onttrekking van grondwater. In de huidige situatie zijn daar geen grondwaterbeschermingsgebieden voor aangewezen. In verband met de regelgeving rond de Kaderrichtlijn Water wordt er wel een grondwaterbeschermingsgebied voorbereid. 2.9 Horizontale grondwaterstroming De stromingsrichting in het eerste watervoerend pakket verschilt van wijk tot wijk. Ten oosten van het Amsterdan-Rijnkanaal is er een duidelijke zuidwestelijke stromingsrichting naar het ARK toe. In het zuiden van Nieuwegein is er hoofdzakelijk een noord-noordwestelijke stromingsrichting. Ter plaatse van het Lekkanaal buigt de stromingsrichting naar het kanaal toe. In het noorden van Nieuwegein is de stromingsrichting noordwestelijk. In het centrale deel (Plettenburg De Wiers) is er geen eenduidige stromingsrichting. De gemiddelde horizontale stromingssnelheid van het grondwater varieert tussen circa 0,002 en 0,08 m/d. De grootste stroomsnelheden treden op rondom de Beatrixsluizen waar het peil van het Lekkanaal van NAP -0,4 overgaat in het peil van de Lek van gemiddeld NAP +0,45 m. In het zuidelijk deel van Nieuwegein zijn de stroomsnelheden met gemiddeld circa 0,04 m/dag duidelijk hoger dan in het noordelijk deel waar de stroomsnelheid circa 0,005 tot 0,02 m/dag bedraagt. Op kaart 7 in bijlage 1 zijn de stroomsnelheden en de stromingsrichting weergegeven. Duidelijk is te zien dat ter plaatse van grote peilveranderingen in het oppervlaktewater en bij Lek en ARK de grootste stroomsnelheden optreden. blad 10 van 19

Beschrijving geohydrologie 2.10 Verticale stroomsnelheden De verticale stroomsnelheid is op kaart 8 in bijlage 1 weergegeven als kwel- en infiltratiekaart, waarbij de verticale flux van en naar de deklaag is weergegeven in mm/dag. Infiltratie komt voor ten oosten van het ARK en in de wijken Plettenburg-De Wiers en Vreeswijk. Deze infiltratie van circa 0,2 tot 2 mm/dag wordt veroorzaakt door het relatief lage peil in het ARK. In het ARK zelf is sprake van sterke kwel. Ook langs de hele oostrand van Nieuwegein is sprake van infiltratie dit wordt veroorzaakt door de westelijk gelegen lage Lopikerwaard, De Heicopsche polder en de polder IJsselveld. In de overige gebieden is sprake van een lichte tot soms sterke kwelsituatie. Vooral in de wijk Zuilenstein treedt veel kwel op (2 mm/dag of meer). blad 11 van 19

