9 mei 2012 De Europese kaderovereenkomst inzake inclusieve arbeidsmarkten Tweede verslag van de Stichting van de Arbeid over de werkwijze en de ondernomen activiteiten van de Nederlandse sociale partners bij de implementatie van deze kaderovereenkomst Vooraf Hieronder volgen de activiteiten die de Stichting van de Arbeid 1 heeft ondernomen in de periode april 2011 april 2012 ter bevordering van de implementatie van de afspraken die gemaakt zijn in de Europese kaderovereenkomst inzake inclusieve arbeidsmarkten. In dit verslag zijn niet opgenomen de activiteiten van de afzonderlijke werkgevers- en werknemersorganisaties. In de Stichting hebben de centrale werkgevers- en werknemersorganisaties zitting met als doel goede arbeidsverhoudingen te bevorderen door te streven naar overeenstemming over adviezen en aanbevelingen aan hun leden en aan anderen over uiteenlopende onderwerpen. Zo benadert de Stichting van de Arbeid gevraagd en ongevraagd de Nederlandse regering, het parlement en andere organisaties met adviezen en aanbevelingen die de totstandkoming van een inclusieve arbeidsmarkt kunnen bevorderen. Zoals gebruikelijk in het Nederlandse overlegmodel hebben ook in deze verslagperiode sociale partners in de Stichting van de Arbeid het kabinet gesproken en geadviseerd over tal van onderwerpen, waaronder de bevordering van de inclusieve arbeidsmarkt. Dat geldt ook voor het overleg met specifieke organisaties die mede verantwoordelijk zijn voor een inclusieve arbeidsmarkt zoals UWV of Stichting Lezen en Schrijven. 1. Vertaling van de Europese kaderovereenkomst Zoals vorig jaar al is bericht, heeft de Stichting van de Arbeid de kaderovereenkomst na ontvangst laten vertalen door een professioneel vertaalbureau. Vervolgens heeft de Stichting zowel de vertaling als de originele Engelse tekst in augustus 2010 op haar website www.stvda.nl geplaatst zodat eenieder hiervan kennis kan nemen en desgewenst kan downloaden. 1 De Stichting van de Arbeid is het overlegorgaan van de representatieve centrale werkgevers- en werknemersorganisaties. In de Stichting hebben zitting namens de georganiseerde werkgevers VNO-NCW, MKB-Nederland, LTO- Nederland en namens de georganiseerde werknemers FNV, CNV en MHP.
2 2. Verspreiding van de vertaalde kaderovereenkomst onder decentrale sociale partners De centrale werkgevers- en werknemersorganisaties hebben hun leden op de hoogte gebracht van het verschijnen van de vertaalde kaderovereenkomst. 3. Implementatie van de kaderovereenkomst De mogelijkheden om adequate werkgelegenheid te bieden aan werkzoekenden met een grote afstand tot de arbeidsmarkt zijn het afgelopen jaar niet groot gebleken. De belangrijkste oorzaak is gelegen in het ongunstige economische klimaat als gevolg van de eurocrisis. De eerdere verwachting - dat er na 2010 vrij snel ruimte zou komen op de arbeidsmarkt voor de kwetsbare werkzoekenden als gevolg van enerzijds de vergrijzing en ontgroening op de arbeidsmarkt en anderzijds de aantrekkende economische ontwikkeling - is niet bewaarheid. Desondanks is er de laatste jaren verbetering te constateren ten aanzien van de positie van kwetsbare werkzoekenden op de arbeidsmarkt. Uit de meest recente rapportages van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) blijkt bijvoorbeeld dat het aantal cao s waarin afspraken zijn gemaakt over wajongers zienderogen toeneemt. Zo bevatte in 2008 nog geen enkele cao een afspraak over de arbeidsbevordering van wajongers. In 2010 staan in 16% van cao s hierover afspraken. Halverwege 2011 is dit aantal opgelopen tot 36% 2. De activiteiten Hieronder volgen de meest belangrijke activiteiten die de Stichting van de Arbeid het afgelopen jaar heeft ondernomen ter bevordering van een inclusieve arbeidsmarkt en de adviezen die zij hierover heeft uitgebracht. Wellicht de belangrijkste activiteit van de sociale partners ter bevordering van de inclusieve arbeidsmarkt in 2011 is het opstellen van de zogeheten Beleidsagenda 2020 geweest. De reden voor deze agenda is het Pensioen Akkoord Voorjaar 2010. Werkgevers en vakbonden hebben door het Pensioenakkoord