Datum 26 mei Voor uw informatie voeg ik tevens de Commissie mededeling inzake de nieuwe geïntegreerde richtsnoeren bij.

Vergelijkbare documenten
IZ/BSB/2001/ De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, (W.A. Vermeend) Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage IZ/EA/2004/66598

IZ/BSB/2003/3781. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, (mr. A.J. de Geus) Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage IZ/EA/2003/84523

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 a 2513 AA 's-gravenhage IZ/EA/2004/43163

Geannoteerde Agenda Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid (WSBVC) 5 oktober 2015

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Bijlage 1: Geannoteerde agenda van de Raad voor Werkgelegenheid en Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken van 29 februari 2008

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Tweede Kamer der Staten-Generaal

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 15 november 2002 (28.11) (OR. dk) 14167/02 ADD 8 SOC 509

WOENSDAG 5 DECEMBER 2007 (10.00 uur): WERKGELEGENHEID EN SOCIAAL BELEID

Tweede Kamer der Staten-Generaal

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

14129/15 gys/gra/hw 1 DG B 3A

Datum 10 april 2019 Verslag schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda informele OJCS-raad 16 april 2019

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Raad van de Europese Unie Brussel, 2 maart 2015 (OR. en)

Raad van de Europese Unie Brussel, 20 maart 2017 (OR. en)

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ONTWERP-NOTULEN Betreft: 2296e zitting van de Raad (Werkgelegenheid en Sociaal beleid), gehouden te Luxemburg op 17 oktober 2000

1. Algemene gegevens a) Titel voorstel De internemarktagenda voor banen, groei en investeringen uitvoeren

Deze ontvangt u mede namens de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Paul Blokhuis.

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT

11263/08 ADD 1 mak/gar/hd 1 DG I - 2 B

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Betreft Verslag van de Raad voor Concurrentievermogen van 10 december jl.

Hierbij gaat voor de delegaties het bovengenoemde tijdschema, voorgelegd door het voorzitterschap en het aantredend voorzitterschap.

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 15 januari 2002 (OR. en) 14759/01 JEUN 67 SOC 510

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 20 februari 2004 (27.02) (OR. en) 6548/1/04 REV 1 SOC 83 SAN 34 TRANS 82 MAR 24

Tweede Kamer der Staten-Generaal

9273/16 gar/zr/as 1 DG B 3A

De herziening van de Arbeidstijdenrichtlijn 2003/88/EG

Tweede Kamer der Staten-Generaal

IZ/BSB/2001/ De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, (W.A. Vermeend) Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Impact van de EU op human resources planning in healthcare

Fiche 1: Mededeling monitoring van de Europese pijler van sociale rechten

Titel voorstel: Voorstel voor een verordening van de Raad inzake de vertaalregelingen voor het EU-octrooi

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Verslag van de Raad voor de Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 3 juni 2002 te Luxemburg

Datum 24 juni 2016 Betreft Kamervragen van het lid Omtzigt over de herziening van de IORP-richtlijn

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA s-gravenhage

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Agendapunt 1. Voorbereiding van de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad.

Verslag Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid 19 juni 2014 te Luxemburg

Datum 25 oktober 2017 Betreft Voortgang herziening detacheringsrichtlijn en coördinatieverordening sociale zekerheidsstelsels

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Verslag van de Raad voor de Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 7 maart 2002.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage IZ/EA/2003/98378

Bijlage: Geannoteerde agenda Raad voor Werkgelegenheid en Sociaal Beleid d.d. 7 maart 2011

Directie Europese en Internationale Zaken Bezoekadres Postadres Overheidsidentificatienr Ons kenmerk Bijlage(n)

Tweede Kamer der Staten-Generaal

c) Nr. Commissiedocumenten COM (2016) 528 (EU-OSHA), COM (2016) 531 (Eurofound), COM (2016) 532 (Cedefop)

8760/19 tin/van/ev 1 TREE.1.B

vaste commissie voor Europese Zaken Actuele EU-procedures in de commissies

(Mededelingen) EUROPEES PARLEMENT

- de voorlopige agenda van de zitting in document EEE 1605/03 (zie bijlage I);

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Geannoteerde Agenda Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid (WSBVC) 18 juni 2015

Fiche 4: Mededeling Normalisatiepakket Europese normen voor de 21e eeuw

ENERGIEDOSSIERS tijdens het ESTSE voorzitterschap

Voor de delegaties gaan in bijlage dezes de ontwerp-conclusies van de Raad, waarover een akkoord is bereikt in de Groep sociale vraagstukken.