3 Beschrijving kaarten In dit hoofdstuk is beschreven hoe de basiskaarten zijn gemaakt en wat de nauwkeurigheid van de gepresenteerde gegevens is. 3.1 Kaart 1: maaiveldhoogte In bijlage 1 is op kaart 1 de maaiveldhoogte weergegeven. Voor het maken van deze maaiveldhoogtekaart zijn de volgende gegevens gebruikt: Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN): Het betreft een grid met een gridgrootte van 25 m. Het grid is gebiedsdekkend voor de gemeente Nieuwegein. De nauwkeurigheid van de metingen in het landelijk gebied ligt tussen de -5 en +15 cm. In het stedelijk gebied zijn de metingen over het algemeen veel onnauwkeuriger. Putdekselhoogtes: Van vrijwel alle putdeksels van de riolering is de hoogte bekend. Voor heel Nieuwegein gaat het om circa 19.500 waarden. De nauwkeurigheid ligt in de orde van één à twee cm. Deze gegevens zijn daarmee veel betrouwbaarder dan de maaiveldhoogtes uit het AHN. De gemiddelde afstand tussen de punten is circa 50 m. Tophoogtebestand van de provincie. Dit is een gebiedsdekkend puntenbestand met gemeten maaiveldhoogtes. De gemiddelde afstand tussen de punten is circa 100 m. De nauwkeurigheid ligt in de orde van circa 0,1 m. Deze drie gegevensbronnen zijn verwerkt tot één maaiveldhoogtekaart met een gridgrootte van 25 m. Het AHN is gebruikt voor het gebied buiten het stedelijk gebied. Voor het stedelijk gebied is het AHN echter onvoldoende betrouwbaar. Daarom is voor het studiegebied gebruik gemaakt van de putdekselhoogtes en het tophoogtebestand. Van deze puntenbestanden is een gebiedsdekkend grid gemaakt. Voor gebieden waar niet binnen een straal van 100 m een puntmeting ligt is wel het AHN als maaiveldhoogte aangehouden. De nauwkeurigheid van het varieert van circa 0,05 m in de buurt van een putdeksel van de riolering tot circa 0,25 m in de gebieden zonder putdekselhoogtes. 3.2 Kaart 2: dikte ophooglaag en oorspronkelijk maaiveld In bijlage 1 is op kaart 2a de dikte van de ophooglaag weergegeven. Op kaart 2b is, voorzover bekend, de oorspronkelijke maaiveldhoogte, weergegeven. Voor het maken van deze kaarten zijn de volgende gegevens gebruikt: boorprofielen van verschillende bodemonderzoeken; boorprofielen van het grondwatermeetnet van gemeente Nieuwegein; ontwateringstekening van Nieuwegein uit 1973 (2-1181-11-03-3). Dit betreft een ontwerptekening van het ontwateringssysteem voor de aanleg van een groot aantal nieuwe wijken. Deze tekening bevat waarden van de gemiddelde maaiveldhoogte voor ophoging van per wijk of per deel daarvan; informatie van de gemeente Nieuwegein over welke wijken zijn opgehoogd en over de dikte van de ophooglaag. blad 12 van 19

Beschrijving kaarten Per boring is de dikte van de ophooglaag bepaald. Hieruit is per wijk een gemiddelde dikte berekend is. Er zijn te weinig gegevens uit boringen beschikbaar om deze te interpoleren tot een gebiedsdekkende kaart van de ophooglaag. Hiervoor is de ophoging te onregelmatig. De ontwateringstekening uit 1973 is gedigitaliseerd. Van 62 vlakken is de gemiddelde maaiveldhoogte voor ophoging bekend. De grootte van deze vlakken varieert van twee tot 40 ha. De vlakken beslaan samen circa 830 ha. Dit is 32% van het totale oppervlak van de gemeente Nieuwegein. Voor elk van deze vlakken is eveneens de gemiddelde huidige maaiveldhoogte bepaald. Vervolgens is de gemiddelde ophoging per vlak bepaald als het verschil tussen het huidige en de oorspronkelijke gemiddelde maaiveldhoogte. Het terrein langs het Lekkanaal is waarschijnlijk in twee keer opgehoogd. De eerste keer in de jaren dertig met klei uit het Lekkanaal en de tweede keer bij de aanleg van de wijk Plettenburg-De Wiers in de jaren zeventig. Op de kaart uit 1973 worden namelijk langs het Lekkanaal maaiveldhoogten gevonden van NAP +1,8 à 2,0 m. Dit is beduidend hoger dan de omgeving, maar lager dan de huidige maaiveldhoogte (NAP +2,5 tot +4,0 m). Van het WRK-terrein staat de oorspronkelijke maaiveldhoogte niet aangegeven op de tekening uit 1973. Aangenomen is dat de maaiveldhoogte in 1973 vergelijkbaar was met de delen ten noorden en zuiden ervan, namelijk circa NAP +2,0 m. Op kaart 2B zijn de maaiveldhoogten uit 1973 weergegeven. De ophoging ten tijde van de aanleg van het Lekkanaal is niet weergegeven in kaart 2A. Door het globale karakter van de gegevens en de beperkte betrouwbaarheid is de kaart met de dikte van de ophooglaag indicatief. In onderstaande tabel zijn de minimale, maximale en gemiddelde ophoging per wijk weergegeven. Tabel 3.1 Gemiddelde dikte ophooglaag per wijk wijk minimale ophoging (m) maximale ophoging (m) gemiddelde ophoging (m) Batau-Noord 0,1 0,6 0,4 Batau-Zuid 0,0 1,0 0,2 Binnenstad 0,2 1,2 1,1 Blokhoeve 0,3 1,1 1,1 De Hoge Landen 0,3 0,7 0,7 Doorslag 0,2 0,9 0,5 Fokkesteeg 0,3 0,7 0,4 Galecop 0,3 1,0 1,0 Galecopperzoom 0,0 0,0 0,0 Het Klooster 0,0 0,0 0,0 Hoog-Zandveld 0,0 0,6 0,5 Jutphaas-Wijkersloot 0,0 1,1 0,2 Laagraven - - - Lekboulevard 0,0 5,0 1,6 Liesbosch - - - Merwestein 0,0 1,1 0,6 Oudegein 0,0 0,9 0,6 Plettenburg-De Wiers 0,0 1,3 0,5 Vreeswijk 0,0 1,2 0,6 Vreeswijk-Noord 0,0 1,2 0,9 Zuilenstein Huis de Geer 0,2 0,5 0,4 - niet bekend of ten tijde van bodemonderzoek nog niet opgehoogd blad 13 van 19

