Verzurende en vermestende luchtverontreiniging in Vlaanderen

Vergelijkbare documenten
Meten en modelleren: vaststellingen en toekomstperspectief. Bo Van den Bril en David Roet

Meetresultaten verzuring en vermesting

Luchtkwaliteit in Vlaanderen

Luchtkwaliteit in Vlaanderen

Meetresultaten verzuring 1 HET MEETNET VERZURING

Luchtkwaliteit en lozingen in de lucht in het Vlaamse Gewest Koen Toté

Luchtkwaliteit in het Vlaamse Gewest

Luchtkwaliteit in het Vlaamse Gewest. Koen Toté - VMM

DOCUMENTBESCHRIJVING. Titel Zure regen in Vlaanderen in Samenstellers Afdeling Lucht, Milieu en Communicatie, VMM Dienst Lucht

VLOPS+IFDM in IMPACT. IMPACT studiedag David Roet VMM, Dienst Lucht, Team MIR 31 januari 2017

In de volgende figuur is het aandeel in de stikstofdepositie van verkeer en industrie rood omcirkeld.

Verzuring en luchtverontreiniging: oorzaken en effecten Gepubliceerd op Compendium voor de Leefomgeving (

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

Luchtvervuiling in Nederland in kaart gebracht

Vermestende depositie,

Fijn stof in Nederland: stand van zaken en beleidsimplicaties na het tweede BOP. onderzoeksprogramma

NO, NO2 en NOx in de buitenlucht. Michiel Roemer

Hoe komen de annual air quality kaarten tot stand?

Aantal dagen met goede luchtkwaliteit.

MIRA-T Kwaliteit oppervlaktewater. Belasting van het oppervlaktewater met zuurstofbindende stoffen en nutriënten DPSIR

Resultaten meetcampagne luchtkwaliteit in Gent bekend

PAS. Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) De PAS is op 15 juni 2015 vastgesteld en treedt op 1 juli 2015 in werking.

Verzurende stoffen: emissies per beleidssector (NEC),

2018D Lijst van vragen

Luchtkwaliteit in Menen. 9 februari 2017

Luchtkwaliteit in Vlaanderen

Luchtkwaliteitmetingen in Alblasserdam. Jaarrapportage 2016

Luchtkwaliteit in Menen. 24 mei 2016

Verzurende depositie,

MIRA 2011 VERSPREIDING VAN ZWARE METALEN. Emissie van zware metalen naar lucht.

DOCUMENTBESCHRIJVING. Titel Luchtkwaliteit in Vlaanderen Zure regen in Vlaanderen in 2011

Een voorstel van de Commissie voor nieuwe grenswaarden voor de luchtkwaliteit

Fysisch-chemische kwaliteit oppervlaktewater 2015

Overschrijding kritische stikstofdepositie op natuur, 2009

Biodiversiteit in Vlaanderen: de cijfers

Tijdelijk meetnet ammoniak in Natura 2000-gebieden

Gemeente Ridderkerk. Rapportage. Berekenen en meten: de Luchtkwaliteit in Ridderkerk 2010

De NH 3 -uitstoot speelt, via de vorming van ammoniumzouten (secundair aërosol), ook een zeer belangrijke rol bij de problematiek van fijn stof.

Literatuurstudie naar de reële emissies van houtverbranding

Milieuvervuiling. Planet

Bert Bellert, Waterdienst. 5 september 2011

Chemkar PM 10 De samenstelling van fijn stof in Vlaanderen onder de loep

PAS-Gebiedsgerichte analyse versie lente 2015: Deel XVII: BE Valleigebied van de Kleine Nete met brongebieden, moerassen en heiden

LUCHTVERONTREINIGING EN -ZUIVERING

Nitraatgehalte in de meetplaatsen van het MAP-meetnet

Gemeente Ridderkerk. Rapportage. Berekenen en meten: de Luchtkwaliteit in Ridderkerk 2009

Luchtkwaliteit in Vlaanderen en in uw gemeente. Koen Toté - VMM

Constructeur/fabrikant: CBgroep Opvolgteam: MIRCON bvba

Eerste kaart roetconcentraties Nederland Roet aanvullende maat voor gezondheidseffecten luchtvervuiling

Emissie van NH 3 door de veeteelt

PAS-Gebiedsgerichte analyse versie lente 2015: Deel XXIV: BE Klein en Groot Schietveld

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Smog in zomer van 5

Van NOx-emissie naar luchtkwaliteit en depositie

PAS-Gebiedsgerichte analyse versie lente 2015: Deel XIV: BE Vennen, heiden en moerassen rond Turnhout

Hoge ruimtelijke resolutie luchtkwaliteitsmodellering Frans Fierens Vlaamse Milieumaatschappij IRCEL. Hoorzitting MINA raad, 14 maart 2018

Hoge ruimtelijke resolutie luchtkwaliteitsmodellering Frans Fierens Vlaamse Milieumaatschappij - IRCEL. GreenAir Workshop, 12 juni 2018

Natuurverkenning 2030

Emissies naar lucht door de land- en tuinbouw,

MIRA 2012 Verspreiding van POP s

Luchtkwaliteit in Zeist

MEMO. Onderwerp/Subject: Analyse rapport RIVM Luchtkwaliteit 2012

Ruimtelijke analyse van gebieden met hoge natuurwaarde

Vlaanderen is milieu. Jaarverslag Water 2016 syntheserapport VLAAMSE MILIEUMAATSCHAPPIJ.

Hoofdlijnen Natuurrapport 2007

WAAROM METEN WE ZO WEINIG ONZE STIKSTOFDEPOSITIE?

PAS. Programmatische Aanpak Stikstof. Ministry of Economic Affairs program management Natura 2000

Luchtkwaliteit in (West-)Vlaanderen

Advies over de depositiesnelheid van vermestende/verzurende depositie

Luchtkwaliteit in Nederland: cijfers en feiten. Joost Wesseling

Luchtkwaliteit in de provincie Utrecht

Meetcampagne in de woonwijk Noeveren in Boom van 20 juni 2013 tot 30 september 2014

Emissies naar lucht door de industrie,

Fysisch-chemische kwaliteit oppervlaktewater 2014

Luchtkwaliteit. Een gezonde hoeveelheid luchtvervuiling bestaat niet!!??

A8-0249/139. Door de Commissie voorgestelde tekst

1. Inleiding. Rapportage Luchtkwaliteit 2012, gemeente Doetinchem 4

Vlaams beleid luchtverontreiniging en. milieuvergunningsaanvragen

Programmatische Aanpak Stikstof TERSCHELLING

TRANSITION = Lokaal luchtkwaliteitsbeleid Stad Gent

RBOI-Rotterdam B.V. Stikstofdepositieonderzoek. bedrijventerrein Oosteind

Natuurbeschermingswet 1998 en het bestemmingsplan buitengebied

De invloed van een verbeterde methode voor het berekenen van de depositiesnelheid op de N-depositie en de NO x -concentratie

Ontwikkeling Borgronden Naarden Toetsing aan milieu- en natuurwetgeving. 6 december 2017 Gerlof Wijnja

PAS-Gebiedsgerichte analyse versie lente 2015: Deel III: BE Kalmthoutse Heide

de heer Uwe CORSEPIUS, secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie

INHOUD. Voorwoord 13. Inleiding 15 Indeling van milieuproblemen 19 Indeling van dit boek 19 Inleiding tot de Vlaamse milieuwetgeving voor bedrijven 19

Luchtkwaliteit in de provincie Utrecht

Belasting van het oppervlaktewater met vermestende stoffen,

Milieurapport Vlaanderen MIRA. Themabeschrijving. Verzuring

Workshop Bouw je eigen fijnstofmeter. Deze presentatie geeft meer informatie over het bouwen van je eigen fijnstofmeter.

Verzuring en vermesting

- 1 - april mei juni juli augustus september maand

Luchtkwaliteitmetingen in Alblasserdam. Derde kwartaalverslag 2014

Is spuiwater een volwaardig alternatief voor minerale meststoffen in de aardappelteelt?

Factsheet luchtkwaliteit over het jaar 2014

PAS-Gebiedsgerichte analyse versie lente 2015: Deel IV: BE Voerstreek

Economische impactmodules voor het EUROS model

Rapport: duurzaamheid van de Vlaams-Brabantse land- en tuinbouw

Programmatische Aanpak Stikstof: PAS

Transcriptie:

Vlaanderen is milieu Verzurende en vermestende luchtverontreiniging in Vlaanderen jaarrapport 2014 Vlaamse MilieuMaatschappij www.vmm.be

DOCUMENTBESCHRIJVING Titel Verzurende en vermestende luchtverontreiniging in Vlaanderen jaarrapport 2014 Samenstellers Afdeling Lucht, Milieu en Communicatie, VMM Dienst Lucht, Team Semiautomatische meetnetten (SAM) Inhoud Dit rapport beschrijft de resultaten van het depositiemeetnet verzuring voor 2014. Het omvat een beschrijving van de methodiek en de meetresultaten voor het meetjaar 2014, de trend door de jaren heen en modelberekeningen die de verzuring en vermesting voor heel Vlaanderen in kaart brengen. Wijze van refereren Vlaamse Milieumaatschappij (2015), Verzurende en vermestende luchtverontreiniging in Vlaanderen jaarrapport 2014 Verantwoordelijke uitgever Michiel Van Peteghem, Vlaamse Milieumaatschappij Vragen in verband met dit rapport Vlaamse Milieumaatschappij Dokter De Moorstraat 24-26 9300 Aalst Tel: 053 72 62 10 info@vmm.be Depotnummer D/2015/6871/050 2 Verzurende en vermestende luchtverontreiniging in Vlaanderen jaarrapport 2014

SAMENVATTING De emissies van zwaveldioxide, stikstofoxiden en ammoniak geven aanleiding tot verzurende deposities. De stikstof- en zwavelverbindingen die via depositie worden afgezet hebben een verzurende werking op de bodem, het oppervlaktewater en de planten. Daarnaast zorgt de depositie van reactieve stikstofverbindingen voor een overmaat aan stikstof in het milieu, wat tot een verstoring van het natuurlijk evenwicht van ecosystemen leidt. Dit fenomeen staat bekend als vermesting. Verzuring en vermesting zijn nauw met elkaar verweven en vormen allebei een bedreiging voor kwetsbare ecosystemen en de biodiversiteit. De Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) baat het depositiemeetnet verzuring uit, dat 9 meetplaatsen omvat waar in 2014 zowel natte als droge depositie werd bepaald en nog eens 8 extra meetplaatsen waar enkel ammoniak (NH 3 ) werd gemeten. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de stoffen die in 2014 werden gemeten. Een aantal van deze polluenten slaat neer in gasvorm of via aerosoldeeltjes (droge depositie), terwijl andere via regen, sneeuw of hagel uit de lucht worden gewassen (natte depositie). De stikstofhoudende verbindingen werken zowel verzurend als vermestend, terwijl de zwavelverbindingen enkel in verzuring een rol spelen. Polluent Depositiewijze Werking Ammoniak (NH 3 ) Verzurend/Vermestend Stikstofdioxide (NO 2 ) Droge depositie Verzurend/Vermestend Zwaveldioxide (SO 2 ) Verzurend Ammonium (NH + 4 ) Verzurend/Vermestend Nitraat (NO - 3 ) Verzurend/Vermestend Natte depositie Nitriet (NO - 2 ) Verzurend/Vermestend Sulfaat (SO 2-4 ) Verzurend De natte depositie van verzurende stoffen ligt in de lijn van vorige meetjaren. Stikstofdepositie heeft het overwicht ten opzichte van zwaveldepositie (SO 2 ). Dit komt door de sterke daling van de SO 2 -uitstoot. Over heel Vlaanderen beschouwd, is ammonium ( NH 4 + ) de meest voorkomende verzurende stof in regenwater, met vrij grote verschillen tussen de meetplaatsen onderling. De zure depositie van sulfaat (SO 4 2- ) ligt in dezelfde grootteorde als die van nitraat (NO 3 - )/nitriet (NO 2 - ). De natte depositie van ammonium volgt een duidelijk dalende trend sinds 2005, met een afname van 38%. Sulfaat daalde in dezelfde periode met maar liefst 46%, terwijl voor nitraat en nitriet de daling 24% bedroeg. Voor zowel sulfaat als nitraat/nitriet zien we sinds 2009 een stagnatie. De WGO-norm van 8 µg/m³ voor de jaargemiddelde NH 3 -concentratie werd op alle 17 meetplaatsen gehaald. De norm werd wel geëvenaard in Torhout. Onderzoek 1 toont aan dat 3 µg/m³ een betere waarde is om schade aan hogere planten te voorkomen. Deze norm werd slechts gehaald op 7 van de 17 meetplaatsen. De NO 2 -concentratie was het hoogst in Gent, Kapellen en Bonheiden. De NO 2 -concentraties werden omgerekend naar NO x -concentraties om de resultaten te toetsen aan de Europese norm van 30 µg/m³. Deze norm werd overal gehaald. De SO 2 -concentraties waren overal lager dan 3 µg/m³, ruimschoots onder de Europese norm van 20 µg/m³. Ammoniak heeft in 2014 op alle meetplaatsen het 1 Cape J.N., van der Eerden L.J., Sheppard L.J., Leith I.D. and Sutton M.A. (2009), Evidence for changing the critical level for ammonia. Environmental Pollution 157, p. 1033-1037 Verzurende en vermestende luchtverontreiniging in Vlaanderen jaarrapport 2014 3

