Ketenanalyse rapport Bouwdrogen en Kozijnen. door J.P. van Eesteren



Vergelijkbare documenten
J.P. van Eesteren B.V.

Ketenanalyse rapport Bouwdrogen en Kozijnen. door J.P. van Eesteren en Business Improvement

Ketenanalyse. Uitstoot ingehuurde onderaannemers. van. Datum opgesteld: 16 november Auteur(s): S. Jonker (AMK Inventis)

Ketenanalyse. Uitstoot ingehuurde onderaannemers. van. Datum opgesteld: 16 november 2015 (aanpassingen oktober 2018)

[2018] Ketenanalyse Scope 3 Emissie [Transport van zand naar projecten in Diemen] Aannemings- en wegenbouwbedrijf Verdam B.V.

Aannemersbedrijf J. van den Brand B.V.

Ketenanalyse Afval in project "Nobelweg te Amsterdam"

Ketenanalyse. Aanleg tijdelijke rijbaan. van. Datum opgesteld: 04 april S. Jonker (AMK Inventis)

Ketenanalyse Papier. Rapportage: KAP 2015 Datum: 21 augustus 2015 Opgesteld door: Rick Arts Versie: 1.1

Aanleg van nutsvoorzieningen

2016/ Ketenanalyse Papier. Rapportage: KAP 2017 Datum: Opgesteld door: Monique Harmsen Versie: 1.3

Rapportage van de meest materiele scope 3 emissies

Ketenanalyse stalen buispalen 2013

4.A.1 Onderbouwing Scope 3 Analyse Hakker

Voortgangsrapportage 4 CO 2 -Prestatieladder

Energiemanagement actieplan. 24 september 2015

Reductie. Scope 3. 4.B.1 Reductie; scope 3 Versie 1.0

Voortgangsrapportage 3 CO 2 -Prestatieladder

Inhoud. Pagina 2 van 7

Scope III analyse 2015

KLIMAATTRANSPARANTIE

Ketenanalyse. Reduceren van primaire bouwmaterialen

Pagina: 1. CO2-projectplan H4A. BV

Voortgangsrapportage 5 CO 2 -Prestatieladder

Rapportage van de meest materiele scope 3 emissies

KLIMAATTRANSPARANTIE

Jaarverslag Criteria. Conform niveau 3 op de CO2- prestatieladder 3.0 en ISO norm. Opgesteld door Paraaf. Datum Versie 2

Evelien Ploos van Amstel

Emissie inventaris Brouwers Groenaannemers SCOPE 3 ANALYSE

KLIMAATTRANSPARANTIE

KLIMAATTRANSPARANTIE

1 Inleiding. Buro Cleijsen Pagina 1 van 9

Ketenanalyse Transport

CO-2 Rapportage Electrotechnische Industrie ETI bv Vierde Broekdijk JD Aalten Kamer van koophandel Arnhem

Rapportage Scope 3-Emissies Geïdentificeerde en gekwantificeerde emissies conform de Corporate Value Chain (scope 3) Accounting and Reporting Standard

Voortgangsrapportage 1 CO 2 -Prestatieladder

Scope 3 analyse. Opgesteld in samenwerking met: Will2Sustain, adviesbureau in duurzaam ondernemen

W & M de Kuiper Holding

1. INLEIDING 2. CARBON FOOTPRINT

Becommentariëring ketenanalyse Schreuder Beheer B.V. inzake CO 2 -Prestatieladder

Meest Materiële scope 3 emissies

Strategisch plan. Opdrachtgever. Auteur. NBB-groep D. Doornenbal. C. Everaars, Dé CO 2 Adviseurs

Carbon Footprint 2e helft 2015 (referentiejaar = 2010)

Ketenanalyse grasmaaien

Koopmans Bouw b.v. Bank KvK Veluwe en Twente ISO 9001 gecertificeerd. Datum 23 april Behandeld door H.

SCOPE 3 analyse van GHG genererende (keten) activiteiten

Gebr. Beentjes GWW B.V. CO 2 emissies 2012

Ketenanalyse Asbestinventarisatie

Voortgangsrapportage 10 ketenanalyse afvalverwijdering BESIX - OVT Utrecht

3.A.1-2 Emissie inventaris rapport 2016

CO-2 Rapportage Inhoudsopgave. Electrotechnische Industrie ETI bv Vierde Broekdijk JD Aalten Kamer van koophandel Arnhem

38,6. CO 2 (ton/jr) 2014

CO₂ Initiatieven. J.M. de Wit Groenvoorziening BV. Hazerswoude-Rijndijk Marco Hoogenboom. Afdeling KAM.

Deerns ketenanalyse downstream van een van de twee meeste materiele emissies

Halfjaarlijkse CO 2 rapportage 2015

Ketenanalyse project Kluyverweg. Oranje BV. Conform de CO 2 -Prestatieladder 3.0. Versie : Versie 1.0 Datum :

Energie Management Actieplan

CARBON FOOTPRINT 2014

Ketenanalyse Woon- Werkverkeer

Carbon footprint 2013

De CO2-footprint is weer bekend!

CO2-reductieplan 2015

Energie Audit verslag 2019 Energie Management Actieplan 2016 t/m 2021

KLIMAATTRANSPARANTIE

KWALITEITSMANAGEMENTPLAN VOOR EMISSIE INVENTARIS

Rangorde scope 3 emissies CO 2 -Prestatieladder niveau 4

Derde voortgangsrapportage CO2-emissiereductie.

Voortgangsrapportage 12 ketenanalyse afvalverwijdering BESIX - OVT Utrecht

Voortgangsrapportage 9 ketenanalyse afvalverwijdering BESIX - OVT Utrecht

1. INLEIDING 2. CARBON FOOTPRINT

[2018] Inclusief strategieën ter reductie van scope3-emissie. Aannemings- en wegenbouwbedrijf Verdam B.V.

Arnold Maassen Holding BV. Verslag energieaudit. Verslag over het jaar G.R.M. Maassen

Scope 1 doelstelling Scope 2 doelstelling Scope 1 en 2 gecombineerd 5% CO 2- reductie. 30% CO 2- reductie in % CO 2 -reductie in 2016 ten

CO 2 Prestatieladder. Ketenanalyse zand. Aspect(en): 4.A.1

CO₂-nieuwsbrief. De directe emissie van CO₂ - vanuit scope 1 is gemeten en berekend als ton CO₂ -, 95% van de totale footprint.

Energiemanagement actieplan 2017

KETENANALYSE DIESELVERBRUIK SCOPE 3 EMISSIE

KWALITEITSMANAGEMENTPLAN VOOR EMISSIE INVENTARIS

Reductiebeleid en (kwantitatieve) doelstellingen (3.B.1)

Carbon Footprint 1e helft 2015 (referentiejaar = 2010)

Hoofdstuk 4 beschrijft ons plan van aanpak, inclusief de te nemen maatregelen in het bedrijf en vervoer (3.B.1 van CO 2 -Prestatieladder).

Energie beoordelingsverslag

CO 2 -update H versie 2, 16 maart 2015

5.B.1_2 Voortgangsrapportage Review Co₂-emissies 2016 H1. Conform Co₂-prestatieladder B.1 met 2.A A A B.2

Scope 3 Analyse 2011

5.B.1_1 Voortgangsrapportage Review Co₂-emissies 2015 H1 + H2. Conform Co₂-prestatieladder B.1 met 2.A A A B.

Aannemersbedrijf Wagelaar B.V.

Periodieke rapportage eerste helft 2017

Carbon Footprint Rapportage H1-2014

Q Voortgang maatregelen gestelde reductiedoelstellingen scope 3. CO 2 -Prestatieladder VOORTGANGSRAPPORTAGE

Scope 3 emissie inventarisatie

Periodieke rapportage januari - juni CO₂ prestaties. Rijssen, maart Auteur: L.J. Hoff. Geaccodeerd door: M.

Hoogwaardig en veelzijdig

Versiebeheer. Eaton Industries (Netherlands) B.V. Ketenanalyse Xiria

[2018] Ketenanalyse Scope 3 Emissie [Transport van zand naar projecten in Diemen] Aannemings- en wegenbouwbedrijf Verdam B.V.

