januari 2015 vanaf 4 jaar Ik huppel tekst: Marian van Gog muziek: Ton Kerkhof -
Ik huppel 1 Ik huppel, ik huppel, ik huppel vandaag. Ik huppel naar boven, en ook weer omlaag. Mijn benen die willen niet stil blijven staan. Ik huppel totdat ik naar bed toe moet gaan. tekst: Marian van Gog muziek: Ton Kerkhof Refrein: Eén, twee, drie, vier. Ik kom van de grond en ik dans in het rond. Eén, twee, drie, vier. Doe met me mee, op je eigen manier. 2 Ik hinkel, ik hinkel, ik hinkel vandaag. Ik hinkel naar boven, en ook weer omlaag. Mijn benen die willen niet stil blijven staan. Ik hinkel totdat ik naar bed toe moet gaan. Refrein 3 Ik waggel, ik waggel, ik waggel vandaag. Ik waggel naar boven, en ook weer omlaag. Mijn benen die willen niet stil blijven staan. Ik waggel totdat ik naar bed toe moet gaan. Refrein Illustratie: Hans Meijer
Stijve knieën Marian van Gog Als Jasper uit school komt, staat opa bij het hek op hem te wachten. Hoi opa! roept Jasper hij zwaait met twee armen hoog in de lucht, wild naar opa. Opa zwaait terug, maar wel heel anders. Hij tilt één arm een beetje op en hij zwaait stijfjes. Jasper rent naar opa toe. Leuk dat je mij komt halen, opa, zegt hij. Ben je met de fiets? Nee zeg. Ben je mal, lacht opa. Ik hard trappen en jij lekker achterop zitten? Dat doen we niet hoor. We lopen. Dat is veel leuker. Even later loopt Jasper naast opa op de stoep. Opa maakt grote passen, veel groter dan Jasper. Jasper probeert dat ook. Hij strekt zijn benen en zet zijn voeten naast die van opa. Maar poeh, dat valt nog niet mee! Kun jij geen kleinere passen maken? vraagt hij. Waarom? vraagt opa. Dan lopen we gelijk, dat is veel leuker. Opa lacht. Hij probeert kleine passen te maken, maar dat lukt niet zo goed. Hij gaat ervan dribbelen. Het lukt niet, hoor, zegt hij. Daar word ik veel te moe van. En dus moet Jasper grote passen blijven nemen. Jasper vindt dat niet zo leuk en hij bedenkt hoe het anders kan. Kun jij huppelen, opa? vraagt Jasper en hij doet het voor. Opa blijft staan. Hij probeert een huppelpasje te maken, maar dat lijkt nergens op. Het lukt niet, jongen, zegt opa. Ik heb stijve knieën. Wat zijn dat, stijve knieën? vraagt Jasper. Opa legt het uit. Mijn knieën buigen niet zo gemakkelijk meer, zegt hij en hij zakt een klein stukje door zijn knieën om te laten zien wat hij bedoelt. Jasper moet lachen, want opa zakt nauwelijks omlaag. Dat kan hij veel beter en hij zakt helemaal door zijn knieën tot hij op zijn hurken zit. Dat kon ik vroeger ook, zegt opa, maar mijn benen zijn al heel oud. Nu lukt dat niet meer. Ik kan zo zelfs huppen, zegt Jasper en op zijn hurken hupt hij vooruit. Knap hoor, zegt opa. Dat lukt mij niet meer. En met zijn stijve knieën maakt hij piepkleine hupjes, waarbij hij bijna rechtop blijft staan. Kun je wel hinkelen? vraagt Jasper en hij hinkelt op één been verder. Opa probeert het ook. Hij tilt één been stram omhoog en maakt kleine hupjes op zijn andere been, maar hij valt er bijna bij om. Dat is ook wat, denkt Jasper. En hij zegt: Ik word nóóit opa. Want dan kun je niks meer. Maar opa is het daar niet mee eens. Ik kan dingen die jij niet kunt, zegt hij. Wat dan? vraagt Jasper. Ik kan heel goed in mijn handen klappen, zegt opa en hij begint te klappen. Dat kan ik ook, zegt Jasper, en hij klapt in zijn handen. Ik kan heel goed met mijn voeten stampen, zegt opa en hij stampt op de grond. Dat kan ik ook, zegt Jasper en hij stampt nog harder op de