HET Museum voor Land- en Volkenkunde en Maritiem



Vergelijkbare documenten
Geschiedenis van Suriname : de slavenhandel

8.2 Fort Elmina. De leerkracht bespreekt de vragen met de leerlingen die op hun plaats zitten.

DE HAVENBEWEGING VAN HET EILAND CURACAO

Geschiedenis groep 6 Junior Einstein

Vraag 1c. In welke plaatsen waren VOC- vestigingen in Nederland?...

EENIGE AANVULLINGEN OP DE ENCYCLOPAEDIE VAN NEDERLANDSCH WEST-INDIË. III (S/(rf)

HANDEL LES 2. De Oostzeevaart of de Sontvaart. Aangenaam. De naam is Bicker, Jacob Bicker, directeur bij de Oostzeevaart.

De Burg te Wassenaar.

N 54. 'SGRAVENHAGE, den 10 October 1876.

STOOMKETELS ^ PRINS HENDRIK", 3D. Hl. -^TKT O IL. F S O 3sr. Ovefgedrukt uit de Nieuwe Rotterdamsche Courant van. 8 December 1877.

Wijnimport Nederland naar regio

een zee van tijd een zee van tijd Werkblad 17 Ω Over Indië en Suriname Ω Les 1: Van Batavia tot Jakarta Naam:

Driehoekshandel hv123. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Opkomst en ondergang van de VOC

Van Kogge tot Coaster

Postagent aan boord van schepen

Toerisme in Caribisch Nederland 2016

Driehoekshandel hv123. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

HAVENS EN DE REIS VAN BONTEKOE

^ &^ee ^ Qylpmnei mi Q/Sén=^ ^eneiaa/.

De Molukse Emigranten

DE WAPENSTEEN VAN DE GOUDEN LEEUW DOOR J. SPRUIT

De leerkracht zorgt ervoor dat alle leerlingen een gatentekst en een ontdekkaart hebben.

Introductie. Bram Oosterwijk, Ik verlang geen dank; Lodewijk Pincoffs ( ) (Uitgeverij Douane, Rotterdam, 2011)

Werkblad 1 (Bij bladzijde 2 en 3 van het lesboek)

Verslag van het nationaal archief Den Haag

Lees het verhaal over master Roelof en slaaf Tomboy (deel 1).

Het drama van twee geliefden, die niet met elkaar mochten trouwen, terwijl zij 7 maanden zwanger was

X BASISLES LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - VMBO - GESCHIEDENIS ANTWOORDEN OPDRACHTEN MAASVLAKTE 2

Het plaatwerk aan de Spaarndamsche sluizen.

OP 23 september 1987 bestond de Stichting 'Economisch

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1951 No. 84 Overgelegd aan de Staten-Generaal door de Minister van Buitenlandse Zaken

B1 Hoofddorp pagina 1

Werkstuk Geschiedenis De oprichting, bloei en ondergang van de VOC

Wat denken de jongens? Trek een lijn naar het denk-wolkje. Het is niet eerlijk, ik ben arm en hij is rijk. Ik wil graag vrienden blijven

Inleiding. Wat is het Vasa schip? Koningshuis Vasa ( )

Geschiedenis van Suriname : Suriname van Engelse naar Nederlandse landbouwkolonie

Enkele opmerkingen naar aanleiding van een bijschrift over kasteel Crayenstein.

STR^^TM^N, SOHMITZ & C. ƒ2,595,600.- EERSTE HYPOTHEEK

Werkstuk Geschiedenis VOC in de gouden eeuw

Inventaris van het archief van de Admiraliteitscolleges: Verzameling A.A. Buyskes,

Les Aardrijkskunde & Geschiedenis

Tijdwijzer. Het begin. Voor en na Christus

Uit den oude doos : Ons Zuiden Limburg + Brabantse Illustratie, 13 juli 1934, door Willy Verster Ingezonden door: Bas van Straten

Chr. Oranjevereniging Marken en Oranje Herdenking 4 mei 2017 Thema: Verhalen van de oorlog

Lesbrief MAASVLAKTE 2 OPDRACHT 1 - TOPOGRAFIE EN AARDRIJKSKUNDE

Praktische opdracht Geschiedenis VOC

Traject Djakarta-Rotterdam

Inhoud. Het leven van Escher. Weiland wordt vogel. Kringloop metamorfose. De wereld op z n kop.

Samenvatting geschiedenistoets hoofdstuk 6: Een tijd van revoluties

Tijd van burgers en stoommachines Het moderne imperialisme

Wijzigingen: AB 2012 no. 54; (inwtr. AB 2013 no. 15) ===================================================================== Artikel 1

24 Januari 1948, beide uit Paramaribo, hoofdstad van Suriname. Hij verzocht me jou te schrijven

Begraven op de drempel van Japan

Wie heeft niet weder Schinkel s kinematograaf bezocht? Neen maar, dringen en nog eens dringen om er in te komen.

HET ONTWERP VOOR HET HOFPLEIN DOOR DR. H. P. BERLAGE.

De leerkracht zorgt ervoor dat alle leerlingen een gatentekst en een ontdekkaart hebben.

Het Snijdersplein. Voorwoord

G. Oud Pzn & Co (Likeurstokerij "de Voorwaarts") (Oud Wijnkopers)

Jan van der Heyden te Leiden.

Onderzoeksvraag: Welke motieven hadden de Europeanen om in Afrika en Zuidoost-Azië een groot koloniaal imperium op te bouwen?

Naar de golf van Aden met Duncan Vlaar

Omzetbelasting II -- Deel 3

RESEARCH CONTENT. Loïs Vehof GAR1D

PPJ6RAMMA èf kefiéigbèit vepeigch om tst de versehtkenée. met friejarigen' mnm voor meisjes te Batavia te wöpdeh teegelatee.

JOHANNES Georgius Pruschenccius kwam i September

Mercator en de ontdekkingsreizen

No. 44 PUBLICATIE VAN DE NEDERLANDSCH.INDISCHE WEGENVEREENIGING TRACTIE-WEERSTANDEN ^«BANDOENG

DE BOERENOORLOG

B E L E I D S P L A N S T I C H T I N G J A C O B S P I N De schoenerbrik Jan Freseman in 1860

WAAHDMIER BET m DOOR G4SBH\\I)EHS

CASUS DEEL 2 Supersauna (20 vragen)

OOST-INDIÈ YAARDERS.

