Veiligheidshuis Regio Utrecht. Jaarverslag Veiligheidshuis Regio Utrecht. 01 juni 2015

Vergelijkbare documenten
Wat is een Veiligheidshuis?

Veiligheidshuis Regio Utrecht. Jaarverslag Veiligheidshuis Regio Utrecht

Jaarverslag 2012 Veiligheidshuizen Amersfoort en Utrecht

Veiligheidshuis Regio Utrecht. Jaarverslag Veiligheidshuis Regio Utrecht. Mei 2016

Samenwerking tussen en in de Veiligheidshuizen

Jeugdige recidiverende woninginbrekers

Veiligheidshuis Rivierenland Verbindt en brengt samen. Presentatie Veiligheidshuis Rivierenland Raadsleden

Jaarverslag 2013 Veiligheidshuis Regio Utrecht (VHRU)

CONCEPT Werkplan 2017/2018 Veiligheidshuis Regio Utrecht

Veiligheidshuis Regio Utrecht is een. 3 Jaar Top X Werkwijze & Resultaten

Jaarverslag Professionaliseren en versterken van de ketens

Jaarverslag Veiligheidshuis Twente 2014

Bijlage 1 bij Privacyconvenant Beschrijving van Overleggen VHH Haaglanden

Vier Jaar Top X Aanpak HIC

Bij antwoord datum, kenmerk en onderwerp vermelden

Veiligheidshuis West-Veluwe Vallei

Feiten en Achtergronden. Sanctietoepassing voor volwassenen. Terugdringen recidive door persoonsgerichte aanpak en nadruk op nazorg

Jaarplan 2015 Veiligheidshuis Twente

2015 in beeld. Verbinden Versterken Zichtbaar maken

VEILIGHEIDSHUIS KERKRADE

JAARVERSLAG Veiligheidshuis Twente 2015

Toespraak DGPJS tgv installatie Erkenningscommissie Gedragsinterventies op , Sociëteit De Witte, te Den Haag

Monitor 2013 Veelplegers Twente

Gespreksleider: Paulien Defoer, Paulien Defoer Mediation

Ketens risicojeugd sluitend verbinden Avans 7 april 2011

Een scenario kiezen voor wat betreft de organisatie van de regionale casusoverleggen per 2019 en in de toekomst.

Feiten & Achtergronden. Aanpak veelplegers. December 2006/F&A 6806

Datum 13 augustus 2018 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over Aangiftebereidheid van minderjarige slachtoffers mensenhandel

Justitiële Verslavingszorg. De reclassering

Nieuwe jaar vol uitdagingen én kansen

Aanpak: Signalerings- en vangnetfunctie. Beschrijving

Jaarrapportage Veiligheidshuis Midden-Limburg

Aansluiting Veiligheidshuizen-ZSM

Regionale samenwerking in een Veiligheidshuis Ommen 5 februari 2009

Jaarrapportage Veiligheidshuis Midden-Limburg

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aandeel van de meest frequent vervolgde daders in de strafzaken van

Veiligheidshuis Regio Utrecht

Bezoekadres Diakenhuisweg AP Haarlem. Telefoon:

Eindexamen maatschappijwetenschappen vwo I

Convenant. Integrale aanpak van VEELPLEGERS. in de gemeente Arnhem

Presentatie Huiselijk Geweld Spreekuur. Dag Zorg en Veiligheid 17 juni 2019

Datum 12 mei 2011 Onderwerp Beantwoording Kamervragen leden Recourt en Marcouch inzake taakstraf in de buurt

Verslag verdiepingsbijeenkomst Schakelpunt Verward en Gevaarlijk Midden-Nederland

Zorg- en Veiligheidshuis Midden - Brabant

netwerkdag 28 november 2013

Monitor 2007 Veelplegers Twente

Pilot aansluiting ZSM en Veiligheidshuizen

Veiligheidsbeeld gemeente Amersfoort

Eindexamen maatschappijwetenschappen havo II

Inzicht in de opbrengsten en effecten van Veiligheidshuizen

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675

Stelselwijziging Jeugd. Factsheet. De uitvoering van het jeugdstrafrecht. Na inwerkingtreding van de Jeugdwet

Nieuwe dadergroep vraagt aandacht

Bureau Jeugdzorg Flevoland gaat uit van het recht van ieder kind om uit te groeien tot een gezonde en evenwichtige volwassene.

Jeugdcriminaliteit en jeugdveiligheid in Groningen

CMWW. Evaluatie Jeugd Preventie Programma Brunssum

veiligheidshuis district Sittard gemeenten Sittard-Geleen, Stein, Beek en Schinnen Samenvatting

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Monitor 2010 Veelplegers Twente

Bureau Jeugdzorg Flevoland gaat uit van het recht van ieder kind om uit te groeien tot een gezonde en evenwichtige volwassene.