14 april 2013 (JF) Energie Management Actieplan

CO2-reductieplan. Samen zorgen voor minder CO2. Rapportage M

Carbon footprint 2011

Memo Meest Materiële Emissies CO 2 -Prestatieladder

Energiemanagement actieplan

Transcriptie:

CO 2 prestatieladder Ketenanalyse rapport Bouwdrogen en Kozijnen door J.P. van Eesteren Missie: Samen bouwen aan CO 2 reductie Opgesteld: 10 december 2010. Gewijzigd: 18 januari 2013 (o.b.v. SKAO handboek 2.1 18 juli 2012 en gewijzigde inzichten) Opgesteld door: A. van Hamburg Pagina 1 van 34

Samenvatting Voor u ligt de ketenanalyse van J.P. van Eesteren B.V. als onderdeel van de Carbon Footprint-analyse ten behoeve van de CO 2 -prestatieladder. Dit rapport geeft op basis van een analyse van bedrijfsprocessen aan, waar en bij welke twee procesonderdelen CO 2 -uitstoot plaatsvindt. Het draagt zo bij aan de kennisopbouw over de eigen organisatie en zet de contouren neer voor mogelijke verbeteringen. De gebruikte methodiek is conform de richtlijnen van het GHG-protocol. Hierbij is in vier fasen of stappen toegewerkt naar een inventarisatie van CO 2 -bronnen waarbij op basis van alle beschikbare kennis de uitstoot van CO 2 is gekwantificeerd. Op basis van deze procesanalyse zijn twee levenscyclus analyses uitgevoerd voor producten die een significant deel van de CO 2 -productie over de levenscyclus van het product. Door de keten van betrokken bedrijven te benaderen, is inzicht verkregen in de totale productie van CO 2 die door de betreffende producten worden veroorzaakt. De analyse van representatieve bouwprojecten heeft aangegeven dat binnen de voorbeeldprojecten de CO 2 emissie is toe te rekenen aan het vervoer van mensen en goederen (68%), direct gevolgd door droogstoken (13%), bouwkeetverwarming (8%) en verticaal transport middels telekraan (10%). Op basis van deze bevindingen is gekozen om het bouwdrogen te kiezen als onderwerp van een levenscyclus analyse. De tweede analyse zal kozijnen betreffen. Bouwdrogen Het afvoeren van bouwvocht gebeurt door middel van verdamping. Het in de constructie aanwezige vocht zal verdampen en worden opgenomen door de omringende lucht. De snelheid waarin de verdamping plaatsvindt, is afhankelijk van een aantal factoren: De relatieve luchtvochtigheid van de omringende lucht; De absolute temperatuur van de lucht; De snelheid waarmee de omringende lucht langs het oppervlak stroomt; De oppervlakte van het te drogen object in relatie tot de hoeveelheid vocht die het object bevat. Voor het drogen van gebouwen zijn grofweg drie technologische categorieën van mogelijkheden: sorptiedrogen (ontvochtiging), droogstoken en alternatieve wijzen van drogen. De toepassing van deze technologieën is afhankelijk van de vochthoeveelheid, de beschikbare tijd, omgevingsfactoren als het buitenklimaat (het weer) en de fase waarin het object zich op dat moment bevindt. De conclusie uit de analyses is dat condensdrogen (ontvochtiging) een hoger rendement kent ten opzichte van stoken, afhankelijk van de tijdzone (constructie temperatuur) van het object. Dit voordeel wordt teniet gedaan wanneer voor de benodigde elektriciteit van de drogers dieselgeneratoren worden ingezet. In alle situaties is gebleken dat de inzet van energie van nutsbedrijven minder CO 2 emissie oplevert. De te gebruiken droogstrategie is afhankelijk van vele factoren zoals beschikbaarheid van energie, beschikbare tijd, uit te voeren werkzaamheden, enz. De reductiedoelstelling moet daarom liggen in op het gebied van de projectmatige beheersing van deze factoren. Dat betekent dat het bouwdroogproces reeds bij de voorbereiding van het project aandacht vraagt. De reductiedoelen worden het best bereikt door: Het inschakelen van specialisten voor de keuze van bouwdroogapparatuur, Het tijdig betrekken van bouwdrogen in de planning De gebruikmaking van nutsvoorzieningen Het anders inzetten van bouwstroom. Gebaseerd op bovengenoemde acties is een reductie mogelijk van circa 18% van de totale CO 2 -emissie veroorzaakt door het bouwdrogen. Pagina 2 van 34

Het bouwdrogen is in de analyse gesteld als 13% van de totale scope 3 emissie. Met een jaaromzet van 297 miljoen in 2012 komt dit overeen met een uiteindelijke jaarlijkse realistisch reductiedoelstelling van 141,4 ton CO 2. Kozijnen Uit de categorie Extraction and production of purchased materials is gekozen voor het product kozijnen. In eerste instantie was het de bedoeling om vanuit een brede analyse, van drie materiaalsoorten een onderlinge vergelijking te maken tussen de materialen: hout, PVC en aluminium. Een nadere studie naar deze materialen leerde dat er op dit gebied al een en ander is gepubliceerd, waaronder in betrouwbaar Europees verband het rapport Environmental impacts and energy balances of wood products and major substitutes uitgevoerd door de Forestry Department van het Food and Agriculture Organization van de Verenigde Naties (Rome, 2002) De uitkomst van dit onderzoek leert dat de emissie voor een gestandaardiseerd kozijn 1.089 kg CO 2 is voor Aluminium Kozijnen, 996 kg CO 2 voor PVC kozijnen en 906 kg CO 2 voor houten kozijnen. Uitgaande van het gemiddelde is er een afwijking van circa 10%.De verliezen door het raam heen zijn hierbij de grootste bijdragende factor. Vanuit de diverse belangengroeperingen zijn verschillende geluiden te horen over de milieuvriendelijkheid van de verschillende materialen. De variabelen die hierbij worden gebruikt, lijken vooral de mening van de belangengroep te ondersteunen: Aluminium is vooral goed bij een lange levensduur, hout lijkt het te winnen bij een korte, economische levensduur en PVC is gebaad bij een goede recycling. Uit de analyse is gebleken dat er ismeer te winnen bij het goed opzetten van hoogwaardige recycling, dan dat er is te winnen in de keuze van materiaalsoorten. Voor iedere toepassing kan, afhankelijk ven de gekozen uitgangspunten en aannames, een ander optimaal product gekozen worden. In tweede instantie is gekozen om naast bovengenoemde vergelijking, te focussen op de verschillen inzake de CO 2 -voetafdruk voor het product aluminium kozijnen. Deze verfijning van keuze is gemaakt omdat JP van Eesteren voor haar werkzaamheden vooral aluminium kozijnen in het bestek aantreft. Via een gestructureerde lijst zijn aan drie leveranciers vragen gesteld. Nadere beschouwing van de aangeleverde gegevens van drie geraadpleegde leveranciers van aluminium kozijnen leert dat: Er geen eenduidige data aangeleverd (kan) word(en)(t) door de leveranciers van aluminium kozijnen; De leveranciers geografisch in dezelfde omgeving zijn gevestigd; De leveranciers het zelfde geografische bedieningsgebied hebben; De leveranciers hun materialen uit geografisch dezelfde omgeving halen (Noordwest Europa.); De producenten van het Aluminium geen gespecificeerde opgave (kunnen) doen van het energiegebruik en de daarbij gebruikte energiebron. Uit de bovenstaande constateringen kan worden gesteld dat de CO 2 emissie van de drie leveranciers van vergelijkbare omvang zal zijn. Immers zijn de werkprocessen soortgelijk en de reisafstanden redelijk overeenkomstig. De reductievoorstellen die uit deze ketenanalyse naar voren komen zijn de volgende: Bevorder transparantie over CO 2- uitstoot bij aluminium kozijn productie door dit mee te nemen in de beoordelingsmatrix voor de offertes; Bevorder het benutten van hergebruik van aluminium; Bevorder het gescheiden inzamelen van PVC om hoogwaardig hergebruik mogelijk te maken. De gestelde kwantitatieve doelstelling is dat in 2013 minimaal 50% van de leveranciers voor aluminium kozijnen een opgave kunnen doen van de carbon footprint van het door hun geleverde kozijn. Pagina 3 van 34