grootste aandeel in de totale depositie, terwijl zwaveldioxide met uitzondering van Kapellen en Wingene overal de kleinste bijdrage levert. Ammoniak en zwaveldioxide daalden over de hele periode 2001-2014 met respectievelijk 46% en 45%, terwijl de daling voor stikstofdioxide in dezelfde periode slechts 25% bedroeg. Voorts valt op dat er voor ammoniak geen verbetering is sinds 2010, terwijl zwaveldioxide sinds 2012 stagneert. Enkel voor stikstofdioxide zet de daling zich duidelijk verder. De totale verzurende depositie is de som van de depositie van gereduceerd stikstof (NH 3 + NH 4 + ), geoxideerd stikstof (NO x + NO 2 - + NO 3 - ) en geoxideerd zwavel (SO 2 + SO 4 2- ). Uit de VLOPS-modelkaart blijkt dat de hoogste totale verzurende depositie in 2014 voorkwam in het centrum van West-Vlaanderen en de Noorderkempen. Dit blijkt ook uit de meetresultaten: Wingene (West-Vlaanderen) kende de hoogste totale depositie, gevolgd door Kapellen (noorden van de provincie Antwerpen). De VLOPS-modelkaart voor de totale vermestende depositie in 2014 toont grotendeels hetzelfde patroon als de kaart met de totale verzurende depositie, met de hoogste depositie in het centrum van West-Vlaanderen en het noorden van de provincie Antwerpen. De meetplaats Wingene kent naast de hoogste totale verzurende depositie ook de hoogste totale vermestende depositie. Bijkomende beleidsmaatregelen zijn noodzakelijk om kwetsbare ecosystemen in natuurgebieden te beschermen. De depositie van zwavelverbindingen is in de periode 2002-2014 sterk gedaald. Voor stikstofverbindingen was de daling minder sterk. Als gevolg hiervan wint de problematiek van vermesting aan belang ten opzichte van verzuring. NH 3 en NH + 4 zijn de belangrijkste polluenten in respectievelijk droge depositie en natte depositie. De uitstoot van NH 3, dat deels in de lucht in NH + 4 wordt omgezet, wordt daarom prioritair aangepakt. De NH 3 -uitstoot is vooral afkomstig van de landbouwsector. Een geïntegreerde aanpak, waarbij reductiedoelstellingen deel uitmaken van het landbouwbeleid, is nodig. De Vlaamse overheid remedieert hier grotendeels aan via de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). In PASverband werken een aantal overheden samen om bij Natura 2000-gebieden twee doelen tegelijk te bereiken. Aan de ene kant wordt de achteruitgang van de biodiversiteit in die gebieden, voor zo ver die het gevolg is van stikstofdepositie, tegen gegaan en omgezet in herstel. Aan de andere kant wordt er weer ruimte gemaakt voor nieuwe economische activiteiten. Voor een daling in de uitstoot van stikstofoxiden (NO x ) zijn bijkomende inspanningen nodig in de sectoren transport en industrie. Tot slot spelen NH 3, NO x en SO 2, niet alleen een rol in verzuring, maar ook in de vorming van secundaire aerosolen. Beleid dat zich richt op verdere emissiereducties van deze drie stoffen zorgt dus ook voor een reductie van fijn stof. 4 Verzurende en vermestende luchtverontreiniging in Vlaanderen jaarrapport 2014

INHOUD 1 INLEIDING... 11 2 WAT JE ALLEMAAL MOET WETEN: 12 VEELGESTELDE VRAGEN... 13 2.1 Wat is verzuring?... 13 2.2 Wat is vermesting?... 13 2.3 Waarom vormen verzuring en vermesting zo n groot probleem?... 14 2.4 Wat is de oorsprong van al deze stoffen en hoe verspreiden ze zich?... 15 2.5 Welke normen bestaan er?... 17 2.5.1 Norm voor keuze meetplaatsen... 17 2.5.2 Norm voor concentratie in de lucht... 17 2.6 Welke streefwaarden en doelstellingen moeten worden gevolgd?... 18 2.6.1 VLAREM... 18 2.6.2 Milieubeleidsplan 2011-2015... 19 2.7 Wat is de kritische last en hoe wordt die bepaald?... 20 2.8 Hoe meet de VMM de verzurende en vermestende depositie?... 20 2.8.1 Natte depositie... 20 2.8.2 Droge depositie... 21 2.9 Waar meet de VMM verzurende en vermestende depositie?... 21 2.10Wat doet het Vlaams Operationeel Prioritaire Stoffenmodel (VLOPS)?... 22 2.11Wat zijn Natura 2000 gebieden en waarom zijn deze belangrijk?... 23 2.12Wat is de PAS en welke rol speelt de VMM hierin?... 24 2.12.1Situering... 24 2.12.2Projecten VMM... 24 3 RESULTATEN... 26 3.1 Inleiding... 26 3.1.1 Het VLOPS-model... 26 3.1.2 Trends... 26 3.2 Natte depositie... 27 3.2.1 Neerslaghoeveelheid... 27 3.2.2 Totale natte depositie... 28 3.2.3 Trend... 30 3.2.4 Gemodelleerde geografische spreiding... 32 3.3 Droge depositie... 34 3.3.1 Ammoniak... 34 3.3.2 Stikstofoxiden... 39 3.3.3 Zwaveldioxide... 42 3.3.4 Totale droge depositie... 45 3.3.5 Trend... 46 Verzurende en vermestende luchtverontreiniging in Vlaanderen jaarrapport 2014 5

3.3.6 Extra onderzoek naar invloed kust... 47 3.4 Totale verzurende depositie... 48 3.4.1 Inleiding... 48 3.4.2 Resultaten... 49 3.4.3 Gemodelleerde geografische spreiding... 51 3.4.4 Trend... 52 3.5 Totale vermestende depositie... 54 3.5.1 Inleiding... 54 3.5.2 Resultaten... 54 3.5.3 Gemodelleerde geografische spreiding... 55 3.5.4 Trend... 56 4 BESLUIT... 59 bijlage 1 bijlage 2 bijlage 3 Informatie over geaccrediteerde metingen (normen ISO/IEC 17025:2005)... 61 Het Vlaams Operationeel Prioritaire Stoffenmodel (VLOPS)... 63 Landgebruik rond meetplaatsen... 72 6 Verzurende en vermestende luchtverontreiniging in Vlaanderen jaarrapport 2014

LIJST VAN TABELLEN Tabel 1: Kritieke niveaus voor de bescherming van de vegetatie op jaarbasis (µg/m³)... 17 Tabel 2: VLAREM-streefwaarden voor totale verzurende depositie... 18 Tabel 3: VLAREM-streefwaarden voor totale vermestende depositie... 18 Tabel 4: Depositiesnelheid (cm/s) per polluent per meetplaats... 19 Tabel 5: VLOPS15 kalibratiefactoren en bijtellingen voor de verzurende en de vermestende depositie in Vlaanderen gebruikt in dit rapport... 67 Tabel 6: Resultaten voor de met VLOPS15-berekende NH 3 -concentratie in 2014 voor en na kalibratie... 68 Tabel 7: Resultaten voor de met VLOPS15-berekende NH x natte depositie in 2014 voor en na kalibratie... 69 Tabel 8: Resultaten voor de met VLOPS15-berekende NO y natte depositie in 2014 voor en na kalibratie... 70 Tabel 9: Resultaten voor de met VLOPS15-berekende SO x natte depositie in 2014 voor en na kalibratie... 71 Tabel 10: Overzicht van de landgebruiksklassen VLOPS... 72 Tabel 11: Percentuele verdeling van landgebruiksklassen per meetplaats... 72 LIJST VAN FIGUREN Figuur 1: Meetplaats verzurende depositie... 12 Figuur 2: Schematisch overzicht van de stappen die een verontreinigde stof aflegt nadat ze wordt uitgestoten... 15 Figuur 3: Oorsprong en bestemming van verzurende en vermestende stoffen uit emissiebronnen, chemische omzettingen die ze kunnen ondergaan en de manier waarop deze verbindingen uiteindelijk neerslaan op de omgeving... 16 Figuur 4: Meetplaatsen totale depositie en NH 3 in 2014... 22 Figuur 5: Overzicht van de potentieel verzurende stoffen: afkomst, omzetting en depositie. De stoffen die de VMM meet staan in blauw... 23 Figuur 6: Overzicht van de meetplaatsen in het AN2000-project... 25 Figuur 7: Totale neerslaghoeveelheid per meetplaats in 2014... 28 Figuur 8: Natte depositie van ammonium (NH + 4 ), nitraat en nitriet (NO - 3 +NO - 2 ) en sulfaat (SO 2-4 ) per meetplaats in 2014... 29 Figuur 9: Totale natte depositie per meetplaats in 2014 vergeleken met het gemiddelde van de vier voorgaande meetjaren... 30 Figuur 10: Verloop van de gemiddelde natte depositie van ammonium (NH 4 + ), nitraat en nitriet (NO 3 - +NO 2 - ) en sulfaat (SO 4 2- ) in de periode 2002-2014... 31 Figuur 11: Verloop van de natte depositie (Zeq/(ha.jaar)) van ammonium, nitraat+nitriet en sulfaat voor de negen meetplaatsen van het meetnet... 32 Figuur 12: Gemodelleerde natte depositie van NH x in 2014 in Vlaanderen, 1x1 km² receptorenrooster... 33 Figuur 13: Gemodelleerde natte depositie van NO y in 2014 in Vlaanderen, 1x1 km² receptorenrooster... 33 Verzurende en vermestende luchtverontreiniging in Vlaanderen jaarrapport 2014 7

Figuur 14: Gemodelleerde natte depositie van SO y in 2014 in Vlaanderen, 1x1 km² receptorenrooster... 34 Figuur 15: Concentratieverloop van ammoniak doorheen het jaar voor de 17 meetplaatsen van het meetnet verzuring. De grafiek toont de concentratie gemeten met twee passieve samplers (Sampler 1 en Sampler 2), uitgedrukt in µg/m³.... 35 Figuur 16: Toetsing van de gemiddelde NH 3 -concentraties per meetplaats aan het huidige kritieke niveau voor vegetatie van de WGO en het wetenschappelijk aanbevolen niveau... 36 Figuur 17: Overzicht van de droge depositie en concentratie van ammoniak in 2014... 37 Figuur 18: Gemodelleerd NH 3 -jaargemiddelde in 2014 in Vlaanderen, 1x1 km² receptorenrooster... 38 Figuur 19: Gemodelleerde droge deposities van NH x in 2014 in Vlaanderen... 38 Figuur 20: NO 2 -jaargemiddelde in 2014 per meetplaats... 39 Figuur 21: Indicatieve toetsing van NO x -concentraties aan het kritieke niveau voor vegetatie... 40 Figuur 22: Overzicht van de droge depositie en concentratie van stikstofoxiden in 2014... 41 Figuur 23: Gemodelleerde droge deposities van NO y in 2014 in Vlaanderen, 1x1 km² receptorenrooster... 42 Figuur 24: SO 2 -jaargemiddelde in 2014 per meetplaats, met indicatieve toetsing aan het kritieke niveau voor vegetatie... 43 Figuur 25: Overzicht van de droge depositie en concentratie van zwaveldioxide in 2014... 44 Figuur 26: Gemodelleerde droge deposities van SO x in 2014 in Vlaanderen, 1x1 km² receptorenrooster... 45 Figuur 27: Totale droge depositie in 2014... 45 Figuur 28: Verloop van de concentratie van ammoniak (NH 3 ), stikstofdioxide (NO 2 ) en zwaveldioxide (SO 2 ) in de periode 2001-2014. De concentratie is genormaliseerd voor het resultaat van 2001.... 46 Figuur 29: Verloop van de concentratie van ammoniak, stikstofdioxide en zwaveldioxide voor de negen meetplaatsen van het meetnet, periode 2005-2014. De concentratie is genormaliseerd voor het resultaat van 2005.... 47 Figuur 30: Overzicht van de belangrijkste sectoren die bijdragen tot de totale verzurende depositie op basis van gegevens van 2012... 49 Figuur 31: Totale verzurende depositie als de som van de totale droge depositie en de totale natte depositie... 50 Figuur 32: Totale verzurende depositie als de som van de depositie van NH x, NO y en SO x... 51 Figuur 33: Totale verzurende depositie in 2014 in Vlaanderen... 52 Figuur 34: Overzicht van de meetnetgemiddelde totale verzurende depositie in de periode 2010-2014, met weergave van de depositie in referentiejaar 2005. De relatieve bijdrage van de belangrijkste polluenten wordt percentueel getoond op de linkeras.... 53 Figuur 35: Gemiddelde Vlaamse verzurende deposities van SO x, NO y, NH X en HZ + OZ in de periode 1990-2014... 54 Figuur 36: Totale vermestende depositie als de som van de depositie van gereduceerd stikstof (NH x ) en geoxideerd stikstof (NO y )... 55 Figuur 37: Totale vermestende depositie in 2014 in Vlaanderen... 56 Figuur 38: Overzicht van de meetnetgemiddelde totale vermestende depositie in de periode 2010-2014, met weergave van de depositie in referentiejaar 2005. De relatieve bijdrage van gereduceerd en geoxideerd stikstof wordt getoond op de linkeras.... 57 Figuur 39: Gemiddelde Vlaamse vermestende deposities van NH x, NO y en DON in de periode 1990-2014... 58 8 Verzurende en vermestende luchtverontreiniging in Vlaanderen jaarrapport 2014

Figuur 40: Overzicht van de verschillende meteozones in (VL)OPS... 64 Figuur 41: Gemeten en met VLOPS15 gemodelleerde NH 3 -concentratie in 2014 voor en na kalibratie. De rood gestreepte diagonaal stelt de ideale 1:1 verhouding voor.... 68 Figuur 42: Gemeten en met VLOPS15 gemodelleerde NH x natte depositie in 2014 voor en na kalibratie. De rood gestreepte diagonaal stelt de ideale 1:1 verhouding voor.... 69 Figuur 43: Gemeten en met VLOPS15 gemodelleerde NO y natte depositie in 2014 voor en na kalibratie. De rood gestreepte diagonaal stelt de ideale 1:1 verhouding voor.... 70 Figuur 44: Gemeten en met VLOPS15 gemodelleerde SO x natte depositie in 2014 voor en na kalibratie. De rood gestreepte diagonaal stelt de ideale 1:1 verhouding voor.... 71 Verzurende en vermestende luchtverontreiniging in Vlaanderen jaarrapport 2014 9

LIJST MET AFKORTINGEN AN2000 Ammoniak in Natura2000-gebieden (project) DEPAC Deposition of Acidifying Compounds DON Dissolved Organic Nitrogen H 2 SO 4 Zwavelzuur HNO 2 Salpeterigzuur HNO 3 Salpeterzuur IFDM Immissie Frequentie Distributie Model ISO International Organization for Standardization K Kalium MAN Meetnet Ammoniak in Natuurgebieden (Nederland) MINA-plan Milieubeleidsplan N Stikstof N 2 Stikstofgas N 2 O Distikstofoxide - Lachgas NEC-richtlijn Europese Nationale Emissie Plafond richtlijn NH 3 Ammoniak + NH 4 Ammonium NH x Gereduceerde Stikstofverbindingen NO Stikstofoxide NO 2 Stikstofdioxide - NO 3 Nitraat NOx Stikstofoxiden NO y Geoxideerde Stikstofverbindingen OPS Operationeel Prioritaire Stoffenmodel P Fosfor PAN Peroxyacetylnitraat PAS Programmatische Aanpak Stikstof PM 10 Fijn stof met een deeltjesgrootte kleiner dan 10 µm PM 2.5 Fijn stof met een deeltjesgrootte kleiner dan 2,5 µm RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Nederland) SO 2 Zwaveldioxide 2- SO 4 Sulfaat SO x Geoxideerde Zwavelverbindingen VITO Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek VLAREM Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning VLOPS Vlaams Operationeel Prioritaire Stoffen VMM Vlaamse Milieumaatschappij WGO Wereldgezondheidsorganisatie 10 Verzurende en vermestende luchtverontreiniging in Vlaanderen jaarrapport 2014