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 28 mei 2008 (04.06) (OR. en) 9935/08 SOC 316 COMPET 194

> Retouradres Postbus EH Den Haag. Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2011)0821),

Voorstel voor een ADVIES VAN DE RAAD. betreffende het economisch partnerschapsprogramma van Nederland

Algemene beschouwing

vaste commissie voor Europese Zaken

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 22 Den Haag

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 29 november 2007 (03.12) (OR. en) 15670/07 Interinstitutioneel dossier: 2004/0209 (COD)

15414/14 van/mak/sv 1 DG D 2A

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 22 november 2006 (24.11) (OR. en) 15258/06 SAN 240. NOTA het Comité van permanente vertegenwoordigers

8653/19 voo/mak/hh 1 TREE.1.B

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE

Eerste Kamer der Staten-Generaal

1. Goedkeuring van de agenda

Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Advies besluitvorming over algemene oriëntatie ( general approach ) in de Raad (juni 2012)

Datum 10 september 2014 Betreft Geannoteerde Agenda van de Raad voor Concurrentievermogen van 25 en 26 september 2014

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 22 Den Haag

Preview. De vragenlijst kan uitsluitend online worden ingevuld.

Transcriptie:

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA DEN HAAG Uw brief Onderwerp Geannoteerde agenda voor de bijeenkomst van de Raad WSBVC van 2 juni 2005 (onderdeel werkgelegenheid en sociaal beleid) Ons kenmerk IZ/EA/05/38145 Datum 26 mei 2005 Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon (070) 333 44 44 Telefax (070) 333 40 33 Doorkiesnummer Contactpersoon./. Hierbij zend ik u, mede namens Staatssecretaris van Hoof, de geannoteerde agenda ten behoeve van de informele bijeenkomst van de Raad voor Werkgelegenheid en Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken van 2 juni aanstaande in Luxemburg (onderdeel werkgelegenheid en sociaal beleid). Voor uw informatie voeg ik tevens de Commissie mededeling inzake de nieuwe geïntegreerde richtsnoeren bij. Er is nog geen overeenkomst over de herziening van de arbeidstijdenrichtlijn bereikt. Kort voor de Sociale Raad wordt een nieuw verwacht, waarin ook de amendementen van het EP zijn verwerkt. Ik heb goede hoop dat er in de Raad op 2 juni aanzienlijke vooruitgang kan worden geboekt. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, (mr. A.J. de Geus)

2 Bijlage 1: Geannoteerde Agenda van de bijeenkomst van de Raad voor Werkgelegenheid en Sociaal beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken van 2 en 3 juni 2005. (Onderdeel: Werkgelegenheid en Sociaal Beleid) Agendapunt 3. Geïntegreerde richtsnoeren voor groei en banen (Lissabonrichtsnoeren) COM (2005) 141 algemene oriëntatie De Raad zal het voorstel van de Commissie voor geïntegreerde richtsnoeren voor groei en banen (Lissabon-richtsnoeren) en in het bijzonder de werkgelegenheidsrichtsnoeren bespreken. Het debat vindt plaats aan de hand van een gezamenlijke advies van het Werkgelegenheidscomité (EMCO) en het Sociale beschermingscomité (SPC) over de richtsnoeren. De drie hoofdthema s van het voor de Werkgelegenheidsrichtsnoeren (het verhogen van de arbeidsparticipatie, het verbeteren van het aanpassingsvermogen en het investeren in menselijk kapitaal) volgen de aanbevelingen van het rapport Jobs, Jobs, Jobs dat is opgesteld door de Taskforce Werkgelegenheid (2003) onder leiding van oud-premier Wim Kok. De Commissie stelt dat verhoging van de arbeidsparticipatie wordt beschouwd als de meest effectieve manier voor het bereiken van groei en sociale insluiting en tegelijkertijd voor het behouden van een sociaal vangnet voor diegenen die niet kunnen werken. In de richtsnoeren wordt opgeroepen tot het voeren van beleid dat bijdraagt aan volledige werkgelegenheid, kwaliteit en productiviteit en cohesie, het bevorderen van een levensloopbenadering van werken (inclusief het vergroten van kansen van jongeren op de arbeidsmarkt), het bevorderen van een inclusieve arbeidsmarkt en het verbeteren van het matchingproces op de arbeidsmarkt. De richtsnoeren onder het kopje aanpassingsvermogen betreffen het aanpassingsvermogen en flexibiliteit die bij zowel ondernemingen als werknemers nodig zijn om in te kunnen spelen op economische en sociale veranderingen. Het gaat dan om het bevorderen van arbeidsmarktflexibiliteit in combinatie met zekerheid en het verminderen van segmentatie op de arbeidsmarkt en het streven naar een ontwikkeling van lonen en arbeidskosten die werkgelegenheid bevordert. Onder het derde hoofdthema, menselijk kapitaal, wordt gesteld dat investeren in menselijk kapitaal van belang is voor het vergroten van de toegang tot de arbeidsmarkt voor alle (leeftijds)groepen en voor verhoging van de productiviteit. Overheid, ondernemingen en