Veiligheid in Leusden. We kijken even terug naar 2018.maar vooral vooruit!

Zorg- en Veiligheidshuis Midden - Brabant

ZSM Leerateliers Werken vanuit de bedoeling

Actieprogramma Risicojeugd en Jeugdgroepen

Een stap verder in forensische en intensieve zorg

Veiligheidsbeeld gemeente Amersfoort

Monitor 2006 veelplegers Twente

Aanpak huiselijk geweld centrumgemeentegebied Amersfoort

Tijdens de informatiebijeenkomst d.d. 12 februari 2015 heeft de politie een toelichting gegeven op deze politie(criminaliteits)cijfers.

Bij beantwoording de datum en ons kenmerk vermelden. Wilt u slechts één zaak in uw brief behandelen. Onderwerp Actieprogramma criminele jeugdgroepen

Jaarverslag Veiligheidshuis Leiden 2011

De uitvoering van het jeugdstrafrecht

Aanleiding. Probleemstelling en onderzoeksopzet. Samenvatting procesevaluatie doorzorgfunctionaris

Position paper. Position Paper Toekomst Veiligheidshuizen

Jaarplan Veiligheidshuis Midden-Limburg. Continueren wat goed is, verbeteren waar nodig!!!

Aansluiting bij het Veiligheidshuis 's-hertogenbosch en omstreken.

Stappenplan VeiligHeidsHuizen. Triage-instrument. voor professionals in het veld

Bij antwoord datum, kenmerk en onderwerp vermelden

Stelselwijziging Jeugd. Factsheet. De uitvoering van het jeugdstrafrecht. Na inwerkingtreding van de Jeugdwet

Jaarplan Veiligheidshuis Midden-Limburg. Doorontwikkelen!!!

Samenvatting Jeugdinterventieprogramma: Nieuwe Perspectieven (NP) Lotte Loef

Waarom Koers & kansen?

Wmo beleidsplan Maatschappelijke Zorg Centrumgemeenteregio Zuid-Holland Zuid

Uitkomsten verbeterpunten toezichtonderzoek Bergen op Zoom

Informatie voor ouders over de jeugdreclasseringsmaatregel

Aanpak: Casusregie en inzet gezinscoaching. Beschrijving

Toelichting begrotingswijziging bescherming en opvang

Districtelijk Veiligheidshuis Heerlen

Eindexamen maatschappijwetenschappen vwo I

Monitor Veelplegers 2016

Management samenvatting

Factsheet landelijke inkoopafspraken in het kader van het jeugdstrafrecht

De rol van de reclassering. Informatie voor slachtoffers van ernstige gewelds- en zedenmisdrijven en nabestaanden van slachtoffers van levensdelicten

raadsvoorstel voorstel

HALFJAARVERSLAG 2013 VEILIGHEIDSHUIS REGIO ALKMAAR VEILIGHEIDSHUIS DEN HELDER/ KOP VAN NOORD-HOLLAND VEILIGHEIDSHUIS WEST-FRIESLAND

Stelselwijziging Jeugd. Factsheet. Prioriteitenlijst gedwongen kader

Resultaten 1 e kwartaal 2010

Kadernota. Regionaal Veiligheidshuis Maas en Leijgraaf

Transcriptie:

Veiligheidshuis Regio Utrecht Jaarverslag 2014 Veiligheidshuis Regio Utrecht 01 juni 2015