Tekststudio Schrijven en Schrappen lotty@schrijven-en-schrappen.nl -

AAN DE BURGERS DER OORLOGVOERENDE STATEN

EENIGE AANVULLINGEN OP DE ENCYCLOPAED1E VAN WEST-INDIE

Rijksuniversiteit Groningen Nameting kennis en argumentatie

Werkblad Mijn huis staat in...

Nachtegael straet was Olde Rosmolenstraet is Rabbistraat

Rederij Posthuma & Goslings Dokkum

LAGO OIL & TRANSPORT COMPANY, LTD. OP ARUBA

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 4

Van moeilijke naar toegankelijkere woorden

TIJDVAK 7 Bepoederde pruiken, bruisende ideeën

Overzicht Indeling Bibliotheek. Vanaf juli 2012

De postverbindingen tussen Nederland en Overzeese gebiedsdelen

Wat ga je in deze opdracht leren? Meer leren over: soorten vragen, vraagwoorden, signaalwoorden en sleutelwoorden

De ondergang van de Spaanse Armada een spannend verhaal

Werkstuk Geschiedenis De betekenis van de VOC voor de Nederlandse economie en de wereldeconomie

Informatieblad Gemeenteverslagen

In: Bijdragen tot de Taal-, Land- en Volkenkunde 109 (1953), no: 4, Leiden,

DE RAAD VAN BEROEP VOOR DE DIRECTE BELASTINGEN TE s-gravenhage,

Samenvatting Gouden Eeuw ABC

Bronnenboekje examen VMBO-KB 2003

De bedrieger bedrogen

Ontdek de Wereld. Hoofdstuk 1C7

VOORGESCHIEDENIS EN INVENTARIS VAN HET ARCHIEF VAN DE BANK VAN LENING

Dunkerque, Musée portuaire (het Havenmuseum)

Transcriptie:

EENIGE GEGEVENS OVER HET SCHIP LODE- WIJK" EN OVER DEN HANDEL VAN ROTTER- DAM OP WEST AFRIKA IN DE NEGENTIENDE EEUW DOOR DR SJOERD HOFSTRA HET Museum voor Land- en Volkenkunde en Maritiem Museum Prins Hendrik" heeft verleden jaar van den Heer W. A. Engelbrecht een model van het schip Lodewijk" ten geschenke ontvangen. Dit schip, dat in 1857 te water werd gelaten en in 1876 bij Hoek van Holland verging, voer voornamelijk op Zuid-West Afrika. Het was het eigendom van Kerdijk en Pincoffs te Rotterdam, die in 1857 een handelsonderneming waren begonnen, waarvan de in 1869 opgerichte Afrikaansche Handelsvereeniging de voortzetting was. Het geruchtmakende en katastrophale einde der Afrikaansche Handelsvereeniging in 1879 is nog wel bekend. Waarschijnlijk minder algemeen bekend is echter de belangrijke rol, die zij in de handelsbetrekkingen van ons land en speciaal van Rotterdam met West Afrika, gespeeld heeft. Daarom willen wij in dit artikel enkele feiten over deze handelsbetrekkingen, die nog weinig systematisch onderzocht zijn, mededeelen. Deze feiten, voor een deel van scheepvaart-historischen aard, zullen in de eerste plaats betrekking hebben op de vloot der Afrikaansche Handelsvereeniging en in het bijzonder op het schip Lodewijk", dat een der eerste en grootste schepen dezer maatschappij was. Daarna zullen wij nog eenige meer algemeene gegevens laten volgen over de beteekenis, die West Afrika in de vorige eeuw voor den handel en de scheepvaart van ons land en van Rotterdam had. De Lodewijk" is als driemastschoener gebouwd op de werf van Gebr. Pas te Bolnes en op 2 September 1857 te water gelaten. Het schip, dat eerst Henriette Wilhelmina" heette, was 173 last of 527 ton groot. Later is het als barkschip getuigd, doch wanneer deze verandering aangebracht is, is niet bekend. Zoowel in Sweys' Neêrlands vloot en reederijen" als op de monsterrollen wordt er steeds over een 179

driemastschoener gesproken, doch op het model van het schip en eveneens op een teekening, waarop de Lodewijk" voorkomt, liggende bij Banana Point, is het als bark getuigd. In het bericht in de Nieuwe Rotterdamsche Courant", waarin het vergaan van het schip vermeld wordt, wordt het eveneens een bark genoemd. Waarschijnlijk is dus de verandering destijds niet voor genoemde jaarverslagen opgegeven. Het schip is gebouwd voor rekening van de reederij R. van Buren & Co. te Rotterdam. Deze reederij, die in het Verslag van de Maatschappij tot Nut der Zeevaart te Rotterdam" voor het laatst in 1861 genoemd wordt, bezat tevens nog de brik Aganitha Adriana", de schoenerbrik Helmers" en de brik Rhijnvis Feith". *) Over de eerste jaren van de Henriette Wilhelmina" zijn eenige gegevens uit het archief van de Nederlandsche Handelmaatschappij beschikbaar. Op den dag na de tewaterlating bood genoemde reederij het schip aan de Ned. Handelmaatschappij ter bevrachting aan. Hoewel het toen dadelijk op de lijst van te bevrachten schepen is geplaatst, duurde het toch twee jaar voor het door de Ned. Handelmaatschappij werd bevracht 2). Dit geschiedde op 16 Juni 1859, to^ de Henriette Wilhelmina" door de directie ingehuurd werd voor bevrachting tegen November, voor een terugreis van Java naar Rotterdam. Het schip bevond zich toen op een terugreis van Sydney naar Java. Toen het schip te Batavia aankwam, werd het door de factorij van de Ned. Handelmaatschappij aldaar nog voor een tusschentijdsche reis naar Sydney ingehuurd tegen een vrachtprijs van f7.500,-. Op 20 Sept. 1859 vertrok het schip van Batavia naar Sydney, waar het 7 Nov. aankwam. De lading bestond uit rijst, suiker, koffie, notemuscaat, foelie en rotting. Op 12 Maart i860 berichtte de factorij te Batavia, dat de Henriette Wilhelmina" aldaar van Soerabaja aangekomen was en gereed lag voor vertrek naar Rotterdam. De lading bestond uit 2000 picols suiker, 5450 1) Brik Aganitha Adriana", groot 152 last of 288 ton. Schoener-brik Helmers", groot 99 last of 187 ton. Brik Rhijnvis Feith", groot 150 last of 284 ton. 2) Omstreeks 1857 begon het aanbod van schepen op de wereldmarkt de vraag te overtreffen en een hevige vrachtcrisis brak uit (W. M. F. Mansvelt, Geschiedenis van de Nederlandsche Handelmaatschappij, II, blz. 333). 180

