De Wet op de Jeugdzorg in grote lijnen De cliënt staat centraal Onder cliënt verstaat de Wet: een jeugdige, zijn ouders of stiefouder of anderen die de jeugdige als behorend tot hun gezin verzorgen en opvoeden. De hulp die geboden wordt, moet aansluiten bij de vragen en problemen van jeugdigen en ouders. Dit lijkt een open deur, maar heeft consequenties in de praktijk. Concreet: er moet overlegd worden met de cliënt over de zorg en de cliënt moet ermee instemmen. Ook wanneer in het kader van een justitiële maatregel het gezag van de ouders beperkt is (ots) of is overgedragen aan Bureau Jeugdzorg (voogdij), dient de hulpverlening zoveel mogelijk vanuit de vragen en problemen van de ouders en jeugdigen plaats te vinden. De Wet schrijft voor dat er in elk geval altijd overleg moet zijn met de cliënt. Alleen als dit schadelijk is voor het kind, hoeft dat niet. In zo n geval moet op papier staan waarom er geen overleg met de ouders is gepleegd. Als er sprake is van een justitiële maatregel is de stem van de (gezins) voogd doorslaggevend bij beslissingen omtrent het kind. Recht op jeugdzorg De Wet geeft cliënten recht op zorg. Als Bureau Jeugdzorg een indicatie heeft gesteld, kan de cliënt dit recht opeisen. Dit recht op jeugdzorg heeft voor Jeugd & Opvoedhulp tot consequentie dat zij een acceptatieplicht hebben, tenzij aangetoond kan worden dat het niet lukt om de zorg te bieden binnen de grenzen van de verleende subsidie. Daaronder zou ook het niet beschikbaar zijn van een passend pleeggezin kunnen vallen; dit wordt verder niet concreet benoemd. Indicatiebesluit Bureau Jeugdzorg vormt de toegang tot de geïndiceerde jeugdzorg. Bureau Jeugdzorg voert gesprekken met de cliënt en als verdere zorg voor de cliënt nodig geacht wordt, stelt het samen met de cliënt een indicatiebesluit op. In dat indicatiebesluit staat: een beschrijving van de problemen of dreigende problemen van de cliënt, de ernst en de mogelijke oorzaken daarvan een beschrijving van de (jeugd)zorg die nodig is i.v.m. deze problemen en het beoogde doel van die zorg (zowel op korte als lange termijn) de termijn waarbinnen de cliënt zijn aanspraak tot gelding moet hebben gebracht (nader toelichten) de termijn gedurende welke de aanspraak geldt nadat de zorg is gestart (nader toelichten) een advies wie de zorg kan verlenen. Het indicatiebesluit heeft steeds een geldigheid van maximaal een jaar, korter kan ook. Na dat jaar moet het indicatiebesluit worden herzien. De termijn van een jaar geldt overigens niet als een kind langer dan 2 jaar in hetzelfde pleeggezin woont en er geen zicht is op terugkeer naar huis. Spoedeisende hulp Als er sprake is van een spoedeisende situatie, dan heeft een cliënt gedurende vier weken recht op zorg zonder dat daar een indicatiebesluit aan ten grondslag ligt. Dat kan bijvoorbeeld een crisisplaatsing in een pleeggezin zijn. Binnen die vier weken moet Bureau Jeugdzorg een indicatiebesluit voor vervolghulp opstellen. Deze crisisopvangperiode van vier weken kan niet verlengd worden. Als er een wachtlijst is, dan moet Bureau Jeugdzorg een indicatiebesluit voor second best hulp afgeven. Als er na afloop van de crisisopvangperiode een indicatie ligt voor verblijf bij pleegouders voor