Inleiding De afgelopen jaren van het Veiligheidshuis Regio Utrecht stonden in het teken van ingrijpende verandering en vernieuwing. Het jaar stond in teken van de grote transitie waarin de Veiligheidshuizen Amersfoort en Utrecht werden samengevoegd tot één Veiligheidshuis Regio Utrecht (VHRU) en het beheer werd overgedragen van Openbaar Ministerie naar Gemeente, inclusief verhuizing naar een nieuwe locatie en het inrichten van een nieuwe Stuurgroep. Het jaar 2014 was vooral het jaar van de inhoudelijke doorontwikkeling, overigens opnieuw met een verhuizing naar een andere locatie. Al bij de transitie in is afgesproken dat in 2014 zou worden toegewerkt naar het loslaten van de klassieke doelgroepen van het Veiligheidshuis naar een Top X aanpak. Een aanpak waarin meer ruimte is voor maatwerk, waarbij gemeenten in samenspraak met de (lokale) politie of op initiatief van andere partners in de zorg- en strafrechtsketen hun meest complexe en criminele of overlastgevende casussen bij het Veiligheidshuis Regio Utrecht kunnen aanmelden, ook als die net niet onder één van de klassieke doelgroepen vallen. Die inhoudelijke doorontwikkeling is in 2014 één van de belangrijkste thema s geweest. Het was duidelijk dat het daarbij niet ging om het eenvoudig omzetten van een knop. Het loslaten van een vertrouwde en in vele opzichten ook inhoudelijk waardevolle structuur vraagt naast het nodige denkwerk en overleg ook flexibiliteit en ontwikkelbereidheid van alle partners die in het Veiligheidshuis samenwerken. Het is geen eenvoudige opgave om bij het ontwerp van een Top X aanpak recht te doen aan de belangen van zoveel verschillende partijen (26 gemeenten, OM, politie en uiteenlopende samenwerkingspartners als Reclasseringsorganisaties, Raad voor de Kinderbescherming (RvdK), Jeugdzorgorganisaties, Dienst Justitiële Inrichtingen, Zorginstellingen). Bovendien hadden veel van deze organisaties ook hun handen vol aan interne transities en reorganisaties. Mede om die reden hebben we gekozen voor een stapsgewijze verandering met 2014 als het jaar van geleidelijke omslag. In 2014 is met een beperkt aantal gemeenten een pilot Top X gestart en bleef daarnaast de bestaande structuur in tact. Dat maakte 2014 soms tot een wat rommelig jaar. Tegelijk is, zowel in de nieuwe stijl als binnen de oude structuur steeds de nadruk gelegd op de uitvoering van de kerntaken van het VHRU: het bespreken van casussen, het maken van afspraken over de uitvoering van de meest gewenste interventies en het in uitvoering brengen daarvan door de verschillende partnerorganisaties. Daarnaast is in 2014 de evaluatie van de regio-brede kopstukkenaanpak afgerond en is het (door het Ministerie van Veiligheid en Justitie geëntameerde) onderzoek naar de wenselijkheid en mogelijkheden van de toepassing van de maatregel plaatsing in een Inrichting voor Stelselmatige daders (ISD) bij jongvolwassen veelplegers afgerond. Tenslotte is in 2014 in het kader van de landelijke pilot samenwerking ZSM-Veiligheidshuizen een regionale werkwijze ontwikkeld en is een samenwerkingspilot met het Leger des Heils gestart voor de aanpak van extreem lastige casussen. Naast cijfers over het aantal besproken casussen en de voor handen zijnde recidivegegevens worden deze onderwerpen in dit jaarverslag kort belicht. 1

1. Casusoverleg en recidivemeting Zoals in de inleiding reeds gesteld was 2014 een overgangsjaar waarin én de casus-overleggen met de klassieke doelgroepen (zeer actieve veelplegers, negatieve kopstukken van overlastgevende en criminele jeugdgroepen, risicojeugd met delictgedrag en plegers van Huiselijk Geweld) voor het grootste deel nog doorliepen, èn al in een aantal pilots met Top X werd gewerkt. Bovendien zijn er nog een aantal zogeheten veldtafels uitgevoerd waarbij incidentele lokale criminaliteits- of ernstige overlastproblematiek werd besproken. Binnen welk kader dan ook, het casusoverleg vormt de kerntaak van het Veiligheidshuis Regio Utrecht. In het casusoverleg wordt de casus vanuit verschillende perspectieven belicht en op basis van een integraal beeld van de persoon en de aard van diens problematiek worden die interventies gekozen waarvan de deelnemers aan het casusoverleg het meeste effect verwachten. De verschillende interventies worden vervolgens toebedeeld aan de uitvoerende partijen. Aantal besproken casussen In 2014 werd totaal 1829 keer een casus besproken. Dat is ruim 35 casussen per week. Een besproken casus kan in één jaar twee of meer keer dezelfde persoon betreffen (sommige individuen worden meerder keren per jaar als casus besproken. Verreweg de meeste casussen betrof een casus Huiselijk Geweld (1062). In 441 gevallen ging het om een zeer actieve veelpleger, 86 keer ging het om een kopstuk van een overlastgevende of criminele jeugdgroep en 81 keer om een risicojongere met delictgedrag. De overige 160 casussen betrof casussen in het kader van de pilots Top X (o.a. Amersfoort, Utrecht stad). Recidivemeting / herhaalde politieregistraties Strikt genomen spreken we pas van strafrechtelijke recidive als een veroordeelde verdachte daarna opnieuw een delict pleegt waarvoor hij door de rechter wordt veroordeeld. Omdat in het kader van veiligheid in de regio ook het aantal politieregistraties een indicator is, zijn deze hier als graadmeter gebruikt voor het in kaart brengen van recidive. Daarbij worden alleen die politieregistraties gebruikt waarbij een persoon als verdachte van een misdrijf is geregistreerd in het politiesysteem. We gebruiken daarvoor in onze meting de term herhaalde registratie als misdrijf-verdachte. Dat zegt dus nog niets over het feit of betrokkene voor het delict waarvoor hij als verdachte is geregistreerd ook daadwerkelijk veroordeeld wordt. Omdat de definitie van de groep zeer actieve veelplegers door een nieuwe aanwijzing van het college van PG s ingrijpend is gewijzigd kon voor deze groep geen valide vergelijking worden gemaakt. We beperken ons hier tot de jeugdige verdachten en verdachten van Huiselijk Geweld. Bovendien wordt nog specifiek ingezoomd op verdachten van woninginbraak omdat de aanpak woninginbraken een regionale prioriteit is. Bij de Top X aanpak wordt de komende jaren per individuele Top X-er het recidivepatroon in kaart gebracht. 2

