Verantwoording Dit project is uitgevoerd in opdracht van Afvalzorg n.v. onder projectnummer 7.2725



Vergelijkbare documenten
Vergisting van eendenmest

Bepaling van het Biochemisch Zuurstofverbruik (BZV) in oppervlaktewater

BEPALING VAN VELDGEMETEN VERDELINGSFACTOREN VAN ZWARE METALEN BIJ BODEMVERONTREINIGING IN VLAANDEREN

Beoordeling van gevaarlijke afvalstoffen als stabiel, niet reactief afval

De toegevoegde waarde van Ammonium in Kalksalpeter

Samenvatting. Samenvatting

Memo. Datum 21 december 2016 Aantal pagina's 5 Van Bas van der Zaan. Doorkiesnummer +31(0)

BAM - Bemonsterings- en analysemethodes voor bodem in het kader van het mestdecreet Bodem Bepaling van snel vrijkomende organische stikstof

SPECTROFOTOMETRISCHE BEPALING VAN HET ORGANISCH KOOLSTOFGEHALTE IN BODEM

Bepaling van de totale organische koolstof (TOC) en/of de opgeloste organische koolstof (DOC) in water

Samenvatting. Het gebruik van ultrafiltratie (UF) membranen als oppervlakte water zuiveringstechnologie

Conservering en behandeling van watermonsters

MILIEUCHEMIE: OEFENINGEN

KEURING KUNSTGRASVELDEN. Uitloging zink in het drainage water en de drainage laag.

Wijzigingsvoorstel (RfC) op Aquo-lex Wijzigen diverse definities

BEPALING VAN DE UITLOGING VAN ANORGANISCHE COMPONENTEN UIT POEDER- EN KORRELVORMIGE MATERIALEN MET DE KOLOMPROEF

ANORGANISCHE ANALYSEMETHODEN/WATER GELEIDBAARHEID

PACCO-PARAMETERS DO - DOSSOLVED OXYGEN EC- DE ELEKTRISCHE CONDUCTIVITEIT ORP- DE REDOXPOTENTIAAL T - DE TEMPERATUUR. PaccoParameters

Ontwikkeling nieuwe minerale olie standaard RIVM-NMi-001

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 + 2

ONDERZOEK NAAR DE WATERKWALITEIT

Bepaling van de elektrische geleidbaarheid

Onderzoek waterkwaliteit en waterzuivering

Richtlijn voor de conservering en behandeling van watermonsters

Alette Langenhoff. Anaërobe afbraak van benzeen; Het ultieme bewijs

Uitdampingrisicos. S.Picone, J.Valstar

met andere modellen voor gas- en substraatdiffusie zijn zeer waardevol voor het bestuderen van de aërobe microbiële activiteit in bodems.

Eindexamen scheikunde vwo II

Samenvatting in het Nederlands

BAM - Bemonsterings- en analysemethodes voor bodem in het kader van het mestdecreet Bodem Bepaling van nitraatstikstof

Grip op voeding Plantsapme*ngen vs wateranalyses

Verkorte ZAHN- WELLENS test voor afvalwaters

Vertrouwelijk. Memo. Aan : Conny Bieze Van : ODRA Onderwerp : Nadere beoordeling partijkeuring Vink Datum : 16 april 2018

Kanzi&appels& Gelderland,&2013& Resultaten)

2. BESCHRIJVING 2.1 ALGEMENE GEGEVENS CONCEPT

Opgesteld door: drs. G.W. Brandsen. Gecontroleerd door: ing. N.G.C.M. Quaijtaal. Projectnummer: B Ons kenmerk: :A

MTO Case Study: NIOO. Effecten van MTO op de bodem en grondwaterkwaliteit. 4 juni 2019 Workshop HTO bij Koppert Cress Gebruikersplatform Bodemenergie

Het blijkt dat dit eigenlijk alleen lukt met de exponentiële methode.

2 Concentratie in oplossingen

Sturen op Nutriënten. Sturen op Nutriënten. Doel. Sturen met Water. Sturen op Nutriënten. Waar kijken we naar. Bijeenkomst 19 februari 2015

LMM e-nieuws 9. Inhoud. Modelleren van grondwateraanvulling. Neerslag vult vanaf de herfst het grondwater aan

Concept, dd

K (S3. civ60 PROEFSTATION VOOR TUINBOUW ONDER GLAS TE NAALDWIJK

Ionenbalans. Ministerieel besluit van 4 maart Belgisch Staatsblad van 25 maart 2016

Bepaling van de droogrest

Particles Matter: Transformation of Suspended Particles in Constructed Wetlands B.T.M. Mulling

Antwoorden oefenopdrachten Civieltechnische Milieukunde

Verzilting en verzouting

Kengetallen. E-5 MPR-Kwaliteit. Inleiding. MPR 24 uur. 4 Betekenis van MPR 24 uur

Basisscheikunde voor het hbo ISBN e druk Uitgeverij Syntax media

Deel 1. Basiskennis wiskunde

BIJLAGE VOORWAARDEN INZAKE SAMENSTELLING VOOR GEBRUIK IN OF ALS BOUWSTOF

c\? Z o SZ PROEFSTATION VOOR TUINBOUW ONDER GLAS De boriumvoorziening van trosanjers in steenwol bij verschillende ph niveau's

Er gaat iets veranderen...wanneer u afval aanbiedt aan een stortplaats

Equistort. Stortplaats voor overwegend anorganisch afval. Stichting Duurzaam Storten

5/26/2008. Blokkeren maaiveldafvoer. Uitmijnen: P in grondwater. Maaiveldhoogte grasperceel a. Voorspelling oppervlakkige afvoer.

Practicum 1: bepalen enzymactiviteit

Zeesla, van lastige bijvangst tot nieuw visserij product: Ulva-mest. Tussenrapportage fase 2. Bemestingstoepassing Ulva

Wageningen UR Livestock Research

1 Voedingselementen Voedingselementen Zuurgraad Elektrische geleidbaarheid (EC) Afsluiting 14

Shredder. Ministerieel besluit van 4 maart Belgisch Staatsblad van 25 maart 2016

Verzadigingsindex of Langelier index

Mengsel mix. Elieke van Sark en Liza Fredriks

Bouwstoffenbesluit (BSB)

Duurzaam Legionella Beheer in Koeltorens. Dit project wordt mede mogelijk gemaakt door SNN, koers Noord

Waterbodem. Ministerieel besluit van 06 februari Belgisch Staatsblad van 08 maart 2018

Capillaire gaschromatografie

Oefenopgaven CHEMISCHE INDUSTRIE

F.4 bijlage 4; Feiten en cijfers

Fijn stof in Nederland: stand van zaken en beleidsimplicaties na het tweede BOP. onderzoeksprogramma

Rapportage Sanscrit.nl

Samenvatting. Samenvatting

(100 T ) / 75 (1) T = (CZV- BZVoneindig) / CZV x 100 % (2)

Totaal cyanide met behulp van continue doorstroomanalyse

vwo I Vrijdag 4 mei, uur Dit examen bestaat uit vier opgaven EXAMEN VOORBEREIDEND WETENSCHAPPELIJK ONDERWIJS IN 1984 SCHEIKUNDE F-20

Zware metalen en Hg. Deze code van goede meetpraktijk beschrijft de toegepaste. werkwijze bij de monsterneming van de totale emissie van

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Literatuurstudie naar de reële emissies van houtverbranding

MIP WAToR: herwinnen van grondstoffen uit zure afvalwaterstromen. Wim De Schepper Aquarama TNAV workshop

Organismen die organisch en anorganische moleculen kunnen maken of nodig hebben zijn heterotroof

Bepaling van vaste stoffen in suspensie. Methode door filtratie op glasvezelfilter

Effecten van steenmeel op de bodemecologie gefinancierd door provincies Noord-Brabant en Gelderland

ßCalciumChloride oplossing

Door Anna Gruber (FfE), Serafin von Roon (FfE) en Karin Wiesmeyer (FIW)

Hoofdstuk 8. Opgave 2. Opgave 1. Oefenvragen scheikunde, hoofdstuk 8 en 10, 5 VWO,

Granulaten/as en slakken

Rapportage Sanscrit.nl

Bepaling van vaste stoffen in suspensie. Methode door filtratie op glasvezelfilter

Onderzoeksvraag zoals geformuleerd door SZW

Tabel 1 van 2 14,1 19,6

Vlottende, niet-vlottende verontreinigingen en glas op fijnkorrelig granulaire materialen

Vloeibare mest en vloeibare behandelde mest Monstervoorbehandeling

Praktijkproef Super FK in Paprika 2010 bij de start van de teelt.