af te sluiten - waardoor onder andere de pensioenleeftijd vanaf 2020 zal stijgen naar 66 jaar en in 2025 naar verwachting naar 67 jaar - samen de verantwoordelijkheid op zich genomen om oudere werknemers een werkende toekomst te bieden. Zij hebben afgesproken dat in 2020 de arbeidsparticipatie van werknemers van 55 jaar en ouder niet mag verschillen van de gemiddelde arbeidsparticipatie van 55- minners. Het moet weer normaal worden gevonden dat werkgever en werknemer alles eraan doen om, gezond en gemotiveerd, werkend de AOW-leeftijd te kunnen halen. Om hierin te slagen dient de inzet op duurzame participatie niet op de 55 ste verjaardag van de werknemer te beginnen maar al veel eerder in de loopbaan van elke werknemer. In de Beleidsagenda 2020 staan tal van maatregelen die de komende jaren op 2 Bron: Werkgeversvereniging AWVN, april 2012.
3 centraal en decentraal niveau dienen te worden uitgevoerd 3. In het najaar van 2011 hebben sociale partners binnen de Stichting in samenwerking met de overheid de uitvoering opgestart. Een van de eerste activiteiten is het opstellen van een advies aan de minister van SZW geweest over de voorwaarden voor een loopbaanfaciliteit - waarbij de overheid cofinanciering beschikbaar stelt - voor intersectorale scholing en Van-Werk-Naar-Werk-trajecten. Uitvoering van het Convenant Laaggeletterdheid, gesloten met de overheid om laaggeletterdheid onder werkenden en werkzoekenden te bestrijden (looptijd 2007-2015). Afgesproken is om in de periode 2007 tot 2015 het aantal laaggeletterden met 60 procent te verminderen. Sociale partners hebben in dit convenant toegezegd dat zij zich zullen richten op de bestrijding van laaggeletterdheid onder werkenden. Inmiddels vindt de aanpak van laaggeletterdheid via twee lijnen plaats. De eerste lijn is de sectorale aanpak 4. In samenwerking met Stichting Lezen & Schrijven heeft de Stichting van de Arbeid verschillende branches en O&O-fondsen benaderd om te bevorderen dat een aanpak van laaggeletterdheid wordt ontwikkeld en in beleidsplannen en/of cao s wordt opgenomen. Ook zijn goede voorbeelden van en informatie over cao-afspraken en branche- en bedrijfsaanpakken verzameld en verspreid. Omdat uit een monitor van de resultaten bleek dat deze aanpak alléén onvoldoende effect sorteert, is in 2010-2011 een tweede lijn ontwikkeld: het direct benaderen van bedrijven en werknemers met adviezen over opsporing en scholing van laaggeletterden. Zo stimuleert de Stichting bedrijven om de taalscan te gebruiken - een instrument dat is ontwikkeld door FNV, VNO-NCW en MKB 5 om te kunnen vaststellen of iemand taalscholing nodig heeft. Daarnaast promoot zij het (individuele) gebruik van laagdrempelige multimediale producten van onder andere Stichting ETV.nl. Er is veel aandacht besteed om het instrument EVC 6 zowel te verbeteren als onder de aandacht van werkgevers en werknemers te brengen. EVC is een arbeidsmarktinstrument waarmee werknemers zicht kunnen krijgen op hun competenties. Om EVC te bevorderen, heeft het Kenniscentrum EVC in september 2011 in samenwerking met de Stichting van de Arbeid een handreiking 7 opgesteld voor decentrale cao-partijen. Hierin is aangegeven op welke wijze EVC-afspraken in een cao kunnen worden opgenomen. De handreiking is verspreid onder decentrale cao-partijen. 3 Een samenvatting van de Beleidsagenda 2020 is als bijlage bijgevoegd. De gehele tekst van de Beleidsagenda 2020 is in het Engels en Nederlands te downloaden van www.stvda.nl. 4 Deze lijn is er vooral op gericht sociale partners in sectoren meer bewust te maken van aard en omvang van de problematiek, te benadrukken welke risico s laaggeletterdheid met zich meebrengt en te communiceren wat de bestrijding ervan oplevert. 5 FNV, VNO-NCW, MKB Taalscan, april 2010. Deze is te downloaden van www.fnv.nl/taalscan, www.vno-ncw.nl en www.mkb.nl. 6 De afkorting EVC staat zowel voor ervaringscertificaat als voor Erkennen van Verworven Competenties. 7 Kenniscentrum EVC en Stichting van de Arbeid Naar goede afspraken over EVC in de cao, september 2011. Dit is te downloaden van www.stvda.nl.