(a) Jeugdige verdachten Eerst wordt hier een beeld gegeven van herhalingsregistraties bij jeugdige verdachte. Daarbij wordt nog eens expliciet aandacht besteed aan de jeugdige verdachten van woninginbraak; één van de speerpunten in de regio is immers het terugdringen van woninginbraken. Tabel 1 - Aantal Jeugdige verdachten (18-) algemeen: Jaar -> 2014 Aantal jeugdige verdachten 2669 2245 1652 1567 als misdrijf-verdachte 28% t.o.v. 26% t.o.v. 25% t.o.v 26% t.o.v. Tabel 2 - Aantal jeugdige verdachten (18-) van woninginbraak dat terugkomt als verdachte algemeen en als verdachte van woninginbraak: Jaar -> 2014 Aantal jeugdige verdachten Van woninginbraak als misdrijf-verdachte algemeen als verdachte woninginbraak 96 112 69 71 59% t.o.v. 18 % t.o.v. 51% t.o.v. 20% t.o.v. 61% t.o.v 20% t.o.v 64% t.o.v. 19% t.o.v. Duiding Het aandeel van jeugdige (18-) verdachten in de totale criminaliteit is een indicator voor toekomstige ontwikkelingen op dit terrein. Wat we zien is dat het totaal aantal jeugdige verdachten in de Regio Utrecht opvallend terugloopt (een afname van 41% in vier jaar). Van die steeds kleiner worden groep verdachten blijft het percentage herhaalde registratie als misdrijfverdachte nagenoeg gelijk. Zoals we al eerder hebben aangetoond (zie ook jaarverslag VHRU ) is de groep jeugdige woninginbrekers een groep met een groot herhalingsrisico. Het absolute aantal jeugdige woninginbrekers fluctueert maar het aantal is in 2014 16% minder dan in. Het percentage verdachten uit de groep jeugdige woninginbrekers dat het jaar erop opnieuw geregistreerd wordt als verdachte van enig misdrijf blijft onverminderd hoog. Dit laat zien dat het juist bij deze groep van belang is om via een persoonsgebonden aanpak recidive terug te dringen. (b) Verdachten van woninginbraak Omdat het terugdringen van woninginbraken speerpunt is in het veiligheidsbeleid wordt hier ook een beeld gegeven van herhaalde politieregistraties bij verdachten van woninginbraak voor alle leeftijdscategorieën, dus jeugdigen (18-) en volwassenen (18 jaar en ouder) samen. 3

Tabel 3 - Aantal verdachten van woninginbraak dat terugkomt als verdachte algemeen en terugkomt als verdachte van woninginbraak Jaar -> 2014 Aantal verdachten Van woninginbraak als misdrijf-verdachte algemeen als verdachte woninginbraak 424 432 445 384 46 % t.o.v. 13% t.o.v. 43% t.o.v. 13% t.o.v. 45% t.o.v 13% t.o.v. 42% t.o.v. 14% t.o.v. Duiding De aanpak van woninginbraken is een belangrijk speerpunt in de regionale veiligheidsstrategie. Het Veiligheidshuis Regio Utrecht draagt daar met een persoonsgebonden aanpak in bij. Het aantal personen dat geregistreerd staat als verdachte van woninginbraak was in 2014 beduidend lager dan in de voorgaande jaren. Het percentage herhaalde politieregistraties voor een misdrijf algemeen bij verdachten van woninginbraak is vrij hoog maar loopt wel heel langzaam terug (van 46% naar 42%). Ook de groep woninginbrekers is een groep waarbij gerichte interventies bij een persoonsgerichte aanpak wel eens effectief zou kunnen zijn. Niet voor niets is deze doelgroep expliciet in beeld bij de ontwikkeling van de Top X aanpak. (c) Verdachten van Huiselijk geweld Tabel 4 - Aantal verdachten van huiselijk geweld dat terugkomt als verdachte algemeen en als verdachte van huiselijk geweld: Jaar -> 2014 Aantal verdachten van huiselijk geweld als verdachte algemeen als verdachte huiselijk geweld 1407 1312 1313 1049 25 % t.o.v. 9 % t.o.v. 24% t.o.v. 8% t.o.v. 23% t.o.v 9% t.o.v 22% t.o.v. 7% t.o.v. Duiding Huiselijk geweld is heeft een enorme impact op het privéleven van mensen en vormt bovendien een belangrijke voorspeller van deviant en crimineel gedrag van kinderen die getuige zijn van huiselijk geweld. Het absolute aantal personen dat wordt geregistreerd als verdachte van huiselijk geweld is in vier jaar afgenomen van 1407 tot 1049 (een afname van ruim 25%). Toch kan er juist bij dit delict niet zonder meer vanuit worden gegaan dat dit een gunstig beeld is. Met name bij huiselijk geweld is echter de aangiftebereidheid altijd een heikel punt. De vraag is dan of het absolute aantal afneemt omdat er minder huiselijk geweld is of omdat er minder aangifte wordt gedaan. Wat wel opvalt is dat het percentage van herhaalde politieregistraties op het gebied van huiselijk geweld langzaam maar gestaag afneemt. Dat wil zeggen dat de verdachten van het plegen van huiselijk geweld die bekend zijn minder in herhaling vallen dan de voorgaande jaren. De inzet van een combinatie van zorg voor slachtoffers en het systeem met interventies op de daders lijkt langzaam maar zeker enig effect te sorteren. 4