Organische vracht continue on-line bewaken. Peter-Jan van Oene, 8 november 2011, nieuwegein

Eindexamen scheikunde 1 vwo 2003-II

AL-West B.V. ANALYSERAPPORT. TEC NV Nele Claeys INDUSTRIEPARK ROSTEYNE ZELZATE BELGIQUE. Geachte heer, mevrouw,

2 De zuivering van afvalwater Typen bedrijfsafvalwater De zuivering in vogelvlucht Afsluiting 21

OOST NUTRIENTEN EN KRW FRISIA ZOUT B.V.

Overzicht van reactievergelijkingen Scheikunde

Transcriptie:

Verantwoording Dit project is uitgevoerd in opdracht van Afvalzorg n.v. onder projectnummer 7.2725 2 ECN-C--04-096

INOUD LIST VAN TABELLEN 5 LIST VAN FIGUREN 5 SAMENVATTING 9. INLEIDING 2. MATERIALEN EN METODEN 2 2. Lab schaal, lysimeter en veldschaal 2 2.. Beschrijving lysimeters 2 2..2 Pilotproef stortplaats Nauernasche Polder 3 2.2 Aanvullende experimenten Duurzaam storten 3 2.2. Kolomproef lysimetermengsel 3 2.2.2 Ammonium uitloging lysimeters 4 2.2.3 Organische stof karakterisering 4 2.2.3. BEPALING VAN CONCENTRATIES UMUSZUUR, FULVOZUUR EN DE YDROFIELE ORGANISCE RESTFRACTIE 5 2.2.3.2 BEPALING VAN K DOC DOOR TOEPASSING VAN FLOCCULATIE MET ALUMINIUMSULFAAT 6 3. RESULTATEN EN DISCUSSIE 7 3. Neerslag en percolaatproduktie 7 3.2 p geleidbaarheid, redoxpotentiaal en temperatuur metingen 8 3.3 Resultaten chemische analyses 20 3.3. Organische stof en ammonium 20 3.3.2 Chloride 23 3.3.3 Borium 24 3.3.4 Mangaan 24 3.3.5 Calcium 25 3.3.6 Koper 26 3.3.7 Organische microverontreinigingen (PAK, VOX en minerale olie) 27 3.3.7. MINERALE OLIE 27 3.3.7.2 PAK 28 3.3.7.3 VOX 30 3.4 Voorkeursstroming afgeleid uit gedrag mobiele stoffen 32 3.5 Emissies Duurzaam storten vs conventioneel storten 34 3.6 Consistent geochemisch gedrag op labschaal, lysimeter en veldschaal. 35 3.7 Aanvullende experimenten ammonium uitloging in lysimeterproeven 36 3.8 Karakterisering organische stof 38 3.8. Bepaling van de affiniteit van PAK voor DOC 38 3.8.2 Verdeling van organische stof in influent, effluent en percolaat water 39 3.8.3 Verdeling van organische stof in lysimeter afvalmengsel 4 3.8.4 Evaluatie van DOC karakterisering met betrekking tot de lange termijn ontwikkelingen voor uitloging van koper 43 3.8.5 Isolatie en karakterisering van humus- en fulvozuur in percolaatwater en lysimeter afvalmengsel 44 4. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN 45 5. REFERENTIES 47 ECN-C--04-096 3

4 ECN-C--04-096

LIST VAN TABELLEN Tabel Gemeten VOX concentraties in mengsel Lysimeter en de verdeling van individuele componenten waaruit de somparameter VOX is opgebouwd... 3 Tabel 2 Berekende uitloogpercentages voor Na, K en Cl ten opzichte van de kolomproef. De berekeningen zijn uitgevoerd op gemeten emissies tussen L/S 0.05 en 0.7.... 34 Tabel 3. Ammonium concentraties in percolaatwater lysimeters direct en 24 uur na beregening. Lysimeter is constant onder N 2 gehouden, lysimeter 2 heeft blootgestaan aan de lucht... 37 Tabel 4. Ammonium concentraties in het afvalmengsel van lysimeter 3 na 24 uur uitloging bij L/S= op verschillende tijdstippen.... 37 Tabel 5. PAK concentraties in Influent, effluent en percolaatwater van comp. 3AA... 39 Tabel 6. Bepaling van A, FA en y in influent water van stortplaats Nauerna... 40 Tabel 7. Bepaling van A, FA en y in effluent water van stortplaats Nauerna... 40 Tabel 8. Bepaling van A, FA en y in percolaat water van compartiment 3AA op stortplaats Nauerna... 40 Tabel 9. Procentuele afname van DOC, A, FA en y in effluent water ten opzichte van het influent water op stortplaats Nauerna.... 4 Tabel. Koolstof speciatie in het lysimeter afvalmengsel... 42 Tabel. Schatting van de totale hoeveelheden A, FA en y in compartiment 3AA, het volume percolaat water dat nodig is voor uitspoeling van deze componenten en de geschatte tijd die nodig zou zijn voor uitspoeling.... 43 Tabel 2: Elementaire samenstelling van geïsoleerde humus- (A) en fulvozuren (FA).... 44 LIST VAN FIGUREN Figuur. Bovenaanzicht lysimeter. Op de foto is de binnenbak te zien waarmee de scheiding tussen percolaat- en run-off water bewerkstelligd wordt... 3 Figuur 2 Cumulatieve neerslag en de cumulatieve percolaatproduktie per lysimeter als functie van de tijd (het tijdstip nul was in oktober 200). Lysimeter is gevuld op zelfde wijze als in pilotproef op Nauerna, lysimeter 2 is gevuld waarbij meer verontreinigde stromen ingepakt worden in het basismateriaal (slib), lysimeter 3 is gevuld op zelfde wijze als in pilotproef op Nauerna met extra additie van 5% zuiveringsslib en 5% shredderafval.... 7 Figuur 3 30 jaarsgemiddelde van neerslag en verdamping in Nederland (Bron: KNMI)... 8 Figuur 4 Verhouding tussen percolaatproduktie en de opname/verdamping in de lysimeters... 8 Figuur 5 Verloop van p, E.C., Eh en temperatuur als functie van de tijd (het tijdstip nul was in oktober 200). De letters P staan voor het opgevangen Percolaatwater, R staat voor het opgevangen Run-off water... 9 Figuur 6 Verloop van p, E.C., Eh en temperatuur als functie van de L/S (het tijdstip nul was in oktober 200). De letters P staan voor het opgevangen Percolaatwater, R staat voor het opgevangen Run-off water.... 9 Figuur 7 Resultaten geleidbaarheidsmetingen in afzonderlijke afvalstromen tijdens de korte on-site testen bij opbouw van de pilotproef op Nauerna.... 20 Figuur 8 DOC emissies en concentraties in ANC-test, kolomproef, lysimeters en pilotproef Nauerna. Om de spreiding in uitloogresultaten van individuele monsters van het mengsel duidelijk te maken zijn deze resultaten als losse datapunten weergegeven. Deze datapunten bevatten de volgende materialen: verontreinigde grond (contaminated soil), boorgruis (drilling grit), Industriële as (Industrial combustion ash), slib (Industrial sludge), zandfractie grondreiniging (Sand ECN-C--04-096 5