1 INLEIDING De natuur in topconditie houden in heel Europa, dat is het doel van Natura 2000. Daarom zal Vlaanderen tegen 2020 stap voor stap waardevolle planten en dieren, en hun leefgebieden, beschermen en waar nodig ontwikkelen en herstellen. In het bijzonder vormt het teveel aan reactieve stikstofverbindingen in onze lucht een probleem. Stikstof is een scheikundig element dat een cruciale rol speelt in biologische organismen. Het is een essentieel bestanddeel van belangrijke moleculen in ons lichaam zoals eiwitten en DNA. Ook in het milieu komt stikstof voor: ruim 78% van de atmosfeer bestaat uit inert stikstofgas (N 2 ) dat nauwelijks reageert met andere stoffen. Als stikstof in een andere verbinding dan N 2 voorkomt, spreekt men van reactief stikstof. Voorbeelden hiervan zijn lachgas (N 2 O), het nitraation (NO 3 - ) en ammoniak (NH 3 ). Een overmaat aan reactief stikstof verstoort het evenwicht in de soortensamenstelling in water en op het land. Dit proces heet vermesting. Daarnaast draagt reactief stikstof samen met zwavel bij tot de productie van zuren, die schadelijk zijn voor levende organismen en materialen. Dit proces heet verzuring. Zowel verzuring als vermesting leiden tot biodiversiteitsverlies. De ecologische effecten van vermesting door stikstof wegen tegenwoordig zwaarder door dan de verzurende effecten van zwavel en stikstof 2. De Vlaamse overheid wil aan de hand van een pakket maatregelen ervoor zorgen dat de te hoge stikstofconcentraties in de lucht dalen: de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). Binnen de PAS zijn veel werkgroepen actief, die elk hun eigen expertise gebruiken om een bijdrage te leveren. Het totaal van die maatregelen, in combinatie met onderzoek naar hoe de stikstofdeposities kunnen dalen en hoeveel emissieruimte er bijgevolg bijkomt, vormen het onderwerp van de PAS. Dit rapport geeft een beschrijving van de verzurende en vermestende luchtverontreiniging in Vlaanderen voor het jaar 2014. De meetresultaten worden toegelicht voor de belangrijkste polluenten met een rol in verzuring of vermesting. Om een idee te krijgen van de ruimtelijke spreiding van verzurende en vermestende deposities werd gebruik gemaakt van modelberekeningen. Trends tonen het verloop van vermestende en verzurende depositie doorheen de jaren. De meetresultaten werden getoetst aan internationale, Europese en Vlaamse normen. De impact van verzuring en vermesting op ecosystemen wordt geëvalueerd aan de hand van de overschrijding van zogenaamde kritische lasten. Deze waarde drukt uit hoeveel verzurende of vermestende depositie een bepaald type ecosysteem kan dragen zonder schadelijke effecten te ondervinden op de lange termijn. Op het moment van publiceren van dit rapport zijn er nog geen resultaten bekend voor de overschrijding van de kritische last verzuring en vermesting in 2014. De VMM werkt namelijk aan een nieuwe tool om die berekeningen uit te voeren. Zodra de resultaten beschikbaar zijn, zullen ze worden gepubliceerd op de VMM-website (https://www.vmm.be/lucht/verzuring). De metingen geven een exact beeld van de situatie per meetlocatie. Daarnaast worden modelberekeningen gebruikt om concentraties en deposities in de rest van Vlaanderen in kaart te brengen. Hiervoor wordt het 2 http://www.milieurapport.be/ Verzurende en vermestende luchtverontreiniging in Vlaanderen jaarrapport 2014 11

Vlaamse Operationeel Prioritaire Stoffen model (VLOPS-model) gebruikt. Dit model simuleert de luchtkwaliteit aan de hand van emissiegegevens, gegevens over landgebruik en jaarlijkse meteogegevens. Figuur 1: Meetplaats verzurende depositie 12 Verzurende en vermestende luchtverontreiniging in Vlaanderen jaarrapport 2014

2 VERZURING EN VERMESTING: 12 VEELGESTELDE VRAGEN 2.1 Wat is verzuring? Verzuring wordt omschreven als de gezamenlijke effecten van luchtverontreinigende stoffen met een verzurende werking 3. De belangrijkste polluenten zijn zwaveldioxide (SO 2 ), stikstofoxiden (NO x ) en ammoniak (NH 3 ), die via de atmosfeer worden aangevoerd en waaruit zwavelzuur (H 2 SO 4 ) en salpeterzuur (HNO 3 ) kunnen gevormd worden. Verzuring kan via natte depositie (regen, sneeuw en hagel), droge depositie (in gasvorm of neerslag als aerosoldeeltjes) of occulte depositie (mist, dauw en laaghangende wolken) rechtstreeks een invloed hebben op bodem, water, dieren, planten en materialen. De zogenaamde occulte depositie is vooral belangrijk in bergachtige gebieden. De Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) houdt daarom geen rekening met deze vorm van depositie. Natte verzurende depositie kan gemeten worden door neerslag op te vangen en er de hoeveelheid en samenstelling van te bepalen. We meten dus de hoeveelheid neerslag en de concentratie van de ionen die stikstof en zwavel bevatten. Droge verzurende depositie is een complex proces dat moeilijk nauwkeurig te meten is. Een reden hiervoor is dat er veel stoffen bij betrokken zijn. Stikstof en zwavel komen allebei voor in de lucht als gas en als stofdeeltje. Voor stikstof gaat het om meerdere verbindingsvormen, waarvoor vaak geavanceerde meettoestellen nodig zijn. De VMM bepaalt voor het depositiemeetnet enkel de concentraties van drie belangrijke gassen, namelijk ammoniak (NH 3 ), stikstofdioxide (NO 2 ) en zwaveldioxide (SO 2 ). 2.2 Wat is vermesting? We spreken van vermesting als er een overmaat is aan nutriënten. Een deel van de overtollige nutriënten wordt door de plant opgenomen, waarbij de plant schade kan ondervinden. Planten kunnen echter niet alle overtollige nutriënten opnemen, waardoor deze stoffen in ons oppervlakte- en grondwater alsook de bodem terechtkomen en zo ecologische processen en natuurlijke kringlopen verstoren. De belangrijkste nutriënten betrokken bij vermesting zijn stikstof (N), fosfor (P) en kalium (K). Deze elementen zijn van nature in beperkte mate aanwezig in de bodem en het grond- en oppervlaktewater, maar menselijke activiteiten veroorzaken een zeer grote toevoer ervan. Vermestende emissies worden veroorzaakt door het gebruik van meststoffen, afvalwaterlozingen, verbrandingsprocessen en het storten van huishoudelijk afval en waterzuiveringsslib 2. In de omgevingslucht zijn de concentraties aan fosfor en kalium verwaarloosbaar waardoor enkel stikstof relevant is. Bijgevolg worden fosfor en kalium niet verder besproken in dit rapport. Eén van de belangrijkste bronnen van stikstof is de bemesting van de (landbouw)bodem met dierlijke mest en minerale meststoffen (kunstmest). Dit leidt tot emissies van stikstofverbindingen naar bodem en water, maar ook naar de lucht als NH 3 en NO x uit meststoffen. Ook bij mestverwerking treden emissies naar de lucht op. Andere bronnen zijn activiteiten van de huishoudens, de industrie en het transport. Het milieubeleid van de jaren 70 heeft geleid tot belangrijke emissiereducties vooral bij huishoudens en 3 Van Craeynest, L. (september 2013): MIRA, Milieu- en natuurrapport Vlaanderen, themabeschrijving verzuring, Vlaamse Milieumaatschappij Verzurende en vermestende luchtverontreiniging in Vlaanderen jaarrapport 2014 13

industrie omwille van onder meer afvalwaterzuivering en schoorsteengasreiniging. Daardoor is het relatieve aandeel van de landbouw- en de transportsector in belang gestegen. 2.3 Waarom vormen verzuring en vermesting zo n groot probleem? Stikstofoxiden spelen een dubbele rol: enerzijds als verzurende stof, anderzijds als ozonprecursor. Als ozonprecursor liggen ze aan de oorsprong van de vorming van fotochemische zomersmog, met ozon als belangrijkste component. De aanwezigheid van hoge concentraties SO 2 tijdens koudere periodes speelt dan weer een rol bij de vorming van wintersmog. Zuren en ammoniak kunnen zorgen voor de vorming van ammoniumsulfaten en -nitraten. We spreken dan van ammoniumzouten. Deze zouten komen voor als aerosol en dragen voor een aanzienlijk deel bij tot de concentraties secundair fijn stof (PM 10 en PM 2,5 ) in omgevingslucht. Deze stoffen hebben nadelige gezondheidseffecten voor de mens, maar veroorzaken na de depositie op bodem of oppervlaktewater ook verzuring en/of vermesting. Verzuring en vermesting hebben negatieve gevolgen voor ecosystemen en de soortenrijkdom: verzuring zorgt algemeen voor een vermindering in biodiversiteit. Biodiversiteit is volgens het Europees Biodiversiteitsverslag 2020 4 essentieel voor alle leven op aarde. Verlies aan biodiversiteit vormt één van de grote mondiale bedreigingen. Hieronder geven we een aantal voorbeelden om dit te duiden. In Vlaanderen is verzuring vooral het gevolg van atmosferische stikstofdeposities, die zowel verzuring als vermesting veroorzaken. Hierdoor is het niet eenvoudig om verzurende en vermestende effecten op natuur van elkaar te onderscheiden. Beide factoren leiden tot een wijziging van de samenstelling van de vegetatie en veroorzaken een verlies aan diversiteit. Zo heeft vermesting onder andere de achteruitgang van veel korstmossen en de toenemende vergrassing van heidegebieden veroorzaakt. De es en de esdoorn zijn dan weer zeer gevoelig aan het verdwijnen van basische kationen in de bodem ten gevolge van verzuring 5. Vermesting leidt tot een afname van de biodiversiteit. Soorten die gebonden zijn aan voedselarme milieus zoals heide, zullen minder kansen krijgen in een omgeving die invloed ondervindt van vermesting. De voedselminnende soorten gaan immers toenemen. Dit zijn soorten die van veel stikstof houden, zoals het pijpestrootje. Er gaat dus een verschuiving in plantengemeenschappen plaatsvinden. Dit heeft ook negatieve gevolgen voor de typische diersoorten die op de heide leven. Vooral broedvogels en dagvlinders op de heide gaan sinds 1990 achteruit. Het gentiaanblauwtje is een dagvlinder van natte heidebiotopen en vochtige schrale graslanden. De waardplant 6 van deze dagvlinder, namelijk de klokjesgentiaan, is in aantal gehalveerd tussen 1991 en 1998, wat de achteruitgang van het gentiaanblauwtje verklaart. Ondanks wettelijke bescherming blijft het gentiaanblauwtje in Vlaanderen zorgwekkend achteruitgaan. De soort is in België bedreigd en is in heel Europa kwetsbaar. 4 Europese Commissie, Europees Biodiversiteitsverslag 2020 http://ec.europa.eu/environment/nature/biodiversity/comm2006/2020.htm 5 Milieurapport Vlaanderen, 2013 6 Een waardplant of gastheer is een plant waarop een organisme of virus de bestanddelen vindt, die voor zijn groei (en vermeerdering) nodig zijn. 14 Verzurende en vermestende luchtverontreiniging in Vlaanderen jaarrapport 2014

2.4 Wat is de oorsprong van al deze stoffen en hoe verspreiden ze zich? Emissie is de uitstoot of lozing van verontreinigende stoffen in de lucht. De Europese Nationale Emissie Plafond richtlijn 2001/81/EG, beter gekend als de NEC-richtlijn (National Emission Ceilings), legt voor de uitstoot van verzurende stoffen een aantal maxima op. De richtlijn verplicht de lidstaten om een programma op te stellen waarin ze vastleggen hoe ze de emissies kunnen beperken. Meer informatie over emissies is terug te vinden in het rapport Lozingen in de Lucht van de Vlaamse Milieumaatschappij 7. Door transport in de lucht (transmissie) verspreidt de stof zich en kan ze als concentratie in de lucht ofwel immissie op mens, dier, plant of gebouw inwerken. De concentraties in de lucht worden eveneens genormeerd (zie hiervoor 2.5). Geëmitteerde stoffen kunnen onderweg tussen emissie en immissie ook worden omgezet tot andere secundaire luchtverontreinigende stoffen. Figuur 2: Schematisch overzicht van de stappen die een verontreinigde stof aflegt nadat ze wordt uitgestoten De oorsprong, chemische omzettingen en bestemming van verzurende en vermestende stoffen worden schematisch getoond in Figuur 3. 7 VMM (2015), lozingen in de lucht 2002-2014 Verzurende en vermestende luchtverontreiniging in Vlaanderen jaarrapport 2014 15