2. Evaluatie kopstukkenaanpak In heeft het Veiligheidshuis samen met haar partners de zogeheten kopstukkenaanpak geïntroduceerd. Hierbij worden de negatieve kopstukken van overlastgevende en criminele jeugdgroepen aangepakt als bijdrage aan de groepsaanpak in brede zin. De negatieve kopstukken worden besproken in het Justitieel Casusoverleg Kopstukken (JCK) en daar wordt een persoonsgebonden plan van aanpak op hen in uitvoering gebracht. Bij de kopstukkenaanpak wordt gefocust op de door wijkagenten en jongerenwerk aangemerkte meest negatieve groepsleden die bovendien een negatieve invloed hebben op anderen. Hiermee is de kopstukkenaanpak tevens een voorbeeld voor de Top X aanpak. Begin 2014 is de kopstukkenaanpak geëvalueerd, ten eerste is daarbij gekeken naar de kenmerken die vanuit de literatuur worden aangegeven als werkbare elementen en in hoeverre deze elementen in de kopstukkenaanpak een plaats hebben gekregen. Daarnaast zijn succesfactoren van de aanpak zelf onderzocht. Uit de literatuur blijkt dat expliciet inzetten op de meest criminele en negatieve leden van jeugdgroepen effectief kan zijn. In de kopstukkenaanpak is juist dit ingezet. Daarbij is het daadwerkelijk verhogen van de pakkans en vermindering van het aantal sepots van belang. Ook hierop is expliciet ingezet bij de kopstukkenaanpak. Van groot belang is de negatieve kopstukken uit de anonimiteit te halen. In de aanpak in Regio Utrecht is dit bewerkstelligd door het aanstellen van vaste adoptie-agenten bij de politie, vaste kopstukken-officieren van Justitie en een aparte kopstukkenzitting bij de Rechtbank. Hierdoor werden de kopstukken uit de anonimiteit gehaald en gericht aangepakt. Tenslotte blijkt het van belang om naast repressief ingrijpen - wat bij deze negatieve kopstukken vaak eerst aan de orde is -, vervolgens ook perspectief te kunnen bieden in de vorm van passend onderdak, werk of dagbesteding en een nieuw sociaal netwerk. In de kopstukkenaanpak zijn deze elementen daadwerkelijk ontwikkeld en ingebracht. Daarmee kan de kopstukkenaanpak als voorbeeld dienen voor de Top X aanpak. De kopstukkenaanpak heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de exponentiële afname van het aantal criminele en overlastgevende jeugdgroepen in de regio Utrecht (afname van 56% tussen start van de kopstukkenaanpak - en 2014). In onderstaande tabel wordt deze afname zichtbaar gemaakt. Aard / jaar 2014 overlastgevend 24 13 11 crimineel 19 8 8 totaal 43 21 19 Ook bij de kopstukken is een eerste verkenning naar recidive patronen uitgevoerd. Voor de groep van 105 kopstukken die in zijn besproken kunnen ook de herhaalde politieregistraties twee jaar na eerste bespreking in kaart worden gebracht. Zeven van de 105 kopstukken (dat is 7.6%) hebben twee jaar na bespreking helemaal geen politieregistraties als verdachte van misdrijf meer. Voor 22 kopstukken (21%) geldt dat zij het eerste jaar na bespreking nog wel politieregistraties hebben, maar in het tweede jaar niet meer. Overigens neemt het aantal politieregistraties over de gehele groep kopstukken af. 5