remediated), RWZI slib (Sewage sludge), Shredder afval (shredder waste en 2), grondreinigingsresidue (soil remediation sludge) en straalgrit. De resultaten van de veldproeven van respectievelijk NAU-lysimeter- en NAU-lysimeter-2 dienen te worden vergeleken met de laboratouriummetingen van monster, de data van NAU-lysimeter-3 dient te worden vergeleken met de laboratoriummetingen van monster +organic waste (toevoeging van 5% shredder en 5% zuiveringsslib)...2 Figuur 9 N4 als functie van p en L/S in de lysimetermengsels (lab), lysimeterexperimenten en het percolaat- en run-off water in compartiment 3AA....22 Figuur Cl- als functie van p en L/S in de lysimetermengsels (lab), lysimeterexperimenten en het percolaat- en run-off water in compartiment 3AA (pilotproef). Om de spreiding in uitloogresultaten van individuele monsters van het mengsel duidelijk te maken zijn deze resultaten als losse datapunten weergegeven. Deze datapunten bevatten de volgende materialen: verontreinigde grond (contaminated soil), boorgruis (drilling grit), Industriële as (Industrial combustion ash), slib (Industrial sludge), Verfafval (Paint residue), zandfractie grondreiniging (Sand remediated), RWZI slib (Sewage sludge), Shredder afval (shredder waste en 2), grondreinigingsresidue (soil remediation sludge) en straalgrit...23 Figuur B als functie van p en L/S in de lysimetermengsels (lab), lysimeterexperimenten en het percolaat- en run-off water in compartiment 3AA...24 Figuur 2 Mn als functie van p en L/S in de lysimetermengsels (lab), lysimeterexperimenten en het percolaat- en run-off water in compartiment 3AA....25 Figuur 3 Ca als functie van p en L/S in de lysimetermengsels (lab), lysimeterexperimenten en het percolaat- en run-off water in compartiment 3AA....26 Figuur 4 Cu als functie van p en L/S in de lysimetermengsels (lab), lysimeterexperimenten en het percolaat- en run-off water in compartiment 3AA....27 Figuur 5 Minerale olie als functie van p en L/S in de lysimetermengsels en het percolaaten run-off water in compartiment 3AA. Let op: de schaalverdeling van p-stat en kolomproef komt hier niet met elkaar overeen...28 Figuur 6 Som PAK (6 EPA) als functie van p en L/S in de lysimetermengsels en het percolaat- en run-off water in compartiment 3AA. Let op: de schaalverdeling van p-stat en kolomproef komt hier niet met elkaar overeen...30 Figuur 7 VOX als functie van p en L/S in de lysimetermengsels en het percolaat- en runoff water in compartiment 3AA. Let op: de schaalverdeling van p-stat en kolomproef komt hier niet met elkaar overeen....3 Figuur 8 Verschillen in gemeten emissie van Na tussen lysimeter en pilotproef en laboratorium metingen (kolomtest)...33 Figuur 9 Verschillen in gemeten emissie van K tussen lysimeter en pilotproef en laboratorium metingen (kolomtest)...33 Figuur 20 Verschillen in gemeten emissie van Cl tussen lysimeter en pilotproef en laboratorium metingen (kolomtest)...33 Figuur 2 Concentraties in percolaatwater als functie van tijd. In de grafieken worden data van Nauerna vergeleken met de pilotproef Duurzaam storten en de lysimeter experimenten....35 Figuur 22 Geochemische modellering van Pb uitloging op basis van oplosbaarheidscontrole door PbMoO 4 van Nauerna percolaat water met Orchestra...36 Figuur 23. Ammonium, nitriet en nitraat concentraties in een uitloogoplossing van lysimeter mengsel als functie van tijd...38 Figuur 24. Verdeling DOC in percolaatwater...4 6 ECN-C--04-096

Figuur 25: Vergelijking van organisch koolstof speciatie in percolaat water en vaste stof van compartiment 3AA.... 42 Figuur 26: Scenario voor de mogelijke invloed van veranderende DOC concentraties op de redox omstandigheden in een afval compartiment en de potentiële ontwikkeling van de koper uitloging.... 44 ECN-C--04-096 7

8 ECN-C--04-096

SAMENVATTING Deze voortgangsrapportage beschrijft de resultaten van het equistort concept binnen het project Duurzaam storten. Equistort is een stort concept, waarbij het uitgangspunt is dat evenwichtsinstelling van alle verontreinigingen in de stort op een zo kort mogelijke termijn wordt nagestreefd op een niveau dat compatibel is met de omgeving. Die situatie kan bereikt worden door het instellen van gerichte acceptatie criteria, voorbewerking van afvalstoffen alvorens te storten en maatregelen tijdens de operationele fase (partiele uitspoeling en verwerking via de waterbehandeling) Balanceren van de beschikbare inherente buffercapaciteit voor p, redox, metaal bindingscapaciteit in afvalstoffen is daarbij een cruciaal gegeven. De evenwichts p dient tussen p 7 en 8 te liggen, omdat die conditie op lange termijn stabiel is (omgeving ook neutraal) en tevens een minimale uitloging van tal van verontreinigingen vertegenwoordigt. Uit de resultaten van de monitoring blijkt in vergelijking met de voorgaande rapportages nog steeds dat de emissies van lab, lysimeterschaal en pilot goed overeenkomen voor de meeste elementen. In gevallen waarbij verschillen optreden kunnen deze voor mobiele componenten worden verklaard door preferente stromingen in lysimeters en pilotproef. et is nog niet helemaal duidelijk waar de verschillen voor Cu tussen lysimeters en veld vandaan komen (zie hieronder). De organische microverontreinigingen kunnen op dezelfde wijze beoordeeld worden als anorganische parameters als het om de beoordeling van impact gaat. Dit komt grotendeels doordat de samenhang van kolom en p stat gegevens net als bij anorganische micro s veelal consistent is. Uit de resultaten blijkt wel dat het lastig blijft om goede en consistente data te verzamelen, de conclusies voor organische microverontreinigingen kunnen op dit moment nog met minder zekerheid gesteld worden. Dit komt door de geconstateerde verschillen in het kennelijke gedrag van deze parameters in de twee kolomproeven en de p-stat experimenten. Met dien verstande dat de kolomproef zowel voor minerale olie als voor PAK (en dus ook voor andere slecht in water oplosbare organische micros) een betere weerspiegeling geeft dan een batch proef waar te veel irreversibele mobilisatie optreedt. De nauwe correlatie met het DOC gedrag in het lab onderzoek wijst erop dat verlaging van het DOC niveau in oplossing mede een lagere emissie van tal van organische micro s (en metalen) met zich mee zal brengen. Deze waarneming zal in het veld door meer metingen nader onderbouwd moeten worden om de geldigheid voor het veld te demonstreren. et uitloogmechanisme van VOX zoals de p-stat resultaten laten zien, lijkt op zeer mobiele water oplosbare zouten als Na,K en Cl. Ook hier wordt dit gedrag niet volledig bevestigd door de kolomproeven. Door de uitvoering van extra proeven is nu vast komen te staan dat ammonium in de lysimeters relatief makkelijk omgezet wordt door de meer aërobe omstandigheden in het afvalpakket in vergelijking met de pilotproef waar meer anaërobe condities heersen. Dit is de reden voor de lagere emissies in de lysimeters ten opzichte van de pilotproef. De karakterisering van DOC heeft enkele interessante nieuwe gegevens opgeleverd. Slechts een zeer klein percentage van DOC in influent-, effluent- en percolaat water bestaat uit humuszuur (A) (<%), het grootste deel van DOC bestaat uit fulvozuur (FA) (70%) en ongeveer 30% bestaat uit hydrofiele zuren (y). Verder blijkt dat de samenstelling van DOC volgens deze classificering niet verandert door de waterzuivering. De absolute concentratie van FA neemt door de waterzuivering met 25% af en zorgt dus voor de grootste reductie van DOC in het effluent water. Gelet op de hoge affiniteit van FA voor binding van zware metalen, betekent dit dat de complexatie capaciteit van het effluent water verminderd zou moeten zijn. ECN-C--04-096 9

Uit de karakterisering van organische stof blijkt verder dat de koolstof speciatie in het percolaat water compleet anders is dan in de vaste stof. Waar het percolaat water uit compartiment 3AA vooral uit FA bestaat met slechts een geringe hoeveelheid A (<%), bestaat de vaste stof voor het grootste deel uit A. et relatieve aandeel aan hydrofiele organische stof is ongeveer gelijk in de vaste stof en het percolaatwater. Evaluatie van DOC karakterisering met betrekking tot de uitloging van koper geeft indicaties dat de Cu emissies in de pilotproef op de langere termijn mogelijk omhoog gaan wanneer het grootste gedeelte van de organische stof uitgereageerd is en het stortlichaam langzaam meer geoxideerd kan raken. et is echter goed mogelijk dat na het uitreageren van de relatief gemakkelijk afbreekbare organische stof, ook het DOC niveau substantieel lager wordt. et is daarom moeilijk te voorspellen wat het netto effect zal zijn op de Cu uitloging van het uitreageren van organische stof en de mogelijke veranderingen in redox potentiaal en DOC. Uit dit rapport blijkt dat vooral de Cu concentraties in de pilotproef op Nauerna consistent lager liggen dan in de lysimeter en laboratorium experimenten. De reducerende omstandigheden in de pilotproef vormen een mogelijke verklaring voor de lagere Cu uitloging door vastlegging in de vorm van zeer slecht oplosbare sulfides. Dit zou tevens verklaren dat de Cu uitloging laag is, terwijl er toch voldoende bindingscapaciteit aan DOC (vooral in de vorm van FA) is. Wanneer dit mechanisme belangrijk is bij de uitloging van Cu, wordt het ook belangrijk om de redox capaciteit van het afvalmengsel vast te stellen. Indien de redox capaciteit van het afvalmengsel beperkt is, zou het mengsel op langere termijn meer geoxideerd kunnen worden. Bij deze meer geoxideerde omstandigheden kan de Cu uitloging weer gedomineerd worden door oplosbare organisch gebonden complexen (vooral door de restfractie aan DOC in de vorm van FA of A). Nader onderzoek naar de invloed van de redox potentiaal op de uitloging van Cu en de redox capaciteit van het afvalmengsel wordt daarom aanbevolen en kan meer informatie geven over het belang van dit mechanisme. ECN-C--04-096

