Hof van Cassatie van België

Vergelijkbare documenten
Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Transcriptie:

27 OKTOBER 2015 P.15.0726.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0726.N I C S, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Frederika Van Swygenhoven, advocaat bij de balie te Hasselt, tegen 1. A D R, burgerlijke partij, 2. J C, burgerlijke partij, verweerders.

27 OKTOBER 2015 P.15.0726.N/2 II J V, beklaagde, eiseres, met als raadsman mr. Tom Van Overbeke, advocaat bij de balie te Hasselt, tegen A D R, reeds vermeld, burgerlijke partij, verweerder. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF De cassatieberoepen zijn gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Antwerpen, correctionele kamer, van 28 april 2015. De eisers voeren in afzonderlijke memories die aan dit arrest zijn gehecht, elk een middel aan. Voorzitter Paul Maffei heeft verslag uitgebracht. Plaatsvervangend advocaat-generaal Marc De Swaef heeft geconcludeerd. II. BESLISSING VAN HET HOF Beoordeling Ontvankelijkheid van de cassatieberoepen 1. Het arrest spreekt de eiser I vrij voor de telastleggingen F en G en de eiseres II voor de telastleggingen H en K. In zoverre ook tegen die beslissingen gericht, zijn de cassatieberoepen bij gebrek aan belang niet ontvankelijk. 2. Geen ontvankelijk cassatieberoep kan worden ingesteld tegen een persoon die op het ogenblik van het instellen ervan, is overleden.

27 OKTOBER 2015 P.15.0726.N/3 3. Uit het arrest blijkt dat de verweerder A D R op het ogenblik van het instellen van het cassatieberoep overleden was. In zoverre gericht tegen de beslissing op de door deze verweerder ingestelde burgerlijke rechtsvordering, zijn de cassatieberoepen niet ontvankelijk. 4. Overeenkomstig artikel 427, eerste lid, Wetboek van Strafvordering moet de partij die cassatieberoep instelt, dit laten betekenen aan de partij tegen wie het gericht is. Overeenkomstig het tweede lid van dat artikel moet het exploot van betekening binnen de termijn bepaald in artikel 429 neergelegd worden ter griffie van het Hof van Cassatie. 5. Uit de stukken waarop het Hof vermag acht te slaan, blijkt niet dat het cassatieberoep van de eiser I aan de verweerder J C werd betekend. In zoverre gericht tegen de door deze verweerder ingestelde burgerlijke rechtsvordering, is het cassatieberoep I niet ontvankelijk. Middel van de eiser I 6. Het middel voert schending aan van artikel 149 Grondwet en artikel 780, 3, Gerechtelijk Wetboek: het arrest oordeelt dat de eiseres II op de hoogte was dat de eiser I een misdrijf ging plegen en besluit hieruit dat de feiten gepleegd werden door twee of meer personen; hierdoor bevat het arrest een motiveringsgebrek daar niet kan getoetst worden of er wel sprake is van de aangenomen verzwarende omstandigheid en het Hof zijn wettigheidscontrole niet kan uitoefenen. 7. Artikel 780, 3, Gerechtelijk Wetboek is niet van toepassing in strafzaken. In zoverre het middel schending van die bepaling aanvoert, faalt het naar recht. 8. Het middel preciseert niet welke conclusie het arrest niet beantwoordt. In zoverre het middel schending van artikel 149 Grondwet aanvoert, is het onnauwkeurig, mitsdien niet ontvankelijk. 9. Uit het arrest blijkt dat de verzwarende omstandigheid dat de feiten gepleegd werden door twee of meer personen, enkel betrekking heeft op de bewezen verklaarde telastleggingen A, B, C, D, E en K, wat de eiser I betreft, en de bewezen verklaarde telastleggingen A, B, C, D en E, wat de eiseres II betreft.