Figuur 3: Oorsprong en bestemming van verzurende en vermestende stoffen uit emissiebronnen, chemische omzettingen die ze kunnen ondergaan en de manier waarop deze verbindingen uiteindelijk neerslaan op de omgeving Emissies van zwaveldioxide (SO 2 ) (32.424 ton in 2014, gebaseerd op voorlopige cijfers) zijn voornamelijk afkomstig van het verbranden van zwavelhoudende fossiele brandstoffen: industrie, elektriciteit, raffinaderijen, gebouwenverwarming, zeescheepvaart en verkeer. SO 2 wordt in de lucht deels omgezet tot H 2 SO 4, waarna het met water in sulfaten (SO 4 2- ) kan worden omgezet naar natte depositie. Voor het andere deel wordt het afgezet via droge depositie als gas (SO 2 ) of als deeltje (SO 4 2- ). Voor ammoniak (NH 3 ) (44.912 ton in 2014, gebaseerd op voorlopige cijfers) is de land- en tuinbouw verantwoordelijk voor 93% van de emissies, naast de industrie en het verkeer. Ammoniak ontsnapt uit de stallen en vervluchtigt van pas bemest land. Ammoniak wordt deels in de lucht omgezet in ammoniumverbindingen (NH 4 + ) en heeft, nadat het op de bodem neerslaat, een verzurende werking door omzetting onder invloed van micro-organismen. Emissies van stikstofoxiden (NO en NO 2, samen NO x ) (139.772 ton in 2014, gebaseerd op voorlopige cijfers) worden veroorzaakt door het wegverkeer en andere verbrandingsprocessen zoals gebouwenverwarming en industriële processen. NO x worden deels in de lucht omgezet in HNO 3 en NO 3 -. Via 16 Verzurende en vermestende luchtverontreiniging in Vlaanderen jaarrapport 2014

natte depositie (opgeloste NO 2 - of NO 3 - ) of droge depositie (NO x, NO 3 - en andere vormen van geoxideerde stikstof) komen ze op de bodem en vegetatie terecht. 2.5 Welke normen bestaan er? 2.5.1 Norm voor keuze meetplaatsen Om internationaal over vergelijkbare resultaten te beschikken, werden een aantal vereisten omtrent de keuze van de meetplaatsen voor natte depositie gebundeld in een internationale norm, namelijk de ISOnorm 5667-8. Een aantal van deze vereisten zijn: geen bewegingen in de nabije omgeving. Beweging betekent immers het opwaaien van stof; geen directe bronnen van verontreiniging in de omgeving; geen industrie, stad of voorstad op minder dan 10 kilometer; voldoende afstand van landbouwgebieden, veeteelt en stallen; geen autosnelwegen, (verbrandings)ovens, rioleringen binnen 1 kilometer; geen vervuilingsbronnen zoals vliegtuig- of boottransporten binnen de 100 meter; ongestoord, vlak land als ondergrond om de invloed van de wind te beperken. Voor de keuze van de meetplaatsen werd zo veel mogelijk rekening gehouden met de ISO-norm, al is het in het dichtbevolkte Vlaanderen onmogelijk om aan al de vereisten te voldoen. 2.5.2 Norm voor concentratie in de lucht De Europese richtlijn 2008/50/EG betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa beschrijft normen voor SO 2 en NO x. Voor deze polluenten zijn er grenswaarden opgenomen om de gezondheid van de mens te beschermen. Daarnaast definieert ze ook kritieke niveaus voor de bescherming van ecosystemen. Deze kritieke niveaus gelden op jaarbasis. Deze toetsing is echter indicatief, omdat er strikt genomen geen gebieden in Vlaanderen zijn die volledig voldoen aan de voorwaarden van inplanting van meetplaatsen, zoals opgelegd in de richtlijn. De VMM hanteert onder andere de volgende criteria: geen agglomeratie of industrieterrein in een straal van 5 kilometer rond de meetplaats; elektriciteit moet beschikbaar zijn; het terrein moet toegankelijk zijn voor monsterneming; representatief voor soortgelijke locaties. Tabel 1: Kritieke niveaus voor de bescherming van de vegetatie op jaarbasis (µg/m³) SO 2 NO x NH 3 Europese richtlijn 2008/50/EG 20 30 - WGO (2000) - - 8 Wetenschappelijke aanbeveling - - 3 Verzurende en vermestende luchtverontreiniging in Vlaanderen jaarrapport 2014 17

De VMM toetst de NH 3 -concentratie in de lucht aan het kritieke niveau dat de Wereldgezondheidsorganisatie (WGO) definieerde ter bescherming van de vegetatie. Het huidige kritieke ammoniakniveau bedraagt 8 μg/m³ op jaarbasis. Uit wetenschappelijke literatuur blijkt echter dat deze waarde te hoog is en dat eerder 3 μg/m³ aanbevolen is als kritiek ammoniakniveau voor de bescherming van hogere plantensoorten 8. Verder in dit rapport toetsen we het NH 3 -jaargemiddelde op verschillende meetplaatsen in Vlaanderen aan het huidige en het aanbevolen kritieke niveau. 2.6 Welke streefwaarden en doelstellingen moeten worden gevolgd? Voor totale depositie houdt de VMM rekening met streefwaarden en doelstellingen op Vlaams niveau: VLAREM: Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning; MILIEUBELEIDSPLAN 2011-2015 2.6.1 VLAREM Het VLAREM is de wettelijke basis voor het voorkomen en de bestrijding van milieuverontreiniging door hinderlijke inrichtingen (= bedrijven) en activiteiten in Vlaanderen. Voor verzuring zorgt deze wetgeving specifiek voor de bescherming van gevoelige gebieden. Daarom bepaalt VLAREM II streefwaarden voor totale verzurende, zie Tabel 2, en vermestende, zie Tabel 3, depositie per vegetatie- en bodemtype. De totale verzurende depositie drukt men uit in zuurequivalenten per hectare per jaar (Zeq/(ha.jaar)) en de totale vermestende depositie in kilogram stikstof per hectare per jaar (kg N/(ha.jaar)). Tabel 2: VLAREM-streefwaarden voor totale verzurende depositie Streefwaarde Vegetatie- en bodemtype 1.400 Zeq/(ha.jaar) Naaldbossen en heide op zandgronden 1.800 Zeq/(ha.jaar) Loofbossen op armere zandgronden 2.400 Zeq/(ha.jaar) Loofbossen op rijkere gronden Tabel 3: VLAREM-streefwaarden voor totale vermestende depositie Streefwaarde Vegetatie- en bodemtype 14 kg N/(ha.jaar) Loofbossen 5,6 kg N/(ha.jaar) Meer natuurlijke soortensamenstelling in naaldbos, heide op zandgrond en vennen Tot vorig jaar toetsten we de totale verzurende depositie aan de VLAREM-streefwaarden. Deze streefwaarden zijn echter specifiek voor vegetatie- en bodemtype. Sinds dit jaar berekenen we de droge depositie van ammoniak en zwaveldioxide met de depositiesnelheden van het VLOPS-model die specifiek 8 Cape J.N., van der Eerden L.J., Sheppard L.J., Leith I.D. and Sutton M.A. (2009), Evidence for changing the critical level for ammonia. Environmental Pollution 157, p. 1033-1037 18 Verzurende en vermestende luchtverontreiniging in Vlaanderen jaarrapport 2014

zijn per meetplaats, zie Tabel 4. Deze snelheden zijn gebaseerd op de DEPAC-module 9 (Deposition of Acidifying Compounds). Dit is een softwaremodule, afkomstig uit Nederland en gebaseerd op de benadering via weerstanden, waarmee het droge depositieproces wordt berekend. Deze DEPAC-module geeft de beste wetenschappelijke inzichten. De toetsing aan de VLAREM-streefwaarden is niet meer mogelijk, omdat de berekende depositie niet specifiek is voor de vegetatietypes vermeld in VLAREM. De depositiesnelheden van het VLOPS-model houden rekening met het landgebruik in de onmiddellijke nabijheid van de meetplaats 10. Tabel 4: Depositiesnelheid (cm/s) per polluent per meetplaats Meetplaats NH 3 NO x SO 2 Bonheiden 0.94 0,11 0,52 Kapellen 1,26 0,18 1,34 Malle 1,08 Retie 0,93 0,18 1,01 Blankenberge 0,52 Ieper 0,69 Koksijde 0,40 0,09 0,26 Torhout 0,70 Wingene 0,64 0,14 0,78 Zwevegem 0,62 0,10 0,49 Aalst 1,33 Gent 0,96 0,11 0,66 Waasmunster 0,70 Hechtel-Eksel 0,79 Maasmechelen 1,22 0,17 0,87 Tielt-Winge 1,17 0,14 0,71 Tienen 0,75 2.6.2 Milieubeleidsplan 2011-2015 Het Milieubeleidsplan bepaalt de hoofdlijnen van het milieubeleid voor het Vlaamse Gewest en de provincies en gemeenten. In dit milieubeleidsplan zitten de verschillende milieudoelstellingen gebundeld. De doelstellingen voor de periode 2011-2015 staan vermeld in het MINA-plan 4 (2011-2015). Als doel wordt hierin gesteld dat tegen 2015 nog maar op 20% van de oppervlakte natuur in Vlaanderen een overschrijding van de kritische last verzuring mag voorkomen. Voor de kritische last vermesting werd het percentage van overschrijding vastgelegd op 65%. Er is een nieuw milieubeleidsplan (MINA-plan 5) in de maak, voor de periode 2016-2020. 9 Voor meer informatie zie http://www.rivm.nl/documenten_en_publicaties/wetenschappelijk/rapporten/2010/oktober/description_of_the_depac_module_dry_deposition _modelling_with_depac_gcn2010 10 Om droge depositie te berekenen wordt gebruikt gemaakt van de veelgebruikte weerstandenmethode. Hierin is de berekende depositieflux een functie van het verschil in concentratie van de betreffende component in de lucht en het aardoppervlak en de weerstand hiertussen. In de huidige versie van DEPAC wordt alleen de zogenoemde vegetatieweerstand (Rc) bepaald. De aerodynamische weerstand voor de turbulente laag (Ra) en de laminaire weerstand (Rb) worden buiten DEPAC berekend. Verzurende en vermestende luchtverontreiniging in Vlaanderen jaarrapport 2014 19

2.7 Wat is de kritische last en hoe wordt die bepaald? Om de gevoeligheid van de ecosystemen voor verzuring en vermesting weer te geven, werd het concept kritische last ontwikkeld in de jaren 90. Dat is een waarde die uitdrukt hoeveel verzurende of vermestende depositie een ecosysteem kan verdragen zonder dat er risico s zijn op beschadiging op lange termijn. Zo hebben bomen stikstof nodig om te groeien, maar kan een teveel aan atmosferische stikstof de opname van andere voedingsstoffen bemoeilijken, wat tot wortelschade leidt. In dat geval ligt de verzurende depositie boven het niveau van de kritische lasten en is er op termijn schade voor de natuur. De indicator kritische last vindt zijn oorsprong in de internationale wetgeving (Convention on Long-Range Transboundary Air Pollution of kortweg CLRTAP). Op basis van modellen en studies bepaalt elke lidstaat de kritische last van zijn eigen ecosystemen. Voor Vlaanderen werden doelstellingen rond kritische lasten vastgelegd voor bos, heide en grasland in het MINA-plan 4. De kritische last voor verzuring is een norm voor stikstof- en zwaveldepositie. De kritische last voor vermesting is een norm die enkel geldt voor stikstofdepositie. Door de sterke daling van de SO 2 -emissies neemt het relatief belang van vermesting toe. 2.8 Hoe meet de VMM de verzurende en vermestende depositie? Sinds 2011 is de dienst lucht van de VMM geaccrediteerd door de Belgische accreditatie-instelling (BELAC). Het BELAC-attest verklaart dat de bemonstering en analyses van de VMM voldoen aan strenge kwaliteitsvoorschriften. De specificaties over onder meer het meetprincipe en de meetonzekerheid staan in bijlage 1. De methodiek van het meetnet verzuring steunt op het principe van semiautomatische metingen. Dit houdt in dat de bemonstering op het terrein gebeurt, terwijl de analyse achteraf in het labo wordt uitgevoerd. Hieronder vind je een korte uitleg over het meetprincipe. Meer gedetailleerde informatie en foto s van de meettoestellen kan je terugvinden op de website 11. 2.8.1 Natte depositie De natte depositie meten we met natte depositievangers. Tijdens droge perioden is dit toestel gesloten. Wanneer de sensor regen, sneeuw of hagel waarneemt, geeft de sensor een signaal naar het deksel en opent het deksel. De neerslag valt via een trechter in een monsternemingsfles. Elk van de drie flessen in het toestel vangt de neerslag van één week op. De natte depositievanger is door zijn vorm en hoogte niet geschikt voor het bepalen van de exacte neerslaghoeveelheid, omwille van de windturbulentie rond het toestel. Om de exacte neerslaghoeveelheid te kennen staan er pluviografen op onze meetplaatsen. Deze toestellen wegen de neerslag. De lamellen rond het toestel zorgen voor een egale windverdeling. In de opgevangen neerslag maten we naast ph en geleidbaarheid 10 ionen waarvan de volgende vier de belangrijkste zijn voor natte verzurende depositie : ammonium (NH 4 + ); sulfaat (SO 4 2- ); nitriet (NO 2 - ); nitraat (NO 3 2- ). 11 www.vmm.be/data/verzuring/methodiek-verzuring 20 Verzurende en vermestende luchtverontreiniging in Vlaanderen jaarrapport 2014

In het labo worden twee bemonsterde flessen van eenzelfde meetplaats bij elkaar gegoten, zodat er een resultaat beschikbaar is voor een periode van 14 dagen. De natte depositie wordt berekend door de neerslaghoeveelheid te vermenigvuldigen met de concentratie van een bepaald ion in de neerslag: natte depositie = concentratie in de neerslag x neerslaghoeveelheid Via deze formule kunnen natte deposities berekend worden per meetplaats om vervolgens uitgedrukt te worden in Zeq/(ha.jaar). Om een vollediger beeld te krijgen van Vlaanderen maakt het VLOPS-model een gebiedsdekkende inschatting. 2.8.2 Droge depositie De concentratie van zwaveldioxide, stikstofdioxide en ammoniak in de lucht worden gemeten door middel van passieve samplers. De bemonstering is gebaseerd op het principe van diffusie doorheen een membraan waarna het gas afgezet wordt op een absorbent. Na blootstelling aan de lucht gedurende een bepaalde periode analyseren we de samplers in het laboratorium. Dit levert de gemiddelde concentratie in de lucht tijdens de blootstellingsperiode op. De droge depositie per meetplaats werd berekend door het vermenigvuldigen van deze gemiddelde concentratie met de depositiesnelheid: droge depositie = concentratie in de lucht x depositiesnelheid De droge depositiesnelheid is afhankelijk van het soort oppervlak waarop de chemische stof wordt afgezet en is zelfs verschillend naargelang het vegetatietype (bos, grasland of heide). Voor de berekening van depositiesnelheden bestaan verschillende methoden. Voor het meetjaar 2014 werd gerekend met dezelfde depositiesnelheden als deze die het VLOPS-model gebruikt voor het modelleren van de droge depositie. Deze depositiesnelheden zijn specifiek per meetplaats, zie Tabel 4. 2.9 Waar meet de VMM verzurende en vermestende depositie? Figuur 4 toont een overzicht van alle meetplaatsen van het depositiemeetnet verzuring. In 2014 mat de VMM, net zoals in 2013, op negen verschillende plaatsen in Vlaanderen de natte depositie. Voor de keuze van deze meetplaatsen hielden we rekening met de ISO-norm, zie 2.5.1. Verzurende en vermestende luchtverontreiniging in Vlaanderen jaarrapport 2014 21