bepaalde tijd, kan met de crisisopvangpleegouders worden besproken of zij die vervolgopvang willen en kunnen bieden. Het beëindigen van de crisisopvangperiode houdt niet automatisch in dat een kind ook moet worden overgeplaatst. De beperking van de crisisopvangperiode heeft consequenties voor de toeslag voor extra kosten bij crisisopvang. Deze toeslag boven op het basisbedrag van de pleegvergoeding kan maximaal vier weken worden toegekend. Aanspraak op jeugdzorg Het indicatiebesluit omvat een aanspraak op de volgende categorieën of op een combinatie daarvan: 1. Jeugdhulp: ambulante hulpverlening en therapeutische interventies, bijv. intensieve gezinsbegeleiding of speltherapie. Jeugdhulp kan gericht zijn op ouders en/of jongeren 2. Verblijf: in een pleeggezin of een residentiële instelling. Verblijf is gericht op het kind. Aangegeven wordt ook de omvang van het verblijf, uitgedrukt in het aantal uren per etmaal / per week. Deeltijdverblijf is alleen verblijf gedurende een deel van een etmaal. Dit kan alleen in combinatie met een aanspraak op jeugdhulp. Dat betekent dat weekendpleegzorg geen deeltijdverblijf is; dagpleegzorg daarentegen wel 3. Observatiediagnostiek, met als doel het verkrijgen van informatie die Bureau Jeugdzorg nodig heeft om een indicatie te kunnen stellen. Deze aanspraak bestaat voor een termijn van maximaal 6 weken, eventueel kan dit éénmaal verlengd worden met 6 weken. Observatiediagnostiek kan plaatsvinden in een pleeggezin of een residentiële instelling. In het indicatiebesluit wordt ook de omvang in het aantal uren per etmaal en per week van de benodigde jeugdhulp, verblijf of observatiediagnostiek aangegeven. Uitvoering van justitiële taak van Bureau Jeugdzorg Naast de taak als indicatiesteller, blijft Bureau Jeugdzorg verantwoordelijk voor de uitvoering van een aantal justitiële maatregelen; ondertoezichtstelling, voogdij en jeugdreclassering. De taken en de bevoegdheden van het Bureau Jeugdzorg in het kader van de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel zijn voornamelijk in het Burgerlijk Wetboek geregeld. De Wet op de Jeugdzorg schrijft wel voor dat ook ten aanzien van deze taken zoveel mogelijk vraaggericht gewerkt wordt. Bureau Jeugdzorg schrijft een plan, waarin de doelen die met de ots of de voogdij beoogd worden, omschreven worden. In het kader van ots of voogdij is een indicatiebesluit nodig om een plaatsing in een pleeggezin te bewerkstelligen. Voorheen, bij de Wet op de jeugdhulpverlening, was dit niet aan de orde. Het realiseren van de zorg Met het indicatiebesluit kan de cliënt naar een zorgaanbieder toestappen. Voor het gemak gaan we er in de rest van deze notitie vanuit dat dit de instelling voor pleegzorg is. Het is de taak van de instelling voor pleegzorg om verantwoorde zorg te bieden. Dat wil zeggen: van goed niveau, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht afgestemd op de reële behoefte van de cliënt. De instelling voor pleegzorg heeft tot taak om een hulpverleningsplan op te stellen, bij voorkeur voordat de pleegzorgplaatsing start, maar in elk geval binnen 6 weken. In het hulpverleningsplan worden de doelen uit het indicatiebesluit verder uitgewerkt en geconcretiseerd. De instelling voor pleegzorg stuurt het hulpverleningsplan aan Bureau Jeugdzorg ter beoordeling. Concreet betekent dit dat er bij een vrijwillige plaatsing in een pleeggezin sprake is van een indicatiebesluit van Bureau Jeugdzorg en daarvan afgeleide hulpverleningsplan van
