Bijlage cursusomschrijvingen. Studiegids Master (NL) - Engels Deeltijd

Vergelijkbare documenten
BIJLAGE Cursusbeschrijvingen. Studiegids. Masteropleiding LERAAR ENGELS

Toetsplan Masteropleiding Midden-Oosten Studies

Kennisbasis Duits 8 juli Taalkundige kennis

Gids voor werkplekbegeleiders Masters

Titel Taalkunde 1: 1 Organisatorische gegevens. Opleidingsvariant. Deeltijd Collegejaar

Erratum Studiegids. Bacheloropleiding voltijd. Elektrotechniek

JAAR 1 semester 1 Blok 1 Blok 2. (her)toetsing Griekse grammatica en

Bijlage V. Bij het advies van de Commissie NLQF EQF. Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en Dublin descriptoren.

Bijlage Cursusbeschrijvingen. Culturele en Maatschappelijke Vorming Inclusief afstudeerrichting Social Management.

Erratum Studiegids. Bacheloropleiding voltijd. Technische Bedrijfskunde

Bijlage V. Bij het advies van de Commissie NLQF EQF. Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en Dublin descriptoren.

BA 1 NTC Blok 1 Blok 2 Blok 3 Blok 4 vaktitel vakcode 7 collegewekeweken. tentamen. schriftelijk. schriftelijk. tentamen. tentamen.

Onderwijs- en examenregeling

Bijlage cursusomschrijvingen. [Civiele Techniek] [Duaal/hoofdfase]

Erratum studiegids Bachelor opleiding Werktuigbouwkunde

Erratum Studiegids. Bijlage Cursusbeschrijvingen Bacheloropleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (locatie Amersfoort) Deeltijd

Onderwijs- en examenregeling

Gids voor werkplekbegeleiders Masters

COMPETENTIE 1: INTERPERSOONLIJK COMPETENT

1 Organisatorische gegevens

Bijlage cursusomschrijvingen. Studiegids Master (NL) - Frans Deeltijd

Bekwaamheidseisen leraar primair onderwijs

Toetsplan Bacheloropleiding Kunsten, Cultuur en Media

Avans ontwikkelrichtlijn voor docenten

Studiehandleiding Ba-scriptie Kunsten, Cultuur en Media

Onderwijs- en examenregeling

Programma van toetsing

Beoordelingsformulier Verslag Vakprofilering Geschiedenis Code: OTR3-PRWT1-15 EC: 5

Onderwijs- en examenregeling geldig vanaf 1 September 2010

DEEL B van de onderwijs- en examenregeling voor de bacheloropleiding Duitse taal en cultuur,

Voor SE-3 (in de derde SE-periode van het jaar) schrijf je een uiteenzetting aan de hand van documentatie die door de docent is gebundeld.

Beroepsstandaarden docent Nederlands

Midden-Oostenstudies CROHO 60842

beheerst de volgende vaardigheden, kan deze onderwijzen en vaardigheden

Faculteit der Letteren - Formulier voor de beschrijving van modules

Good practice Werken met leeruitkomsten in de onderwijspedagogische leerlijn FLOT

Bijlage cursusomschrijvingen. Social Work Voltijd

Culture, Organization and Management Vrije Universiteit Amsterdam - Faculteit der Sociale Wetenschappen - P Culture Organization and Management -

Neerlandistiek CROHO 60849

Bijlage cursusomschrijvingen. Management in Zorg deeltijd

Onderwijs- en examenregeling geldig vanaf 1 september 2011

Niveaus van het Europees Referentiekader (ERK)

Pre-Academisch Onderwijs. Ontwikkelingslijnen en leerdoelen

myp havo vwo Beoordelingscriteria Naam Klas Mentor

Scoreformulier Pro-U assessments Lijst met beoordelingen op SBL competenties en indicatoren

1 Organisatorische gegevens

Culture, Organization and Management Vrije Universiteit Amsterdam - Faculteit der Sociale Wetenschappen - P Culture Organization and Management -

kennisbasis vakdidactiek biologie auteurs Teresa Maria Dias Pedro Gomes, Stefan Bosmans en Marnix van Meer

Opbrengstgericht taalonderwijs

BIJLAGE Cursusbeschrijvingen. Studiegids. Masteropleiding LERAAR NEDERLANDS

Profiel Academische Taalvaardigheid PAT

DEEL B van de onderwijs- en examenregeling voor de bacheloropleiding Spaanse taal en cultuur,

Niveaus Europees Referentie Kader

Laag Vaardigheden Leerdoelen Formulering van vragen /opdrachten

Handreiking toelichting bij descriptoren NLQF

Onderwijs- en examenregeling

Gids voor werkbegeleiders Masters

Titel Praktijk 3: 2) t/m 5)

Nederlands ( 3F havo vwo )

1 Organisatorische gegevens

Errata Onderwijs- en Examenregeling (OER) 2-jarige masterprogramma s Graduate School of Teaching

Europees Referentiekader

1 Organisatorische gegevens

1 Organisatorische gegevens

Experimenteren met flexibiliseren

Alle competenties moeten met voldoende zijn beoordeeld

Eindbeoordeling van het assessment Startbekwaam (op grond van portfolio, presentatie en criterium gericht interview)

Onderwijs- en examenregeling

Wat moet ik doen voor mijn Schoolexamens en Eindexamen Engels?