Voorwoord In dit document zijn ketenanalyses van bouwdrogen en kozijnen uitgevoerd. De ketenanalyses zijn uitgevoerd naar aanleiding van de CO 2 -prestatieladder van ProRail. Het document is opgesteld door J.P. van Eesteren B.V. De opzet en verificatie van de aangehouden methode van de CO 2 -berekeningen en de validatie van procesgerelateerde CO 2 -componenten heeft plaatsgevonden door Business Improvement. ProRail heeft met betrekking tot Business Improvement als kennisinstituut een op voorhand geen bezwaar -verklaring afgegeven op het gebied van de ketenanalyse. Omdat Business Improvement zelf betrokken is bij het opstellen van dit rapport, verbindt zij zich aan de analyse en de conclusies. Januari 2013, J. A. van Hamburg Hoofd KAM J.P. van Eesteren B.V. Pagina 4 van 34

Inleiding Uitgangspositie J.P. van Eesteren B.V. is actief op het vlak van duurzaam ondernemen en heeft haar CO 2 -uitstoot in kaart gebracht. Tevens werkt J.P. van Eesteren aan het reduceren van de uitstoot die aan haar toe te rekenen is. In dit kader zijn onder andere twee ketenanalyses en levenscyclusanalyses uitgevoerd. De geanalyseerde processen betreffen de primaire processen van J.P. van Eesteren, welke binnen haar bedrijfsvoering voor een significant deel van de activiteiten worden ingezet. De geanalyseerde producten zijn onderdelen van de productenportfolio van J.P. van Eesteren. Dit document beschrijft het projectenproces dat binnen J.P. van Eesteren wordt gehanteerd voor levering van civiele bouwkundige projecten. Doelstelling Doelstelling van de procesanalyse is door het in kaart brengen van processen, inzicht te krijgen in de verschillende onderdelen binnen deze processen die verantwoordelijk zijn voor de CO 2 -uitstoot. De methodiek die wordt gebruikt voor de analyses van enkele GHG-genererende (ketens van) activiteiten,staat beschreven in het GHG-protocol, deel A Corporate Accounting and Reporting Standard, hoofdstuk 4 Setting Operational Boundaries (pagina s 29 t/m 33). Aanpak Randvoorwaarden De volgende (rand)voorwaarden worden hierbij gesteld: De vier algemene stappen (pagina 30 en 31) vormen de herkenbare structuur van de analyse; Het dient hier te gaan om een significant deel van de emissies; Indien het bedrijf werken en/of leveringen aanbiedt, bijvoorbeeld een aannemer, dan dient de analyse tenminste een activiteit of een keten van activiteiten, uit de categorie Extraction and production of purchased materials and fuels en één activiteit uit een andere categorie te omvatten; Indien het bedrijf alleen diensten aanbiedt, bijvoorbeeld een ingenieursbureau, dan dient de analyse tenminste twee activiteiten uit verschillende categorieën te omvatten; Het resultaat van deze analyse dient een aanvulling te zijn op de bestaande (gepubliceerde) kennis en inzichten of, anders gesteld: dient bij te dragen aan het voortschrijdend maatschappelijk inzicht. Stap 1 In een algemeen interview met een kennishebber van de organisatie en de hierin uitgevoerde processen (bijvoorbeeld de projectleider) wordt gedocumenteerd wat de grenzen zijn van de rapporterende organisatie, welke productieprocessen zich hierin afspelen (we onderscheiden hierin de ondersteunende processen zoals boekhouding, personeelszaken, verkoop enzovoort) en welke van deze processen relevant zijn voor de uitgevende partij van de CO 2 -prestatieladder. Binnen de groep van relevante productieprocessen worden twee processen gekozen die deel uitmaken van de aanbieding aan de uitgevende partij en waarvan de analyse een aanvulling is op de bestaande (gepubliceerde) kennis en inzichten: ze dragen bij aan het voortschrijdend maatschappelijk inzicht. Voor deze processen worden vertegenwoordigers geïdentificeerd die detailkennis hebben van de betreffende processen. Deze vertegenwoordigers worden geïnterviewd en de aldus gegenereerde informatie wordt vastgelegd in een processtroomschema. Resultaat van deze fase zijn minimaal twee geanalyseerde processen, grafisch weergegeven in een processchema. Pagina 5 van 34

Stap 2 Tijdens de tweede fase wordt bepaald welke processtappen relevante CO 2 -productie hebben. Van iedere processtap die in het processtroomschema is geïdentificeerd, wordt vastgelegd welke directe, indirecte of door derden gegenereerde CO 2 -productie kan worden geïdentificeerd. De directe en indirecte CO 2 -productie wordt gerapporteerd in de CO 2 -rapportage, de nadruk ligt hier op de CO 2 -productie bij derden en mogelijke verbeteringen door ketenintegratie en/of branche-initiatieven. Van iedere geïdentificeerde stap waarbij sprake is van CO 2 -productie, wordt tevens aangegeven of deze door derden wordt veroorzaakt. Stap 3 Tijdens de derde fase worden de partners in deze waardeketen geïdentificeerd. Alle emissies door derden kunnen worden toegerekend aan een ketenpartner. Deze ketenpartners zullen met de gegevens van de afdeling inkoop worden geïdentificeerd. Vaak zijn er meerdere leveranciers voor bepaalde producten of diensten; hiervan zal de leverancier met het grootste leveraandeel in ogenschouw worden genomen. Resultaat van deze fase is een visuele aanduiding binnen het grafische processchema waar partners emissies toevoegen aan het proces. Waar mogelijk, is dit aangevuld met de benoeming van de specifieke partners. Stap 4 Tijdens de vierde fase worden de emissies van derden gekwantificeerd. Van de leveranciers met hun productieproces zoals geïdentificeerd in stap 3, wordt een meest betrouwbare bron gevonden die uitspraken kan doen over de productie van CO 2 in het proces. Aangezien de CO 2 -rapportages binnen bedrijven nog in ontwikkeling zijn, is het aannemelijk dat deze gegevens niet bekend zijn. In deze situatie zal een benadering worden gekozen om tot een uitstoot van CO 2 te komen die overeenkomstig is met de omrekenmethodiek op basis van de GHG-conversiefactoren. Resultaat van deze fase is een gekwantificeerde opgave van CO 2 -emissies per processtap, typisch voor de processtap. Stap 5 Tijdens de vijfde fase worden de reductiedoelstellingen geformuleerd in samenwerking met één of meerdere van de in fase 3 geïdentificeerde ketenpartners. Pagina 6 van 34

Life Cylce Analyse Life Cylce Analyse Output Proces Input Grondstof delven Productie halffabrikaat Productie halffabrikaat Eigen Productie Distributie Gebruik End of life/ Afval - Convergent e producten Divergente producten Met de lijst van significante processtappen wordt van een product een levenscyclus analyse opgezet. De keuze van een product gebeurt op basis van de significantie van de CO 2 -uitstoot, alsmede aan de mate van bijdrage het voortschrijdend maatschappelijk inzicht ten aanzien van CO 2 -uitstoot. In de praktijk van de prestatieladder zal dit nauw aansluiten bij te nemen initiatieven. Stap 6 Tijdens de zesde fase wordt de start gegeven aan een of meerdere initiatieven om de ketenreductiedoelstellingen te gaan halen. Hierbij wordt de gehele Deming-cirkel doorlopen en reducties aangetoond aan certificerende instanties. Pagina 7 van 34