de instelling voor pleegzorg. Bij een pleeggezinplaatsing in het kader van ots of voogdij is er sprake van drie documenten: een plan van Bureau Jeugdzorg m.b.t. de maatregel, een indicatiebesluit en een hulpverleningsplan van de instelling voor pleegzorg. Deze drie moeten precies op elkaar aansluiten. De instelling voor pleegzorg meldt aan Bureau Jeugdzorg dat het hulpverleningsproces is gestart en houdt Bureau Jeugdzorg op de hoogte van de voortgang. Ook meldt de instelling voor pleegzorg aan Bureau Jeugdzorg wanneer de zorg beëindigd wordt. De hulp aan jeugdigen en ouders Het is dus de taak van Jeugd & Opvoedhulp c.q. de instelling voor pleegzorg om de hulpverlening aan jeugdigen en ouders te bieden. Wat betreft de hulp aan de ouders: in elk geval is het de taak van zorgaanbieder om de ouders te informeren en te betrekken bij de zorg. Het kan ook nodig zijn om aan de ouders intensievere begeleiding te bieden, bijvoorbeeld bij het vergroten van hun opvoedingsvaardigheden zodat de jeugdige weer terug kan naar het eigen gezin. Maar ook om ouders te helpen bij het accepteren van hun nieuwe rol als ouder niet zijnde opvoeder. In dat geval kan er een indicatie jeugdhulp worden afgegeven. Overigens kunnen de ouders met die indicatie naar dezelfde zorgaanbieder toestappen die het verblijf van de jeugdige biedt, maar ze kunnen ook bij een andere zorgaanbieder aankloppen. De positie van pleegouders Een pleegouder wordt in de Wet omschreven als: degene die in het kader van jeugdzorg een jeugdige die niet zijn kind of stiefkind is, als behorende tot zijn gezin verzorgt en opvoedt. Daarmee krijgen pleegouders een aparte status en zij zijn geen cliënt, tenzij zij zelf een indicatie aanvragen. Formeel vallen pleegouders dan ook niet meer onder het klachtrecht van de Bureaus Jeugdzorg, maar de Bureaus Jeugdzorg hebben aangegeven dat het klachtrecht wel openstaat voor pleegouders, die dan als belanghebbende worden aangemerkt. Toch kunnen pleegouders in sommige gevallen weldegelijk cliënt worden, bijvoorbeeld als er zeer ernstige opvoedingsproblemen in het pleeggezin zijn, waarvoor intensieve ambulante hulp nodig is. In dat geval kan een aparte indicatie jeugdhulp voor de pleegouders afgegeven worden. Regeling Pleegzorg Deze regeling bestaat uit 3 hoofdstukken: de eisen die aan pleegouders gesteld worden, het pleegcontract en de pleegvergoeding. Eisen met betrekking tot pleegouders De aanbieder van pleegzorg (verder hier 'voorziening' genoemd) is verantwoordelijk voor de verzorging en opvoeding van het pleegkind en delegeert de uitvoering van die taak aan pleegouders. Dat moet op verantwoorde wijze gebeuren. Daarom moeten pleegouders volgens de wet aan de volgende eisen voldoen: De pleegouder (of één van hen) moet tenminste 21 jaar zijn. De pleegouders en alle personen ouder dan 12 jaar, die in het pleeggezin wonen, moeten beschikken over een verklaring van geen bezwaar, afgegeven door de Raad voor de Kinderbescherming. De pleegouder werkt mee aan de uitvoering van het hulpverleningsplan, opgesteld door de voorziening en aanvaardt daarbij de begeleiding van de voorziening. De voorziening moet vaststellen of de pleegouder geschikt is om vorm te geven aan de zware opvoedingstaak waar bij pleegzorg vaak sprake van is. Gelet wordt daarbij op de opvoedingsmogelijkheden van de pleegouder, de leeftijd en problemen van het pleegkind, de samenstelling van het pleeggezin en de verwachte duur van de