Figuur 4: Meetplaatsen totale depositie en NH 3 in 2014 Op dezelfde negen locaties werden metingen naar stikstofdioxide, ammoniak en zwaveldioxide uitgevoerd. Bijkomend mat de VMM op acht extra plaatsen de concentratie van ammoniak. Voor SO 2 en NO 2 vormen de grote verkeersaders en industriezones de belangrijkste bron. Voor NH 3 is de landbouw de sector met het grootste aandeel in de totale emissies. Samengevat bepaalde de VMM in 2014 dus op negen meetplaatsen in Vlaanderen de natte en droge depositie van zowel NH x, NO y als SO x. Voor deze locaties werd de totale verzurende en vermestende depositie bepaald. Bij het vastleggen van deze locaties was de afstand tot mogelijke verontreinigingsbronnen een belangrijke factor. Met dit meetnet wil de VMM geen individuele bronnen, maar de invloed van alle bronnen samen op de leefomgeving meten. 2.10 Wat doet het Vlaams Operationeel Prioritaire Stoffenmodel (VLOPS)? Het VLOPS-model berekent luchtconcentraties van NH 3, NH 4 +, NO x, NO 3 -, SO 2 en SO 4 2- en deposities van gereduceerde stikstofverbindingen (NH x ), geoxideerde stikstofverbindingen (NO y ) en geoxideerde zwavelverbindingen (SO x ). Het model berekent de verzurende componenten dus zowel in de gasvormige toestand als in de deeltjesfase en het houdt rekening met atmosferische processen, zoals verspreiding, droge depositie, natte depositie en omzetting. Zowel de verspreiding en depositie van de primaire vormen van de verzurende stoffen (SO 2, NO, NO 2 en NH 3 ) als de verspreiding en depositie van de secundaire vormen (SO 4 2-, NO 3 -, en NH 4 + ) worden in het VLOPS-model gebruikt. In de berekende NO 3 - - en NO x - concentraties zijn tevens salpeterzuur (HNO 3 ), salpeterigzuur (HNO 2 ) en peroxyacetylnitraat (PAN) 22 Verzurende en vermestende luchtverontreiniging in Vlaanderen jaarrapport 2014

inbegrepen. In bijlage 2 staat een meer uitgebreide beschrijving van het VLOPS-model. Figuur 5 geeft een overzicht van alle vermelde potentieel verzurende stoffen en maakt een duidelijk onderscheid tussen stoffen berekend met het model en deze gemeten in het depositiemeetnet verzuring. Figuur 5: Overzicht van de potentieel verzurende stoffen: afkomst, omzetting en depositie. De stoffen die de VMM meet staan in blauw 2.11 Wat zijn Natura 2000-gebieden en waarom zijn deze belangrijk? Het recente Zevende Milieuactieprogramma vormt de leidraad voor het milieubeleid van de Europese Unie (EU) tot 2020. Eén van de prioriteiten binnen dit actieprogramma is het beschermen van de natuur en de ecologische veerkracht. Het Natura 2000-netwerk speelt daarin een belangrijke rol. Natura 2000 is een Europees netwerk van natuurgebieden die de toekomst van Europa s meest kwetsbare dieren, planten en habitats verzekert. De bedoeling is om in de afgebakende gebieden soorten en habitats te beschermen, en waar nodig ook te herstellen en ontwikkelen. Het natuurreservaat De Gulke Putten in Wingene is erkend als Natura 2000-gebied. Verder is het Radio-Elektrisch centrum er gevestigd, dat als patrimonium wordt beschermd. Om de antennes te onderhouden werden de gronden errond jarenlang gemaaid. Hierdoor is het gebied rijk aan heischrale vegetatie. De heidegebieden, vijvers en heischrale graslanden met bijhorende zeldzame plantenrijkdom worden gevrijwaard door de bescherming als Natura 2000-gebied. Eén van de zeldzame plantensoorten die er voorkomen is de gevlekte orchis. Verzurende en vermestende luchtverontreiniging in Vlaanderen jaarrapport 2014 23

2.12 Wat is de PAS en welke rol speelt de VMM hierin? 2.12.1 Situering Op 23 april 2014 keurde de Vlaamse Regering de besluiten over de specifieke instandhoudingsdoelstellingen goed. Deze instandhoudingsdoelstellingen vloeien voort uit de Europese Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn die gelden in Natura 2000-gebieden. Tegelijkertijd werden er afspraken gemaakt over een programma om de hoeveelheid stikstof in deze Natura 2000-gebieden te laten dalen. Een te hoge stikstofdepositie is immers een groot struikelblok voor het realiseren van de instandhoudingsdoelstellingen in Vlaanderen. Daardoor komt de vergunning van bedrijven die te veel stikstof uitstoten, voornamelijk veeteeltbedrijven, in het gedrang. Om te vermijden dat vergunningen moeten geweigerd worden, werkt de Vlaamse regering aan een Programmatische Aanpak Stikstof, kortweg PAS, naar het voorbeeld van de Nederlandse PAS. Via de PAS wil de overheid de stikstofuitstoot in de nabijheid van natuurgebieden doen dalen en tegelijkertijd ruimte creëren voor nieuwe bedrijven, de zogenaamde ontwikkelruimte. Zo wil de Vlaamse overheid de natuurdoelstellingen behalen en tegelijk zorgen voor een verdere economische ontwikkeling. 2.12.2 Projecten VMM De VMM voert in het kader van de PAS een aantal projecten uit. We sommen hieronder enkel de projecten op die betrekking hebben op de verzurende of vermestende luchtverontreiniging. 2.12.2.1 Koppeling VLOPS-IFDM In het kader van de PAS is het cruciaal om te beschikken over een rekenmodel dat de stikstofdepositie kan berekenen op een zo hoog mogelijke ruimtelijke resolutie 12. Deze berekeningen bestaan uit twee afzonderlijke delen: 1. Het berekenen van de achtergronddeposities met het VLOPS-model voor Vlaanderen op een (beperkte) ruimtelijke resolutie van 1x1 km²; 2. Een gedetailleerde lokale modellering via IFDM (Immissie Frequentie Distributie Model) om de impact van specifieke (lokale) bronnen zoals bedrijven en wegen op de depositie, met een zo hoog mogelijke ruimtelijke resolutie, in te schatten. 2.12.2.2 Ammoniakmetingen in Natura 2000 gebieden in Vlaanderen (AN2000) Van juni 2015 tot juni 2016 meet de VMM ammoniak in de lucht met passieve samplers op honderd bijkomende plaatsen in natuurgebieden 13. De meetplaatsen zijn verspreid over Vlaanderen en liggen over het algemeen in Natura 2000-gebieden, zie Figuur 6. 12 Voor meer informatie over deze koppeling, zie https://www.vmm.be/publicaties/onderzoek-naar-de-koppeling-van-de-luchtkwaliteitsmodellenvlops-en-ifdm-in-het-kader-van-de-programmatische-aanpak-stikstof-pas 13 Voor meer informatie over dit project, zie https://www.vmm.be/lucht/verzuring/ammoniak 24 Verzurende en vermestende luchtverontreiniging in Vlaanderen jaarrapport 2014

Figuur 6: Overzicht van de meetplaatsen in het AN2000-project De doelstellingen van deze studie zijn: meer inzicht krijgen in de ruimtelijke spreiding van ammoniak in Vlaanderen, in het bijzonder in de Natura 2000-gebieden; de metingen vergelijken met modellen voor ammoniak in de lucht (koppeling VLOPS-IFDM). De resultaten worden gebruikt om de modellen te verfijnen; de representativiteit beoordelen van de bestaande meetplaatsen voor NH 3 in het VMMdepositiemeetnet verzuring. De metingen laten niet toe om uitspraken te doen over individuele bronnen van ammoniak. 2.12.2.3 Automatische monitoren voor NH 3 Een van de opdrachten van de VMM is de uitbating van meetnetten lucht om de luchtkwaliteit in Vlaanderen op te volgen. Onder meer in het kader van de Europese instandhoudingsdoelstellingen voor Natura 2000-gebieden wenst de VMM meer inzicht te krijgen in de concentratie van ammoniak in de omgevingslucht en de depositie van ammoniak op de bodem en vegetatie. Naast het bestaande depositiemeetnet verzuring volgt de VMM hiervoor twee pistes. Enerzijds wordt er gedurende één jaar op 100 bijkomende meetplaatsen gemeten met passieve samplers (AN2000-project, zie 2.12.2.2). Anderzijds willen we op termijn op diverse plaatsen in Vlaanderen de concentratie, en zo mogelijks ook de depositie, van ammoniak automatisch meten met een hoge tijdsresolutie, door middel van automatische monitoren. Deze monitoren zullen eerst uitgebreid worden getest. Verzurende en vermestende luchtverontreiniging in Vlaanderen jaarrapport 2014 25

3 RESULTATEN 3.1 Inleiding 3.1.1 Het VLOPS-model De metingen geven een exact beeld van de situatie per locatie. Daarnaast worden modelberekeningen gebruikt om de deposities in Vlaanderen gebiedsdekkend te bepalen. Hiervoor gebruiken we het model VLOPS (paragraaf 2.10). De in dit hoofdstuk gepresenteerde concentratie- en depositiekaarten zijn het resultaat van berekeningen met dit VLOPS-model: op een 1x1 km² receptorenrooster; met emissies van het meest recent beschikbare jaar, namelijk 2012; met de meteo-invoer van het jaar 2014 van de Nederlandse zone Midden-Brabant, Veluwe, Twente. Dit wil zeggen dat het VLOPS-model de deposities van de verzurende stoffen voor Vlaanderen in 2014 berekent aan de hand van gekende emissiegegevens uit het verleden, in dit geval 2012, samen met de meteorologische gegevens van 2014. Dit geeft een vrij accuraat beeld, maar doordat er met emissiegegevens uit 2012 gerekend wordt, is deze kaart slechts een benadering. Bij de modelresultaten werden kalibraties uitgevoerd met de beschikbare meetresultaten en werden bijtellingen berekend voor niet-gemodelleerde bronnen. Dit jaar werden de VLOPS-berekeningen uitgevoerd met de nieuwe versie VLOPS15 die gebaseerd is op versie 4.4.3 van het Nederlandse OPS. De belangrijkste veranderingen in deze nieuwe VLOPS-versie zijn: de stomataire weerstanden voor SO 2, NO x en NH 3 worden nu door dezelfde versie van de depositiemodule DEPAC berekend; de berekening van de droge depositiesnelheid per 1x1 km 2 roostercel gebeurt nu voor elke landgebruiksklasse apart en wordt vervolgens uitgemiddeld. Voordien werd enkel het dominante landgebruik in rekening gebracht. Met deze nieuwe versie van VLOPS werden ook de kalibratiemethode en de toegepaste bijtellingen herbekeken. Voor de droge en natte deposities van NH x, NO y en SO x werden nieuwe kalibratiefactoren berekend. De overeenkomst tussen de metingen en de VLOPS15 berekeningen is in het algemeen goed, waardoor de kalibratiefactoren nu lager liggen. Tot slot is de DON-bijtelling (Dissolved Organic Nitrogen) verlaagd naar 150 mol/(ha.jaar) of 2,1 kg N/(ha.jaar). Voor meer informatie zie bijlage 2. Het nettoresultaat van deze aanpassingen leidt tot lagere waarden voor alle deposities ten opzichte van de berekeningen met de vorige modelversie. Voor NH x is dit effect het grootst. Meer gedetailleerde uitleg over het VLOPS-model en de kalibratie is terug te vinden in bijlage 2. 3.1.2 Trends In dit rapport zijn uitzonderlijk geen trendberekeningen opgenomen. Op dit ogenblik loopt een studie met als doel de optimalisatie van de statistische trendanalyse voor het meetnet verzuring. Vanaf volgend jaar 26 Verzurende en vermestende luchtverontreiniging in Vlaanderen jaarrapport 2014

zullen opnieuw statistische trends worden gepubliceerd. Om een idee te krijgen van het verloop van verzurende en vermestende luchtverontreiniging worden in het rapport verschillende trends getoond, evenwel zonder indicatie van statistische significantie. 3.2 Natte depositie 3.2.1 Neerslaghoeveelheid De natte depositie van elke polluent wordt berekend door de concentratie van deze polluent te vermenigvuldigen met de gevallen neerslaghoeveelheid. Hieruit volgt dat er meer natte depositie is naarmate er meer neerslag valt. De relatie is echter niet lineair: de concentratie van de polluenten is lager bij hoge neerslaghoeveelheden. Daarnaast beïnvloeden droge en natte periodes elkaar: na een droge periode zal de concentratie in de neerslag hoger zijn omdat er meer polluenten in de lucht zweven. Het omgekeerde gaat ook op: hoe meer neerslag er valt, hoe meer de aanwezige verontreiniging uitgewassen wordt. Daardoor zal er na een regenbui minder droge depositie zijn. Weegpluviografen registreren per kwartier de hoeveelheid gevallen neerslag op iedere meetplaats. Met deze gegevens wordt het jaartotaal per meetplaats bepaald. De neerslagtotalen worden vergeleken met die van het KMI-station in Ukkel. De vergelijking met het gemiddelde van de laatste 10 jaar laat toe te bepalen of het jaar eerder nat of droog was. In een nat jaar zullen de concentraties van zure stoffen in het regenwater relatief lager liggen. Het omgekeerde geldt voor een droog jaar: in een periode dat het regent zal de concentratie aan ionen in de neerslag relatief hoog zijn. Figuur 7 toont de neerslagtotalen voor het jaar 2014 gemeten op de negen meetplaatsen van het depositiemeetnet verzuring. Het neerslagtotaal in Ukkel bedroeg 784 mm, een normale hoeveelheid. Het neerslagtotaal op de meetplaatsen schommelt tussen 722 mm (Maasmechelen) en 916 mm (Wingene). Verzurende en vermestende luchtverontreiniging in Vlaanderen jaarrapport 2014 27