Kopstuk A, soms eerst zitten A. is een kopstuk van een criminele jeugdgroep, hij heeft een behoorlijk negatieve uitstraling naar en invloed op de jongere jongens in de wijk. Herhaalde pogingen om Ahmed in een justitieel kader in toezicht en begeleiding te krijgen om hem zo te kunnen beïnvloeden liepen tot nu toe op niets uit omdat hij weigerde mee te werken aan het toezicht. Zo was er weinig grip op A. te krijgen. Herhaaldelijk werd hij veroordeeld maar telkens weer ging hij in Hoger beroep waardoor de afhandeling van de strafzaak vertraagde; zodra het hoger beroep was behandeld stelde A. cassatie in. Zo werden al zijn strafzaken langlopende trajecten. In de wijk kregen anderen stellig de indruk dat A. kon doen wat hij wilde zonder daarvan ook maar enige consequenties te ondervinden. Na verloop van tijd wordt duidelijk dat A. nog een eerder bij Hoger beroep opgelegde gevangenisstraf van 11 maanden moet uitzitten. Omdat A verder nergens aan mee wil werken wordt in het casusoverleg afgesproken achter dit vonnis aan te gaan en er voor te zorgen dat het ten uitvoer wordt gelegd. Vanuit het VHRU wordt eerst contact gezocht met de administratie van het Hof in Arnhem, vervolgend volgt intensieve afstemming met het CJIB, dan met bureau capaciteit en logistiek (BCL) van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) die betrokkene versneld een oproep sturen om zich te melden zijn straf uit te zitten. We houden gezamenlijk vinger aan de pols en als betrokkene zich op de aangegeven dag niet meldt gaat het vonnis terug naar het CJIB. Wederom wordt contact gezocht met het CJIB om er voor te zorgen dat het niet op een stapel terecht komt maar versneld wordt omgezet in een arrestatiebevel. Dat lukt en vervolgens wordt contact gezocht met de politie Regio Utrecht om het arrestatiebevel zo snel mogelijk te effectueren. Betrokkene heeft intussen lucht gekregen van de ophanden zijnde arrestatie en duikt onder. Via de politie wordt het team Opsporing Executiezaken ingezet waarop betrokkene werd getraceerd en aangehouden. Ook dit is persoonsgerichte aanpak. In de wijk wordt duidelijk dat A niet zo maar overal mee weg komt. Tijdens zijn detentie wordt betrokkene benaderd via de medewerkers van de Penitentiaire Inrichting om met A te bespreken in hoeverre hij bereid is tijdens zijn detentieperiode stappen te zetten naar een ander levenswijze. 3. ISD voor jong volwassen stelselmatige daders Al geruime tijd terug heeft het Veiligheidshuis Regio Utrecht geconstateerd dat zich naast de klassieke groep veelplegers (langdurig verslaafden al dan niet in combinatie met psychiatrische problematiek en/of dakloosheid) ook een nieuwe groep zeer actieve veelplegers aandient. Jongvolwassen veelplegers die na het mislukken van veel civiel- en strafrechtelijke jeugdmaatregelen al snel de status van jongvolwassen stelselmatige dader hebben (stelselmatige daders voldoen aan de formele/ strafrechtelijk criteria voor het vorderen van een ISD-maatregel). Al tijdens de opening van het Veiligheidshuis nieuwe stijl in maart is dit expliciet bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie aangekaart. Het Ministerie heeft de handschoen opgepakt en een landelijk onderzoek geïnitieerd naar de mogelijkheden om de maatregel ISD ook voor jong volwassen zeer actieve veelplegers vaker op te leggen. De gedachte hierachter is ook om juist op jongere leeftijd al een stevige ingreep in te zetten die jongvolwassen veelplegers ook een kans biedt hun criminele gedragspatroon nog te doorbreken. Het Veiligheidshuis Regio Utrecht was één van de drie locaties in het land waar actief is meegewerkt aan dit onderzoek. Uiteindelijk heeft de uitkomst van het onderzoek geleid tot een brief aan de Tweede Kamer waarin naast de knelpunten in de toeleiding van jongvolwassen stelselmatige daders naar de ISD ook de kansen werden beschreven die zowel hen als de samenleving dit traject zou kunnen bieden. In de brief werd voorgesteld om op enkele locaties in het land een pilot ISD voor jong volwassen stelselmatige daders te starten. In deze pilots gaat het erom de toeleiding beter te stroomlijnen, de Rechtbanken te informeren èn het programma in de ISD-inrichting beter toe te spitsen op deze doelgroep. Mede op 6