. INLEIDING Equistort is een stort concept, waarbij het uitgangspunt is dat evenwichtsinstelling van alle verontreinigingen in de stort op een zo kort mogelijke termijn wordt nagestreefd op een niveau dat compatibel is met de omgeving. Die situatie kan bereikt worden door het instellen van gerichte acceptatie criteria, voorbewerking van afvalstoffen alvorens te storten en maatregelen tijdens de operationele fase (partiele uitspoeling en verwerking via de waterbehandeling) Balanceren van de beschikbare inherente buffercapaciteit voor p, redox, metaal bindingscapaciteit in afvalstoffen is daarbij een cruciaal gegeven. De evenwichts p dient tussen p 7 en 8 te liggen, omdat die conditie op lange termijn stabiel is (omgeving ook neutraal) en tevens een minimale uitloging van tal van verontreinigingen vertegenwoordigt. Dit rapport beschrijft de voortgang van het onderzoek en de monitoring van de proeven op lysimeterschaal en pilot schaal. Daarnaast zijn in 2003/2004 een aantal aanvullende metingen en experimenten uitgevoerd zoals beschreven in paragraaf 2.2, hiervoor is apart opdracht verleend door Afvalzorg. ECN-C--04-096

2. MATERIALEN EN METODEN 2. Lab schaal, lysimeter en veldschaal 2.. Beschrijving lysimeters In oktober 200 zijn de lysimeter experimenten op ECN ingezet. iervoor zijn drie scenario s gekozen: - Lysimeter : Stortmethode als gehanteerd op Nauerna. et afval wordt op de stortlocatie verspreid uitgereden en verdeeld door de shovels. ierdoor ontstaat een soort laagsgewijze opbouw van het compartiment. - Lysimeter 2: Inbedden van meer verontreinigde stromen in relatieve schone/ondoorlatende materialen. In het Duurzaam storten concept wordt deze optie genoemd om ervoor te zorgen dat de emissie vanuit bepaalde sterker uitlogende materialen beperkt wordt door een verminderd contact met water zodat de bijdrage van deze materialen op het totaal gereduceerd wordt. - Lysimeter 3: Referentie scenario: In dit scenario wordt het afval weer verdeeld zoals op de stortlocatie gebruikelijk is. Echter, aan deze lysimeter worden ook een paar afvalstoffen toegevoegd waarvan op voorhand vastgesteld is dat deze niet passen binnen het Duurzaam storten concept. et betreft hier een 5 m/m% toevoeging van autoshredder materiaal en een 5 m/m% toevoeging van gedroogd zuiveringsslib. Beide materialen hebben een relatief hoog gehalte aan organische stof en zware metalen. Deze afvalstromen worden in de normale stortpraktijk wel gestort. De lysimeters hebben een gescheiden opvang voor percolaat- en run-off water, dit is gerealiseerd door een binnenbak aan te brengen op de bodem van de lysimeters (zie Figuur ). et water dat in de binnenbak opgevangen wordt is het percolaatwater, het water dat buiten deze bak opgevangen wordt is het run-off water. 2 ECN-C--04-096

Figuur. Bovenaanzicht lysimeter. Op de foto is de binnenbak te zien waarmee de scheiding tussen percolaat- en run-off water bewerkstelligd wordt. 2..2 Pilotproef stortplaats Nauernasche Polder Op het terrein van stortplaats Nauernasche Polder is in Compartiment 3AA op 28 April 2000 begonnen met het vullen van de democel. De afmeting van de democel is 2000 m3. De democel is met behulp van folie volledig afgesloten van de rest van de stortplaats. Door middel van de drains onderin het compartiment en door aanleg van een grindkoffer in de laagste hoek van het compartiment kan het percolaatwater verzameld en afgevoerd worden. In het vlakke deel van het compartiment is een grindkolom aangebracht, die gevuld zal worden met grofkorrelig materiaal om een snelle hemelwaterafvoer te realiseren. De cel is van de rest van het stort gescheiden door een kunststof afdichting. Er is echter in een periode van hevige regenval in november 2000 sprake geweest van een overstort van percolaat uit een naastliggend compartiment. iervoor dient in de balans die van het percolaat gemaakt wordt gecorrigeerd te worden. Van alle aangeleverde partijen worden representatieve monsters genomen, die op de kwaliteitscontrole parameters worden getest (p, E.C., chloride, DOC en minerale olie) en vervolgens bij ECN nader worden onderzocht. Verder wordt de percolaatwater kwaliteit periodiek gemeten op TOC, anionen en hoofd- en spoorelementen. De resultaten hiervan worden omgerekend naar een cumulatieve emissie vanuit het proefcompartiment. ierbij wordt de bereikte L/S (L/kg) verhouding berekend door de fractie van de hoeveelheid percolaatwater in een bepaalde periode te delen door het totaalgewicht van het afval in het compartiment. 2.2 Aanvullende experimenten Duurzaam storten In 2003 zijn een aantal aanvullende experimenten uitgevoerd om de dataset verder uit te breiden en een aantal hypothesen uit de voorgaande voortgangsrapportage te testen. De onderdelen uit dit aanvullende onderzoek worden hieronder toegelicht. 2.2. Kolomproef lysimetermengsel De p-stat resultaten van organische microverontreinigingen uit het lysimeter mengsel, gaven aan dat DOC ook belangrijk is voor de mobiliteit van deze verontreinigingen. Omdat het ECN-C--04-096 3