3 individuen dienen elk hun verantwoordelijkheid te nemen en te investeren in levenlang leren. De richtsnoeren betreffen het vergroten en verbeteren van investeringen in menselijk kapitaal en aanpassen van onderwijs- en trainingsstelsels aan de eisen van de arbeidsmarkt Nederland steunt de coherente en beperkte set richtsnoeren, die door de Commissie conform de conclusies van Europese Raad van maart 2005 met succes zijn opgesteld. De inhoudelijke focus op maatregelen ter bevordering van groei en werkgelegenheid in de EU en Lidstaten wordt in belangrijke mate weerspiegeld. De keuze voor de drie hoofdthema s in de werkgelegenheidsrichtsnoeren is terecht. Deze thema s zijn de strategische prioriteiten op werkgelegenheidsterrein voor alle lidstaten van de EU. Verder sluiten de thema s nauw aan bij het kabinetsbeleid. De bespreking in het EMCO en het SPC heeft niet tot grote inhoudelijke wijzigingen van de richtsnoeren geleid. De tekst van de richtsnoeren is wel beter gestructureerd, waardoor de aandachtspunten voor beleid duidelijker naar voren komen dan in het oorspronkelijke. Dit geldt bijvoorbeeld voor de activerende werking van sociale zekerheidsstelsels en het lonend maken van werk. Nederland kan dan ook instemmen met de gezamenlijke opinie van het EMCO en de SPC inzake de geïntegreerde richtsnoeren. Agendapunt 4. Richtlijn voor arbeidstijden in het spoor politiek akkoord De Raad streeft naar een politiek akkoord over een voorstel voor een richtlijn arbeidstijden voor mobiele werknemers in het internationale spoor. Het gaat om een overeenkomst tussen sociale partners die op voorstel van de Commissie aan de Raad wordt voorgelegd. Deze mogelijkheid bestaat sinds het Verdrag van Maastricht. Bij een dergelijke overeenkomst wordt de procedure zoals omschreven in atrtikel 139 lid 2 EG-Verdrag gevolgd. Deze sluit uit dat de Raad over de inhoud van de overeenkomst kan onderhandelen. Hij kan deze slechts aannemen of afwijzen. De ontwikkeling van de markt voor het grensoverschrijdend railvervoer (goederen en personen) vormt de achtergrond van het voorliggende akkoord tussen de sociale partners. De grote spelers op deze markt, verenigd in de European Transport Workers Federation (ETF) en de Community of European Railways (CER), vrezen dat concurrentie ontstaat louter gebaseerd op verschillen in arbeidsvoorwaarden. Daarbij zou de veiligheid van het vervoer, alsmede de veiligheid en de gezondheid van de werknemers, in gevaar kunnen komen. De voorgestelde bepalingen vormen een aanvulling op de algemene arbeidstijdenrichtlijn, en zijn deels strikter dan deze. Daarbij moet bijvoorbeeld gedacht worden aan kortere werktijden, langere rusttijden en een beperking van het aantal dagen dat men achtereen in het buitenland kan verblijven. Bovendien geven de bepalingen ook