3i. Teekening van de factorij Rotterdam" op Banana Point aan den ingang van den Kongo. Deze factorij behoorde toe aan de Afrikaansche Handelsvereeniging te Rotterdam. Geheel rechts is men bezig het schip Lodewijk" met vaten palmolie te laden.

picols koffie, 500 picols tin en 100 picols rotting. Op 22 Aug. van genoemd jaar kwam het schip te Hellevoetsluis binnen. De eerste ge2agvoerder was W. C. Kuyk. In de correspondentie van de Ned. Handelmaatschappij van 1859 en '60 wordt J. H. Bock als gezagvoerder vermeld. Op 16 October i860 is de Henriette Wilhelmina" bij veiling gekocht door de firma Kerdijk en PincorTs voor f 52.000,-. De nieuwe eigenaren veranderden den naam van het schip in Lodewijk", zeer waarschijnlijk naar den voornaam van PincorTs. Van toen af aan werd het voor den handel op Zuid-West Afrika gebruikt. Op 5 Nov. i860 bood PincorTs het schip echter nog aan de Ned. Handelmaatschappij aan voor bevrachting naar Oost-Indië. Voor het tegenwoordige hebben wij besloten de Lodewijk" op eene tusschenreis uit te zenden", voegt hij er in zijn schrijven aan toe. PincorTs en zijn zwager Kerdijk, die in 1857 een handelsonderneming hadden opgericht, begonnen in dit gebied, waar tot op dien tijd geen Hollandsche, doch slechts enkele buitenlandsche handelsondernemingen bestonden, handel te drijven. Onze handelsbetrekkingen waren, naar men weet, voordien in hoofdzaak beperkt gebleven tot de Golf van Guinea en onze bezittingen op de Goudkust. Kerdijk en Pincofïs begonnen hun onderneming op kleine schaal, eerst met één schip, den schoener Adolf en Martinus" (groot 77 last; kapt. F. W. Ridder). Het volgende jaar bezaten zij twee schepen, de brik BiafTra" (79 last; kapt. M. Evenwel) en den schoener Angola" (29 last; kapt. F. W. Ridder). In 1859 komt daar nog de schoener Gitana" (52 last; kapt. J. Schots) bij en in i860 de Lodewijk". Ook de volgende jaren vertoonen, zooals wij nog zullen zien, een geregelde vermeerdering van het aantal schepen van Kerdijk en PincofFs. Het centrum van den handel op Z.-W. Afrika werd gevormd door het schiereiland Banana aan den mond van den Kongo. Een aantal factorijen onderhielden verder den handel langs de kust in noordelijke en in zuidelijke richting. Over den omvang van dezen handel zullen wij in het slot- 181

gedeelte van dit artikel nog enkele gegevens laten volgen. De voornaamste uitvoerproducten bestonden uit manufacturen, ijzerwaren, de invoerproducten uit palmolie en -pitten, ivoor, koffie, gom. De eerste reis van de Lodewijk" naar Zuid-West Afrika duurde ruim dertien maanden (van n December i860 tot 12 Januari 1862). Gezagvoerder was toen F. W. Ridder. Deze had in de drie voorafgaande jaren nog over twee andere schepen van Kerdijk en Pincoffs het bevel gevoerd, n.1. over de Adolf en Martinus" en de Angola". De bemanning bestond verder uit een eersten, een tweeden en een derden stuurman, een kok, een hofmeester, zeven matrozen, een ligtman", twee jongens en een kuiper. Bovendien was er één passagier voor Z.-W. Afrika aan boord. De maandgages voor deze reis bedroegen voor de stuurlui resp. f60,-, f45,- en f 26,-; timmerman f 38,-; kok f 52,-; hofmeester f 24,-; zes matrozen ieder f 22,- en den zevenden matroos, evenals den ligtman" f 20,-; de jongens resp. f 12,- en f 10,- en den kuiper volgens contract. Vergelijken wij deze gages met die, welke bijv. in 1874 voor de bemanning van de Lodewijk" uitbetaald werden, dan valt wel eenige stijging waar te nemen. In laatstgenoemd jaar bedroegen de gages voor den eersten en tweeden stuurman resp. f65,- en f 45,-; den timmerman f 46,-; den kok f 40,-; den hofmeester f 36,-; den zeilmaker f 56,- en ieder der acht matrozen f 30,-. De betrekkelijk lange duur der reizen naar de Westkust van Afrika werd niet alleen door den afstand, doch ook door de langzame wijze, waarop de handel gevoerd moest worden, veroorzaakt. Dit was vooral het geval aan de Goudkust, waar wij, naar men weet, bezittingen hadden, doch waar de palmolie in mindere mate voorkomt dan in andere deelen van West Afrika. Dientengevolge moesten de schepen vele plaatsen aandoen om een volle lading te krijgen. De luitenant ter zee Koopman, die als bevelhebber van de Cornelis Dirks" in i860 de Westkust bezocht, vertelt bijv., dat het schip St. George d'elmina" (toebehoorend aan het Rotterdamsche huis H. van Rijckevorsel) in vier maanden tij ds veertien verschillende plaatsen bezocht. Daarbij werd niet meer ingeladen dan 7000 gallon palmolie, een achtste 182