Figuur 7: Totale neerslaghoeveelheid per meetplaats in 2014 3.2.2 Totale natte depositie Figuur 8 toont de totale natte depositie in 2014 voor de negen meetplaatsen van het meetnet verzuring. De natte depositie van ammonium (NH 4 + ), nitraat en nitriet (NO 3 - en NO 2 - ) en sulfaat (SO 4 2- ) is uitgedrukt in zuurequivalenten per hectare per jaar. De totale natte depositie was het hoogst in Wingene (938 Zeq/(ha.jaar)). Op alle meetplaatsen is ammonium de belangrijkste polluent in de natte depositie. De natte depositie van ammonium was het hoogst in Wingene (487 Zeq/(ha.jaar)) en het laagst in Koksijde (264 Zeq/(ha.jaar)). In Wingene is de hoge depositie van ammonium te wijten aan agrarische activiteiten in de omgeving. Op de locaties Kapellen, Koksijde en Wingene was de depositie van sulfaat hoger dan de depositie van nitraat en nitriet. Een deel van het sulfaat in regenwater is afkomstig van zeezout dat door opstuivend zeewater in de lucht terechtkomt, wat de relatief hogere sulfaatdepositie in Koksijde verklaart. De sulfaatdepositie was het hoogst in Kapellen (244 Zeq/(ha.jaar)) en het laagst in Zwevegem (157 Zeq/(ha.jaar)). De hoge SO 4 2- -depositie in Kapellen kan worden toegeschreven aan de industrie ten noorden van Antwerpen. Omdat het gehalte nitriet te verwaarlozen is ten opzichte van het gehalte nitraat, worden beide samen weergeven in de grafiek. De depositie van nitraat en nitriet was het hoogst in Tielt-Winge (196 Zeq/(ha.jaar)) en het laagst in Zwevegem (166 Zeq/(ha.jaar)). 28 Verzurende en vermestende luchtverontreiniging in Vlaanderen jaarrapport 2014

Figuur 8: Natte depositie van ammonium (NH 4 + ), nitraat en nitriet (NO 3 - +NO 2 - ) en sulfaat (SO 4 2- ) per meetplaats in 2014 In Figuur 9 wordt de totale natte depositie (de som van de natte depositie van NH 4 +, NO 2 -, NO 3 - en SO 4 2- ) in 2014 vergeleken met het gemiddelde van de vier voorgaande meetjaren. Op 3 van de 9 meetplaatsen is de totale natte depositie in 2014 hoger: Bonheiden, Wingene en Tielt-Winge. Maasmechelen kende in de periode 2010-2013 een relatief hoge totale natte depositie, maar had in 2014 de laagste natte depositie van alle meetplaatsen. Maasmechelen was ook de locatie met het laagste neerslagvolume in 2014, zie Figuur 7, wat voor een stuk de lagere depositie verklaart. De neerslaghoeveelheid heeft namelijk een bepalende invloed op de totale natte depositie. Verzurende en vermestende luchtverontreiniging in Vlaanderen jaarrapport 2014 29

Figuur 9: Totale natte depositie per meetplaats in 2014 vergeleken met het gemiddelde van de vier voorgaande meetjaren 3.2.3 Trend In Figuur 10 wordt het verloop van de natte depositie in de periode 2002-2014 getoond voor ammonium, nitraat/nitriet en sulfaat. De weergegeven resultaten zijn het gemiddelde van de negen meetplaatsen binnen het meetnet verzuring. Gedurende de hele periode is ammonium de belangrijkste van de drie verzurende polluenten in de neerslag. De natte depositie van ammonium volgt een duidelijk dalend verloop sinds 2005, met een afname van 38%. Sulfaat daalde in dezelfde periode met maar liefst 46%. De daling stagneerde vanaf 2008. Voor nitriet en nitraat is de trend minder eenduidig. Op de lange termijn zien we weinig verschil als we 2014 vergelijken met het begin van de metingen (2002). Bijkomende inspanningen zijn noodzakelijk om een verdere daling te bewerkstelligen. 30 Verzurende en vermestende luchtverontreiniging in Vlaanderen jaarrapport 2014

Figuur 10: Verloop van de gemiddelde natte depositie van ammonium (NH 4 + ), nitraat en nitriet (NO 3 - +NO 2 - ) en sulfaat (SO 4 2- ) in de periode 2002-2014 Figuur 11 toont het verloop voor de 9 afzonderlijke meetplaatsen. Het verloop is grotendeels gelijklopend voor de afzonderlijke meetplaatsen. In Retie is de daling van de natte depositie van ammonium het spectaculairst, met een halvering in de periode 2005-2012. Omwille van een brand in de onmiddellijke nabijheid van de meetplaats zijn er in Retie geen metingen gebeurd in 2004. Op alle afzonderlijke meetplaatsen is ammonium de belangrijkste polluent in natte depositie. De polluent sulfaat is door de jaren heen in belang afgenomen, waardoor de depositie van deze polluent op de verschillende meetplaatsen ongeveer even groot is als de depositie van nitraat/nitriet. Dit is het gevolg van de emissiereducties van SO 2 in de voorbije decennia. Deze zijn vooral te danken aan het gebruik van brandstoffen met een lager zwavelgehalte voor transport, industriële productieprocessen en energieopwekking. Verzurende en vermestende luchtverontreiniging in Vlaanderen jaarrapport 2014 31

Figuur 11: Verloop van de natte depositie (Zeq/(ha.jaar)) van ammonium, nitraat+nitriet en sulfaat voor de negen meetplaatsen van het meetnet 3.2.4 Gemodelleerde geografische spreiding In Figuur 12 is de gemodelleerde geografische spreiding van de natte depositie van NH x in Vlaanderen te zien, berekend met het VLOPS-model. De hoogste depositie is voor het oosten van West-Vlaanderen en het noorden van de provincie Antwerpen, regio s die gekenmerkt zijn door een groot aantal intensieve veehouderijen. 32 Verzurende en vermestende luchtverontreiniging in Vlaanderen jaarrapport 2014

Figuur 12: Gemodelleerde natte depositie van NH x in 2014 in Vlaanderen, 1x1 km² receptorenrooster In Figuur 13 wordt de gemodelleerde spreiding voor de natte depositie van NO y getoond. Er is een duidelijke gradiënt waarneembaar van west naar oost, met lagere deposities in het westen. De hoogste depositie wordt opgetekend in de regio Antwerpen, nabij de Antwerpse haven. Figuur 13: Gemodelleerde natte depositie van NO y in 2014 in Vlaanderen, 1x1 km² receptorenrooster Verzurende en vermestende luchtverontreiniging in Vlaanderen jaarrapport 2014 33

Figuur 14 toont de gemodelleerde geografische spreiding van de natte depositie van SO y in Vlaanderen. De hoogste deposities zijn voor het noordoosten van de provincie Oost-Vlaanderen en het noorden van Antwerpen. Dit kan worden verklaard door de aanwezigheid van industrie in de havens van Gent en Antwerpen, een belangrijke bron van SO 2 -emissies. Figuur 14: Gemodelleerde natte depositie van SO y in 2014 in Vlaanderen, 1x1 km² receptorenrooster 3.3 Droge depositie 3.3.1 Ammoniak 3.3.1.1 Concentratie De ammoniakconcentratie in de omgevingslucht fluctueert doorheen het jaar en piekt op momenten van mestuitspreiding -en opslag. Dit kenmerkend concentratieverloop wordt geïllustreerd in Figuur 15. De resultaten van de twee passieve samplers (duplometingen) komen goed overeen. De concentratie wordt in duplo gemeten om de kwaliteit van de data te kunnen garanderen. Ten gevolge van de mestuitspreiding piekt de ammoniakconcentratie in het voorjaar. Voorts zijn er kleine piekmomenten in de ammoniakconcentratie tussen juli en oktober, te wijten aan de opslag van dierlijke mest op landbouwgrond. In de periode van 1 september tot 15 februari is een bemestingsverbod van toepassing. De concentratie fluctueert het meest op meetplaatsen in agrarisch gebied, zoals Ieper (piek tot 15 µg/m³) en Torhout (piek net onder 20 µg/m³). Plaatsen met een meer stabiele ammoniakconcentratie doorheen het jaar zijn onder andere Tielt-Winge, Maasmechelen en Hechtel-Eksel. Deze posten bevinden zich verder van landbouwgebied. 34 Verzurende en vermestende luchtverontreiniging in Vlaanderen jaarrapport 2014

Figuur 15: Concentratieverloop van ammoniak doorheen het jaar voor de 17 meetplaatsen van het meetnet verzuring. De grafiek toont de concentratie gemeten met twee passieve samplers (Sampler 1 en Sampler 2), uitgedrukt in µg/m³. In Figuur 16 wordt de gemiddelde ammoniakconcentratie voor alle meetplaatsen in 2014 getoetst aan het kritieke niveau gedefinieerd door de Wereldgezondheidsorganisatie (WGO). De ammoniakconcentratie was het laagst in Hechtel-Eksel (1,7 µg/m³) en het hoogst in Torhout (8,1 µg/m³). Met toepassing van de Europese afrondingsregels (afronden tot op de nauwkeurigheid van de norm of standaard) 14, werd de WGO-norm in Torhout geëvenaard, maar niet overschreden. Indien wordt getoetst aan het strengere, wetenschappelijk aanbevolen kritieke niveau van 3 µg/m³ voor bescherming van hogere plantensoorten 15 voldoen slechts 8 meetplaatsen in 2014. De meetplaatsen waar de hoogste ammoniakconcentraties werden opgetekend (Torhout, Wingene en Ieper) liggen alle drie in de provincie West-Vlaanderen. In deze regio is er veel intensieve veeteelt. 14 Guidance on the Commission Implementing Decision laying down rules for Directives 2004/107/EC and 2008/50/EC of the European Parliament and of the Council as regards the reciprocal exchange of information and reporting on ambient air (Decision 2011/850/EU). 15 Cape J.N., van der Eerden L.J., Sheppard L.J., Leith I.D. and Sutton M.A. (2009), Evidence for changing the critical level for ammonia. Environmental Pollution 157, p. 1033-1037 Verzurende en vermestende luchtverontreiniging in Vlaanderen jaarrapport 2014 35

Figuur 16: Toetsing van de gemiddelde NH 3 -concentraties per meetplaats aan het huidige kritieke niveau voor vegetatie van de WGO en het wetenschappelijk aanbevolen niveau 3.3.1.2 Depositie Figuur 17 toont de berekende depositiewaarden voor ammoniak. Als we de droge depositie van ammoniak vergelijken met de ammoniakconcentratie op elke meetplaats, zie Figuur 16, valt op dat de ammoniakdepositie op sommige meetplaatsen relatief hoger is, omwille van de grotere depositiesnelheid op die plaatsen. Zo is Malle de meetplaats met de tweede hoogste ammoniakdepositie, terwijl ze wat betreft jaargemiddelde ammoniakconcentratie op de vierde plaats staat. De depositie is ook relatief hoger dan de concentratie in Aalst, Retie en Maasmechelen. Deze meetplaatsen hebben met elkaar gemeen dat bos het dominante vegetatietype is (naaldbos in Malle, Retie en Maasmechelen, loofbos in Aalst). Omwille van het ruwere oppervlak heeft bos een grotere depositiesnelheid in vergelijking met grasland. Meetplaatsen waar grasland dominant is, zoals Blankenberge, vertonen een lagere depositie dan wat op grond van de concentratie zou verwacht worden. Gedetailleerde informatie over de meetplaatsen, met uitleg over dominant landgebruik, is te vinden in bijlage 3. 36 Verzurende en vermestende luchtverontreiniging in Vlaanderen jaarrapport 2014

Figuur 17: Overzicht van de droge depositie en concentratie van ammoniak in 2014 3.3.1.3 Gemodelleerde geografische spreiding Figuur 18 toont de gemodelleerde geografische spreiding van het NH 3 -jaargemiddelde in Vlaanderen, berekend met het VLOPS-model. Regio s die in het blauw staan ingekleurd voldoen aan de wetenschappelijk aanbevolen grenswaarde van 3 µg/m³. Gebieden die oranje, roze, rood of bruin zijn gekleurd voldoen niet aan de WGO-norm van 8 µg/m³. Dit is het geval in het centrum van West-Vlaanderen en het noorden van de provincie Antwerpen, twee regio s waar er veel intensieve veeteelt voorkomt. Ook de kaart met de gemodelleerde droge depositie van NH x, zie Figuur 19, toont aan dat dit twee probleemgebieden zijn. In mindere mate zijn ook het noorden van de provincies Oost-Vlaanderen en Limburg getroffen door een hoge droge depositie van NH x. Verzurende en vermestende luchtverontreiniging in Vlaanderen jaarrapport 2014 37

Figuur 18: Gemodelleerd NH 3 -jaargemiddelde in 2014 in Vlaanderen, 1x1 km² receptorenrooster Figuur 19: Gemodelleerde droge deposities van NH x in 2014 in Vlaanderen 38 Verzurende en vermestende luchtverontreiniging in Vlaanderen jaarrapport 2014

3.3.2 Stikstofoxiden 3.3.2.1 Concentratie Figuur 20 toont de jaargemiddelde concentratie van stikstofdioxide per meetplaats voor het meetjaar 2014. De jaargemiddelden in 2014 varieerden van 8,1 µg/m³ (Tielt-Winge) tot 18,9 µg/m³ (Gent). Industrie en transport zijn de belangrijkste bronnen van stikstofdioxiden. De nabijheid van de Antwerpse haven veroorzaakt de hoge concentratie in Kapellen, terwijl de hoge concentraties in Gent en Bonheiden te wijten zijn aan de nabijheid van grote verkeersassen. Figuur 20: NO 2 -jaargemiddelde in 2014 per meetplaats De Europese richtlijn 2008/50/EG definieert een kritiek niveau voor de bescherming van vegetatie voor NO x van 30 µg/m³. Om te kunnen toetsen aan dit niveau maken we een schatting van de NO x -concentratie, uitgaande van de gemeten NO 2 -concentratie. Hiervoor maken we sinds 2015 gebruik van een nieuwe omzettingsfactor. Figuur 21 toont de indicatieve toetsing van de geschatte NO x -concentraties aan het kritieke niveau van de Europese richtlijn, voor het meetjaar 2014. In 2014 werd het kritieke niveau voor NO x nergens overschreden. Verzurende en vermestende luchtverontreiniging in Vlaanderen jaarrapport 2014 39

Figuur 21: Indicatieve toetsing van NO x -concentraties aan het kritieke niveau voor vegetatie 3.3.2.2 Depositie Figuur 22 geeft een overzicht van de berekende droge depositie van stikstofoxiden in 2014, met weergave van de concentratie op de secundaire as. Kapellen heeft met 305 Zeq/(ha.jaar) de hoogste depositie van NO x. Gent, de meetplaats met de hoogste geschatte jaargemiddelde concentratie van NO x, heeft omwille van een lage depositiesnelheid een relatief lage droge depositie van NO x. Het omgekeerde geldt voor de meetplaatsen Retie en Maasmechelen. 40 Verzurende en vermestende luchtverontreiniging in Vlaanderen jaarrapport 2014