Procesanalyse: In het kader van deze ketenanalyse is het project Renovatie van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer & Visserij (LNV), (inmiddels Ministerie EL&I ) als model genomen voor het in kaart brengen van de CO 2 -uitstoot bij de uitvoering van de bedrijfsactiviteiten met aanvulling van delen van het project Europol. J.P. van Eesteren B.V., gevestigd te Rotterdam, Amsterdam en Bunnik realiseert landelijk bouwwerken in de sectoren utiliteitsbouw, industrie, woningbouw, restauratie en verbouw/onderhoud/renovatie. Naast het coördineren van nevenaannemers treedt J.P. van Eesteren ook op als contractant van integrale projecten. Bij de procesanalyse is uitgegaan van twee projecten waarbij J.P. van Eesteren de coördinatie uitvoerde voor nevenaannemers. De opdracht voor deze nevenaannemers is rechtstreeks gegeven door de opdrachtgever. De omzet liep niet door de boeken van J.P. van Eesteren, net zoals J.P. van Eesteren geen verantwoording had over de projectuitvoer van deze nevenaannemers. Derhalve is het valide om deze werkzaamheden, hoewel uitgevoerd op de projecten, buiten de activiteiten van J.P. van Eesteren te houden. Een belangrijke toegevoegde waarde is het optimaliseren en haalbaar maken van plannen. Het meedenken, aandragen en uitwerken van alternatieve oplossingen zijn sterke punten die J.P. van Eesteren al in een vroeg stadium tot gesprekspartner voor haar opdrachtgevers maken. Een groot deel van de omzet wordt dan ook uitgevoerd in bouwteamverband. Voorts treedt J.P. van Eesteren op als ontwikkelend partner. Samenwerkingsvormen op het gebied van planontwikkeling, Design & Build en Engineering zijn daarvan voorbeelden. Het leeuwendeel van de opdrachten wordt traditioneel uitgevoerd door het inschrijven op een bestek. Dit is dan ook genomen als uitgangspunt bij de procesanalyse. Pagina 8 van 34

Processchema Generieke bouwprojecten nieuwbouw & renovatie Input Functie Output Paarse activiteit betekent significante CO 2 uitstoot. start Ontvangst van bestek 1. Maken van begroting / aanbieding (Succesvolle) Aanbieding. 2.Leveringen 3. Mobiliseren bouwplaats 4. Hijskraan & Bouwkeet, Div. periodiek onderhoud. 5. Aanvoer van damwanden - riolering 6. Voorbereidend grondwerk 7. Afvoer van grond & afval 8. Materialen 9, Ruwbouw 10. Materialen: dakdelen, bliksembeveiliging - geveldelen 11. Daken & gevels 12. Bouwafval, puin, verpakkings materiaal. 13. Materialen: Roltrappen liften - etc 14. Ruwe afbouw 12. Bouwafval, puin, verpakkings materiaal. 15. Bouwdrogers 16. Coördinatie voor leveranciers opdrachtgever 17. Afbouw 12. Bouwafval, puin, verpakkings materiaal. 18. Eerste oplevering Restpuntenlijst. Restpuntenlijst 19. Restpunten 20. Transport 21. Demobiliseren 22. Oplevering / einde Pagina 9 van 34

Processpecificatie Nr. Activiteit Beschrijving generieke bouwprojecten nieuwbouw & renovatie 1 Maken van begroting / aanbieding Op basis van een ontvangen (STABU)bestek wordt een projectplan en een begroting gemaakt. Ten behoeve van de begroting en de bijbehorende offerte zullen enkele mensen werkzaamheden uitvoeren op het hoofdkantoor, alsmede worden van verschillende leveranciers offertes aangevraagd. Veel van deze communicatie zal elektronisch verlopen en heeft derhalve een laag ingeschat gevolg voor de CO 2 - uitstoot 2 Leveringen De leveringen die hier zijn bedoeld, betreffen de materialen op de bouwplaats die dienen voor het kwartier maken: de bouwkeet/directiekeet, de hijs(toren)kraan, hekken, schuttingen, enz. Veel van deze leveringen worden gegroepeerd aangeleverd en worden uitgevoerd door de Materieel Dienst Bergambacht: deze valt binnen de organisational boundary en heeft een eigen CO 2 -opgave in het kader van de CO 2 -prestatieladder. Het aantal transportbewegingen zal zijn gelimiteerd tot enkele vrachtwagenladingen. 3 Mobiliseren bouwplaats 4 Hijskraan & Bouwkeet, Div. periodiek onderhoud. 5 Aanvoer van damwanden - riolering 6 Voorbereidend grondwerk 7 Afvoer van grond & afval Het mobiliseren op de bouwplaats bestaat uit het opbouwen van de bouwkeet/directiekeet. De panelen die hiervoor worden gebruikt, zijn met mankracht te tillen, eventueel zal met behulp van een (mobiele) kraan enkele delen worden getild indien daar aanleiding toe is. Hekken, schuttingen en rijplaten worden over het algemeen met de kraan op een vrachtauto gelost en direct op de plaats neergezet. Gedurende het project zijn de hijs(toren)kraan en de bouwkeet de grote kostenposten voor het energieverbruik. Uit projectramingen blijkt dat tot 40% van het elektriciteitsverbruik voor rekening komt van de torenkraan, 20% voor de bouwkeet en de restende 40% voor de rest van de bouw, inclusief onderaannemers. De torenkraan wordt inclusief de kraandrijver betrokken bij een leverancier, en staat onder aansturing van de projectleider van J.P. van Eesteren. Wanneer op een locatie wordt gebouwd waar door de energiemaatschappij nog geen bouwstroom kan worden geleverd, zal met behulp van aggregaten plaatselijk elektriciteit worden opgewekt. Het periodiek onderhoud van de hijskraan, aggregaten en dergelijke zal wekelijks plaatsvinden door MDB. Het aanvoeren van damwanden en rioleringsdelen kunnen afhankelijk van de hoeveelheid een grote hoeveelheid aan transportbewegingen opleveren. Voordat een object in Nederland kan worden gebouwd, is een hoeveelheid voorbereidend grondwerk noodzakelijk: aanleggen van damwanden, bemaling van grondwater, afgraven van een bouwput, aanleggen van af en aanvoerwegen, aanleggen van leidingen voor gas, water, licht en data, alsmede de aanleg van riolering en hemelwaterafvoer. Het grondverzet gebeurt door diesel aangedreven machines, hiermee wordt significant CO 2 uitgestoten. Veelal zal worden getracht de hoeveelheid grond die wordt afgegraven binnen het werk te hergebruiken. Wanneer de grond is vervuild, zal hier een extra reinigingsstap worden doorlopen. In alle gevallen zal de grond via de weg worden getransporteerd. Als stelregel kan worden genomen dat er per auto 20-25 m 3 grond kan worden vervoerd. 8 Materialen De aanvoer van materialen voor de ruwbouw vormt en groot deel van het transportdeel van de waardeketen. Alle delen van de (ruw)bouw worden via de weg aangeleverd, hetzij in prefabdelen danwel in de vorm van grondstof. Hieronder vallen bijvoorbeeld de vloerdelen, prefab wanden, kolommen en balken. Pagina 10 van 34