4 Juni 2012 wordt een nieuw convenant over EVC gesloten tussen de Stichting van de Arbeid en de overheid. Uitgangspunt voor het nieuwe convenant is dat EVC een arbeidsmarktinstrument is ter versterking van de positie van werknemers op de arbeidsmarkt met betrekking tot loopbaan, instroom en doorstroommogelijkheden voor werkenden en werkzoekenden. In april 2011 heeft de Stichting de Aanvullende conclusies, aanbevelingen en adviezen 35-min gepubliceerd; dit betreft een aanvulling op de in 2008 uitgebrachte Praktische conclusies en aanbevelingen 35-min. Dit is gebeurd omdat sociale partners concludeerden op basis van op haar verzoek verricht onderzoek dat weliswaar het aantal werkenden onder de arbeidsgehandicapten die vallen onder de categorie 35-min is toegenomen (van 42% in 2007 naar 62% in 2009) maar dat dit aandeel nog omhoog kan. Uit onderzoek naar de gezondheidsbeleving en werkhervatting van 35-minners is gebleken dat een deel van de groep 35-minners degenen met een lage opleiding, laag inkomen, relatief veel beperkingen en veelal een slechte gezondheidsbeleving - een kwetsbare uitgangspositie voor werkhervatting heeft. De Stichting heeft het feit dat het bij 35-minners niet uitsluitend gaat om mensen met lichte beperkingen maar ook werknemers betreft met substantiële beperkingen aangekaart bij de overheid. Zij heeft een aantal voorstellen gedaan om deze problematiek op te lossen. De Stichting is immers van mening dat deze 35-minners al gedurende de ziekteperiode meer intensieve ondersteuning nodig hebben om het werk te kunnen hervatten. De overheid heeft echter hierop tot op heden afwijzend gereageerd. Werkgevers en werknemers worden middels deze publicatie nog eens gewezen op het belang van re-integratie in de eerste twee ziektejaren. Ook wordt aanbevolen om meer gerichte scholing in te zetten om de inzetbaarheid van de werknemer binnen of buiten het bedrijf te vergroten. Wanneer ingezet wordt op reintegratie buiten het bedrijf wordt aanbevolen om goede randvoorwaarden te regelen. Werknemers wordt aanbevolen ook zelf na te denken over ander passend werk binnen het bedrijf en hierover met de werkgever (c.q. de bedrijfsarts) in gesprek te gaan. Indien de ziekte echter met het eigen werk te maken heeft, is volgens de Stichting oriëntatie op ander werk aan te bevelen. Ook wordt werknemers aangeraden zich goed op de hoogte te stellen van de mogelijkheden die de wet en/of hun cao en/of de werkgever biedt om weer tot werkhervatting te komen. Het kabinet wordt onder andere geadviseerd om de inzet van de noriskpolis uit te breiden en het schattingsbesluit zodanig aan te passen dat de verdiencapaciteit zoveel als mogelijk op basis van een realistisch perspectief wordt vastgesteld. Op 7 december 2011 heeft de Stichting nogmaals het parlement gewezen op het belang van deze adviezen. Desondanks zijn deze tot op heden niet door het kabinet opgevolgd. In hoeverre de aanvullende adviezen aan werkgevers en werknemers al effect hebben op de arbeidsmarktpositie van deze doelgroep is nog niet bekend.