4 meer ruimte voor flexibiliteit, bijvoorbeeld bij de mogelijkheden tot inkorting van de dagelijkse rust buitenshuis. De Commissie en het Luxemburgse Voorzitterschap zoeken momenteel naar een oplossing om de lidstaten met bezwaren tegemoet te komen. Zo zou de Commissie een verklaring bij het akkoord kunnen opstellen, waardoor aanname van de richtlijn mogelijk wordt, maar bij implementatie van de richtlijn rekening kan worden gehouden met de uitkomsten van voorziene heronderhandelingen tussen de sociale partners in 2006. Nederland heeft moeite met de afspraak in het akkoord dat het internationaal treinpersoneel maximaal twee rustperioden van 12 uur buiten de woonplaats door mag brengen. Deze afspraak vormt een belemmering van de ontwikkeling van een vrije markt voor goederentransport per spoor. Deze wordt per 1 januari 2006 geliberaliseerd. Een aantal andere lidstaten heeft ook inhoudelijke bezwaren, maar zal het sociaal akkoord waarschijnlijk toch respecteren. Nederland zou ook kunnen instemmen met het sociaal akkoord over arbeidstijden bij het spoor, op voorwaarde dat de Commissie een bevredigende oplossing vindt voor de Nederlandse bezwaren. Agendapunt 5: Instellingsverordening Bilbao politiek akkoord De Raad zal streven naar een politiek akkoord over de wijziging van de verordening van het Europees Agentschap van Bilbao voor veiligheid en gezondheid op het werk. Rechtsbasis is artikel 308 van het EG-Verdrag. Besluitvorming geschiedt op basis van unanimiteit in de Raad en advies van het Europees Parlement. In het voorstel worden de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van het Bureau (Dagelijks Bestuur) van het Agentschap na de uitbreiding van de EU met 10 nieuwe lidstaten opnieuw vastgelegd. De wijzigingen betreffen: kleine verduidelijking van de doelstelling en taken van het Agentschap; versterking van de strategische rol van het bestuur en van de rol van het Bureau; versterking van de rol van sociale partners in het netwerk van het Agentschap in de lidstaten; betere samenwerking van het Agentschap met andere gemeenschapsinstituties op het terrein van sociaal beleid zoals de Europese Stichting ter verbetering van Levens- en Arbeidsomstandigheden (Dublin). De wijzigingen laten de doelstelling (informatieverzameling en -ontsluiting) en structuur van het Agentschap in de kern onverlet. Het voorstel heeft geen financiële consequenties.

5 Nederland vindt dat de toegevoegde waarde van het Agentschap op deze wijze kan worden vergroot. Nederland kan dan ook instemmen met de wijziging van de verordening van het Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk (Bilbao). Agendapunt 6: Instellingsverordening Dublin politiek akkoord De Raad zal streven naar een politiek akkoord over de wijzigingsvoorstellen van de Commissie voor de instellingsverordening voor de Stichting voor Verbetering van Levensen Arbeidsomstandigheden te Dublin. Rechtsbasis is artikel 308 van het EG-Verdrag. Besluitvorming geschiedt op basis van unanimiteit in de Raad en advies van het EP. De Europese Stichting voor de Verbetering van Levens- en Arbeidsomstandigheden is een van de eerste-generatie-agentschappen van de EU. De taak van de Stichting is het ontwikkelen van ideeën ter verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden op de middellange en lange termijn. De Stichting heeft een tripartiet bestuur ( Administrative Board ), samengesteld uit nationale vertegenwoordigers van overheden, werkgeversorganisaties en vakbonden. Daarnaast is ook de Europese Commissie in het bestuur vertegenwoordigd. De Commissie heeft een voorstel uitgebracht om de bestuurlijke structuur en de positie van de staf van de Europese Stichting te wijzigen. Dit in verband met de uitbreiding van de EU op 1 mei 2004. De wijzigingen betreffen een beperking van de vergaderfrequentie van het Bestuur en een versterking van de strategische rol van het Bestuur (Raad van Beheer) en het Bureau (Dagelijks Bestuur), maar laten de doelstelling en de structuur van de Stichting in essentie ongewijzigd. Het EP heeft inmiddels advies uitgebracht. De door het EP voorgestelde amendementen zijn al in raadsverband behandeld en deels overgenomen, o.a. wat betreft de evenwichtige vertegenwoordiging m/v in de Raad van Bestuur. Nederland steunt de voorstellen van de Commissie. Nederland hecht aan een adequate omvang van het Bureau (11 leden + plaatsvervangers) teneinde een goede verdeling van de werklast en een passende afspiegeling van de samenstelling van de Raad van Beheer te bewerkstelligen. Nederland kan dan ook instemmen met het voorstel tot herziening van de verordening van de Europese Stichting ter verbetering van levens- en arbeidsomstandigheden (Dublin), waardoor de Raad van Bestuur in de uitgebreide EU adequaat kan blijven functioneren.