deel van de lading van het schip. *) Dezelfde schrijver deelt mede, dat de schepen Goudkust" en Gouverneur Schomerus" meer dan twee jaren moesten wachten voor ze hun lading binnen hadden. *) Uit een scheepsjournaal van de Biaffra", dat aanwezig is in de bibliotheek van het Museum voor Land- en Volkenkunde en Maritiem Museum Prins Hendrik", krijgt men ook eenigermate een denkbeeld van de gedwongen langzaamheid van den toenmaligen handel. Dit schip, dat eveneens aan de firma Kerdijk en PincofTs toebehoorde, lag in 1859 in de Brass River. In het scheepsjournaal nu vinden wij over het tijdvak van 28 Maart tot en met 4 October telkens medegedeeld hoeveel palmolie geladen is. Verschillende keeren wordt op opeenvolgende dagen een partijtje, wisselend van een half vat tot zes vaten, geladen, vaak echter liggen er ook enkele dagen tusschen. Zoo krijgt men over een tijdperk van ongeveer 27 weken 132 vaten palmolie binnen. Niet alleen echter had de hoeveelheid goederen, die het kustgebied opleverde, invloed op het tempo van den handel, doch ook de uitgebreidheid en de organisatie van het aantal factorijen. Een nadeelige factor was ook meermalen de concurrentie tusschen de verschillende landen en handelshuizen.^) Toen later stoombooten in gebruik kwamen, verliepen de reizen natuurlijk vlugger. Zoo maakte een der booten van de Afrikaansche Handelsvereeniging jaarlijks reeds drie a vier reizen. In 1862 ging de Lodewijk" voor de tweede keer naar Z.-W. Afrika, met C. J. Bax als gezagvoerder. *) Verder ondernam het schip ongeveer elk jaar, met grooter of kleiner tusschenpoozen, een reis. Uit het volgende lijstje van de 1) J. F. Koopman, Verslag van eene reize naar de Westkust van Afrika, Rio de Janeiro en Rio de la Plata, 1859-1860, in: Verhandelingen en berigten betrekkelijk het zeewezen en de zeevaartkunde, 1863, blz. 35. 2) Ibid., blz. 34, 35. 3) Zoo lezen wij dan ook in het verslag van de Rotterdamsche Kamer van Koophandel en Fabrieken van 1859 de volgende klacht: De overdrijving van den handel op Afrika's Westkust, vooral uit Engeland, maakt dat de schepen daar zeer lang worden opgehouden, zoo bij het uitslijten hunner ladingen als om de teruglading te kunnen bekomen" (blz. 16). 4) C. J. Bax bleef gezagvoerder tot 1873; latere gezagvoerders waren J. Kraneveld, van i873~'75 ^n W. J. Depuy, van i875~'76. 18}

data, waarop de monsterrollen te Rotterdam geteekend zijn, kan men een indruk krijgen van de betrekkelijke regelmatigheid en van den duur dezer reizen. Deze data zijn: 29 Maart 1862, 17 Juni 1865, 7 April 1864, 11 Oct. 1865, 28 Aug. 1866, 8 Juni 1867, 12 Febr. 1868, 15 Juli 1869, 10 Oct. 1870, 15 Juli 1871, 18 Febr. 1872, 51 Dec. 1875, 31 Oct. 1874, 10 Mei 1875. De Lodewijk" heeft dus over het geheel vijftien reizen naar Z.-W. Afrika gemaakt. Den ioden April 1876 is het schip op de terugreis van Afrika, bij Hoek van Holland vergaan. Over deze schipbreuk ontleenen wij het volgende aan een bericht in de Nieuwe Rotterdamsche Courant" van 11 April 1876 uit Maassluis: Van hier vertrokken de sleepbooten Zierikzee" met de ijssloep van B. Weltevreede en Brouwershaven" met een goed bemanden lichter. Door het stormachtige weder was het niet mogelijk met den lichter langs zijde van de Lodewijk" te komen; met de ijssloep werden al spoedig 5 passagiers en 2 zieke matrozen aan den Hoek van Holland aan wal gebracht. Door de sleepboot Zierikzee" werden te vergeefs pogingen in het werk gesteld om het schip af te brengen. Door den steeds toenemenden wind en zee begon het schip zwaar te werken, eindelijk werd het lek en schoof het nog 1^/2 scheepslengte vooruit. Het werd nu meer dan tijd dat de opvarenden, die zich reeds in het want bevonden, het wrak verlieten. De reddingsboot van 't loodswezen aan den Hoek van Holland, de redding willende beproeven, werd zoodanig tegen het wrak geslingerd, dat ze onbruikbaar werd; vier van de vijf redders sprongen op het wrak; de reddingsboot, waarmede de scheepsjongen zich nog wilde redden, doch die daarbij verdronk, dreef met een man benoorden de hoofden, doch werd gelukkig door de sleepboot Brouwershaven" opgenomen en in het Kanaal gesleept. Nu trachtte zoowel de Zierikzee" als de ijssloep het wrak te naderen, maar de pogingen van de beide vaartuigen werden telkens verijdeld. De toestand der schipbreukelingen werd hoe langer hoe hachelijker; 14 man bevonden zich op een kleine ruimte op het voorschip; telkens sloeg de zee 184