pleegzorgplaatsing. Bij iedere plaatsing van een pleegkind wordt dus een zorgvuldig oordeel gevraagd over de geschiktheid van het pleeggezin, ook in relatie tot de reeds in het pleeggezin verblijvende pleegkinderen. De vroegere regeling dat een pleegouder niet meer dan 3 pleegkinderen mocht opvoeden, is hiermee komen te vervallen; de praktijk heeft uitgewezen dat het aantal van drie arbitrair is. Soms verblijft een kind al in een pleeggezin voordat Bureau Jeugdzorg een indicatiebesluit heeft afgegeven. In die gevallen krijgt de voorziening 13 weken de tijd om vast te stellen of de verzorging en opvoeding van het pleegkind toevertrouwd kan worden aan deze pleegouders. Binnen die 13 weken moet dan ook de verklaring van geen bezwaar afgegeven worden. Dat het verblijf bij het pleeggezin niet zonder meer schadelijk is voor het pleegkind, moet wel direct worden vastgesteld. Eisen met betrekking tot het pleegcontract De wederzijdse verplichtingen van de voorziening en de pleegouders worden vastgelegd in een pleegcontract. Voor ieder pleegkind wordt er een apart contract opgesteld. In het pleegcontract is in elk geval vastgelegd dat de pleegouder de voorziening informatie geeft die van belang is voor het vaststellen van de pleegvergoeding. Daarnaast is geregeld dat de klachtenregeling die voor de cliënten van de voorziening geldt, ook van toepassing is voor de pleegouders. Er zijn 3 verschillende soorten pleegcontracten: Een pleegcontract bij 'gewone' pleegzorgsituaties Het pleegcontract is gekoppeld aan het indicatiebesluit en heeft dezelfde geldigheidsduur, maar kan automatisch met het indicatiebesluit verlengd worden. Het pleegcontract kan alleen eenzijdig beëindigd worden door de voorziening als het belang van het pleegkind dat vraagt en dan alleen na overleg met de pleegouder, tenzij verder verblijf echt schadelijk is voor het kind. De pleegouder kan het contract eenzijdig beëindigen als de voorziening haar afspraken niet nakomt en ook binnen 3 weken na schriftelijke melding haar leven niet betert. Wel krijgt de voorziening een week de tijd om een andere plek voor het pleegkind te zoeken. Vastgelegd in het contract is ook dat de pleegouder zich verplicht om bij de opvoeding van het pleegkind uit te gaan van het hulpverleningsplan. Ook wordt vastgelegd hoe de begeleiding vorm krijgt, waarbij het hulpverleningsplan en de behoefte van de pleegouder bepalend zijn. Het contact met de ouders of andere familieleden van het kind is een belangrijk uitgangspunt in de jeugdzorg; in het contract is dan ook geregeld op welke manier de pleegouders hieraan meewerken, terwijl de voorziening op haar beurt verplicht is om de privacy van het pleeggezin zoveel mogelijk te beschermen. De voorziening en de pleegouders moeten elkaar informeren over alles wat belangrijk is voor de opvoeding en verzorging van het kind. Tenslotte wordt in het contract bepaald dat zowel de voorziening als de pleegouder het pleeg kind betrekken overeenkomstig zijn beoordelingsvermogen bij belangrijke beslissingen. Een pleegcontract bij pleegoudervoogdij Als een pleegkind voor langere tijd in een pleeggezin verblijft en de ouders zijn ontheven of ontzet uit de ouderlijke macht kan de voogdij door de kinderrechter opgedragen worden aan de pleegouders, als zij daarmee akkoord gaan. In dit pleegcontract vervallen de bepalingen dat de pleegouder begeleiding dient te aanvaarden en ook dat meegewerkt moet worden aan de omgang van het kind met de ouders. De relatie met de voorziening voor pleegzorg bestaat bij pleegoudervoogdij alleen nog uit het feit dat deze laatste de pleegvergoeding betaalt. Immers, een pleegoudervoogd is niet onderhoudsplichtig.