9 Ruwbouw In de ruwbouw wordt het casco van het gebouw gevormd. Dit begint bij de fundering, stalen delen, prefab betonnen delen en ter plekke gestort beton. Tijdens de productie van beton en cement wordt een significante hoeveelheid CO 2 uitgestoten; hiervan is in verschillende onderzoeken al gewag van gemaakt. 10 Materialen: dakdelen, bliksembeveiliging - geveldelen Nadat het casco staat worden andere delen toegevoegd: daken, bliksembeveiliging, geveldelen. De geveldelen worden veelal prefab aangeleverd, afhankelijk van de soort gevel die wordt toegepast. Het dak wordt in delen aangeleverd en ter plaatse geplakt. 11 Daken & gevels Ten behoeve van daken en gevels wordt per definitie veel hijswerk verricht. Het monteren van de onderdelen tot één geheel is beperkt in de zin van CO 2 uitstoot. Bij het plakken van bitumen voor het dak wordt een hoeveelheid gas gebruikt voor branders. Eindresultaat van deze fase is het wind- en waterdicht opleveren van het gebouw. 12 Bouwafval, puin, verpakkingsmateriaal. 13 Materialen: Roltrappen liften etc Bij deze fase in de bouw ontstaat een hoeveelheid verpakkingsafval en restafval. De hoeveelheden afval worden door het afvalverwerkingsbedrijf opgehaald en per afvalstroom geregistreerd. De bron van het afval is door de centrale gesorteerde afvalverzameling niet langer te achterhalen. De grote installatiedelen worden zo spoedig mogelijk in de afbouwfase gemonteerd. Hierbij moet worden gedacht aan de liften en roltrappen. Het aanleveren hiervan gebeurt met enkele vrachtautoladingen. 14 Ruwe afbouw In de ruwe afbouwfase is het pand grotendeels wind- en waterdicht. Cementdekvloeren worden gestort incl. eventueel stucwerk. 15 Bouwdrogers Door de toepassing van cement, beton en gips waarin veel water verwerkt zit, is het noodzakelijk dat er wordt geventileerd om het water via verdamping af te voeren. Aangezien warme lucht meer water kan opnemen dan koude lucht, alsmede dat veel bewerkingen een minimale temperatuur vereisen, wordt zeer veel energie verbruikt bij het bouwdrogen. Dit bouwdrogen volgt vaak uit de eis van de opdrachtgever m.b.t. de doorlooptijd van het project. 16 Coördinatie voor leveranciers opdrachtgever Als eerst aanwezige bouwonderneming met een groot aandeel, waarbij de planning van het civiele bouw gedeelte leidend is voor de overige (neven)aannemers, verzorgt J.P. van Eesteren veelal de coördinatie namens de opdrachtgever. Het subtiele verschil is dat de opdrachtgever rechtstreeks opdrachten verleend aan de nevenaannemers, waarmee J.P. van Eesteren contractueel niet aansprakelijk is. 17 Afbouw Tijdens de afbouwfase worden door (vnl.) de nevenaannemers werkzaamheden verricht om de fijne afbouw van het gebouw te verrichten. Denk hierbij aan de elektrotechnische, werktuigbouwkundige en installatietechnische werkzaamheden. Deze fase levert vrij veel verpakkingmateriaal en restafval op. Tevens is er veel verkeer van lev. s/medewerkers die elk hun eigen deel van de levering verzorgen. 18 Eerste oplevering Bij de eerste oplevering wordt met de opdrachtgever en de ontwerpverantwoordelijke deel voor deel het pand doorgenomen om ter plekke te bezien of de kwaliteit van het werk zijn verricht naar de eisen zoals gesteld in het bestek. De lijst met restpunten vormt een deel van het contract, eerst nadat de restpunten zijn opgelost, wordt de laatste betaling vrijgegeven en is het werk geheel overgedragen aan de opdrachtgever. 19 Restpunten Iedere leverancier die in zijn deel van de levering werkzaamheden dient te verrichten om tot acceptatie van het werk te komen (het verhelpen van de restpunten), moet zijn eigen deel vervolmaken. Resultaat van dit deel is een oplever gereed werk. Pagina 11 van 34

20 Transport Dit transport betreft het ophalen van alle delen die tijdens de bouw zijn gebruikt: de hekken, bouwkeet, torenkraan, aggregaten enz. Een deel van deze materialen zal gedurende de bouw al zijn opgehaald. 21 Demobiliseren Alle eigen middelen van de bouwondernemening worden afgebroken en opgehaald. Het terrein wordt opgeleverd volgens contractuele afspraken. 22 Oplevering / einde Het formele opleveren betekend de overdracht van het werk en het vervolmaken van de contractvoorwaarden. Pagina 12 van 34

Kwantificering CO 2 -emissies Voor de kwantificering van de productie van CO 2 is primair gebruik gemaakt van de gegevens van het voorbeeldproject Ministerie LNV. De uitstoot van CO 2 als gevolg van vervoer is verkregen door middel van het koppelen van de leverancierslijst met de aanwezigheidsregistratie. De opgave van bouwdrogen en torenkranen volgt uit de energie-audit en de facturen van de leveranciers. De uitstoot van diverse apparatuur volgt uit de opgave van de betreffende onderaannemers. De afvalstromen zijn conform de opgave van de afvalverwerker. Pagina 13 van 34

Wanneer de verschillende bronnen worden vergeleken, blijkt dat het gezamenlijke vervoer de grootste post is binnen het totaal (68%). Direct gevolgd door droogstoken middels diesel 13%, telekraan (10%) en de bouwkeetverwarming op aardgas (8%). In de berekening is duidelijk te zien wat de invloed is het toepassen van groene stroom (WIND220) op de CO 2 -uitstoot. Met name bij het bouwdrogen, energieverbruik bouwkeet en het gebruik van de torenkraan geeft een nagenoeg verwaarloosbare CO 2 - uitstoot. Dit laat zich verklaren doordat de torenkranen vertikaal transport verrichten en dat droogstoken een thermisch proces is. Bij vertikaal transport dient de zwaartekracht overwonnen te worden en bij een thermisch proces is warmte betrokken. Als gevolg van de natuurwetten kost dit energie en derhalve CO 2 uitstoot. 1% 0% 0% 0% 0% 0% 8% 13% 10% 68% Vervoer Bouwdrogen: diesel Bouwdrogen: elektra Torenkraan Bouwkeet: elektra Bouwkeet: aardgas Telekraan Compressor Graafmachine Verreiker Gebaseerd op de bovenstaande gegevens is besloten om de eerste levenscyclusanalyse te uit te voeren over het droogstoken, dat tevens een post is uit de categorie Extraction and production of purchased materials and fuels. Voor de tweede levenscyclusanalyse is besloten kozijnen als onderwerp te kiezen. Hoewel het aandeel beton groter is, is doordat er al vergelijkbare analyses van prefab beton en in-situbeton gepubliceerd zijn besloten dat dit een onvoldoende aanvulling is op de bestaande (gepubliceerde) kennis en inzichten: het zou niet zinvol bijdragen aan het voortschrijdend maatschappelijk inzicht. Pagina 14 van 34

Product levenscyclus analyse 1: In het kader van deze ketenanalyse is wordt de activiteit bouwdrogen onderzocht. Deze activiteit is gekozen, omdat het bouwdrogen een significant deel van de CO 2 -uitstoot voor zijn rekening neemt. De apparatuur voor bouwdrogen wordt geleverd door een gespecialiseerde leverancier. Deze kent hierbij tevens een belangrijke rol ten aanzien van het dimensioneren en plaatsen van bouwdrogers. Ook de levering van de benodigde energie kan hierin zijn opgenomen, danwel door de opdrachtgever worden aangeleverd. Hiermee is het een levering door derden, waarmee de bijbehorende CO 2 emissie in scope 3 plaats vindt. Voor het bouwdrogen zal voornamelijk de gebruiksfase van de droogapparatuur worden bezien, omdat dit de grootste post van uitstoot is. Waarom bouwdrogen? Tijdens de bouw van moderne gebouwen wordt er een grote hoeveelheid water verwerkt. Dit water komt uit nat gestort beton en cement van de constructie en dekvloeren. Voordat een gebouw wind- en waterdicht is, kunnen tevens grote hoeveelheden hemelwater het gebouw binnendringen. Ook verf, lijm en stucwerk bevat veel vocht dat het gebouw dient te verlaten. Voor veel werkzaamheden is een bepaalde spreiding van luchtvochtigheid noodzakelijk (een maximum en minimum percentage relatieve luchtvochtigheid). Hieronder valt onder andere het schilderen. Ook voor het gieten van dekvloeren is vaak een bepaalde vochtigheidsgraad van de ondervloer nodig. Daarnaast geldt dat in winterse omstandigheden tevens een minimumtemperatuur benodigd is voor de verschillende werkzaamheden. Het afvoeren van bouwvocht gebeurt door middel van verdamping. Het in de constructie aanwezige vocht zal verdampen en worden opgenomen door de omringende lucht. De snelheid waarin de verdamping plaatsvindt, is afhankelijk van een aantal factoren: De relatieve luchtvochtigheid van de omringende lucht; De absolute temperatuur van de lucht; De snelheid waarmee de omringende lucht langs het oppervlak stroomt; De oppervlakte van het te drogen object in relatie tot de hoeveelheid vocht die het object bevat. Methodes van bouwdrogen. De beste methode om een gebouw droog te krijgen, is continue en gelijkmatig te verwarmen en veel te ventileren. Deze methode is echter tijdconsumerend. Vaak zal gedurende de bouw sneller moeten worden gedroogd om de bouwtijd te verkorten. Er bestaan een aantal methodes om de droogtijd te bekorten. Hierbij wordt uitgegaan van de situatie dat de bouwlocatie wind- en waterdicht is gemaakt; hetzij door de bouwkundige gevels en ramen, hetzij door tijdelijke schermen te plaatsen in de uitsparingen/gaten in de gevel: Verhogen van de luchttemperatuur, waardoor er meer vocht per m 3 lucht kan worden opgenomen; Het verlagen van de luchtvochtigheid van de aanwezige lucht waardoor de aanwezige lucht weer vocht kan opnemen; Het in beweging brengen van de luchtmassa waardoor door de aanwezige lucht meer vocht wordt opgenomen. Maandgemiddelde temp. NL 2009 1 Pagina 15 van 34