lysimeter 2 mengsel additoneel DOC bevat, is op dit mengsel ook een kolomproef uitgevoerd waarbij de emissie van organische microverontreinigingen is bepaald. De kolomproef is ingezet in een kolom met een diameter van cm en een hoogte van 33 cm om voldoende eluaat te verzamelen voor de analyses van de verschillende parameters. De eluaten zijn geanalyseerd op PAK (som EPA PAK), minerale olie, BTEX en VOX. 2.2.2 Ammonium uitloging lysimeters De uitloging van ammonium is in zowel de kolomproef als op praktijkschaal fors hoger dan in de lysimeter experimenten. et mechanisme hiervoor is nog niet geheel duidelijk, er wordt gedacht aan aërobe omzetting van ammonium gedurende de tijd dat de monsterflessen van de lysimeters buiten staan totdat deze bemonsterd/geanalyseerd worden. De mogelijke afbraak van ammonium in de opvangvaten van de lysimeters is onderzocht door twee lysimeters kunstmatig te beregenen met leidingwater (40 liter op Lysimeter en 25 L op Lysimeter 2) en daarna de ammonium concentraties in de tijd te volgen. ierbij werd het opvangvat van Lysimeter de gehele tijd onder N 2 gehouden om invloed van zuurstof te minimaliseren. Lysimeter 2 werd bemonsterd onder lucht. Vervolgens wordt direct na monstername ammonium, nitriet en nitraat gemeten en worden de monsters op het lab (kamertemperatuur, normale licht/donker cycli) opgeslagen en periodiek bemonsterd voor de analyse van ammonium, nitriet en nitraat. ierbij wordt ervoor gezorgd dat het onder N 2 opgevangen percolaat anaëroob blijft door de monsterfles in een N 2 atmosfeer te bewaren. ierna wordt regelmatig ammonium in de percolaatwater monsters gemeten. Daarnaast zijn kernen in lysimeter 3 geslagen om het afval op een diepte van 30-50 cm te bemonsteren. Dit materiaal is vervolgens 24 uur uitgeloogd onder N 2 atmosfeer (L/S=), waarna N 4 in het gefiltreerde (0.2 µm) eluaat wordt gemeten. Tenslotte is ook het oorspronkelijke mengsel van lysimeter 3 24 uur uitgeloogd onder N 2 atmosfeer (L/S=). Dit monster is tijdens de aanleg van de lysimeters gemaakt en is sindsdien opgeslagen in een koelcel. 2.2.3 Organische stof karakterisering Organische stof speelt een zeer belangrijke rol bij de uitloging van verontreinigingen uit grond en afvalstoffen. Koolstof in de vaste bodem- of afvalstof-matrix kan in meer of mindere mate afbreekbaar zijn en op korte of langere termijn in oplossing gaan. De aanwezigheid van opgeloste organische stof (ofwel DOC, dissolved organic carbon ) kan de uitloging van zowel (zware) metalen als slecht-oplosbare organische verbindingen zoals PAKs en PCBs uit grond en afvalstoffen sterk verhogen. Afbraak van organische stof kan ook leiden tot ongewenste gasvorming in stortplaatsen en inklinking van stortplaatsen en civiel-technische constructies. et risico voor verspreiding van verontreinigingen door binding aan organische stof kan niet goed worden ingeschat op basis van informatie over de concentratie DOC. Karakterisering van de hoeveelheden en eigenschappen van organische stof waaruit DOC is opgebouwd, is daarom belangrijk voor het begrip van dominante processen die de uitloging van verontreinigingen bepaalt. DOC kan grofweg onderverdeeld worden in humuszuur (humic acid, A), fulvozuur (fulvic acid, FA) en een fractie hydrofiele organische stof (hydrophilic acids, y). ierbij kan worden aangegeven dat A voornamelijk bestaat uit grote aromatische structuren met zuurgroepen en een hoge molecuulgrootte (.000-0.000 Atomic Mass Units, AMU). A is operationeel 4 ECN-C--04-096

gedefinieerd als de fractie van DOC die neerslaat bij p. Daarnaast bestaat FA ook uit aromatische structuren met zuurgroepen, de molecuulgrootte is echter een stuk kleiner dan voor A (500-5.000 AMU). FA is gedefinieerd als de fractie die bij iedere p oplosbaar is en bovendien (bij lage p) adsorbeert aan een polymere hars (XAD-8 hars). Zowel A als FA kunnen de oplosbaarheid van verontreinigingen significant verhogen. Voor zware metalen gebeurt dit door binding aan de (negatief geladen) zuurgroepen op het A of FA molecuul, PAK s en andere organische microverontreinigingen worden vooral gebonden op de (hydrofobe) aromatische delen van A. De binding van PAK s aan FA is minder sterk, waarschijnlijk door het meer hydrofiele karakter van FA. et overige deel van DOC bestaat volgens deze karakteriseringsmethode uit hydrofiele organische stof. Deze fractie bevat suikers, aminozuren, vetzuren, alkoholen, esters etc. Wanneer duidelijk is hoe DOC in percolaatwater en het influent- en effluentwater verdeeld is over de reactieve fracties A en FA en het (voor uitloging van verontreinigingen) minder belangrijke y, kunnen vervolgens door middel van speciatie berekeningen uitspraken worden gedaan over de dominante metaalspecies. De hydrofiele organische (rest)fractie (y) is in oplossingen waarin ook A en FA voorkomen doorgaans niet zo belangrijk voor de binding van zware metalen. Deze fractie kan wel interessant zijn voor aspecten van afbreekbaarheid, gasproductie en inklinking. In de verdere karakterisering wordt hier echter niet op gefocusseerd. De resultaten van deze proeven zijn voornamelijk van belang bij de onderbouwing c.q. interpretatie van de karakteriseringtesten zoals al uitgevoerd en gerapporteerd in het voortgangsrapport over 2002. 2.2.3. Bepaling van concentraties humuszuur, fulvozuur en de hydrofiele organische restfractie In de bodemwetenschappen is een uitgebreide isolatie en purificatie procedure ontwikkeld om relatief grote hoeveelheden A en FA in handen te krijgen. Deze procedure is algemeen geaccepteerd en wordt ook aanbevolen door de International umic Substances Society (ISS). De methode bestaat uit het neerslaan van A bij p en de adsorptie van FA aan een polymere hars (XAD-8). Vervolgens worden de geisoleerde A en FA fracties in diverse stappen verder gezuiverd en tenslotte gevriesdroogd. De procedure is in detail beschreven in Thurman & Malcolm (). De geisoleerde fracties A en FA kunnen vervolgens worden gebruikt om eigenschappen zoals elementaire samenstelling, molecuulgrootte en de bindingscapaciteit van deze stoffen te meten. Deze isolatieprocedure is toegepast op drie verschillende percolaatwater monsters (percolaatwater compartiment 3AA, influentwater PWZI en effluentwater PWZI) en het afvalmengselmengsel zoals gestort in compartiment 3AA (en de lysimeters op ECN). Vervolgens is de elementaire samenstelling van de geisoleerde humus- en fulvozuren gemeten, van deze monsters wordt in de loop van 2004 ook de maximale bindingscapaciteit bepaald. Tot op heden wordt binnen geochemische speciatie modellen in veel gevallen de hoeveelheid humus- of fulvozuur geschat op basis van DOC analyse. De belangrijke rol van A en FA (als subfracties van DOC) bij geochemische speciatie modellering kan zoals hierboven vermeld echter niet goed worden ingeschat op basis van alleen DOC. De procedure van Thurman & Malcolm () is veel te arbeidsintensief voor het doel van het verkrijgen van input parameters voor geochemische modellen. Om deze reden is bij ECN een snelle batch procedure ontwikkeld waarmee het wel mogelijk wordt om tegen geringe extra inspanning, goede input parameters voor de geochemische modellen te meten (). Bij deze verkorte batch procedure wordt A ook neergeslagen bij p en door centrifuge en afschenken verwijderd. et precipitaat wordt daarna weer opgelost bij hoge p. De DOC concentratie van deze oplossing is de concentratie A in het monster. et supernatant na centrifugatie bevat nu nog de fracties FA en y, de DOC concentratie van deze oplossing wordt bepaald. Vervolgens wordt een hoeveelheid DAX-8 hars (het equivalent van XAD-8) bij de oplossing gevoegd. De fulvozuren adsorberen kwantitatief aan deze hars waarna de oplossing ECN-C--04-096 5

(met de fractie hydrofiele zuren) weer geanalyseerd wordt op DOC. et verschil in DOC concentratie tussen de oplossing met FA en y en de oplossing na toevoeging van DAX-8 is de concentratie FA. In dit onderzoek zijn de drie verschillende percolaatwater monsters (percolaatwater compartiment 3AA, influentwater PWZI en effluentwater PWZI) en het afvalmengsel zoals gestort in compartiment 3AA (en de lysimeters op ECN) ook geanalyseerd op het gehalte A, FA en y met de versnelde procedure. 2.2.3.2 Bepaling van K DOC door toepassing van flocculatie met aluminiumsulfaat Een groot deel van het onderzoek binnen het project Duurzaam storten richt zich op de niveaus en de speciatie van anorganische verontreinigingen om de chemische processen binnen de stortplaats te begrijpen. Op het gebied van de organische microverontreinigingen zijn de afgelopen jaren ook metingen gestart, deze richten zich voornamelijk op het vaststellen van de concentratie niveaus binnen de stortplaats. De concentraties van PAK s in (uitloog)oplossingen van afvalstoffen en verontreinigde grond worden (net als voor een aantal zware metalen) sterk bepaald door binding aan DOC (). De binding van PAK s aan DOC vindt echter plaats aan de zogenaamde hydrofobe delen van voornamelijk humuszuur. De hydrofobe aromatische kern van humuszuur is een aantrekkelijke omgeving voor de slecht wateroplosbare (hydrofobe) PAK s. Er zal dus een evenwicht plaats vinden tussen de zogenaamde vrije PAK s en de (DOC) gebonden PAK s in oplossing Om een indruk te krijgen van de speciatie van PAK s in de eluaten is een zogenaamde flocculatie methode toegepast. De flocculatie methode is ontwikkeld door Laor en Rebhun (2) en is gebaseerd op meting van totaal opgelost PAK en een meting van de vrije PAK concentratie. Met deze twee parameters kan een affiniteitsconstante (K DOC ) worden berekend, dit is een maat voor de binding van PAK aan DOC. De methode is bij ECN aangepast voor de toepassing op oplossingen (eluaten) met hoge DOC concentraties (()). De reactievergelijking en de formule voor K DOC berekening is hieronder weergegeven. Reactievergelijking: [DOC] + [PAK] <=> [DOC-PAK] K DOC = [DOC-PAK]/{[DOC]*[PAK]} Allereerst wordt de totale opgeloste PAK concentratie gemeten. Vervolgens wordt het DOC in oplossing neergeslagen door toevoeging van aluminiumsulfaat. De aanpassingen in de oorspronkelijke flocculatie procedure bestaan daaruit dat de aluminiumsulfaat niet is toegevoegd als geconcentreerde oplossing maar in de vorm van een vaste stof en dat de p niet van tevoren op p 6 is gesteld maar pas na de toevoeging van het aluminiumsulfaat. Aluminiumsulfaat wordt in een dosering van 50 mg Al 2 (SO 4 ) 3 per mg DOC toegevoegd aan de eluaten/percolaten. Vervolgens wordt de p bijgestuurd met NaO of Cl tot p 6 ± 0,05. Na enkele uren wordt de p gecontroleerd en nogmaals bijgestuurd. Na een nacht uitzakken worden de oplossingen gedurende een half uur gecentrifugeerd bij 27000 x G en afgepipetteerd. In het supernatant worden de DOC- en PAK-concentraties bepaald. 6 ECN-C--04-096