Een tijdelijk contract voor situaties waarin het kind al in het pleeggezin verblijft in afwachting van definitieve plaatsing In het pleegcontract wordt vastgelegd dat de pleegouders meewerken aan het onderzoek van de voorziening naar de geschiktheid om het pleegkind op te voeden en dat zij meewerken aan de omgang met de ouders en familieleden. Ook is de aard en de omvang van de begeleiding door de voorziening vastgelegd. De pleegvergoeding De hoogte van 'het basisbedrag' zoals de pleegvergoeding in de regeling wordt genoemd, is in de regeling vastgelegd. Als de rijksfinanciën het toelaten, wordt dit bedrag ieder jaar geïndexeerd. Kwaliteitseisen en cliëntenbeleid Om het vraaggerichte karakter van de Wet op de Jeugdzorg nog eens te onderstrepen, stelt de Wet nogal wat eisen aan de kwaliteitszorg. Zowel Bureau Jeugdzorg als Jeugd & Opvoedhulp zijn verplicht om verantwoording af te leggen over de kwaliteit van hun werk, hoe en hoe vaak dit gemeten is, hoe cliënten zijn betrokken bij de zorg en hoe is omgegaan met klachten. Eigen bijdrage ouders Het uitvoeringsbesluit regelt de bijdrage van ouders. Net als voorheen blijven ouders verplicht om aan het Rijk een bijdrage te betalen aan de jeugdzorg voor kinderen voor wie zij onderhoudsplichtig zijn. Het bedrag wordt geïnd door het LBIO (Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen). Jeugdzorgaanspraken in Nederland verblijvende vreemdelingen Het recht op jeugdzorg voor rechtmatig en niet rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen is beperkt. Zo hebben minderjarige vreemdelingen die een tijdelijk verblijfsrecht hebben, alleen recht op jeugdzorg die binnen het opvangcentrum waar zij verblijven, gerealiseerd kan worden, tenzij de noodzakelijke zorg daar niet verleend kan worden. De geldigheid van het indicatiebesluit is in dit geval geen jaar, maar een half jaar. Niet rechtmatig in Nederland verblijvende vreemdelingen hebben alleen aanspraak op verblijf in een pleeggezin, als verblijf in een instelling niet voldoende is. De reden voor die beperking is gelegen in het feit dat op grond van het Verdrag inzake de Rechten van het Kind uitzetting van een vreemdeling onmogelijk kan worden na langdurige plaatsing in een pleeggezin. Die situatie wil de wetgever zoveel mogelijk voorkomen. Bureau Jeugdzorg en pleegzorg, taken en verantwoordelijkheden Ondertoezichtstelling en een stabiele opvoedingssituatie De wetgeving met betrekking tot de ondertoezichtstelling die sinds 1995 geldt, bepaalt dat elk jaar opnieuw moet worden vastgesteld of de ots verlengd dient te worden. In feite kan de ots in combinatie met de uithuisplaatsing jaarlijks verlengd worden tot het kind meerderjarig is. Deze situatie is in tegenspraak met het uitgangspunt dat het kind recht heeft op een stabiele opvoedingssituatie. Als duidelijkheid over de toekomst uitblijft, kan het kind zich niet richten op het opgroeien in het pleeggezin, de ouders blijven perspectief houden op terugkeer van het kind en de pleegouders verkeren in onzekerheid of het kind in hun gezin zal blijven of niet. Voor alle betrokkenen is dit een onwenselijke situatie. De nieuwe Wet op de Jeugdzorg vraagt nadrukkelijk aandacht voor het perspectief van ots-pupillen.
De volgende eisen worden gesteld aan de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen: als een kind tenminste 18 maanden buiten het ouderlijk gezin heeft gewoond, dient er aandacht te worden besteed aan de continuïteit van de verblijfplaats van het kind ook moet regelmatig worden bezien of een ontheffing van de ouders overwogen moet worden; wat regelmatig inhoudt wordt niet aangegeven er moet rekening worden gehouden met het belang van een voogdijpupil bij een overgang van het gezag naar de ouders, de pleegouders of anderen het indicatiebesluit met de aanspraak op verblijf geldt voor maximaal een jaar, tenzij een kind al langer dan 2 jaar in hetzelfde pleeggezin woont en er geen zicht is op terugkeer naar het eigen gezin. De Wet geeft geen concrete termijnen aan waarbinnen er duidelijkheid moet zijn over het perspectief van de pleegzorgplaatsing.