Het aanwezige vocht in het gebouw dat dient te worden afgevoerd, zal dat doen in de vorm van waterdamp. Uiteraard kunnen plassen water met een trekker en/of waterzuiger worden verwijderd; dit valt buiten de grenzen van dit onderzoek. Het verdampte water zal door de omringende lucht worden geabsorbeerd. De mate waarin de waterdamp door de lucht kan worden geabsorbeerd, is afhankelijk van hoeveel vocht reeds in de lucht aanwezig is en hoeveel vocht er nog in kan worden opgenomen. Deze hoeveelheid is afhankelijk van de luchtdruk en luchttemperatuur. Voor het gemak nemen we aan dat de luchtdruk constant is met een druk van 1013,2 hectopascal (=millibar). De temperatuur in Nederland varieert tussen -5 C en +25 C met een gemiddelde van 10,5 C in het jaar 2009 (KNMI de Bilt). Bij de variabele temperatuur geldt een relatieve luchtvochtigheid. De relatieve luchtvochtigheid is een verhouding die aangeeft hoeveel waterdamp de lucht bij de heersende temperatuur bevat ten opzichte van de maximale hoeveelheid die er in een bepaalde hoeveelheid lucht (bij die temperatuur) kan. Een waarde van 100% wijst op een maximale hoeveelheid waterdamp: de lucht is dan verzadigd. Bij een relatieve luchtvochtigheid van 50% bevat de lucht bij de heersende temperatuur de helft van de maximaal mogelijke hoeveelheid waterdamp. De hoeveelheid vocht die lucht kan bevatten, is, zoals beschreven, mede afhankelijk van de temperatuur. Professor R.Mollier heeft dit onderzocht en de bevindingen uitgezet in een enthalpiediagram: Het H-X diagram. Dit diagram is tegenwoordig alom bekend als het Mollierdiagram. Gemiddelde relatieve luchtvochtigheid (NL) 1 Uit het diagram blijkt dat de absolute hoeveelheid waterdamp in de lucht progressief toeneemt bij oplopende temperaturen. Ten behoeve van de relatieve luchtvochtigheid hoeven slechts de blauwe lijnen te worden gevolgd: op de verticale as staat de temperatuur uitgezet. Volg de horizontale lijn totdat de betreffende relatieve luchtvochtigheid is bereikt. Vertikaal onder dit snijpunt is te lezen hoeveel gram water per kilogram lucht wordt gevonden. 1m 3 lucht in standaard atmosfeer bevat 1.225 gram lucht. Mollier diagram 1 Pagina 16 van 34

Een uitgewerkt rekenvoorbeeld is hieronder weergegeven: Stel: een omgevingstemperatuur van 20 C bij een relatieve luchtvochtigheid van 80%. Vanuit het snijpunt van 20 C en 80% RV is recht naar beneden te lezen dat dit 10,4 gram water per kilogram lucht bevat. Deze lucht wordt met 15 C gekoeld naar 5 C. Bij een temperatuur van 14 C zal de lucht zijn verzadigd en bij verder afkoelen zal deze lucht condenseren. Lucht bij 5 C bevat nog 5,4 gram water per kilogram lucht. Dat wil zeggen dat 5 gram water is gecondenseerd en uit de lucht is gehaald. De warmte die uit de lucht is gehaald, wordt er verderop weer aan toegevoegd waardoor de lucht weer opwarmt naar 20 C. De bijbehorende relatieve luchtvochtigheid is nu circa 38%. Een belangrijke conclusie is dat een omgevingstemperatuur onder de 5 C onvoldoende water kan bevatten om zinvol te ontvochtigen en dat lucht boven de 20 C significant meer vocht kan bevatten. Een ideale onvochtigingssituatie zal dus een combinatie bevatten van verwarming, condensatiedrogers en ventilatie. Soorten droging Er bestaan verschillende soorten van droging. Deze zijn gebaseerd op verschillende principes. Bouwdroger (koeldrogen): Bij een bouwdroger wordt gecondenseerd gas via een expansie-eenheid ingespoten in een verdamperblok waar het verdampt. Hiervoor is warmte nodig, dat aan de passerende lucht wordt onttrokken. De vochtige lucht uit de ruimte wordt over de verdamper gezogen, waar het heftig wordt afgekoeld, waardoor het water in de lucht condenseert. Het water wordt afgevoerd. De koude lucht wordt hierna door het condensorblok weer opgewarmd en als droge, warme lucht de ruimte weer ingeblazen. De warmte die hiervoor benodigd is, komt uit de compressie van het verdampte koelgas. Het proces is hiermee in thermisch opzicht neutraal. Bij een ruimte temperatuur van 14ºC en lager komt de verdampingstemperatuur van de koeldroger onder 0ºC. Gevolg hiervan is dat er rijpvorming op de kondensor ontstaat en de kondensdroger periodiek in een ontdooifase terecht komt (wel energie verbruik, geen droogrendement) Naarmate de ruimte temperatuur lager wordt, worden de ontdooicyclussen steeds periodieker en langer. (adsorptiedrogers) De sorptiedroger bevat een roterende kern (rotor) van hygroscopisch materiaal. De ruimtelucht wordt door deze rotor geblazen met een ventilator. De rotor neemt een groot deel van het aanwezige vocht uit de ruimtelucht op. De rotor draait met een snelheid van ca. 6 omwentelingen/uur langs een verwarmde kamer. Met een tweede ventilator wordt deze warmte door de rotor geblazen met als doel deze te drogen. Het vocht wordt opgenomen door deze verwarmde lucht en direct buiten de ruimte afgevoerd, of via een condensor gecondenseerd). Bij een intrede conditie vanaf 14ºC tot 5ºC is deze droog methode aanmerkelijk efficiënter dan de traditionele bouwdroger. Deze toepassing behoeft geen periodieke ontdooi cyclus zoals bij een koeldroger waardoor het droog rendement/resultaat gunstiger wordt naarmate de ruimte temperatuur daalt. Vanaf een constructie temperatuur van 5ºC sluiten de poriën in de constructie waardoor de vochtafgifte geringer wordt Warmtekanon: Bij een warmtekanon wordt de aanwezige lucht door verbranding van een brandstof verwarmd. Warme lucht kan aanzienlijk meer vocht bevatten dan koude lucht. Lucht van 30 C kan drie keer zoveel vocht bevatten als lucht van 10 C. Deze brandstof kan zowel vloeibaar als gasvormig zijn. Tegenwoordig worden vooral indirect gestookte warmtekanonnen gebruikt, enerzijds om te voorkomen dat de door verbranding gevormde waterdamp weer in het pand komt, anderzijds om risico s als gevolg van slechte verbranding te voorkomen: denk hierbij aan roetvorming en koolmonoxide. Pagina 17 van 34