over hen heen, en twee man geraakten zelfs te water, doch werden door hunne lotgenooten gered. Inmiddels had men van den Hoek van Holland naar hier geseind om de bij ons gestationeerde reddingsboot van de Zuidhollandsche Maatschappij, schipper P. van Noord. Met allen mogelij ken spoed vertrok deze per sleepboot Bato" naar de plaats des onheils en kwam gelukkig nog bij tij ds om de schipbreukelingen, die zich op het wrak bevonden van een anders gewissen dood te redden. Twee matrozen, die uitgeput van vermoeienis en ziek waren, werden door de Bato" overgenomen." Na deze bijzonderheden over de Lodewijk", laten wij hier nog enkele gegevens over de verdere handelsvloot van Kerdijk en PincofTs volgen, ontleend aan Sweys' Neêrlands vloot en reederijen". Wij deelden reeds mede, dat genoemde firma in 1868 met vier schepen handel dreef, n.1. met de Angola", Biaffra", Gitana" en Lodewijk". De Angola" wordt in Januari 1861 en de Gitana" in April van hetzelfde jaar vermist, zoodat er dan dus nog slechts twee schepen over zijn, terwijl ook de Biaffra" in dit jaar uitvalt. In 1865 wordt, behalve de Lodewijk", de brik Afrika" *) genoemd. In 1864 komt hier nog bij de schoener Ster" en in 1866 de bark Mercator" en de schoener Mina". In 1868 wordt dit aantal van vijf schepen nog met twee vermeerderd, n.1. met de schroefstoomboot Zaïre" en de bark Ida Maria de Raath". In 1869 wordt de vloot uitgebreid met de schroef- 1) Hier volgen nog enkele bijzonderheden over grootte, enz. van de Afrika" en de verder in den tekst genoemde schepen. Brik Afrika", groot 136 last, gebouwd in 1862. Schoener Ster", gr. 43 last, geb. in 1855. Bark Mercator", gr. 213 last, geb. in 1840. Schoener Mina" (ex Azalea"), gr. 37 last, geb. in 1858. Schroefstoomboot Zaïre", gr. 11 last, geb. in 1867. Bark Ida de Raath", gr. 163 last, geb. in 1856. Dit schip werd, volgens opgave van Sweys, uit de hand gekocht, vermoedelijk voor f 16.000.. Schroefstoomboot Banana", gr. 116 last, geb. in 1868. Kof Noordster" (ex Alida Dijk"), gr. 38 last, geb. in 1863. Schoener Eersteling", gr. 10 last, geb. in 1870. Schoener Columbus" (ex Statsradt Hvidt"), gr. 76 last, geb. in 1857, uit de hand gekocht voor waarschijnlijk f 8000.. Brik Hertha" (ex Sliedrecht"), gr. 112 last, geb. in 1854, uit de hand gekocht voor waarschijnlijk f 12.000.. Schroefstoomboot Noordkaper", gr. 92 last, geb. in 1870, gekocht voor f 27.500.. Galjoot Boma" (ex Geerdina"), gr. 83 ton, geb. in 1871, gekocht voor waarschijnlijk f 4600.. 185

stoomboot Banana", doch drie schepen vallen uit, n.1. de Afrika", die als vermist wordt opgegeven, de Mercator", die gestrand en afgekeurd is en de Mina", die overging naar de firma Hendrik Muller en Co. en die voortaan Assistent" heette. In 1870 is de Ster" als gesloopt vermeld, terwijl in de plaats hiervan is gekomen de kof Noordster". In 1871 wordt de vloot vermeerderd met den schoener Eersteling" en in 1872 nog met den schoener Columbus" en de schoener-brik Hertha". In 1875 klimt het aantal schepen tot negen met den aankoop van de schroefstoomboot Noordkaper". De volgende jaren vertoonen dan echter weer een daling in het aantal schepen. In 1874 wordt gemeld, dat de Columbus" uit de hand verkocht is, vermoedelijk voor f 7.500,-, (het schip heet voortaan Carolina") en in 1875 de Hertha" voor f 9.800,- (dit schip krijgt dan den naam Willemina Antina"). Het vergaan van de Lodewijk" in 1876 en de verkoop van de Ida de Raath" in het- 2elfde jaar, brengen de vloot van de Afrikaansche Handelsvereeniging terug op vijf schepen. In 1878 komt er bij de galjoot Boma". Verder had deze onderneming in Afrika nog enkele kustvaartuigen in gebruik. De Nieuwe Afrikaansche Handelsvennootschap, die vanaf 1880 de zaken der geliquideerde Afrikaansche Handelsvereeniging voortzette, bracht in de volgende jaren nog een aantal andere schepen in de vaart. In de voorgaande bladzijden was voornamelijk sprake van de Lodewijk" en van de overige schepen van Kerdijk en Pincoffs en de Afrikaansche Handelsvereeniging. Wij willen thans enkele bijzonderheden van meer algemeenen aard over de economische relaties tusschen ons land, speciaal Rotterdam, en West Afrika mededeelen. De voornaamste invoerproducten bestonden uit palmolie, palmpitten, ivoor, grondnoten, gommen, koffie, cacao. Onder deze producten nam vooral de palmolie een belangrijke plaats in. De palmolie, die nog thans (met de palmpitten) een van de voornaamste uitvoerproducten van West Afrika vormt, werd pas in het laatst van de 18 de eeuw in Europa ingevoerd. De eerste partijen gingen naar Enge- 186

land en Amerika. Toen het artikel eenmaal bekend geworden was, nam de vraag er naar steeds meer toe. Omstreeks 1850, toen in Engeland reeds een aanzienlijke hoeveelheid palmolie werd ingevoerd, kwam zij, volgens Robidé van der Aa, het eerst op de Nederlandsche markt en het product kon hier toen slechts met moeite geplaatst worden. *) De palmolie begon echter waardeering te vinden en nadat te Amsterdam en Gouda stearinefabrieken waren opgericht, groeide de vraag. In de verslagen van de Rotterdamsche Kamer van Koophandel en Fabrieken leest men dan ook verschillende keeren, dat, hoewel de aanvoer toeneemt, deze toch nog niet voldoende is om de behoeften te dekken. Behalve direct uit Afrika, werd de palmolie ook uit Engeland, Frankrijk en Portugal ingevoerd. In het verslag van 1867 bijv. wordt medegedeeld: Onze handelsbetrekkingen op de Zuidwestkust van Afrika hebben zich dit jaar wederom zeer uitgebreid en waren de directe aanvoeren van palmolie grooter dan vroeger, echter nog niet genoeg om in de behoefte onzer stearine-fabrieken te voorzien, welke nog veel palmolie uit Engeland moeten ontbieden" (blz. 17). 2) Omstreeks i860 kwamen, naast de palmolie, ook de palmpitten op de markt. Tevoren hadden deze geen commercieele waarde gehad. Sedert men echter in Europa geleerd had uit de pitten olie te slaan, nam ook de vraag naar palmpitten toe. *) Daar deze olie een belangrijke industrieele waarde bezit, vormden de palmpitten spoedig een van de belangrijkste en meest gevraagde in voerproducten. *) De omzet van den handel met West Afrika vertoont dan ook in de periode, waarvan hier hoofdzakelijk sprake is, een voortdurende stijging, al gaat deze ook wel met schommelingen 1) Afrikaansche Studiën, 's-gravenhage, 1871, blz. 43. 2) Soortgelijke opmerkingen vindt men in de verslagen van 1868 (blz. 18), 1870 (blz. 27), 1871 (blz. 22). 3) In 1862 had, naar Robidé van der Aa mededeelt, de firma Aberdingh & Zonen te Amsterdam een stoompalmolieraffinaderij gevestigd (blz. 44). 4) In dit artikel is alleen sprake van de waarde der palmolie en palmpitten als uitvoerproducten. Voor de beteekenis, die zij voor de inlanders van West-Afrika bezitten, zie mijn artikel The social significance of the oil palm in the life of the Mendi", in: Internationales Archiv fur Ethnographie, Band XXXIV, Heft 5-6, 1937. 187