basis van de actieve participatie in het onderzoek is de Regio Utrecht één van de regio s geworden waarin het Ministerie van Veiligheid en Justitie één van deze pilots in 2015 wil doen laten uitvoeren. Dat biedt niet alleen een kans voor de jongvolwassen stelselmatige daders, maar biedt tevens een uitgelezen kans om in onze regio een belangrijke interventie toe te voegen aan het palet om zo effectief bij te kunnen dragen aan een veiliger regio. 4. Samenwerking ZSM-Veiligheidshuizen In is reeds gestart met het vormgeven van de samenwerking tussen Veiligheidshuis en ZSM (het al direct na aanhouding of oproeping op het politiebureau - zo snel en goed mogelijk afdoen van eenvoudige en veelvoorkomende strafbare feiten). Waar ZSM en Veiligheidshuis door verschillende betrokkenen aanvankelijk nog werd ervaren als concurrerende vaten werd in 2014 als onderdeel van een landelijk pilot gewerkt aan een model van communicerende vaten. Samen met de Veiligheidshuizen Flevoland en Gooi & Vechtstreek werd met de coördinerend Officier van Justitie van ZSM een model van uitwisseling en samenwerking ontwikkeld. Dit model gaf de mogelijkheid om datgene wat in het VHRU over casussen was besproken te voorzien van een gericht advies ten aanzien van de afdoeningsrichting bij ZSM bij een eventueel volgend strafbaar feit. In 2014 is veel geïnvesteerd in de samenwerking ZSM- Veiligheidshuizen. In juni 2014 is een grote themabijeenkomst over de samenwerking ZSM-Veiligheidshuizen georganiseerd voor alle uitvoerend medewerkers. Deze bijeenkomst heeft een impuls gegeven aan de doorontwikkeling van deze samenwerking. In de Veiligheidshuizen wordt nu nauwkeuriger omschreven wat het advies naar ZSM is, bij ZSM wordt altijd GCOS ingelezen (het systeem van de Veiligheidshuizen waarin de adviezen vermeld staan) en het advies wordt serieus meegewogen bij het nemen van afdoeningsbesluiten. De afdoeningsbeslissing wordt teruggekoppeld aan het Veiligheidshuis en indien wordt afgeweken van een door het Veiligheidshuis gegeven advies, dan wordt daarvoor een onderbouwing teruggekoppeld. In 2015 wordt gezocht naar verdere verdieping van de samenwerking, maar zo is in 2014 een stevige basis gelegd voor een goede samenwerking tussen Veiligheidshuizen en ZSM. 5. Samenwerkingspilot VHRU - Leger des Heils Bij de doorontwikkeling naar een effectieve aanpak vanuit het VHRU hoort ook het verkennen en ontwikkelen van nieuwe samenwerkingsverbanden. Eén van die initiatieven is de samenwerking met het Leger des Heils (LdH) in de Regio Utrecht. Het LdH kent van oudsher een breed palet aan voorzieningen op het gebied van zorg, opvang, behandeling en reclassering. De directie van het LdH wilde graag een pilot starten om al deze divisies van het LdH meer samen te smelten ten behoeve van extreem lastig klanten. Zij vroeg het VHRU daarin als vindplaats èn als samenwerkingspartner te kunnen benutten. Deze samenwerking heeft in 2014 in de vorm van een pilot verder vorm gekregen. Door gemeenten aangedragen extreem lastige, overlastgevende en schijnbaar onbenaderbare personen werden in het kader van dit project via bemiddeling van het VHRU aangemeld bij het LdH. Het LdH maakte zich verantwoordelijk voor de uitvoering en ging daarbij zeer laagdrempelig en outreachend te werk. Het VHRU nam vooral de rol van monitoring en bemiddeling op zich. In het kader van deze pilot zijn diverse extreem problematische casussen vanuit de hele regio bij het LdH in 7