6 Agendapunt 7: Arbeidstijdenrichtlijn openbaar debat De Raad zal een openbaar debat voeren over de herziening van de arbeidstijdenrichtlijn. Rechtsbasis is artikel 137 lid 2 EG-Verdrag. Besluitvorming geschiedt op basis van gekwalificeerde meerderheid in de Raad en co-decisie met het EP. Stand van zaken in de onderhandelingen De arbeidstijdenrichtlijn bevat een aantal minimumvoorschriften. Deze betreffen de organisatie van arbeidstijd met het oog op betere bescherming van de gezondheid en de veiligheid van werknemers. Bepaald is ondermeer dat werknemers (gemiddeld) maximaal 48 uur per week mogen werken. De Raad slaagde er onder het Nederlands voorzitterschap in op hoofdlijnen overeenstemming te bereiken over de definities en toekenning van compenserende rusttijd. Hiermee kunnen de uitspraken van het Hof in de zaken Simap en Jaeger worden gerepareerd. De onderhandelingen liepen echter vast op de opt- out, d.w.z. de mogelijkheid om af te wijken van de maximale toegestane gemiddelde arbeidstijd van 48 uur per week. Een blokkerende minderheid binnen de Raad wenst uitfasering van de opt-out. Een grotere groep lidstaten wil in geen geval akkoord gaan met afschaffing of uitfasering van de opt out. Zij krijgen steun van een aantal lidstaten waaronder Nederland dat op zich niet voor de optout is, maar dat omwille van het compromis bereid is een continuering te aanvaarden. Het EP, zo bleek op 11 mei jl, wil de opt out clausule over drie jaar afschaffen. Ook wil het dat de wachttijd wordt aangemerkt als arbeidstijd conform de uitspraak van het Hof van Justitie. Hierdoor zou niet alleen de wachttijd tijdens een aanwezigheidsdienst (op de werkplek), maar ook de wachttijd tijdens een bereikbaarheidsdienst (thuis) als arbeidstijd kunnen worden aangemerkt. Het is overigens de vraag of de mogelijkheid om bij wet of CAO hiervan af te wijken, houdbaar zal blijken voor het Europese Hof van Justitie. De Commissie heeft bovenstaande en andere belangrijke amendementen van het EP van de hand gewezen. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de Commissie bereid is met de Raad samen op te trekken op de meest controversiële punten. Dit kan ertoe leiden dat er op de Raad van 2 juni wezenlijke voortgang wordt geboekt. Een politiek akkoord lijkt niet voor de hand gezien de zeer korte tijdspanne tussen het Franse referendum over de Grondwet en de Raad. De verwachting is dat de Commissie pas na 29 mei met een nieuw voorstel zal komen waarin een aantal amendementen van het EP zijn verwerkt. De kans is aanwezig dat het Luxemburgse voorzitterschap later in juni nog een Raad bijeen roept om een politiek akkoord te bereiken. Als het Luxemburgs voorzitterschap erin slaagt een politiek akkoord te bereiken, kan de tweede lezing van de co-decisie procedure gestart worden. Onder Oostenrijks voorzitterschap (eerste helft 2006) zou dan een finale besluitvorming bereikt kunnen worden.

7 Nederland steunt het streven van de Commissie en het Luxemburgse Voorzitterschap naar een politiek akkoord in juni over de herziening van de arbeidstijdenrichtlijn. Over het gedeelte dat geen betrekking heeft op de opt-out is in de Raad van december reeds overeenstemming bereikt. Voor een algeheel akkoord is Nederland bereid om een continuering van de opt-out te aanvaarden. Agendapunt 8: Groenboek arbeidsmigratie Aard van bespreking: De Raad zal van gedachten wisselen over het Groenboek arbeidsmigratie (Groenboek over het beheer van economische migratie: een EU-aanpak). Op 11 januari 2005 heeft de Europese Commissie het Groenboek over het beheer van economische migratie: een EU-aanpak gepubliceerd. Met dit groenboek wordt beoogd bij de instellingen van de EU en in de lidstaten een breed debat op gang te brengen over de meest aangewezen vorm van communautaire regelgeving voor de toelating van economische migranten en over de toegevoegde waarde van een Europese aanpak. De lidstaten waren tot 15 april j.l. in de gelegenheid om een reactie op het Groenboek bij de Commissie in te dienen. Op grond van de reacties afkomstig van lidstaten, sociale partners, NGO s en andere betrokken actoren zal de Commissie vóór eind 2005 een beleidsplan over legale migratie indienen, waarin wordt ingegaan op de toelatingsprocedures. De inhoud van het beleidsplan is nog niet bekend. Vooruitlopend op de indiening van het beleidsplan is het Groenboek op verzoek van een aantal lidstaten op de agenda van de raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid geplaatst. Naar aanleiding van enkele presentaties door lidstaten zal een korte uitwisseling van opvattingen plaatsvinden. Nederland zal bij een eventuele interventie in het kader van de gedachtewisseling over het Groenboek arbeidsmigratie reageren langs de lijnen van de kabinetsreactie die op 8 april jl naar de Tweede Kamer is gezonden.