Beschrijving kaarten 3.3 Kaart 3: dikte en weerstand deklaag In bijlage 1 is op kaart 3a de dikte van de deklaag weergegeven en op kaart 3b de weerstand van de deklaag. Voor het maken van deze kaarten zijn de volgende gegevens gebruikt: boorprofielen van verschillende bodemonderzoeken; boorprofielen van het grondwatermeetnet van gemeente Nieuwegein; grondwaterkaart van TNO; deklaagmodel van het beheersgebied van HDSR (TNO, 2004). De hoogteligging van de onderzijde van de deklaag is bepaald op basis van het deklaagmodel van TNO en de boringen. De dikte van de deklaag is bepaald door het verschil te bepalen tussen de maaiveldhoogtekaart en de onderzijde van de deklaag. Dit is dus inclusief de ophooglaag. Hier is voor gekozen met het oog op de onnauwkeurigheid van de kaart van de ophooglaag. De diktekaart is vervolgens vergeleken met boringen uit het digitale archief van TNO. Hieruit bleek dat met name in de omgeving van de wijk Zuilenstein een afwijking optreedt. Hier is een relatief dunne deklaag aanwezig. De afwijking van de berekende dikte ten opzichte van de boorprofielen kan verklaard worden door de toegepaste classificatie en interpolatie. Veel boringen voor de bodemkwaliteitskaart (CSO, 2004) gaan maar tot 2 m-mv. Aangezien de deklaag veelal dikker is, is vergelijking hierdoor niet mogelijk. Voor de weerstand van de deklaag (c-waarde) zijn de slecht doorlatende bodemlagen van belang. Eventueel in de deklaag aanwezige zandige lagen hebben een beperkte bijdrage aan de weerstand. Voor de kaart van de weerstand van de deklaag is daarom de totale dikte bepaald van de weerstandbiedende bodemlagen (exclusief zandige lagen). De dikte van de weerstandbiedende bodemlaag is vervolgens gedeeld door de vertikale doorlaatfactor uit REGIS. De verkregen waarden zijn vergeleken met de c-waarden uit het deklaagmodel en overige beschikbare kaartmateriaal. De weerstand van de deklaag komt in orde van grootte overeen met overige bronnen. 3.4 Kaart 4: dikte en doorlaatvermogen watervoerend pakket In bijlage 1 is op kaart 4a de dikte van het eerste watervoerend pakket weergegeven en op kaart 4b het doorlaatvermogen. Voor het maken van deze kaarten zijn de volgende gegevens gebruikt: boorprofielen uit de TNO-database DINOLoket; grondwaterkaart van Nederland, kaartblad 31O, 32W, 38O, 39W; REGIS-gegevens van TNO. De kaart met de dikte van het eerste watervoerende pakket is gebaseerd op gegevens van REGIS. Deze gegevens zijn geverifieerd aan de hand van boorgegevens uit het digitale archief van TNO-NITG. De nauwkeurigheid van de diktekaart ligt in de orde van enkele meters. Voor een dik watervoerend pakket, zoals dat voorkomt ter plaatse van Nieuwegein is dat ruim voldoende. Het doorlaatvermogen is bepaald door de dikte te vermenigvuldigen met de horizontale doorlaatfactoren afkomstig uit de REGIS-gegevens. blad 14 van 19