27 OKTOBER 2015 P.15.0726.N/4 In zoverre het middel ervan uitgaat dat het arrest die verzwarende omstandigheid ook voor de overige bewezen verklaarde telastleggingen in aanmerking neemt, berust het op een onjuiste lezing van het arrest en mist het feitelijke grondslag. 10. Het arrest oordeelt niet alleen zoals het onderdeel weergeeft. Met het geheel van de redenen die het bevat, meer bepaald deze vermeld op p. 12 en 13 (ro 4.3.1), geeft het arrest aan waarom de eiseres II, samen met de eiser I, mededader was van de ten laste gelegde feiten. Hierdoor is de beslissing dat de feiten gepleegd werden door twee of meer personen, regelmatig met redenen omkleed en naar recht verantwoord. In zoverre kan het middel niet worden aangenomen. Middel van de eiseres II Eerste onderdeel 11. Het onderdeel heeft dezelfde strekking als het middel van de eiser I en dient om de redenen vermeld in het antwoord daarop, te worden verworpen. Tweede onderdeel 12. Het onderdeel voert schending aan van artikel 149 Grondwet en artikel 780, 3, Gerechtelijk Wetboek, alsmede miskenning van de motiveringsplicht: het arrest verwijst voor de mededaderschap van de eiseres II wat de bewezen verklaarde telastleggingen B, C, D, E, I en J betreft en de verzwarende omstandigheid dat de feiten werden gepleegd door twee of meer personen wat de telastleggingen B, C, D en E betreft, naar de redenen aangenomen om de telastlegging A bewezen te verklaren; hierdoor bevat het arrest een motiveringsgebrek, daar het gaat om onderscheiden feiten waarvoor niet kan verwezen worden naar de redenering aangenomen voor een andere telastlegging; wat de verzwarende omstandigheid betreft, moet de motivering een opsplitsing maken volgens de onderscheiden telastleggingen. 13. Artikel 780, 3, Gerechtelijk Wetboek is niet van toepassing in strafzaken. In zoverre het middel schending van die bepaling aanvoert, faalt het naar recht.

27 OKTOBER 2015 P.15.0726.N/5 14. Het feit dat bepaalde omstandigheden aangenomen worden voor het bewezen verklaren van een welbepaald feit, sluit niet uit dat ze ook betrekking kunnen hebben op andere feiten. In zoverre het onderdeel uitgaat van een andere rechtsopvatting, faalt het naar recht. 15. De motiveringsplicht houdt niet in dat de vaststelling van een verzwarende omstandigheid of het mededaderschap voor verscheidene telastleggingen afzonderlijk moet worden gemotiveerd. De rechter kan voor het bewezen verklaren van een of meer telastleggingen verwijzen naar de redenen aangenomen voor een andere telastlegging wanneer hij oordeelt dat die redenen gemeen zijn aan die verscheidene telastleggingen. Dit belet geenszins de wettigheidstoets van het Hof. In zoverre faalt het onderdeel evenzeer naar recht. Ambtshalve onderzoek van de beslissingen op de strafvordering 16. De substantiële of op straffe van nietigheid voorgeschreven rechtsvormen zijn in acht genomen en de beslissingen zijn overeenkomstig de wet genomen. Dictum Het Hof, Verwerpt de cassatieberoepen. Veroordeelt de eisers tot de kosten van hun cassatieberoep. Bepaalt de kosten in het geheel op 162,31 euro waarvan de eiser I 81,15 euro verschuldigd is en de eiseres II 81,16 euro. Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, tweede kamer, samengesteld uit voorzitter Paul Maffei, als voorzitter, de raadsheren Filip Van Volsem, Alain Bloch, Antoine Lievens en Erwin Francis, en op de openbare rechtszitting van 27 oktober 2015 uitgesproken door voorzitter Paul Maffei, in aanwezigheid van plaatsvervangend advocaat-generaal Marc De Swaef, met bijstand van griffier Frank Adriaensen.

27 OKTOBER 2015 P.15.0726.N/6 F. Adriaensen E. Francis A. Lievens A. Bloch F. Van Volsem P. Maffei