8 Agendapunt 9. Oprichting van een Europees Genderinstituut algemene oriëntatie De Raad zal een algemene oriëntatie houden over het voorstel van de Commissie voor de oprichting van een Europees Genderinstituut. Rechtsbasis is art 13 lid 2 en 141 lid 3 van EG-Verdrag. Er zal op basis van co-decisie over het voorstel worden besloten. De Commissie heeft op 11 maart jl. een voorstel uitgebracht voor de oprichting van een Europees Genderinstituut. Bedoeling is dat het instituut een onafhankelijke kennisinstelling wordt met de volgende taken: verzamelen, analyseren en verspreiden van onderzoeksgegevens; ontwikkelen van methoden om de vergelijkbaarheid, objectiviteit en betrouwbaarheid van data op Europees niveau te vergroten; ontwikkelen van instrumenten die tot doel hebben de integratie van gender gelijkheid op alle Europese beleidsterreinen te vergroten; uitbrengen van rapporten over gender gelijkheid in Europa; uitbrengen van een jaarlijks rapport over de activiteiten van het instituut; organiseren van vergaderingen voor onderzoeksexperts; organiseren van conferenties, campagnes, rondetafelgesprekken, seminars en vergaderingen met stakeholders op Europees niveau. Het instituut moet vanaf 1 januari 2007 operationeel zijn. De Commissie heeft op verzoek van de Europese Raad van juni 2004 dit voorstel gepresenteerd. Het idee vindt zijn oorsprong in de Europese Raad van december 2000 waar de oprichting van een dergelijk instituut noodzakelijk werd geacht. Als argumenten werden aangevoerd: vergroting van bewustzijn, bundeling van middelen en uitwisseling van ervaringen om de gelijkheid tussen mannen en vrouwen te bevorderen. Vervolgens heeft de Commissie op verzoek van de Raad een haalbaarheidsstudie verricht. De Raad van juni 2004 heeft daaraan zijn volledige steun uitgesproken. Wel tekende de Raad aan dat bij de opzet van het Genderinstituut: sprake moest zijn van toegevoegde waarde; geen duplicering van bestaande activiteiten mocht plaatsvinden; het een budgettair neutrale operatie betreft. De oprichting van het Genderinstituut heeft de volledige steun van het Europees Parlement dat van zijn kant eveneens een haalbaarheidsstudie heeft laten verrichten. Nederland staat positief tegenover de oprichting van een Genderinstituut. Nederland is van mening dat een dergelijk instituut bij de uitwisseling van informatie en ervaringen inzake gendermainstreaming en gender equality op Europees niveau een positieve rol kan spelen. Niettemin is het voor Nederland een voorwaarde dat de oprichting van het Gender Instituut budgettair neutraal geschiedt. Nederland kan niet akkoord gaan met het budget zolang er geen akkoord is over de Financiële Perspectieven.

9 10. Platform Beijing raadsconclusies De Raad zal in het kader van de follow-up van het Beijing Platform conclusies op het terrein van gender mainstreaming vaststellen. Achtergrond en inhoud raadsconclusies Er bestaat overeenstemming over de inhoud van de conclusies, zowel binnen de EU als tussen EU en VN. Naar aanleiding van een conferentie van het Luxemburgse Voorzitterschap (3-4 februari) hebben de EU ministers in een ministeriële verklaring het belang van de Beijing Declaration en het Beijing Platform for Action herbevestigd. Het belang is nogmaals herbevestigd tijdens de Commission on the Status of Women (CSW) (4 maart j.l) in een gezamenlijke verklaring van de EU en de VN. In de conclusies worden de Commissie en de lidstaten o.a. opgeroepen om methoden en instrumenten te ontwikkelen voor gender mainstreaming, om de dialoog met maatschappelijke organisaties en sociale partners te continueren, onderzoek te blijven doen, onderzoeksgegevens te verspreiden en de institutionele mechanismen te versterken. Tevens is de Commissie verzocht om de toepassing van relevante indicatoren te monitoren en hierover te blijven rapporteren aan de voorjaarstop. Nederland kan instemmen met de conclusies op het terrein van gender mainstreaming in het kader van de follow-up van het Bejing Platform.