Beschrijving kaarten 3.5 Kaart 5: dwarsprofielen In bijlage 1 zijn vier dwarsprofielen weergegeven van de bodemopbouw en de grondwaterstanden. Deze dwarsprofielen zijn gebaseerd op de kaarten 1, 2, 3a, 4a, 9 en 10. De dwarsprofielen zijn gemaakt door op twee lijnen in noord-zuid richting en twee lijnen in west-oost richting om de 100 m de waarden te bepalen van de maaiveldhoogte, de onderzijden van de ophooglaag en de deklaag en de hoogte van de grondwaterstand en de stijghoogte in het watervoerend pakket. Deze waarden zijn met het programma Triplot omgezet naar dwarsprofielen. In de dwarsprofielen zijn soms hoge pieken te zien. Dit zijn taluds van wegen of dijken. Tevens zijn de doorsnijdingen van het Amsterdam-Rijnkanaal en het Lekkanaal weergegeven. Per dwarsprofiel is de ligging van het profiel aangegeven in een aparte schetsmatige figuur. De nauwkeurigheid van de dwarsprofielen wordt bepaald door de nauwkeurigheid van de kaarten waarop de profielen zijn gebaseerd en de toegepaste gridafstand van 100 m. De dwarsprofielen zijn vooral bedoeld voor een snel inzicht in de bodemopbouw. Voor de bepaling van een diepte of hoogte op een bepaalde locatie kunnen beter de kaarten gebruikt worden waarop de profielen gebaseerd zijn. 3.6 Kaart 6: oppervlaktewatersysteem In bijlage 1 is op kaart 6 het oppervlaktewatersysteem weergegeven. Voor het maken van deze kaart zijn de volgende gegevens gebruikt: Watersysteem: de ligging van het hoofdwatersysteem is gebaseerd op de Top10vectorvlakkenkaart; de ligging van de watergangen van het waterschap is gebaseerd op de legger van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR); de ligging van de stuwen en gemalen is gebaseerd op leggergegevens van HDSR; de ligging van de overige sloten en greppels is gebaseerd op de Top10vectorlijnenkaart; de peilgebieden en de bijbehorende peilen zijn gebaseerd op de peilgebiedenkaart van HDSR. Drainage: de ligging van de drainage is gebaseerd op het door de gemeente aangeleverde bestand van de waterhuishouding. Grondwaterbeschermingsgebieden: de ligging van de waterwingebieden en de boringvrije zones is ontleend aan de website van de provincie Utrecht (www.provincie-utrecht.nl); de informatie over pompstation WRK Nieuwegein betreft een mondelinge mededeling van de provincie; de gegevens over onttrekkingsdieptes en debieten zijn ontleend aan het grondwaterregister van de provincie Utrecht. blad 15 van 19