grond. Ik kan heel goed met mijn neus in de lucht lopen, zegt opa. Dat kan ik ook, zegt Jasper en hij doet zijn hoofd naar achteren, zodat hij met zijn neus in de lucht loopt. Ik kan heel goed grote oren maken, zegt opa en hij wappert met zijn handen achter zijn oren. Maar ook dat kan Jasper en hij doet het meteen na. Opa denkt goed na. Er moet toch iets zijn wat hij wel kan maar Jasper niet. Ze zijn ondertussen bij opa s huis aangekomen. Opa doet de deur open. Hij denkt nog steeds na. Hij trekt zijn jas uit. Dat doet Jasper ook. Hij hangt zijn jas aan de hoge kapstok. Jasper strekt zijn arm uit om zijn jas ook op te hangen, maar... hij kan er niet bij! Hij strekt zijn arm nog verder uit en gaat erbij op zijn tenen staan, maar hij kan er nog steeds niet bij. Opa, dát is het. Wat jij wel kan en ik niet. Ik kan niet... Maar opa onderbreekt hem. Ik dacht dat er wel iéts zou zijn dat ik wél kan, maar jij niet, zegt opa een beetje teleurgesteld. Maar ik kan niets bedenken. Volgens mij kun jij alles!
In gedachten pakt opa de jas van Jasper en hangt hem ook aan de kapstok. Jasper wijst naar de hoge kapstok. Dát is het, opa. Jij kunt... Ik moet het maar toegeven, zegt opa, terwijl hij Jasper meeneemt de kamer in. Jij kunt echt álles net zo goed als ik. Jasper kijkt achterom naar de kapstok en dan weer naar opa. Weet je, opa, ik denk dat je gelijk hebt, zegt hij dan. versje Fijn bewegen Marian van Gog Kun jij hollen, net als ik? Kun jij rollen, net als ik? Kom, dan gaan we samen spelen. Fijn bewegen, op het gras. Lekker ballen met z n tweeën. Lekker stampen in de plas. Kom dan gaan we samen spelen. Fijn bewegen, op de stoep. Lekker rennen met z n tweeën, tot ik keihard tikkie roep. Kom dan gaan we samen spelen. Fijn bewegen, op het plein. Lekker steppen met z n tweeën, tot we moe en dorstig zijn. Gaan we hollen, met z n twee? Kom en doe gezellig mee!
Extra bij Ik huppel Bij het liedje Wijs steeds een paar kinderen aan die tijdens het zingen mogen huppelen, hinkelen en waggelen. De rest zingt en klapt mee. Tip: U kunt het liedje ook in de speelzaal zingen of bij het buitenspelen. Tip 2: Maak foto s tijdens het bewegen en bekijk die achteraf samen. Zet ze op de site van de groep of laat ze zien tijdens een ouderavond. Bij het verhaal Hoe liep opa? Laat kinderen het voordoen. Wat kon opa niet? Wat kon hij juist heel goed? Lees het verhaal voor of luister er samen naar en laat de kinderen de bewegingen van opa en Jasper meedoen. Stop het verhaal hiervoor zo nodig af en toe. Laat het verhaal daarna naspelen. Opa beweegt daarbij nadrukkelijk anders dan Jasper. Wijs steeds een andere opa en een andere Jasper aan. Praat samen over bewegen. Laat kinderen spelletjes opnoemen waarbij ze veel bewegen en maak hier een woordweb (met plaatjes en tekeningen) mee. Hang het (uitgebreide) woordweb op en maak zo een beweeg-muur. Beweegcircuit Zet op het plein een eenvoudig beweegcircuit uit. In alle hoeken zijn andere beweegspelletjes te doen. Denk aan springen met een springtouw, hinkelbaan, huppelweg (teken hiervoor met krijt een slingerweg), hoepels om in en uit te springen (kikkersprongen), enzovoort. Vorm groepjes en laat elk groepje een andere activiteit doen. Wissel tot alle kinderen alles gedaan hebben. Bespreek het circuit in de klas na. Wat konden de kinderen al goed? Wat vonden ze het leukst? Laat kinderen tenslotte hun favoriete beweegspel tekenen.
Kleurplaat - illustratie: Hans Meijer