Ventilatie: Door de (nog niet met vocht verzadigde) lucht te laten circuleren, zal meer vocht in het beschikbare volume lucht worden opgenomen. Het voldoende circuleren van droge warme lucht draagt in grote mate bij aan snellere droging Adsorptiedrogers: Een methode die in de (nieuw)bouw niet direct wordt toegepast, zijn chemische absorptiedroger op basis van silicagel. Deze methode is zeer goed voor lage temperaturen en lage luchtvochtigheids-percentages. Voor een condensdroger is een veel lagere elektrische aansluitspanning voldoende, het geen belangrijk is uit oogpunt van energiebesparing. Het omslagpunt waarbij een adsorptiedroger efficiënter is dan een condensdroger, ligt bij ca. + 14 C. De ruimtelucht bereikt dan zelf bijna het verzadigingspunt van 100% R.V. en zal daardoor nauwelijks water opnemen. Alternatieven: Gebruik maken van de gebouwverwarming Door gebruik te maken van de gebouwverwarming zal een goede verdeling van de toegevoerde warmte zorgen voor een optimale droging. Dit is mogelijk bij renovatie, bij nieuwbouw is dit vaak niet mogelijk. Indien de mogelijkheid zich technisch en praktisch voordoet zal bij b.v. gebruikmaking van bestaande CV installaties (gebouwverwarming) in combinatie met warmtewisselaars nagenoeg CO 2 -neutraal gedroogd kunnen worden. Onderzoek met behulp van installateurs of de capaciteit van de bestaande CVinstallatie(s) deze methodiek mogelijk maken. Microwave drogen Het droge met behulp van microgolfstralen is een methode die kan worden toegepast voor snelle lokale droging. Hierbij ontstaat warmte binnenin het materiaal. Het voordeel is dat dit lokaal kan worden gebruikt met snelle droogtijden, het nadeel is dat het onder constante controle moet plaatsvinden vanwege de potentieel gevaarlijke straling die wordt gebruikt. Infrarood drogen Een alternatieve manier van drogen is het gebruiken van infrarood, bijvoorbeeld bij gipsbeton blokken. Door de panelen worden de blokken verwarmd tot 40 a 50 C. Hierdoor wordt de dampdruk in het materiaal vergroot waardoor het vocht uit het materiaal zal ontsnappen. Deze methode is bruikbaar voor specifieke toepassingen. Deze drie alternatieven laten we buiten beschouwing bij de kwantificering van CO 2 bij bouwdrogen. Pagina 18 van 34

Toepasbaarheid De keuze tussen de verschillende vormen van droging zal afhangen van een aantal factoren: 1 Hoeveelheid vocht; 2 Beschikbare tijd; 3 De omgevingsfactoren. We onderkennen een achttal verschillende situaties gebaseerd op deze drie vrijheidsgraden. Ter wille van de duidelijkheid gaan we uit van de extremen. In de praktijk zullen de meeste situaties zich op een punt binnen dit spectrum bevinden. De acht gevonden mogelijkheden zijn: 1 Veel vocht, veel beschikbare tijd, winter; 2 Weinig vocht, veel beschikbare tijd, winter; 3 Veel vocht, veel beschikbare tijd, zomer; 4 Weinig vocht, veel beschikbare tijd, zomer; 5 Veel vocht, weinig beschikbare tijd, winter; 6 Weinig vocht, weinig beschikbare tijd, winter; 7 Veel vocht, weinig beschikbare tijd, zomer; 8 Weinig vocht, weinig beschikbare tijd, zomer. Veel vocht, veel beschikbare tijd, winter Bij veel vocht en veel beschikbare tijd in de winter is de omgevingstemperatuur laag en veelal ook de relatieve luchtvochtigheid. Het verwarmen van de ruimte zal resulteren in afvoer van vocht. Weinig vocht, veel beschikbare tijd, winter Bij weinig vocht en veel beschikbare tijd kan natuurlijke ventilatie of alleen geforceerde ventilatie al zorgen voor afvoer van vocht. Vaak zal worden bijgestookt ten behoeve van werkbare omstandigheden. Veel vocht, veel beschikbare tijd, zomer Veel vocht en veel beschikbare tijd in de zomer is een situatie die zich leent voor veel ventilatie. Weinig vocht, veel beschikbare tijd, zomer Bij weinig vocht en veel beschikbar tijd kan het lonend zijn om uitsluitend de vochtige plaatsen te behandelen. Verdere behandeling is overbodig. Pagina 19 van 34

Veel vocht, weinig beschikbare tijd, winter Veel vocht bij weinig beschikbare tijd vraagt om de grootste inspanning. Hierbij zal de temperatuur binnen het gebouw dusdanig gemaakt moeten worden dat er voldoende vochtopname mogelijk is, terwijl er tegelijkertijd zal moeten worden ontvochtigd en geventileerd. Weinig vocht, weinig beschikbare tijd, winter Bij weinig vocht en weinig beschikbare tijd moet afhankelijk van de temperatuur volcontinue worden geventileerd waarbij de temperatuur dient te worden gecontroleerd. Een gelijkmatige verdeling van de droge lucht is daarbij van groot belang. Wellicht zelfs belangrijker dan verwarming en ontvochtiging. Te hoge verwarming zonder ventilatie kan leiden tot condensatie van vocht in koude hoeken. Veel vocht, weinig beschikbare tijd, zomer Veel vocht, weinig tijd in de zomer: de temperatuur is relatief hoog. Hierdoor zal de lucht veel vocht kunnen bevatten. Condensdrogers zullen hierbij veel vocht uit de lucht nemen. Weinig vocht, weinig beschikbare tijd, zomer Bij weinig vocht in de zomer is het waarschijnlijk een plaatselijke situatie. Hier kan met lokale droging op verschillende wijzen worden ontvochtigd. De verschillende vormen van drogen staan hieronder schematisch weergegeven. Het is door de sterk wisselende omgevingsfactoren niet mogelijk om een sluitende berekening te maken van een concreet en feitelijk voorbeeld om daarmee de werkelijke uitstoot van het drogen van een gebouw aan te tonen. Pagina 20 van 34

De onderstaande berekeningen zijn gebaseerd op de opgaven van een leverancier van gebouwdroge materialen en gebaseerd op 1.000 m 3 luchtbehandeling. Deze zijn onderling te vergelijken, de daadwerkelijke droging die dit bewerkstelligd, is geheel afhankelijk van de voornoemde omgevingsfactoren. Pagina 21 van 34

De berekende kilo s CO 2 -uitstoot per 1.000 m 3 lucht is in de onderstaande grafiek weergegeven: 25,0 23,4 diesel 20,0 propaan Aardgas electrisch op netstroom 15,0 warm water (875 ltr, 80 C) Electrisch via dieselgenerator 10,0 8,8 5,9 8,0 Ontvochtigingsapparaat op netstroom Ontvochtigingsapparaat via generator 5,0 3,4 2,0 0,4 0,3 - De conclusie uit deze grafiek is dat drogen (ontvochtiging) veelal een hoger rendement kent ten opzichte van stoken. Dit voordeel wordt teniet gedaan wanneer voor de benodigde elektriciteit van de drogers dieselgeneratoren worden ingezet. Ook hier is de invloed van groene stroom (WIND220) duidelijk terug te zien in de CO 2 -uitstoot bij het bouwdrogen met gebruikmaking van groene stroom. Op basis van de gegevens zijn geen algemene getallen te geven voor reductiedoelstellingen. Zowel de hoeveelheid af te voeren vocht in het gebouw als het gehalte aan vocht in de omringende lucht hebben invloed op de efficiëntie van het droogproces. Het behalen van een reductiedoel is ook niet controleerbaar, omdat telkens sprake is van een enkel project met onvergelijkbare omstandigheden. Ook de externe factoren zoals het weer zijn een oorzaak van onvergelijkbare omstandigheden. De te gebruiken droogstrategie is afhankelijk van vele factoren zoals beschikbaarheid van energie, beschikbare tijd, uit te voeren werkzaamheden, enz. De reductiedoelstelling moet daarom liggen in op het gebied van de projectmatige beheersing van deze factoren. Dat betekent dat het bouwdroogproces reeds bij de voorbereiding van het project aandacht vraagt! Pagina 22 van 34