3. RESULTATEN EN DISCUSSIE 3. Neerslag en percolaatproduktie Bij de monitoring van de lysimeters wordt tevens de neerslag op het terrein bijgehouden. In Figuur 2 is de cumulatieve neerslag en de cumulatieve percolaatproduktie per lysimeter als functie van de tijd weergegeven. De neerslag en dus de infiltratie varieert per lysimeter omdat het oppervlak van de lysimeters verschillend is. Dit resulteert tevens in een verschillende percolaatproduktie per lysimeter. De neerslag verschillen tussen lysimeter 2 en 3 zijn zeer klein omdat het oppervlak nagenoeg hetzelfde is. Uit Figuur 2 valt op dat de percolaatproduktie in lysimeter 3 echter achterblijft bij lysimeter 2. et verschil bedraagt ongeveer 55% en is waarschijnlijk te verklaren door de toevoeging van gedroogd zuiveringsslib (d.s.94%) en shredderafval (d.s. 93%). Deze materialen nemen eerst water op totdat ze verzadigd zijn, pas daarna begint de percolaatproduktie. De overige materialen in de lysimeters hebben een gemiddeld drogestofgehalte van 65%. De trend van neerslag en percolaatproduktie in de lysimeters en 2 loopt in de wintermaanden synchroon. Over het algemeen blijft de percolaatproduktie in lysimeter 3 constant achter bij de neerslag, dit wijst erop dat deze lysimeter elk jaar eerst weer verzadigd moet worden voordat percolaat geproduceerd wordt. Uit het verloop van de neerslag en percolaatproduktie in de tijd (het tijdstip nul was in oktober 200) is te zien dat tijdens de herfst/winter (oktober-maart) de percolaatproduktie ongeveer de helft is van de neerslag. Tijdens de lente/zomer (april/september) blijft de neerslagcurve toenemen terwijl de percolaatproduktie nagenoeg stagneert als gevolg van een veel grotere verdamping in deze periode. In Figuur 3 is de gemiddelde neerslag en verdamping in Nederland per maand weergegeven. ierin is te zien dat in Nederland de verdamping hoger is dan de neerslag in de periode april tm augustus. Uit de L/S ontwikkeling in de tijd voor zowel de lysimeters als de pilotproef op Nauerna zal het mogelijk worden de lange termijn voorspellingen beter uit te voeren. 3000 2500 / OD 2000 U V 500 00 P X & 500 0 0.0 0.5.0.5 2.0 2.5 $DQWDOMDUQ 500 00 500 0 U S P OX R Y P X & U / W LP V O\ Neerslag Lysimeter Neerslag Lysimeter 2 Neerslag Lysimeter 3 Lysimeter Lysimeter 2 Lysimeter 3 Figuur 2 Cumulatieve neerslag en de cumulatieve percolaatproduktie per lysimeter als functie van de tijd (het tijdstip nul was in oktober 200). Lysimeter is gevuld op zelfde wijze als in pilotproef op Nauerna, lysimeter 2 is gevuld waarbij meer verontreinigde stromen ingepakt worden in het basismateriaal (slib), lysimeter 3 is gevuld op zelfde wijze als in pilotproef op Nauerna met extra additie van 5% zuiveringsslib en 5% shredderafval. ECN-C--04-096 7

Gemiddelde verdamping Neerslag 0! G 80 t v ƒ 60 h q r 40 t yh 20 r I 0 jan feb mrt apr mei jun jul aug sep okt nov dec Figuur 3 30 jaarsgemiddelde van neerslag en verdamping in Nederland (Bron: KNMI) Wanneer er een massabalans opgesteld wordt voor de waterhoeveelheden blijkt dat lysimeter en 2 dezelfde verhouding percolaatproduktie en verdamping en opname hebben (Figuur 4). Lysimeter 3 vertoont echter een ander beeld, 76% van de neerslag verdampt of wordt opgenomen door het materiaal. Waarschijnlijk is de veldcapaciteit van dit mengsel groter dan voor het Duurzaam storten mengsel. Vooral in de eerste paar maanden van de proef bleef de percolaatproduktie achter in vergelijking met lysimeter 2. Om deze reden is na 2 maanden handmatig 25 liter water op lysimeter 3 gebracht, hierna was de percolaatproduktie in lysimeter 3 meer in lijn met lysimeter 2 (Figuur 2). /\VLPWU /\VLPWU /\VLPWU 37% 34% 24% 63% 66% 76% percolaat Opname/verdamping percolaat Opname/verdamping percolaat Opname/verdamping Figuur 4 Verhouding tussen percolaatproduktie en de opname/verdamping in de lysimeters. 3.2 p geleidbaarheid, redoxpotentiaal en temperatuur metingen Bij elke monstername wordt naast het percolaatvolume de p, geleidbaarheid, redoxpotentiaal en temperatuur gemeten. De resultaten van deze metingen staan in Figuur 5, voor elke lysimeter staan de resultaten van percolaat- (P) en run-off monsters (R) apart weergegeven. et p verloop lijkt een trend te volgen, in de zomerperiode (met weinig percolaatproduktie) neemt de p in de lysimeters tot 2 eenheden toe, vooral het eerste jaar. ierna stabiliseert de p weer. Er werd gedacht dat de toename in p mogelijk verklaard kon worden door de uitloging van alkalisch boorgruis (p.6) in de lysimeters. Nu het erop lijkt dat de p toename seizoensgebonden is, de reden hiervoor is nog niet duidelijk. Wanneer de p als functie van L/S uitgezet wordt (Figuur 6), is duidelijk dat de bereikte L/S bij de p piek verschillend is voor de lysimeters. Dit is een extra aanwijzing dat de p toename inderdaad seizoensgebonden is.de Eh is in het begin negatief maar loopt later op tot ongeveer +200 mv. et is onduidelijk waardoor de fluctuaties in Eh komen. 8 ECN-C--04-096