Beschrijving kaarten 3.7 Kaart 7: stromingsrichting en -snelheid In bijlage 1 is op kaart 7 de stroomsnelheid en stromingsrichting in het eerste watervoerend pakket weergegeven. Voor het maken van deze kaart zijn de volgende gegevens gebruikt: kaart 4 (dikte en doorlaatvermogen eerste watervoerend pakket); kaart 10 (stijghoogte eerste watervoerend pakket). De nauwkeurigheid van deze kaart is daarmee rechtstreeks afhankelijk van de nauwkeurigheid van kaart 4 en 10. Om de horizontale stroomsnelheid te bepalen, is eerst de gradiënt van de stijghoogte in het eerste watervoerend pakket bepaald. De gradiënt is de verandering van de stijghoogte (m) per meter horizontale afstand (m). De stroomsnelheid (m/d) wordt verkregen door de gradiënt (-) te vermenigvuldigen met de horizontale doorlatendheid (m/d) van het eerste watervoerend pakket. Deze k-waarde is bepaald door het doorlaatvermogen (m 2 /d) te delen door de dikte van het watervoerend pakket (m). 3.8 Kaart 8: verticale stroomsnelheid In bijlage 1 is op kaart 8 de verticale stroomsnelheid en stromingsrichting (kwel of infiltratie) in de deklaag weergegeven. Voor het maken van deze kaart zijn de volgende gegevens gebruikt: kaart 3 (weerstand van de deklaag); kaart 9 (freatische grondwaterstand); kaart 10 (stijghoogte eerste watervoerend pakket). De nauwkeurigheid van deze kaart is daarmee rechtstreeks afhankelijk van de nauwkeurigheid van kaart 3, 9 en 10. Om de verticale stroomsnelheid te verkrijgen, is eerst het verschil tussen de freatische grondwaterstand en de stijghoogte in het eerste watervoerende pakket bepaald. Dit stijghoogteverschil (mm) is gedeeld door de weerstand van de deklaag (dagen). Het resultaat is de verticale stromingssnelheid in de deklaag (mm/dag). 3.9 Kaart 9: freatische grondwaterstanden In bijlage 1 is op kaart 9 de freatische grondwaterstand weergegeven. Voor het maken van deze isohypsenkaart zijn de volgende gegevens gebruikt: metingen in 85 peilbuizen van de gemeente. Van deze peilbuizen is één opname beschikbaar van 14 oktober 2005; metingen in 4 peilbuizen uit de TNO-database DINO met een peilbuisfilter in de deklaag. Per peilbuis is de gemiddelde grondwaterstand berekend over de periode 1 januari 1996 tot 31 december 2004; vlakdekkende kaart van berekende gemiddelde freatische grondwaterstanden uit het MER-VPC-model van de locatie Blokland (Grontmij, 2004). Dit model heeft ter plaatse van Nieuwegein een knooppuntsafstand van 200 m. De peilbuizen van de Gemeente en de TNO-peilbuizen zijn samengevoegd tot één peilbuizenbestand. Per peilbuis is het verschil bepaald tussen de berekende grondwaterstand met het Bloklandmodel en de gemeten grondwaterstand. Deze verschillen zijn geïnterpoleerd tot een gebiedsdekkende correctiekaart. Met deze correctiekaart is de berekende freatische grondwaterstand gecorrigeerd. Op deze wijze is een kaart van de freatische grondwaterstand gemaakt die zowel de informatie van het verloop van de isohypsen uit het grondwatermodel in zich heeft als de gemeten absolute standen. blad 16 van 19

Beschrijving kaarten Doordat er van de peilbuizen van de Gemeente slechts metingen beschikbaar zijn op één datum is het niet mogelijk een kaart voor de zomer- en de wintersituatie te maken. Kaart 9 is vooral gebaseerd op de meetronde in oktober en is daarom het meest representatief voor de gemiddelde situatie. Doordat de grondwaterstand in de deklaag sterk varieert van plaats tot plaats is het goed mogelijk dat op grotere afstand van de peilbuizen in een gemiddelde situatie afwijkingen optreden van meerdere decimeters. In een droge (augustus/september) of natte periode (januari tot april) zijn nog grotere afwijkingen te verwachten. 3.10 Kaart 10: stijghoogten watervoerend pakket In bijlage 1 is op kaart 10 de stijghoogte in het eerste watervoerend pakket weergegeven. Voor het maken van deze isohypsenkaart zijn de volgende gegevens gebruikt: Metingen in 24 peilbuizen uit de TNO-database DINO met een peilbuisfilter in het watervoerend pakket. Per peilbuis is de gemiddelde stijghoogte berekend over de periode 1 januari 1996 tot 31 december 2004. Vlakdekkende kaart van berekende gemiddelde stijghoogte in het eerste watervoerend pakket uit het MER-VPC-model van de locatie Blokland (Grontmij, 2004). Dit model heeft ter plaatse van Nieuwegein een knooppuntsafstand van 200 m. Per TNO-peilbuis is het verschil bepaald tussen de berekende stijghoogte met het Bloklandmodel en de gemeten stijghoogte. Deze verschillen zijn geïnterpoleerd tot een gebiedsdekkende correctiekaart. Met deze correctiekaart is de berekende stijghoogte gecorrigeerd. Op deze wijze is een kaart van de stijghoogte gemaakt die zowel de informatie van het verloop van de isohypsen uit het grondwatermodel in zich heeft als de gemeten absolute standen. blad 17 van 19