behandeling of begeleiding gekomen, met zeer hoopgevende resultaten. Een belangrijk voorbeeld van wat in opvolging van repressieve interventies kan worden ingezet om mensen ook weer perspectief te bieden. Het ijzer smeden als het heet is C. is een man van 32 met een psychiatrisch ziektebeeld en stoornissen op het gebied van agressieregulatie. In zijn directe woonomgeving stelt hij zich bedreigend en intimiderend op naar ander bewoners in de wijk. Regelmatig moet de politie interveniëren bij conflictsituaties. Eerder is C. veroordeeld voor verboden wapenbezit. De mede wijkbewoners voelen zich ernstig in hun veiligheid bedreigd en de twee pit bulls die C bezit dragen nog eens extra bij aan het onveiligheidsgevoel. C vindt zelf dat het in het geheel niet aan hem ligt en denkt dat iedereen in zijn wijk er op uit is om hem dwars te zitten. Zijn huis is vervuild en C. heeft een behoorlijke schuldenproblematiek. Elke vorm van hulpverlening houdt hij af, alleen met een contactpersoon bij de Waag waar hij eerder in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk vonnis in behandeling moest, is er wisselend contact. Soms belt hij op met scheldkanonnades, dan weer vraagt hij dringend of dwingend om hulp. Na wederom forse bedreigingen van wijkbewoners wordt C. via de politie aangemeld bij het VHRU en wordt via het VHRU weer aangemeld voor de samenwerkingspilot met het LdH. In deze pilot wordt niet eerst gevraagd of er een wettige indicatie is maar één van de medewerkers zoekt C. op in zijn woning. Er is speciaal een medewerker gezocht die iets met honden heeft en dat blijkt in dit geval een sleutel voor contact. Na herhaald bezoek begint C. iets van een vertrouwensband te ervaren. De pilotmedewerker weet ook bespreekbaar te maken dat de woonomgeving voor C. zelf wellicht niet bevorderend is door de vele conflicten die hij er ervaart. Omdat binnen de pilot ook de afdeling zorg & wonen van het Leger des Heils betrokken is kan C. op korte termijn ook aan alternatieve woonruimte worden geboden. Omdat er net weer de nodige conflicten zijn geweest waarin ook de politie bij C. aan de deur is geweest is C. het juist op dat moment ook zat en voelt zich slachtoffer van de houding van anderen ten opzichte van hem. Dit blijkt het aangrijpingspunt om hem te overreden elders andere woonruimte te aanvaarden onder voorwaarde van begeleiding. Na een periode van slepende conflicten verhuist C. uit de wijk en ervaart in zijn nieuwe omgeving een kans om niet direct weer in dezelfde situatie terecht te komen. De outreachende hulp in de vorm van woonbegeleiding wordt gehandhaafd en het contact met de Waag wordt hersteld. C. blijft een ingewikkeld type maar door interveniëren op het juiste moment lijkende scherpe kantjes er voor een deel even af. 8

6. Financiële verantwoording 2014 Jaarrekening 2014 Veiligheidshuis Regio Utrecht Inkomsten 2014 Bijdrage ministerie 547.000, 00 Bijdrage gemeenten 184.346, 00 Totaal inkomsten 731.346, 00 Uitgaven 2014 Begroot Werkelijk verschil Personeelslasten 425.000,00 416.901,32 8.098,68 Beheerkosten 71.500,00 71.500,00 0,00 Huisvesting Utrecht 50.000,00 46.000,00 4.000,00 Vergaderlocatie Amersfoort 17.000,00 16.404,80 595,20 Ondersteuning GCOS 25.000,00 31.195,32-6.195,32 Recidive monitor 15.000,00 14.955,60 44,50 Meting resultaten op 15.000,00 8.500,00 6.500,00 samenwerking Inzet communicatie 20.000,00 7.929,00 12.071,00 Training, opleiding en 20.000,00 16.142,59 3.857,41 studiedagen Onvoorzien, inclusief reiskosten, onkostendeclaraties etc. 27.653,00 29.550,93-1.897,93 Automatiseringskosten 0,00 2.802,00-2.802,00 Landelijke beheerkosten GCOS 22.847,00 0,00 22.847,00 Handboeken/ Handreiking 15.000,00 0,00 15.000,00 Overschot door tussentijds vertrek communicatiemedewerkster Beheerkosten GCOS zijn na overleg tussen ministerie van V&J en VNG landelijk verrekend Handreiking nazorg niet uitgevoerd i.v.m. evaluatie nazorg in 2014 Saldo 2014 Inkomsten: Uitgaven Saldo 2014 731.346,00 661.881,56 69.464,44 Toelichting: Zowel in als in 2014 is er een positief eindsaldo. In bedroeg dit 137.819 en in 2014 gaat het om een positief saldo van 69.464,44. In de Stuurgroep van 16 juli 2014 is besloten beide positieve saldi samen te nemen en conform punt 8.5 van het samenwerkingsconvenant Veiligheidshuis Regio Utrecht1 100.000 als reserve op te nemen voor komende jaren en het restant naar rato terug te storten naar bijdragende gemeenten. Omdat vanaf 2015 in het kader van de Top X aanpak extra wordt geïnvesteerd (monitoring en sturing op resultaat), wijzigt de bijdrage per gemeente niet. Extra inzet word gefinancierd binnen het bestaande financiële budget. 1 In geval van een overschot/ onderbesteding wordt het resterende budget gereserveerd om onvoorziene kosten van volgende jaren op te vangen tot een maximum van 100.000. De Stuurgroep kan besluiten dat eventuele overschotten teruggestort worden. 9