5 Om de betrokkenheid bij de arbeidsmarkt te vergroten, kan het zogeheten Nieuwe Werken (HNW) - dat wil zeggen plaats- en tijdongebonden werken - voor bepaalde kwetsbare groepen werknemers de mogelijkheid om betaalde arbeid te verrichten, vergroten. In oktober 2011 heeft de Stichting de staatssecretaris van SZW geschreven dat het wel raadzaam is dat werkgever en werknemer nagaan - voordat zij overgaan op HNW (en ook na de introductie ervan) - of en zo ja onder welke voorwaarden dit concept geschikt is voor de betreffende werknemer en het soort werkzaamheden dat hij uitvoert. De Stichting van de Arbeid beschouwt immers HNW als een concept dat mogelijkheden biedt aan zowel werkgevers als werknemers. Dit uiteraard onder de premisse dat het type werk het de facto toestaat. De tweede evaluatie van het Samenwerkingskader van 2007 is op 3 november 2011 vastgesteld. In dit Samenwerkingskader staan de afspraken die de Stichting van de Arbeid en het ministerie van SZW gemaakt hebben over de handhaving van regelingen ten behoeve van werknemers uit de Midden- en Oost-Europese landen en hun werkgevers. Hieruit blijkt dat de gemaakte afspraken over het algemeen worden nagekomen maar dat ook zaken verbeterd kunnen worden. Decentraal overleg tussen de Inspectie SZW (voorheen de Arbeidsinspectie) en sociale partners over de positie van deze werknemers blijft gewenst. Dat geldt ook voor het overleg op centraal niveau met het kabinet. De werknemersorganisaties in de Stichting spreken bovendien hun zorg uit over de bezuinigingen op de Inspectie SZW, waardoor de handhaving bemoeilijkt wordt. Op 7 december heeft de Stichting gereageerd op het debat in de Tweede Kamer over de vraag of het toekennen van een algemeenverbindendverklaring (avv) van de cao afhankelijk gemaakt moet worden van het feit of decentrale sociale partners in de cao afspraken hebben gemaakt over de bevordering van de arbeidsmarktpositie van kwetsbare groepen werkzoekenden. De Stichting geeft aan dat cao-afspraken een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan het bevorderen van de arbeidsparticipatie van doelgroepen. Het avv-instrument kan daarbij behulpzaam zijn aangezien dergelijke afspraken in dat geval van toepassing worden op een gehele sector. Omgekeerd echter zal het onthouden van avv aan cao-bepalingen - vanwege het ontbreken van specifieke afspraken over doelgroepen - naar de mening van de Stichting niet bijdragen aan het tot stand komen van meer of betere afspraken op dit terrein. Dit kan zelfs contraproductief werken. Ter onderbouwing heeft de Stichting aangegeven dat er meer afspraken ter bevordering van de arbeidsparticipatie van kwetsbare groepen voorkomen in algemeen verbindend verklaarde cao's dan in niet algemeen verbindend verklaarde cao's. 4. De wijze waarop eventuele problemen tussen sociale partners bij de implementatie zijn en worden opgelost Uitgangspunt van sociale partners is om na te gaan of een gezamenlijke inzet tot de mo-
6 gelijkheden behoort. Meestal leidt het overleg binnen de Stichting van de Arbeid tot een unaniem advies. Als sociale partners echter tot de conclusie komen dat ten aanzien van een specifiek onderwerp sprake is van onoverbrugbare verschillen van inzicht besluiten zij om ofwel het onderwerp, al dan niet voorlopig, te laten rusten ofwel ieder apart hun opvatting over de betreffende kwestie aan te kaarten bij parlement of regering.