Figuur 22: Overzicht van de droge depositie en concentratie van stikstofoxiden in 2014 De meetplaats in Gent staat in de Bourgoyen-Ossemeersen, een stedelijk natuurreservaat. Het landschap van de Bourgoyen-Ossemeersen bestaat uit een vallei uitgeschuurd door de Leie, met vochtige graslanden die in de winter onder water lopen. Zulke natte graslanden worden meersen genoemd. Ze liggen op een bodem van klei die nauwelijks water doorlaat. Het deel ten noorden van de Leie heet de Bourgoyen, het deel ten zuiden heet de Ossemeersen. De Bourgoyen-Ossemeersen zijn aangeduid als een Important Bird Area (belangrijk vogelgebied) omdat er regelmatig één procent van de Noordwest-Europese populatie van de slobeend voorkomt 16. 16 Stad Gent, leefomgeving, https://stad.gent/natuur-milieu/groen-de-stad/grote-parken-en-natuurgebieden/bourgoyen-ossemeersen/stedelijknatuurreservaat-bourgoyen-ossemeersen/een-erkend-natuurreservaat-en-beschermd-landschap Verzurende en vermestende luchtverontreiniging in Vlaanderen jaarrapport 2014 41

3.3.2.3 Gemodelleerde geografische spreiding Figuur 23 toont de gemodelleerde geografische spreiding van de droge depositie van NO y in Vlaanderen, berekend met het VLOPS-model. De depositie is het hoogst in de agglomeraties Antwerpen en Gent en rond Brussel. Ter hoogte van de snelwegen is ook een hogere depositie merkbaar. Verkeer is de belangrijkste bron van stikstofoxiden. De industrie- en energiesector zijn andere belangrijke bronnen. Figuur 23: Gemodelleerde droge deposities van NO y in 2014 in Vlaanderen, 1x1 km² receptorenrooster 3.3.3 Zwaveldioxide 3.3.3.1 Concentratie Figuur 24 toont de jaargemiddelden van zwaveldioxide (SO 2 ), met toetsing aan het kritieke niveau voor vegetatie van 20 µg/m³ (richtlijn 2008/50/EG), voor 2014. De concentraties schommelden tussen 0,7 µg/m³ (Tielt-Winge) en 2,6 µg/m³ (Kapellen). De relatief hoge concentratie in Kapellen kan worden verklaard door de ligging van de meetplaats in de buurt van industrie (Antwerpse haven). De jaargemiddelden lagen op alle negen meetplaatsen onder het kritieke niveau. 42 Verzurende en vermestende luchtverontreiniging in Vlaanderen jaarrapport 2014

Figuur 24: SO 2 -jaargemiddelde in 2014 per meetplaats, met indicatieve toetsing aan het kritieke niveau voor vegetatie 3.3.3.2 Depositie Figuur 25 toont de berekende depositiewaarden voor zwaveldioxide. De droge depositie van zwaveldioxide is veruit het grootst voor de meetplaats Kapellen (345 Zeq/(ha.jaar)). Ondanks de lage concentraties is de droge depositie van zwaveldioxide vrij hoog. Dit komt door de hoge depositiesnelheid van zwaveldioxide, zie Tabel 4. Verzurende en vermestende luchtverontreiniging in Vlaanderen jaarrapport 2014 43

Figuur 25: Overzicht van de droge depositie en concentratie van zwaveldioxide in 2014 3.3.3.3 Gemodelleerde geografische spreiding Figuur 26 toont de gemodelleerde geografische spreiding van de droge depositie van SO x in Vlaanderen. Deze spreiding werd berekend met het VLOPS-model. De depositie is het hoogst in industriële regio s zoals het Antwerpse havengebied en de Gentse Kanaalzone. 44 Verzurende en vermestende luchtverontreiniging in Vlaanderen jaarrapport 2014

Figuur 26: Gemodelleerde droge deposities van SO x in 2014 in Vlaanderen, 1x1 km² receptorenrooster 3.3.4 Totale droge depositie Onderstaande figuur toont de totale droge depositie (Zeq/(ha.jaar)) in meetjaar 2014. Figuur 27: Totale droge depositie in 2014 Verzurende en vermestende luchtverontreiniging in Vlaanderen jaarrapport 2014 45

De meetplaats in Wingene vertoont de hoogste droge depositie (1.173 Zeq/(ha.jaar)), waarbij ammoniak veruit de grootste bijdrage leverde (884 Zeq/(ha.jaar)). Hoewel ook op de andere meetplaatsen ammoniak het grootste aandeel in de totale droge depositie heeft, is dit nog meer uitgesproken in Wingene. Dit is toe te schrijven aan de aanwezigheid van landbouw en intensieve veeteelt in de buurt van deze meetplaats. In Kapellen (1.112 Zeq/(ha.jaar)) hebben ook stikstofoxiden en zwaveldioxide een groot aandeel in de totale droge depositie. Het opvallend grote aandeel van zwaveldioxide is te wijten aan de aanwezigheid van industrie in de Antwerpse haven, ten zuidwesten (de overheersende windrichting) van de meetplaats. De laagste totale droge depositie werd opgetekend in Tielt-Winge (428 Zeq/(ha.jaar)) en Koksijde (323 Zeq/(ha.jaar)). 3.3.5 Trend Figuur 28 toont het verloop van concentraties in de periode 2002-2014 voor ammoniak, stikstofdioxide en zwaveldioxide. De getoonde concentraties zijn het gemiddelde van de negen meetplaatsen van het meetnet. De concentraties zijn genormaliseerd voor de waarde van 2001. Zo wordt meteen duidelijk wat de procentuele reductie in concentratie is ten opzichte van 2001. Omdat er in 2004 geen metingen van droge depositie plaatsvonden in Retie wordt er voor dat jaar geen gemiddelde getoond. Figuur 28: Verloop van de concentratie van ammoniak (NH 3 ), stikstofdioxide (NO 2 ) en zwaveldioxide (SO 2 ) in de periode 2001-2014. De concentratie is genormaliseerd voor het resultaat van 2001. Ammoniak en zwaveldioxide daalden over de hele periode 2001-2014 met respectievelijk 46% en 45%, terwijl de daling voor stikstofdioxide in dezelfde periode slechts 25% bedroeg. Voorts valt op dat er voor 46 Verzurende en vermestende luchtverontreiniging in Vlaanderen jaarrapport 2014

ammoniak geen verbetering is sinds 2010, terwijl zwaveldioxide sinds 2012 stagneert. Enkel voor stikstofdioxide zet de daling zich duidelijk verder. Figuur 29 toont het verloop van de concentraties van ammoniak, stikstofdioxide en zwaveldioxide van de voorbije tien jaar, per meetplaats. De resultaten zijn genormaliseerd voor de concentratie in 2005. Op alle meetplaatsen is zwaveldioxide het sterkst gedaald, met gemiddeld 50%. Ook stikstofdioxide is op de meeste plaatsen gedaald, maar de reductie is veel geringer dan voor zwaveldioxide. In Kapellen en Wingene is er sprake van stagnatie wat betreft stikstofdioxide. Ook de concentratie van ammoniak is op de meeste plaatsen lager in 2014 ten opzichte van 2005, behalve in Bonheiden (hoger) en Maasmechelen (gelijk). Figuur 29: Verloop van de concentratie van ammoniak, stikstofdioxide en zwaveldioxide voor de negen meetplaatsen van het meetnet, periode 2005-2014. De concentratie is genormaliseerd voor het resultaat van 2005. 3.3.6 Extra onderzoek naar invloed kust Volgens de beschreven resultaten van het Nederlandse Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) uit het Meetnet Ammoniak in Natuurgebieden (MAN) van Nederland, geeft OPS (Operationeel Verzurende en vermestende luchtverontreiniging in Vlaanderen jaarrapport 2014 47

Prioritaire Stoffen model) geen goede overeenkomst met de metingen in de duingebieden. De metingen in de duinen zijn twee keer zo hoog aan de Hollandse duinen en vier keer zo hoog op de Waddeneilanden. De gemeten concentraties zijn in de duinen desalniettemin de laagste van heel Nederland. Hoewel in absolute zin model en metingen slechts maximaal 2 µg/m³ van elkaar afwijken, is dit toch een beduidend verschil in deze voor eutrofiëring kwetsbare gebieden. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat algengroei samenhangt met de nutriëntenconcentraties in zee, zoals bijvoorbeeld de concentratie van ammoniak. Algen blijken namelijk een goede indicator voor de emissies van ammoniak uit de kustzone 17. Naar aanleiding van bovenstaand onderzoek bestudeerde de VMM gegevens van de meetplaats in Koksijde, om na te gaan of daar ook een verschil was tussen de gemodelleerde en gemeten ammoniakconcentraties. Zowel de concentraties van ammoniak, alsook de natte deposities van ammoniummetingen werden vergeleken met modelresultaten. Hieruit blijkt dat de verhouding meting/model voor ammoniak voor de meetplaats in Koksijde steeds hoger is dan de verhouding die we terugvinden op de andere meetplaatsen in Vlaanderen. Het VLOPS-model onderschat dus de ammoniakconcentratie in Koksijde sterker dan op andere plaatsen. Mogelijk hebben we dus ook in Vlaanderen te maken met de zogenaamde duinonderschatting. In het kader van het AN2000-project worden op drie bijkomende kustplaatsen ammoniakmetingen uitgevoerd, met name in de gemeentes De Panne, Middelkerke en Knokke-Heist. De resultaten zullen worden gebruikt om de duinonderschatting te corrigeren in de output van het VLOPS-model. 3.4 Totale verzurende depositie 3.4.1 Inleiding De totale verzurende depositie is de som van de totale natte en de totale droge depositie. De verzurende depositie wordt gemeten op negen meetplaatsen in Vlaanderen. We rekenen in dit hoofdstuk dan ook met de meetresultaten van deze meetplaatsen voor het bemonsteringsjaar 2014. De totale verzurende depositie wordt getoond als de som van de totale droge en de totale natte depositie, maar ook als de som van de drie belangrijkste verzurende componenten (NH x, NO y en SO x ). Het VLOPS-model modelleert de geografische spreiding van de totale verzurende depositie en houdt daarbij rekening met alle verzurende polluenten in gasvormige en deeltjesfase. Een te hoge verzurende depositie zorgt voor een afname van de bodemkwaliteit, schade aan de vegetatie en aantasting van de biodiversiteit. Voor Vlaanderen worden de voornaamste bronnen getoond in Figuur 30, berekend aan de hand van het VLOPS-model. Hierbij merken we dat import van polluenten uit het buitenland de grootste bijdrage levert. Deze bijdrage vertoont een verschillend beeld voor de afzonderlijke depositiecomponenten SO x, NO y en NH x. Dit komt door de verschillende verblijftijden van verzurende stoffen in de atmosfeer. Vooral NO x en SO 2 kunnen over lange afstanden getransporteerd worden. Daarom speelt import vooral een grote rol bij NO y -depositie. De sector landbouw draagt vooral bij aan NH x - depositie. Transport draagt hoofdzakelijk bij tot de depositie van NO y, terwijl voor de industrie de SO x - depositie belangrijk is. Vlaanderen exporteert in belangrijke mate verzurende emissies naar omliggende landen. 17 RIVM-rapport 680030001, H. Noordijk et al (2014), Ammoniakdepositie in de duinen langs de Noordzee- en Waddenzeekust, analyse van het verschil tussen gemeten en met OPS gemodelleerde concentraties. 48 Verzurende en vermestende luchtverontreiniging in Vlaanderen jaarrapport 2014

Figuur 30: Overzicht van de belangrijkste sectoren die bijdragen tot de totale verzurende depositie op basis van gegevens van 2012 3.4.2 Resultaten Figuur 31 toont de totale verzurende depositie in 2014 voor de negen meetplaatsen van het meetnet. De droge depositie levert bijna overal de belangrijkste bijdrage aan de totale verzurende depositie, behalve in Koksijde en Tielt-Winge, twee meetplaatsen waar de totale depositie relatief laag is. De meetplaats Wingene kreeg zowel de hoogste natte depositie als hoogste droge depositie te verwerken in 2014. Het grote aandeel in droge verzurende depositie in Wingene komt door de hoge NH 3 -concentraties op die meetplaats. Dit is te verklaren door de aanwezigheid van landbouw en intensieve veeteelt in de omgeving van Wingene. Verzurende en vermestende luchtverontreiniging in Vlaanderen jaarrapport 2014 49

Figuur 31: Totale verzurende depositie als de som van de totale droge depositie en de totale natte depositie In Figuur 32 wordt, net als in Figuur 31, de totale verzurende depositie in 2014 per meetplaats getoond, maar deze keer als som van gereduceerd stikstof (NH x = NH 3 + NH 4 + ), geoxideerd stikstof (NO y = NO x + NO 2 - + NO 3 - ) en geoxideerd zwavel (SO x = SO 2 + SO 4 2- ). Uit deze grafiek blijkt dat gereduceerd stikstof (NH x ) overal het grootste aandeel heeft in de totale verzurende depositie. Op de tweede plaats volgt NO y, met uitzondering van Wingene en Kapellen. In Kapellen heeft SO x een groter aandeel omwille van de industrie in de nabijgelegen Antwerpse haven. 50 Verzurende en vermestende luchtverontreiniging in Vlaanderen jaarrapport 2014

Figuur 32: Totale verzurende depositie als de som van de depositie van NH x, NO y en SO x 3.4.3 Gemodelleerde geografische spreiding Figuur 33 toont de totale gemodelleerde verzurende depositie in Vlaanderen. Deze kaart is het resultaat van berekeningen met het atmosferische transport- en dispersiemodel VLOPS, zie 3.1.1. De totale verzurende depositie berekend door het VLOPS-model is de som van de droge en natte deposities van SO x, NO y, NH x, halogeenzuren en organische zuren (HZ + OZ). De samenstelling van de totaal verzurende depositie was als volgt in 2014: NH x : 44% NO y : 28% SO x : 14% HZ + OZ: 14% Uit de modelkaart blijkt dat de hoogste verzurende depositie voorkwam in het centrum van West- Vlaanderen, in de regio waar zich de meetplaats Wingene bevindt. Ook in de Noorderkempen (in het noorden van de provincie Antwerpen) was de depositie hoog. Verzurende en vermestende luchtverontreiniging in Vlaanderen jaarrapport 2014 51