gepaard. Enkele cijfers, ontleend aan de regeeringsstatistiek van den handel en de scheepvaart, zullen dit kunnen verduidelijken. In 1855 vertegenwoordigde de invoer van palmolie in ons land uit West Afrika en de kust van Guinea een waarde van f 270.274 (resp. f 235.496,- en f 34.778,-). Voor de jaren 1865, 1870 en 1875 krijgen wij de volgende cijfers: 1865 1870 1875 Kust van Guinea Westkust van Afrika Kust van Guinea Westkust van Afrika Palmolie tf. hoeveelh. in kilogr. 1.914.650 1.109.350 444.000 1.396.997 2.664.643. waardein guldens f 957-325 f 554-675 f 222.000 f 698.499 f 1.332.321 Totale waarde van alle ing. artikelen f 987.541 f 1.046.185 f 319.072 f2.050.982 f 2.605.428 Hierbij valt op te merken, dat de hier genoemde streken van herkomst der producten, bij de onregelmatigheid van den toenmaligen handel en de onnauwkeurigheid der geographische indeelingen, noodzakelijkerwijze min of meer vaag aangeduid zijn. In de statistiek van 1875 wordt slechts van de Westkust in het algemeen gesproken. Uit de voorgaande cijfers zien wij: in de eerste plaats een voortdurende toename van den handel; in de tweede plaats een verschuiving van den handel van de Kust van Guinea naar de Westkust (het Kongogebied inbegrepen); in de derde plaats het belangrijke aandeel van de palmolie in den invoer. In 1875 werden daarbij nog 4.785.798 kg. (voor een waarde van f 717.869) aan palmpitten direct uit West Afrika ingevoerd. De hier gegeven cijfers betreffen den directen invoer uit West Afrika. De totale invoer, waarbij dus eveneens de invoer van palmolie uit Engeland, Frankrijk en andere landen inbegrepen is, was belangrijk hooger. Hij bedroeg in 1865: 8.590.052 kg.,in 1870:10.792.743 kg. en in 1875:13.831.981kg.

Rotterdam nam hierbij een zeer belangrijke plaats in als invoerhaven. Een paar cijfers mogen dit nog verduidelijken. De totale invoer van palmolie in 1865 was voornamelijk over de volgende steden verdeeld: Rotterdam 6.702.000 kg.; Amsterdam 1.725.000 kg.; Vlaardingen 97.000 kg. en Dordrecht 48.000 kg. In 1870 krijgen wij de volgende cijfers: Rotterdam 8.885.000 kg.; Amsterdam 1.775.000 kg. en Middelburg 85.000 kg. Het is in dit verband eveneens interessant de cijfers voor het aantal te Rotterdam ingeklaarde schepen na te gaan, zooals ze in de verslagen van de Kamer van Koophandel en Fabrieken aldaar vermeld worden. In de periode van 185 8-1865 werden te Rotterdam ingeklaard: van Guinea 27 schepen (per jaar dus gemiddeld 4 a 5 schepen) en van Z.-W. Afrika 15 schepen (terwijl 5 als vermist worden opgegeven). Voor de jaren van i8($4-'75 wordt in de statistiek de streek vanwaar de schepen komen, niet nader aangegeven. Het totale bedrag der uit West Afrika te Rotterdam ingekomen schepen bedraagt in: 1864 1865 1866 1867 1868 1869 1870 1871 1871 1875 6 5 11 15 15 14 17 21 27 22 Men ziet, dat er in deze periode van tien jaren een belangrijke stijging valt waar te nemen. Tenslotte vermelden wij nog de cijfers uit de verslagen van 1874-1882, waarin als landen van herkomst de kust van Guinea, West Afrika en Iiberië aangegeven worden. 1874 1875 1876 1877 1878 1879 1880 1881 Kust van Guinea. 10 11 21 11 10 8 2 2 4 1882 1) De uitbreiding, die de handel op met den handel Westkust van Afrika. 28 12 16 17 17 28 50 22 Liberië. 25» ) West Afrika onderging, vergeleken op de Kust van Guinea, valt ook in deze cijfers op. 189 5 7 4 3 2 4 3 1

Vergelijken wij tenslotte deze getallen betreffende een paar jaren nog met het totale aantal schepen, dat te Rotterdam ingeklaard werd: In i860 bedroeg dit totale aantal 247 schepen (waarvan 8 uit Afrika), in 1870 288 schepen (waarvan reeds 17 uit Afrika). Al was dus de handel op West Afrika voor Rotterdam en voor ons land niet van overwegend belang, toch nam zij een geheel eigen en niet onbelangrijke plaats in. Bij dezen handel van Rotterdam op West Afrika speelde de Afrikaansche Handelsvereeniging gedurende een twintigtal jaren een groote rol. *) Al waren de winsten dezer onderneming, naar bij de katastrophe in 1879 en de daarop volgende liquidatie bekend werd, ook voor een deel van fictieven aard, haar handel bezat ongetwijfeld een grooten omvang. Haar mislukking was, naar men weet, aan financieel wanbeheer te danken. Dit beteekende echter niet, dat er met den handel op Z.-W. Afrika geen winsten mogelijk waren. Terecht schreven dan ook de liquidateuren der Afrikaansche Handelsvereeniging in hun rapport inzake de levensvatbaarheid van verderen handel:... dat niettegenstaande de groote concurrentie der Afrikaansche Handelsvereeniging, Engelsche, Fransche, Portugeesche en Duitsche huizen gelijksoortigen handel op de Z.-W. kust van Afrika drijven; en het is toch niet aan te nemen, dat die altijd door geld zullen verloren hebben!" (blz. 11). Vóór Kerdijk en Pincoffs hun handel op Z.-W. Afrika begonnen, was de Nederlandsche handel in hoofdzaak beperkt gebleven tot de Goudkust, waar wij bezittingen hadden, de z.g. olierivieren en Liberië. Daarvan was, naar Robidé van der Aa in 1871 mededeelt, de handel op de Goudkust en op de rivieren destijds achteruitgaande. ^) De firma Hendrik Muller «Sc Co., opvolgster van H. van Rijcke- 1) Wij laten hier de zuiver flnancieele zijde dezer onderneming geheel buiten beschouwing. Zie daarover het rapport van C. W. Vermeulen aan den Hoogen Raad: De Afrikaansche Handelsvereeniging en haar werkkring, Rotterdam, 1880. Vgl. over Pincoffs: J. Hudig, In memoriam L. Pincoffs, in het Rotterdamsch Jaarboekje, 1912; P. J. Bouman, Lodewijk Pincoffs, in Vragen des Tijds, 1927. 2) Afrikaansche Studiën, blz. 74, 76. 190