+ S 9 8 7 6 0.0 0.5.0.5 2.0 2.5 7LMGMDUQ P R 2P 2R 3P 3R 35 30 P25 F 620 P 5 & ( 5 0 0.0 0.5.0.5 2.0 2.5 7LMGMDUQ P R 2P 2R 3P 3R 600 400 200 9 P 0 K ( 0.0 0.5.0.5 2.0 2.5-200 -400-600 7LMGMDUQ P R 2P 2R 3P 3R 25 20 5 & S P 7 5 0 0.0 0.5.0.5 2.0 2.5 7LMGMDUQ Figuur 5 Verloop van p, E.C., Eh en temperatuur als functie van de tijd (het tijdstip nul was in oktober 200). De letters P staan voor het opgevangen Percolaatwater, R staat voor het opgevangen Run-off water. P R 2P 2R 3P 3R + S 9 8 7 6 0 0.2 0.4 0.6 0.8 /6 P R 2P 2R 3P 3R Figuur 6 Verloop van p, E.C., Eh en temperatuur als functie van de L/S (het tijdstip nul was in oktober 200). De letters P staan voor het opgevangen Percolaatwater, R staat voor het opgevangen Run-off water. De geleidbaarheid (E.C.) neemt vanaf het begin toe naar een constante waarde (0.7-2.5 ms/cm) en zakt na ongeveer 300 dagen weer licht (0.4- ms/cm). Na ongeveer 350 dagen neemt de geleidbaarheid ineens sterk toe naar waarden van 8- ms/cm voor lysimeter en 2 tot zelfs 30 ms/cm voor lysimeter 3. Deze verhoging in de geleidbaarheid heeft zeer waarschijnlijk te maken met de verwaaiing van zeezout door de zware zuidwester storm van eind oktober 2002. De lysimeters staan hemelsbreed op minder dan een kilometer van de zee. et is niet duidelijk waarom lysimeter 3 een kennelijk veel hogere zoutbelasting heeft gekregen dan lysimeter en 2, het zou te maken kunnen hebben met het feit dat lysimeter 3 het meest zuidelijk opgesteld is waardoor hier (door zuidwesterwind) de hoogste zoutconcentratie neerkomt. De gemeten waarden voor lysimeter 3 zijn echter zo hoog dat het percolaatwater in de betreffende periode bijna geheel uit zeewater zou moeten bestaan. et is dan ook niet uit te sluiten dat er ook sprake ECN-C--04-096 9

is geweest van zoutuitspoeling in lysimeter 3 De andere twee lysimeters staan dan min of meer in de luwte en krijgen zodoende een lagere zoutbelasting. De toename in de geleidbaarheid is niet te verklaren op basis van de input van afzonderlijke afvalstromen in de lysimeters en de pilotproef Nauerna, zie Figuur 7. In deze figuur staan de resultaten van de geleidbaarheidsmetingen in de korte on-site testen die tijdens de opbouw van de pilotproef op Nauerna zijn bepaald. De hoogst gemeten geleidbaarheid in een deelstroom is ongeveer 8 ms/cm. et gemiddelde van alle geleidbaarheidsmetingen is 3 ms/cm. De toename in de geleidbaarheid kan dus niet afkomstig zijn uit de afvalstoffen zelf. $I]RQGUOLMNDIYDOVWURPQDXUQD 9 8 7 P6 F 65 P 4 & ( 3 2 0 Figuur 7 Resultaten geleidbaarheidsmetingen in afzonderlijke afvalstromen tijdens de korte onsite testen bij opbouw van de pilotproef op Nauerna. 3.3 Resultaten chemische analyses Zowel op de (meest voorkomende) uitgangsmaterialen als op het mengsel van afvalstoffen van de lysimeters (/\VLPWU3,: [Predominantly Inorganic Waste] is het mengsel zoals gestort op Nauerna, O\VLPWU 3,: RUDQLF ZDVW is hetzelfde mengsel met toevoeging van 5% zuiveringsslib en 5% shredderafval) zijn karakteriseringstesten uitgevoerd (p-stat en kolomproef). De resultaten worden vergeleken met de resultaten van de lysimeter experimenten (NAU-Lysimeter, 2 en 3) en de pilotproef op stortplaats Nauerna (NAU-3AA-P en R); let op: voor de vergelijking van laboratorium en lysimeter resultaten moet het labmonster Lysimeter PIW vergeleken worden met NAU-Lysimeter en 2. et labmonster lysimeter PIW + organic waste komt overeen met NAU-Lysimeter3. De resultaten van de pilotproef zouden overeen moeten komen met de monsters van Nau-Lysimeter en 2 (lysimeter proef) en (kolomproef laboratorium). 3.3. Organische stof en ammonium In Figuur 8 zijn de resultaten voor DOC weergegeven. Uit de p-stat resultaten is te zien dat het monster lysimeter PIW + organic waste (additie van 5% shredder en 5% zuiveringsslib) een hogere DOC emissie geeft dan monster lysimeter PIW over het gehele p traject. Verder zijn de resultaten van de individuele afvalstoffen in het mengsel ook apart weergegeven. Deze monsters hebben een spreiding in DOC concentratie, maar wanneer deze afvalstoffen gemengd worden nemen ze het gedrag aan van monster lysimeter PIW. Op de beide lysimeter mengsels is ook een kolomtest uitgevoerd en de resultaten worden vergeleken met het gedrag van de lysimeter experimenten en met de pilotproef op Nauerna. Uit Figuur 8 is te zien dat er een zeer goede overeenkomst is tussen de resultaten van de totaal 20 ECN-C--04-096

verschillende schaalniveau s. De emissies uit de lysimeters sluiten goed aan bij het begin van de pilotproef en beide experimenten volgen weer het begin van de kolomproef op laboratoriumschaal. Deze bevindingen geven de indruk dat de emissies verder zullen verlopen zoals gemeten in de kolomproef op het laboratorium. iermee zouden we in staat zijn de emissies op lange termijn goed te voorspellen. Verder is duidelijk dat het afvalmengsel (zowel op lab.-, lysimeter- en praktijkschaal) een zeer consistent beeld geeft voor wat betreft de emissie als functie van L/S. Wanneer de concentraties worden uitgezet in mg/l valt te zien dat DOC in de kolomtest steeds lager wordt; er is sprake van uitspoeling. In de lysimeter experimenten en de pilotproef is dit effect nog niet duidelijk zichtbaar omdat de bereikte L/S nog te laag is. N & 2 >' 0000 000 00 0 0. 0.0 0.00 3 5 7 9 3 S+ Contaminated soil Drilling grit Industrial combustion ash Industrial sludge +organic waste Sand remediated Sewage sludge Shredder waste Shredder waste 2 Soil remediation sludge Soil remediation sludge 2 STRAALGRIT 0000 N 000 00 & 0 2 >' V D O 0. U P 0.0 X & 0.00 E-06 E-05 0.000 0.00 0.0 0. 0 NAU-3AA-P NAU-Lysimeter-P NAU-Lysimeter2-P NAU-Lysimeter3-P /6ON +organic waste NAU-3AA-R NAU-Lysimeter-R NAU-Lysimeter2-R NAU-Lysimeter3-R 000 O & 2 >' 00 0 0. E-06 E-05 0.000 0.00 0.0 0. 0 /6ON NAU-3AA-P NAU-Lysimeter-P NAU-Lysimeter2-P +organic waste NAU-3AA-R NAU-Lysimeter-R NAU-Lysimeter2-R NAU-Lysimeter3-P NAU-Lysimeter3-R Figuur 8 DOC emissies en concentraties in ANC-test, kolomproef, lysimeters en pilotproef Nauerna. Om de spreiding in uitloogresultaten van individuele monsters van het mengsel duidelijk te maken zijn deze resultaten als losse datapunten weergegeven. Deze datapunten bevatten de volgende materialen: verontreinigde grond (contaminated soil), boorgruis (drilling grit), Industriële as (Industrial combustion ash), slib (Industrial sludge), zandfractie grondreiniging (Sand remediated), RWZI slib (Sewage sludge), Shredder afval (shredder waste en 2), grondreinigingsresidue (soil remediation sludge) en straalgrit. De resultaten van de veldproeven van respectievelijk NAU-lysimeter- en NAU-lysimeter-2 dienen te worden vergeleken met de laboratouriummetingen van monster, de data van NAUlysimeter-3 dient te worden vergeleken met de laboratoriummetingen van monster +organic waste (toevoeging van 5% shredder en 5% zuiveringsslib). ECN-C--04-096 2