Figuur 33: Totale verzurende depositie in 2014 in Vlaanderen 3.4.4 Trend We kunnen de totale verzurende deposities ook bekijken in functie van de tijd. In Figuur 34 zien we de meetnetgemiddelde totale verzurende depositie, uitgedrukt in Zeq/(ha.jaar), in de periode 2010-2014, met als referentiejaar 2005. De relatieve bijdrage per polluent aan deze totale verzurende depositie wordt ook berekend en uitgedrukt als percentage op de linkse as. De totale verzurende depositie is duidelijk lager in de periode 2010-2014 ten opzichte van 2005 (-30% in 2014 in vergelijking tot 2005). De laatste jaren zet de daling zich verder. 52 Verzurende en vermestende luchtverontreiniging in Vlaanderen jaarrapport 2014

Figuur 34: Overzicht van de meetnetgemiddelde totale verzurende depositie in de periode 2010-2014, met weergave van de depositie in referentiejaar 2005. De relatieve bijdrage van de belangrijkste polluenten wordt percentueel getoond op de linkeras. Een vergelijkbare tendens is zichtbaar wanneer we kijken naar het de met VLOPS gemodelleerde gemiddelde Vlaamse verzurende depositie voor de jaren 1990, 2000, 2005, 2010, 2011, 2012 en 2014, zie Figuur 35. Tot 2010 was er een duidelijk dalend verloop, waarna in de twee daaropvolgende jaren een lichte stijging werd ingezet. Dit komt vooral omdat de depositie van NH x toenam, terwijl er weinig verbetering was voor de depositie van SO x en NO y. In 2014 is de totale verzurende depositie opnieuw lager dan in 2010. De waarden voor 2014 zijn voorlopige cijfers, aangezien ze berekend werden op basis van de verzurende emissies van 2012 en de meteorologische gegevens van 2014. Verzurende en vermestende luchtverontreiniging in Vlaanderen jaarrapport 2014 53

Figuur 35: Gemiddelde Vlaamse verzurende deposities van SO x, NO y, NH X en HZ + OZ in de periode 1990-2014 3.5 Totale vermestende depositie 3.5.1 Inleiding De stikstofcomponenten van de totaal verzurende depositie, namelijk NH x en NO y, worden gebruikt om de totale vermestende depositie, uitgedrukt in kilogram stikstof per hectare per jaar (kg N/(ha.jaar)), te berekenen. 3.5.2 Resultaten Figuur 36 toont de totale vermestende depositie, uitgedrukt in kg N/(ha.jaar) voor de negen meetplaatsen van het meetnet. De bijdrage van gereduceerd stikstof (ammoniak en ammonium) is overal groter dan het aandeel van geoxideerd stikstof (stikstofdioxide, nitriet en nitraat). De meetplaats in Wingene kent met ruim 23 kg stikstof per hectare per jaar de hoogste vermestende depositie. In deze regio is er veel landbouw en intensieve veeteelt. 54 Verzurende en vermestende luchtverontreiniging in Vlaanderen jaarrapport 2014

Figuur 36: Totale vermestende depositie als de som van de depositie van gereduceerd stikstof (NH x ) en geoxideerd stikstof (NO y ) 3.5.3 Gemodelleerde geografische spreiding Figuur 37 toont de totale gemodelleerde vermestende depositie in Vlaanderen. Ook deze kaart is het resultaat van berekeningen met het VLOPS-model. De totale vermestende depositie, berekend door het VLOPS-model, is de som van droge en natte deposities van NO y, NH x en organisch stikstof (Dissolved Organic Nitrogen). Uit de VLOPS-kaart blijkt dat de hoogste totale vermestende deposities voorkomen in het centrum van West-Vlaanderen en het noorden van de provincie Antwerpen. De samenstelling van de totale vermestende depositie was als volgt in 2014: NH x : 56% NO y : 35% DON: 9% Verzurende en vermestende luchtverontreiniging in Vlaanderen jaarrapport 2014 55

Figuur 37: Totale vermestende depositie in 2014 in Vlaanderen 3.5.4 Trend Figuur 38 toont de totale vermestende depositie gemiddeld over het meetnet in de periode 2010-2014, met 2005 als referentiejaar. De relatieve bijdrage van respectievelijk gereduceerd stikstof (NH x ) en geoxideerd stikstof (NO y ) wordt ook weergegeven op de linkse as. De totale vermestende depositie daalde sinds 2005 minder sterk dan de totale verzurende depositie. Ten opzichte van 2005 verminderde de depositie in 2014 met ruim 20%. 56 Verzurende en vermestende luchtverontreiniging in Vlaanderen jaarrapport 2014

Figuur 38: Overzicht van de meetnetgemiddelde totale vermestende depositie in de periode 2010-2014, met weergave van de depositie in referentiejaar 2005. De relatieve bijdrage van gereduceerd en geoxideerd stikstof wordt getoond op de linkeras. Dezelfde tendens is terug te vinden in de met VLOPS gemodelleerde gemiddelde Vlaamse vermestende depositie voor de jaren 1990, 2000, 2005, 2010, 2011, 2012 en 2014, zie Figuur 39. In de periode 1990-2010 trad een drastische daling van de totale vermestende depositie op. In de jaren 2011-2012 steeg de depositie een beetje, ten gevolge van het grotere aandeel NH x -depositie. In 2014 ligt de totale vermestende depositie onder het niveau van 2010. De waarden voor 2014 zijn voorlopige cijfers, aangezien ze berekend werden op basis van de vermestende emissies van 2012 en de meteorologische gegevens van 2014. Verzurende en vermestende luchtverontreiniging in Vlaanderen jaarrapport 2014 57

Figuur 39: Gemiddelde Vlaamse vermestende deposities van NH x, NO y en DON in de periode 1990-2014 58 Verzurende en vermestende luchtverontreiniging in Vlaanderen jaarrapport 2014

4 BESLUIT De metingen van 2014 leerden ons het volgende: De SO 2 -concentratie lag overal onder de Europese norm voor bescherming van de vegetatie. Sinds 2002 daalde de SO 2 -concentratie gemiddeld over de meetplaatsen met 45%. Sinds 2012 is er een stagnatie. De NH 3 -concentratie lag overal onder het kritieke niveau voor vegetatie van de WGO van 8 µg/m³, in Torhout werd deze norm geëvenaard. Acht van de 17 meetplaatsen haalden de strengere, aanbevolen wetenschappelijke norm van 3 µg/m³, een waarde waarboven hogere planten schade ondervinden. De gemiddelde NH 3 -concentratie daalde sinds 2002 met 46%. Sinds 2010 is er een stagnatie. De NO x -concentraties lag overal onder de Europese norm van 30 µg/m³. Ten opzichte van 2002 daalde de NO x -concentratie met ruim 20%. Er is een gestage daling. De totale verzurende depositie was in 2014 30% lager dan in 2005. De totale vermestende depositie daalde in dezelfde periode met 25%. Metingen en modelberekeningen geven aan dat de hoogste verzurende en vermestende depositie voorkomt in het centrum van West-Vlaanderen en het noorden van de provincie Antwerpen. Verzurende en vermestende luchtverontreiniging in Vlaanderen jaarrapport 2014 59

BIJLAGEN 60 Verzurende en vermestende luchtverontreiniging in Vlaanderen jaarrapport 2014

bijlage 1 Informatie over geaccrediteerde metingen (normen ISO/IEC 17025:2005) parameter SAROAD-code eenheid toesteltype bemonstering meetprincipe analyse volgens norm meetonzekerheid bepaling meetonzekerheid onder accreditatie uitbesteding Ca 2+ 69314 Zeq/ha Wet only sampler ICP-OES ISO 11885:2007 13,40% Nordtest methode ja 1 ja Cl - 69316 Zeq/ha Wet only sampler Fotospectrometrie 21,00% ja 2 ja EC 25 69601 µs/cm Wet only sampler Geleidbaarheidsmeter 5,00% ja 2 ja K + 69312 Zeq/ha Wet only sampler ICP-OES ISO 11885:2007 22,60% Nordtest methode ja 1 ja Mg 2+ 69313 Zeq/ha Wet only sampler ICP-OES ISO 11885:2007 12,20% Nordtest methode ja 1 ja NH 4 + 69318 Zeq/ha Wet only sampler Fotospectrometrie 6,00% ja² ja NO 2-69343 Zeq/ha Wet only sampler Fotospectrometrie 10,00% ja² ja NO 3-69321 Zeq/ha Wet only sampler Fotospectrometrie 5,00% ja² ja Na + 69311 Zeq/ha Wet only sampler ICP-OES ISO 11885:2007 15,40% Nordtest methode ja 1 ja SO 4 2-69322 Zeq/ha Wet only sampler Fotospectrometrie 42,00% ja² ja Volume 69301 ml Pluviograaf weegprincipe Gravimetrie 0,01 mm Fabrikant Ott ja² ja PO 4 3-69323 Zeq/ha Wet only sampler Fotospectrometrie 42,00% ja² ja \\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\ Verzurende en vermestende luchtverontreiniging in Vlaanderen jaarrapport 2014 61

parameter SAROAD-code eenheid toesteltype bemonstering meetprincipe analyse volgens norm meetonzekerheid bepaling meetonzekerheid onder accreditatie uitbesteding ph 69600 Wet only sampler PH meter 5,00% ja² ja NH 3 42604 Zeq/ha Passieve sampler IC 6,00% ja² ja NO 2 42602 Zeq/ha Passieve sampler IC 10,00% Fabrikant IVL ja 3 ja SO 2 42401 Zeq/ha Passieve sampler IC 10,00% Fabrikant IVL ja 3 ja 1 : BELAC 005-TEST - SGS Belgium NV ² : BELAC 163-TEST - VMM labo Gent 3 : ATTEST ZWEDEN - SWEDAC ACKREDITERING 1213 ISO/IEC 17025 \\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\\ 62 Verzurende en vermestende luchtverontreiniging in Vlaanderen jaarrapport 2014

bijlage 2 (VLOPS) Het Vlaams Operationeel Prioritaire Stoffenmodel Algemeen Naast het tonen van meetresultaten op de meetpunten in Vlaanderen, is het ook mogelijk om de verspreiding van de verzurende en vermestende depositie te berekenen met een atmosferisch transporten dispersiemodel. Een dergelijk model heeft als voordeel de situatie voor heel Vlaanderen in kaart te kunnen brengen in plaats van alleen maar voor een aantal meetlocaties. Het VLOPS-model wordt gebruikt om onder andere de concentraties en deposities van verzurende en vermestende stoffen in kaart te brengen. Het VLOPS-model staat voor Vlaamse versie Operationeel Prioritaire Stoffenmodel en berekent jaargemiddelde concentraties en deposities op basis van enerzijds emissiegegevens en anderzijds de jaarlijkse meteogegevens. Voorstelling van het model Het VLOPS-model is een atmosferisch transport- en dispersiemodel dat de verspreiding en depositie van verzurende en vermestende bestanddelen en onder meer zware metalen op lokale, maar vooral op regionale schaal modelleert. Het model werd oorspronkelijk ontwikkeld onder de naam OPS door het Nederlandse Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) 18. Sinds 2015 maakt de VMM nieuwe versies aan van het VLOPS en ook de nodige invoerlagen, voordien gebeurde dit door de VITO (Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek). Het VLOPS-model berekent concentraties en deposities uitgaande van: emissiegegevens van puntbronnen en oppervlaktebronnen; een meteorologische statistiek; gegevens over het receptorgebied zoals landgebruik en ruwheidslengte. In de huidige versie zijn de Vlaamse emissiegegevens gebaseerd op de cijfers van de Emissie-Inventaris Lucht van de VMM 19. De gegevens voor bronnen buiten Vlaanderen zijn afkomstig van de EMEP- en EPRTRemissie-inventaris en worden gespreid met de emissie-preprocessor E-MAP 20. De emissies worden opgedeeld in 45 sectoren voor Vlaanderen en 10 sectoren buiten Vlaanderen 21. De gebruiker bepaalt voor welke receptoren de berekeningen gebeuren. Meestal is dit voor heel Vlaanderen, met een ruimtelijke resolutie van 1x1 km². 18 van Jaarsveld, J.A. et al., 2014. Description of OPS 4.4.3, RIVM. Bilthoven Nederland 19 VMM (2014), Lozingen in de lucht 2000-2013 20 Maes, J. et al. 2008. Nieuw concept voor de emissieprocessor van BelEUROS (E-map), VITO-rapport n 2008/IMS/R/217 21 Veldeman, N. et al., 2011. Herwerken van de Vlaamse emissiedataset volgend de nieuwe sectorindeling en de nieuwe spreidingspatronen. Eindrapport. VITO, Mol Verzurende en vermestende luchtverontreiniging in Vlaanderen jaarrapport 2014 63

Upgrade naar VLOPS15 Dit jaar werden de VLOPS berekeningen uitgevoerd met de nieuwe versie VLOPS15 die gebaseerd is op versie 4.4.3 van het Nederlandse OPS. De belangrijkste veranderingen in deze nieuwe VLOPS versie zijn: de rechtzetting van een fout in de berekening van de hoeveelheid neerslag per receptorpunt; de stomataire weerstanden voor SO 2, NO x en NH 3 worden nu door dezelfde versie van de depositiemodule DEPAC berekend; de berekening van de droge depositiesnelheid per 1x1 km 2 gridcel gebeurt nu voor elke landgebruiksklasse apart en wordt vervolgens uitgemiddeld, voordien werd enkel het dominante landgebruik in rekening gebracht; landgebruikskaarten voor elk van de 9 landgebruiksklassen werden aangemaakt op 250x250 m 2 en 1x1 km 2 op basis van de NARA-T kaart van INBO 10x10 m; correctie van een bug in de ruimtelijke projectie van de achtergrondconcentratiekaarten voor NH 3, NO x en SO 2 voor de jaren sinds 2008. Gebruikte meteo-invoer In VLOPS is momenteel geen aparte meteostatistiek aanwezig voor Vlaanderen. Daarom wordt de Nederlandse meteo-invoer van de zone Midden-Brabant, Veluwe, Twente gebruikt omdat deze het dichtste aansluit bij de gemiddelde Vlaamse meteorologische situatie. Dit is zone 5 in Figuur 40. Figuur 40: Overzicht van de verschillende meteozones in (VL)OPS 64 Verzurende en vermestende luchtverontreiniging in Vlaanderen jaarrapport 2014