vorsel, dreef hier nog handel, maar ging meer en meer op Liberië handel drijven. Hiernaast kreeg de handel op Z.-W. Afrika groote beteekenis. Over den begintijd van dezen handel zijn moeilijk gegevens te verkrijgen. In het reeds eerder geciteerde reisverslag van den luitenant ter zee Koopman, die in i860 dit gebied bezocht, vinden wij de onderneming van Kerdijk en Pincoffs reeds eenige keeren vermeld. Zoo was deze te Loango, waar toen reeds twee Engelsche huizen en een Amerikaansch huis bestonden, zaken begonnen. De weinig omvangrijke handel aldaar bestond hoofdzakelijk in ivoor, goud, casava en kopererts. *) Verder was er een factorij te Ponta da Lenha, waarvan het personeel bestond uit vier Nederlanders, voornamelijk handel drijvende met de Portugeesche slavenhandelaren, en hun bestaan vindende in de ruiling tegen manufacturen, kruid, geweren en rum, van palmolie." *) Van de Portugeezen schrijft hij, dat zij in naam wat handel in olie dreven, doch dat zij in werkelijkheid hier zoowel als op andere plaatsen slavenhandelaren waren. Ook Amerikanen dreven nog in het geheim slavenhandel. Koopman vertelt verder, dat het aantal slavenhalers, zoowel Amerikaansche, Portugeesche als Spaansche, dat jaarlijks de Kongo bezocht, ongeveer vijftig bedroeg en hij schat het aantal slaven, dat destijds nog jaarlijks uit de Kongo en het nabije kustgebied werd uitgevoerd, op 50.000. Genoemde schrijver bezocht ook nog een andere factorij van Kerdijk en Pincoffs te Quicembo, waar een broer van Kerdijk agent was. De handelshuizen ondervonden hier destijds nogal wat moeilijkheden door de Portugeezen. Tengevolge van deze moeilijkheden hadden Kerdijk en Pincoffs hun factorij te Ambriz moeten opgeven. Te Quicembo hadden de Portugeezen echter nog niet zooveel te zeggen. *) Koopman vermeldt tevens, dat tijdens zijn verblijf te Quicembo zich daar ook de schoener Angola" (toebehoorend aan Kerdijk en Pincoffs) bevond. Robidé van der Aa, die in 1871, dus elf jaar later, over de activiteit der Afrikaansche Handelsvereeniging schrijft, deelt mede, dat deze onderneming in 1870 reeds voor een waarde 1) Blz. 68. 2) Blz. 72. 3) Blz. 75 e.v. 191

van f 1.550.000,- te Rotterdam aan de markt bracht. Daar deze schrijver, die overigens zeer critisch en deskundig is, een deel zijner gegevens van Kerdijk en PincofFs zelven ontving, moet dit cijfer met eenig voorbehoud aanvaard worden. De handelsomzet van deze onderneming bedroeg, naar genoemde schrijver berekent, ongeveer evenveel als die van al de Engelsche huizen op Loango, Kongo en Angola tezamen. *) Volgens een prospectus der Afrikaansche Handels vereeniging van 1871 bedroeg het aantal factorijen, dat zij toen bezat, 33. Deze werden bediend door een personeel van 64 Europeesche employe's en werklieden. Er is reden om deze gegevens als betrouwbaar te aanvaarden. Immers, in hun rapport van 1880 schrijven de liquidateuren, dat zij in de Noorderafdeeling der onderneming vijf factorijen hadden opgeheven, waarna er nog dertig open waren gebleven. Het personeel ter kuste bestond na deze inkrimping toch nog uit 56 Hollanders, Duitschers en Engelschen en 47 Portugeezen en inlanders. Stanley, die in 1879 Banana Point bezocht, schrijft over een kleine tachtig factorijen, maar dit getal komt mij wel wat hoog voor. Hij deelt mede, dat de gebouwen der onderneming aldaar een oppervlakte besloegen van 700 acres. *) Ook andere schrijvers, die de toestanden aan de Westkust van Afrika in de negentiende eeuw uit eigen waarneming kennen, vermelden den grooten omvang van de zaken der Afrikaansche Handels vereeniging. *) Eenige bijzonderheden geeft Pechuel-Loesche, een der beste kenners van het toenmalige West Afrika. Hij noemt de Afrikaansche 1) Afrikaansche Studiën, blz. 130. 2) The Congo and the founding of its free state, Londen, 1885,1, blz. 72. 3) Zoo schrijft J. J. Monteiro, die een aantal jaren in West-Afrika woonde en die in 1873 Banana bezocht: The Dutch house especially is a large establishment" (Angola and the river Congo, I, blz. 81). Richard Oberlander spreekt van de grossartigen Zentralfaktoreien" der Afrikaansche Handelsvereeniging (Deutsch-Afrika, 1885, blz. 125). H. H. Johnston noemt de Hollandsche onderneming by far the largest and most important" (The river Congo, 1884, blz. 25). Interessant is in dit verband ook wat Stanley schrijft over de Rotterdamsche factorij te Ponta da Lenha, waar drie Europeesche huizen gevestigd waren: The Dutch are, as usual, far ahead in the style, arrangement, and solidity of their structures. They are perpetually improving, building, and solidifying their landed possessions and establishments" (The Congo and the founding of its free state, I blz. 83). 192