De p-stat resultaten voor N 4 laten een p onafhankelijke uitloging zien (Figuur 9). et laboratorium monster met extra organische stof (lysimeter2) heeft een uitloging die ongeveer een orde van grootte hoger ligt dan voor lysimeter. Dit geeft aan dat een hogere organische stof belasting resulteert in een hogere N 4 concentratie. Echter, er is geen eenduidige correlatie te vinden tussen de gemeten concentraties van N 4 en DOC voor de gegevens van de pilotproef. 000 00 0 N 0. 0.0 + 0.00 > 0.000 0.0000 0.00000 0.000000 3 5 7 9 3 S+ 000 N 00 0 + 0. > 0.0 V D 0.00 O 0.000 U 0.0000 P X 0.00000 & 0.000000 E-05 0.000 0.00 0.0 0. 0 /6ON +organic waste NAU-3AA-P NAU-Lysimeter-P NAU-Lysimeter2-P NAU-Lysimeter3-P +organic waste NAU-3AA-R NAU-Lysimeter-R NAU-Lysimeter2-R NAU-Lysimeter3-R 00 O + > 0 0. 0.0 0.00 0.0000 0.000 0.00 0.0 0. 0 /6ON NAU-3AA-P NAU-Lysimeter-P NAU-Lysimeter2-P NAU-Lysimeter3-P +organic waste NAU-3AA-R NAU-Lysimeter-R NAU-Lysimeter2-R NAU-Lysimeter3-R Figuur 9 N4 als functie van p en L/S in de lysimetermengsels (lab), lysimeterexperimenten en het percolaat- en run-off water in compartiment 3AA. etzelfde effect lijkt zich af te tekenen bij de lysimeter experimenten, LYS3 heeft een duidelijk hogere uitloging dan LYS en 2 door de toevoeging van shredderafval en zuiveringsslib. De ammonium emissies op Nauerna (3AA) liggen fors hoger dan voor alle lysimeters. et zou kunnen dat de opgeloste zuurstof concentraties in het percolaat op Nauerna een stuk lager liggen dan in de lysimeters. et is bekend dat ammonium door micro-organismen in aanwezigheid van zuurstof bij neutrale p, omgezet kan worden naar nitraat. Dit mechanisme zou hier van toepassing kunnen zijn. In de pilotproef (3AA), en wellicht in de kolomproef met de lysimeter mengsels, zou de zuurstofconcentratie limiterend kunnen zijn waardoor de ammonium concentraties hoog blijven. Dit mechanisme is verder onderzocht en beschreven in hoofdstuk 3.7. Verder is te zien dat de gemeten concentraties van het lysimeter mengsel (LYS) in de kolomproef bij lage L/S op het zelfde niveau liggen als de gemeten concentraties in de pilotproef (NAU:3AA). Dit geeft aan dat een laboratoriumtest bij lage L/S een goed beeld geeft van de N 4 concentraties in het percolaatwater. 22 ECN-C--04-096

3.3.2 Chloride Chloride is zeer mobiel in afvalstoffen, de uitloging wordt slechts beperkt door de beschikbaarheid. Tijdens het vullen van de proefcel (comp. 3AA) op Nauerna zijn monsters genomen van vele individuele afvalstoffen en hierop zijn korte ( uur) uitloogtesten en analyses van chloride (en DOC) gedaan. In Figuur zijn de resultaten voor chloride weergegeven. Tevens staan de resultaten van (een deel van) de verkorte on-site uitloogtesten in de grafiek van chloride als functie van p, weergegeven als de losse datapunten. et is uit Figuur 7 al duidelijk geworden dat er een grote spreiding in de geleidbaarheid is in de individuele afvalstoffen. De chloride emissie van de lysimeter mengsels ligt hoger dan de meeste individuele afvalstoffen die in Figuur zijn weergegeven, waarschijnlijk heeft dit deels te maken met de verschillende uitloogtijden bij deze experimenten ( uur voor de korte testen, 48 uur voor de p-stat testen). Daarnaast spelen verschillen in beschikbaarheid in de verschillende deelmonsters waarschijnlijk een rol. 0000 000 00 0 N O >& 0. 0.0 0.00 0.000 3 5 7 9 3 S+ Contaminated soil Drilling grit Industrial combustion ash Industrial sludge +organic waste Paint residue Sand remediated Sewage sludge Shredder waste Shredder waste 2 Soil remediation sludge Soil remediation sludge 2 STRAALGRIT 0000 000 N 00 O 0 >& V D O 0. U 0.0 P X 0.00 & 0.000 E-06 E-05 0.000 0.00 0.0 0. 0 NAU-3AA-P NAU-Lysimeter-P NAU-Lysimeter2-P NAU-Lysimeter3-P /6ON +organic waste NAU-3AA-R NAU-Lysimeter-R NAU-Lysimeter2-R NAU-Lysimeter3-R 000 00 O 0 O >& E-06 E-05 0.000 0.00 0.0 0. 0 /6ON NAU-3AA-P NAU-Lysimeter-P NAU-Lysimeter2-P NAU-Lysimeter3-P +organic waste NAU-3AA-R NAU-Lysimeter-R NAU-Lysimeter2-R NAU-Lysimeter3-R Figuur Cl- als functie van p en L/S in de lysimetermengsels (lab), lysimeterexperimenten en het percolaat- en run-off water in compartiment 3AA (pilotproef). Om de spreiding in uitloogresultaten van individuele monsters van het mengsel duidelijk te maken zijn deze resultaten als losse datapunten weergegeven. Deze datapunten bevatten de volgende materialen: verontreinigde grond (contaminated soil), boorgruis (drilling grit), Industriële as (Industrial combustion ash), slib (Industrial sludge), Verfafval (Paint residue), zandfractie grondreiniging (Sand remediated), RWZI slib (Sewage sludge), Shredder afval (shredder waste en 2), grondreinigingsresidue (soil remediation sludge) en straalgrit. ECN-C--04-096 23

3.3.3 Borium Borium vertoont een licht p afhankelijk gedrag in de p-stat resultaten, de verschillen tussen de twee lysimetermengsels zijn klein (Figuur ). B is een anion dat zich vrij conservatief gedraagt en op termijn uitgeput raakt. Ook hier valt het zeer systematische gedrag als functie van L/S op tussen de verschillende proeven. De lage borium waarden bij extreem lage L/S hangen in lysimeterpercolaat hangt samen met vermenging van lysimeterpercolaat met initieel aanwezig water in het drainage systeem. Deze verklaring wordt ondersteund door het feit dat dit effect voor vrijwel alle mobiele elementen in vergelijkbare mate wordt gevonden, het betreft hier dus een aanloop effect. N >% 0 0. 0.0 0.00 0.000 0.0000 0.00000 3 5 7 9 3 S+ N >% V D O U P X & 0 0. 0.0 0.00 0.000 0.0000 0.00000 E-06 E-05 0.000 0.00 0.0 0. 0 /6ON Drilling grit Industrial combustion ash +organic waste Paint residue Sewage sludge Shredder waste Shredder waste 2 Soil remediation sludge Soil remediation sludge 2 STRAALGRIT NAU-3AA-P NAU-Lysimeter-P NAU-Lysimeter2-P NAU-Lysimeter3-P +organic waste NAU-3AA-R NAU-Lysimeter-R NAU-Lysimeter2-R NAU-Lysimeter3-R O >% 0. 0.0 E-06 E-05 0.000 0.00 0.0 0. 0 /6ON NAU-3AA-P NAU-Lysimeter-P NAU-Lysimeter2-P NAU-Lysimeter3-P +organic waste NAU-3AA-R NAU-Lysimeter-R NAU-Lysimeter2-R NAU-Lysimeter3-R Figuur B als functie van p en L/S in de lysimetermengsels (lab), lysimeterexperimenten en het percolaat- en run-off water in compartiment 3AA. 3.3.4 Mangaan et uitlooggedrag van Mn als functie van p is voor beide lysimetermengsels nagenoeg gelijk. Ook een aantal losse afvalstoffen die deel uitmaken van het mengsel liggen op hetzelfde uitloogniveau als de beide mengsels (Figuur 2). De overeenkomst tussen de p-stat testen en de kolomtest lijkt hier goed (vergelijk uitloging bij p 7). De cumulatieve emissie zoals gemeten in de pilotproef op Nauerna sluit ook zeer goed aan bij de kolomtest resultaten. Mn is een typische redox indicator. Bij lage redox neemt Mn sterk toe, dit is het geval in de pilotproef. et verschil in emissie tussen lysimeters en pilotproef wordt waarschijnlijk veroorzaakt door verschillen in redoxpotentiaal. De redoxpotentiaal in de pilotproef is ook consistent wat lager dan in de lysimeters. et percolaatwater van de pilotproef had het eerste jaar een iets lagere redoxpotentiaal van ongeveer -50 tot -200 mv, het percolaatwater uit de lysimeters had een redoxpotentiaal van ongeveer -0 tot -50 mv. et lijkt erop dat Mn hier zeer gevoelig voor is en zodra er verschillen in redoxpotentiaal optreden zal dit in de Mn (en Fe) niveau s merkbaar zijn. 24 ECN-C--04-096