Potentiële reductiemogelijkheden Nadat inzicht is verkregen in de CO 2 -uitstoot die wordt veroorzaakt door de verschillende vormen van bouwdrogen zoals beschreven in de vorige hoofdstukken, is de volgende stap het identificeren van zinvolle reductiemogelijkheden. Voor het formuleren van zinvolle reductiemogelijkheden zijn een aantal invalshoeken mogelijk: De mate van CO 2 -emissie per eenheid ten behoeve van het bouwdrogen; De intensiteit van bouwdrogen; De bron van energie voor het bouwdrogen; De efficiëntie van bouwdrogen. De mate van CO 2 -emissie per eenheid ten behoeve van het bouwdrogen. De CO 2 -emissie per eenheid lucht (in de rekenvoorbeelden gekozen als 1.000m 3 /uur) is bij verwarmingsapparatuur (wintersituatie) afhankelijk van het soort brandstof dat is gebruikt. Het gebruiken van elektrische verwarming via dieselgenerator veruit de meest ongunstige variant (23,4 kg CO 2 ). Van de gestookte varianten is aardgas met 5,9 kg CO 2 per 1.000 m 3 de preferente variant. Veelal wordt daarentegen diesel gebruikt (8,8 kg CO 2 ) en soms propaan met een lage CO 2 -uitstoot (3,4 kg CO 2 ). Het bouwdrogen via elektra (groen stroom) geeft in deze de meest gunstige uitslag van 0,4 kg CO 2. Het gebruik van condensdrogers zal bij het gebruik op basis van elektra door dieselgeneratoren (8,0 kg CO 2 ), licht voordeel opleveren ten opzichte van (in)directe gestookte dieselinstallaties. Echter indien condensdrogers op elektra worden toegepast geeft dit een positieve uitslag voor de CO 2 -uitstoot (0,3 kg CO 2 ). De intensiteit van bouwdrogen Regelmatig wordt bouwdrogen (mede) als redmiddel ingezet om verloren tijd in te halen, terwijl vooraf al een redelijk inschatting kan worden gegeven van de noodzaak tot bouwdrogen. Door vooraf in de planning bewust het droogproces mee te nemen, kan een ruimere tijd worden genomen voor het drogen. Hierdoor worden machines minder zwaar belast en zal met minder brandstof worden volstaan waardoor tevens minder CO 2 wordt geëmitteerd. De bron van energie voor het bouwdrogen De bron van energie is een belangrijke oorzaak van verschil in CO 2 -emissie. Wanneer ter plaatse elektra of warmte wordt gegenereerd, zal dit met minder efficiëntie plaatsvinden dan wanneer deze zelfde energiebron van nutsbedrijven kan worden betrokken. Het betrekken van elektriciteit van het net betekent al snel een 30-35% minder CO 2 -emissie ten opzichte van het gebruik van generatoren. Hiertoe zullen afspraken moeten worden gemaakt met de nutsbedrijven Wanneer warmte van stadsverwarming kan worden betrokken (met name wanneer dit restwarmte is van een centrale), zal een spectaculaire afname van CO 2 -emissie plaatsvinden. Dalingen tot 30% ten opzichte van de huidige emissie zijn mogelijk. Efficiëntie van bouwdrogen De efficiëntie van bouwdrogen kan in grote mate worden verbeterd wanneer hierin bij het opzetten van bouwprojecten rekening mee gehouden wordt. Zo is het gebruik van de luchtbehandelingskanalen ten behoeve van de distributie van droge warme lucht een verbeterpunt. Veelal zijn tijdelijke ventilatiekanalen moeilijk realiseerbaar doordat deze toegang belemmeren en relatief grote inwendige weerstand opleveren. Wanneer vroeg in de ruwbouw reeds de definitieve luchtkanalen (aan het plafond) worden gemonteerd, kunnen deze vroegtijdig worden ingezet voor de distributie van droge warme lucht. Het opwekken van deze lucht kan gebeuren met tijdelijke apparatuur die flexibel wordt aangesloten aan de luchtkanalen. Het betrekken van de leverancier voor bouwdrogen bij de planning kan een behoorlijke besparing in CO 2 - uitstoot opleveren. De mate van besparing is afhankelijk van het soort project en de tijd van het jaar waarin de verschillende bouwfases zich afspelen. Pagina 23 van 34

Plan van Aanpak reductieacties bouwdrogen J.P. van Eesteren Dit hoofdstuk beschrijft het plan van aanpak van de diverse initiatieven die worden opgestart om CO 2 - reductie te verwezenlijken. De plannen zijn opgesteld op basis van de opgedane kennis en beschreven potentiële reductiemogelijkheden. Inschakelen van specialisten De keuze van bouwdroogapparatuur is een gespecialiseerde aangelegenheid die zich het best laat begeleiden door ter zake deskundige professionals. Dit, mede door de inschatting van weersinvloeden, locatiegebonden factoren en bouwspecifieke zaken. Tijdig betrekken van bouwdrogen in de planning Bouwdrogen is door de mate van CO 2 -uitstoot een specifieke factor die aandacht verdient tijdens de planning van een project. Wanneer mogelijk, zullen plantechnisch zaken worden betrokken die een positieve bijdragen leveren aan de reductie van emissie als gevolg van bouwdrogen. Hiertoe zal per project een keteninitiatief worden opgezet samen met de opdrachtgever en de droogspecialist (leverancier). Zaken zoals gebruikmaking van luchtkanalen of langduriger en rustiger drogen zullen dan na afstemming met de opdrachtgever als factor in de planning worden meegenomen. Gebruik maken van nutsvoorzieningen Het gebruik maken van nutsvoorzieningen levert een grote bijdrage aan CO 2 -reductie. Vaak zijn echter nog geen nutsvoorzieningen aanwezig, of slechts in beperkte mate. Het voorzien van een volledige aansluiting bij de aanvang van de bouw levert in veel gevallen mogelijkheden op voor verregaande CO 2 - reductie. Hiertoe zal dan in vroegtijdig stadium een aanvraag moeten worden gedaan voor een definitieve aansluiting aan het openbare gas, elektra of warmtedistributie. De randvoorwaarden dienen in samenwerking met de nutsbedrijven te worden onderzocht. Tevens zal in een vroeg stadium bekend moeten worden wat de definitieve aansluitwaarde zal worden van het gebouw dat wordt gebouwd. Hierin zal de opdrachtgever een belangrijke rol spelen. Anders inzetten van bouwstroom In veel situaties waar de bouwstroom-aansluiting ontoereikend is voor het bouwdrogen, wordt een tijdelijke voorziening getroffen in de vorm van dieselgeneratoren. Deze generatoren worden volcontinue ingezet, terwijl de bouw zelf alleen tijdens werkuren elektra van het nutsbedrijf betrekt. Door de stroomafname om te draaien; volcontinue drogen via de nutsvoorziening en gedurende de dag de bouw via generatoren te voorzien, zal op dagbasis tot voor de afname van stroom ter grootte van de bouwdroging tot 15% minder CO 2 worden uitgestoten. Kwantificering van de resultaten. Gebaseerd op bovengenoemde acties is een reductie mogelijk van circa 18% van de totale CO 2 -emissie veroorzaakt door het bouwdrogen. Het bouwdrogen is gesteld als 13% van de totale emissie van het voorbeeldproject. Hierbij kan een voorzichtige parallel worden getrokken met de totale uitstoot binnen scope 3; overige indirecte emissies, veroorzaakt door activiteiten van de eigen organisatie. Wanneer beide fracties met elkaar worden vermenigvuldigd, ontstaat er op termijn een realistisch reductiedoel van 2,33% van scope 3 emissie. De termijn om te komen tot dit doel toe is realistisch gesproken 3 jaar, er van uitgaande dat bij het opstellen van een bestek keuzes worden gemaakt, die invloed uitoefenen op het bouwen. Veronderstel een lineair pad naar dit doel en de jaarlijkse reductiedoelstelling voor bouwdrogen binnen de scope 3 emissie is 0,78%. Wanneer dit geëxtrapoleerd dient te worden op de gehele omzet van JP van Eesteren BV, dan is de enige betrouwbare en wederkerende factor de omzet in euro s. De scope 3 emissie, gebaseerd op de voorbeeldprojecten, komt overeen met 21 gram CO 2 per euro omzet. Met een jaaromzet van 297 miljoen in 2012 komt dit overeen met een uiteindelijke jaarlijkse realistisch reductiedoelstelling van 141,4 ton CO 2. Pagina 24 van 34