Handelsvereeniging verreweg de belangrijkste onderneming in Beneden-Guinea. *) Haar zaken breidden zich, schrijft hij, door gunstige omstandigheden snel uit. Tengevolge van het verdwijnen van den slavenhandel (omstreeks 1870) en andere factoren, waren vele zelfstandige Portugeesche handelaren in een moeilijke positie geraakt. Zij deden nu hun factorijen over aan de Afrikaansche Handelsvereeniging en verschillende handelaren gingen tegelijkertijd in den dienst van deze onderneming over. 2) Uit de cijfers, die Pechuel-Loesche voor het aantal factorijen der verschillende Europeesche handelshuizen geeft, blijkt het overwicht, dat de Afrikaansche Handelsvereeniging bezat. Aan de kust van Loango (Jumba tot en met den Kongo) waren ongeveer 78 factorijen gevestigd. Daarvan behoorden 27 factorijen (waarvan 5 aan den Kongo) aan de Rotterdamsche onderneming. Van de verdere factorijen behoorden 8 aan het Engelsche huis Hatton & Cookson, en 6 aan het Fransche huis Daumas Lartigue & Co., terwijl de overige verdeeld waren over enkele Portugeesche firma's. Van de 5 5 factorijen, die van den Kongo tot Ambriz gelegen waren, behoorden 14 aan de Afrikaansche Handelsvereeniging; de overige waren eigendom van eenige Engelsche, Fransche en Portugeesche firma's. *) De factorijen strekten zich uit van 3 tot 9 graden Z. B. Op het schiereiland Banana bevonden zich de factorijen Holland en Rotterdam, die het centrum der onderneming vormden. Het terrein te Banana Point was door Kerdijk en Pincofïs overgenomen van het Fransche huis Regis, toen dit in 1862 zijn handel in negerimmigranten moest staken. *) Hier bezat de onderneming, behalve een eigen smederij en kuiperij, ook een eigen helling. Enkele kustvaartuigen onder- 1) Kongoland, 1887, blz. 225. 2) Ibid., blz. 225. Soortgelijke bijzonderheden vermeldt eveneens A. Bastian, Die deutsche Expedition an der Loango-Küste, 1874, I, blz. 34-36. 3) Kongoland, blz. 223, 224. 4) Robidé van der Aa, Afrikaansche Studiën, blz. 129. Koopman deelt aangaande dezen handel in neger-immigranten mede, dat in een jaar tijds ongeveer 10.000 arbeiders door het huis Regis overgevoerd waren naar de West Indische eilanden. Voor een volwassen neger werd in het Kongogebied f 70. en voor een jongen f 30. in goederen betaald (blz. 73). 193

] hielden de verbinding tusschen de verschillende factorijen. De onderneming voorzag ook den mond van den Kongo met tonnen en bakens ter vergemakkelijking van de scheepvaart. Bovendien werd Banana kolenstation voor de Engelsche oorlogschepen. *) Terwijl in het begin van den handel de factorijen zich langs de kust, ten noorden en ten zuiden van den Kongo, uitstrekten, stichtte men later factorijen in het binnenland, langs het eerste, bevaarbare gedeelte van den Kongo. Boma werd hier een belangrijk handelscentrum, tevens voorloopig het eindpunt van de Europeesche expansie in het Kongogebied. Reeds vroeg had zich hier ook de Afrikaansche Handelsvereeniging gevestigd. Zij en het Engelsche huis Hatton & Cookson beheerschten destijds den handel langs den Kongo. Omstreeks 1874 bezat de Hollandsche onderneming reeds vaste handelsverbindingen met Mussuku en Noki en de tusschenliggende plaatsen. In 1878 - en waarschijnlijk ook reeds eerder - voeren de heeren A. Jung en A. de Bloeme van de Afrikaansche Handelsvereeniging, met de stoomboot Zaïre" den Kongo op tot Noki. Per kano ging men toen verder tot Vivi. Dit was dus nog vóór Stanley in 1879 aan het hoofd der Belgische expeditie den Kongo per stoomboot opvoer. Toen het Kongo-gebied onder Belgische heerschappij kwam en het meer voor Europeanen toegankelijk werd, verplaatste de handel zich meer en meer van de kust naar het binnenland. De Nieuwe Afrikaansche Handelsvennootschap, die na de liquidatie van de Afrikaansche Handelsvereeniging (in 1879) den handel van deze onderneming voortzette, hier dan ook langzamerhand de meeste van haar factorijen aan de kust op en stichtte nieuwe factorijen in het binnenland. 1) Pechuel-Loesche beschrijft Banana als eine grossartige Anlage (eigentlich zwei dicht bei einander liegende) mit ungeheuren Niederlagen" (Kongoland, blz. 225). Over den naam van het kleine schiereiland Banana Point schrijft Johnston: Why such an unmeaning name was given to this sandy promontory by the Dutch, who first christened it, I do not know; certainly it is no longer applicable, for not a banana is to be seen growing there. However, the name sticks to it, and is known far and wide now" (The river Congo, blz. 22). Stanley vermoedt, dat er, vóór de factorijen gebouwd werden, enkele bananenboomen stonden (The Congo and the founding of its free state, I, blz. 78). 194

Het is, zooals wij reeds zeiden, moeilijk, betrouwbare en uitvoerige gegevens te verkrijgen over onze handelsbetrekkingen met West Afrika in de vorige eeuw. *) Zelfs de enkel statistische gegevens zijn over het algemeen niet talrijk en nauwkeurig. De hier meegedeelde bijzonderheden mogen echter eenigermate een denkbeeld geven van de ontwikkeling en den aard van een onderdeel dier betrekkingen en van de bijzondere plaats, die Rotterdam daarbij innam. i) In het algemeen is echter nog weinig studie gemaakt van de economische geschiedenis van West Afrika, bijv. ook niet van de Engelsche bezittingen. Zie hierover de opmerkingen van Allan McPhee, The economie revolution in British West Africa, Londen, 1926, blz. IX e.v. 195