4 Conclusies Er zijn voldoende gegevens beschikbaar om voor de maaiveldhoogte, de stijghoogte in het watervoerend pakket, het oppervlaktewatersysteem en de bodemopbouw betrouwbare basiskaarten te maken die gebruikt kunnen worden voor verkennende, oriënterende en nadere bodemonderzoeken. Doordat van het gemeentelijke grondwatermeetnet slechts één volledige opname van de grondwaterstand beschikbaar is, kon geen aparte zomer- en wintergrondwaterstand in beeld worden gebracht. Voor de freatische grondwaterstand is de situatie in beeld gebracht op moment van de ene beschikbare opname. Dit is de situatie van 14 oktober 2005. blad 18 van 19

Literatuur Aveco de Bondt (2004) Nulsituatie Bodemonderzoek, Achterweg te Nieuwegein CSO Adviesbureau (2004) Aanvullend bodemonderzoek t.b.v. de bodemkwaliteitskaart voor de gemeente Nieuwegein, 04.0459/BM De Bondt (2000) (Water)bodemonderzoek Het Klooster, locatie 3 en 3a te Nieuwegein, 99.4571.05 De Bondt (2000) (Water)bodemonderzoek Het Klooster te Nieuwegein, Locatie 10, kadastraal nummer C 1097 DHV (2000) Galecopperzoom Nieuwegein, Verkennend bodemonderzoek Grontmij (2002) Wateropgave deelstroomgebiedsvisie Amstelland, Onderbouwing van de wateroverlast Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, 13/99029467/TW, revisie D1 Hydron/Grontmij (2004) VPC Natuurlijk Duurzaam, MER Vervangende productie capaciteit, Uitwerking MMA en VA, Basisrapport geohydrologie Provincie Utrecht (1987) Grondwaterplan Utrecht TNO Dienst Grondwaterverkenning (1978) Grondwaterkaart van Nederland, kaartblad 31O, 32W, 38O, 39W TNO (2004) Deklaagmodel en geohydrologische parametrisatie voor het beheersgebied van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, NITG 04-090-B0609 blad 19 van 19

Bijlage 1 Kaarten

Bijlage 1 Kaarten Noord Zuid Grondwaterstand Stijghoogte WVP1 Hoogte (m+nap) Deklaag WVP1 Afstand (m) Kaart 5 Dwarsprofiel 1 1 2 3 4

Bijlage 1 (vervolg 1) Noord Zuid Hoogte (m+nap) Deklaag Grondwaterstand Stijghoogte WVP1 WVP1 Kaart 5 Dwarsprofiel 2 Afstand (m) 1 2 3 4

Bijlage 1 (vervolg 2) West Oost Hoogte (m+nap) Deklaag Grondwaterstand Stijghoogte WVP1 WVP1 Afstand (m) Kaart 5 Dwarsprofiel 3 1 2 3 4

Bijlage 1 (vervolg 3) West Oost Hoogte (m+nap) Deklaag Grondwaterstand Stijghoogte WVP1 WVP1 Afstand (m) Kaart 5 Dwarsprofiel 4 1 2 3 4