Eerstegraadslerarenopleiding. Kennisbasis Engels

CURSUSBESCHRIJVING Deel 1

Made in Britain. 1 Organisatorische gegevens. Opleidingsvariant. Deeltijd Collegejaar

Om te voldoen aan deze bekwaamheidseis moet de leraar primair onderwijs het volgende doen:

1 Interpersoonlijk competent

Onderwijs- en examenregeling

Bijlage 3 BEOORDELINGSFORMULIER EINDPRODUCT PDG

Bijlage cursusomschrijvingen. Studiegids Master (NL) - Nederlands Deeltijd

Het gekleurde vakje is het vereiste niveau voor het voltooien van de oriënterende stage, het kruisje geeft aan waar ik mezelf zou schalen

Competentievenster 2015

Programma van toetsing

Bijlage 5: Formulier tussenevaluatie

De DOELSTELLING van de kunstbv-opdrachten & De BEOORDELING:

1 Organisatorische gegevens

Onderwijs- en examenregeling

De 6 Friesland College-competenties.

Zelfevaluatie. Inleiding:

2. Afgestudeerden in de bacheloropleiding Taalwetenschap:

DEEL B VAN DE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING VAN DE BACHELOROPLEIDING ROEMEENSE TAAL EN CULTUUR

Aantekenformulier van het assessment PDG

O 1 Inter-persoonlijk competent

Bijlage cursusomschrijvingen. Studiegids Master (NL) - Duits Deeltijd

Taxanomie van Bloom en de kunst van het vragen stellen. Anouk Mulder verschil in talent

Vakdidactiek 2 Didactiek van de hoofdvaardigheden

Universitaire Pabo van Amsterdam Studiehandleiding CE RF Cultuureducatie en Erfgoed

Onderwijs- en examenregeling

11/8/2016. Academisch Schrijven in het curriculum. Opzet van deze bijeenkomst. Academisch schrijven. Toepassing in curriculum.

Onderwijs- en examenregeling

Competentiemeter docent beroepsonderwijs

2 Inhoudelijke gegevens

Friese taal en cultuur VWO. Syllabus centraal examen 2010

Transcriptie:

Bijlage cursusomschrijvingen Studiegids Master 2017-2018 (NL) - Engels Deeltijd 2017-2018

Titel Collegejaar 2017-2018 Amerikaanse Letterkunde Cursuscode Cursusnaam Aantal EC's Voertaal Werkvormen: Werkvorm Werkcollege Werkcollege Frequentie OAEN-MAMERICA-12 Amerikaanse Letterkunde 5 European Credits Engels de werkvorm aangeboden? bij aanvangsblok 3: blok 3 bij aanvangsblok 3: blok 3 Aanwezigheid verplicht? Toetsen: Toets Toetsvorm Toetsduur in minuten Minimum cijfer toets Anders 180 5.5 Ingangseisen Geen ingangseisen geregistreerd Opmerkingen Geen opmerking geregistreerd URL cursussite https://hubl.hu.nl/module/american-literature-blended-2-7 Cursus inhoud Leeruitkomsten de toets aangeboden? bij aanvangsblok 3: 1. blok 3 2. blok 5 De student kent de meest belangrijke periodes in de geschiedenis van de Amerikaanse letterkunde en kent de meest belangrijke kenmerken van de gangbare genres uit die periodes. De student is in staat om deze periodes en kenmerken te beschrijven. De student kent een aantal representatieve werken uit de verschillende periodes van de Amerikaanse literatuurgeschiedenis en kan deze met elkaar, en met werken uit andere periodes met elkaar vergelijken. De student kan verbanden leggen tussen de Amerikaanse geschiedenis, cultuurgeschiedenis en literaire werken De student kan in een helder betoog, zowel mondeling als schriftelijk, een goed gefundeerde stelling over het voetlicht brengen en deze op adequate wijze verdedigen op basis van kennis en inzicht. Leerstof, werkvormen en activiteiten Literaire teksten, teksten over literatuurgeschiedenis en literaire genres, aanbevolen internetbronnen, colleges (deze worden online aangeboden), werkgroepen met plenaire discussies, zelfstudie. Toetsing Summatieve toetsing: Toets bestaande uit een binnen de toetstijd geschreven essay. Formatieve toetsing:

Leeslogboek Kennisbasis 1. Taalvaardigheden. 1.1 De student kan vrijwel alles wat hij of zij hoort of leest gemakkelijk begrijpen, inclusief literaire werken en abstracte, structureel of linguïstisch complexe teksten over specialistische onderwerpen op het eigen vakgebied. 1.1 en 1.2. De student kan vrijwel alles wat hij of zij hoort of leest gemakkelijk begrijpen, inclusief literaire werken en abstracte, structureel of linguïstisch complexe teksten over specialistische onderwerpen op het eigen vakgebied. 1.3. De student kan informatie uit verschillende gesproken en geschreven bronnen samenvatten en hiervan samenhangend verslag doen. 1.3.1 De student kan zich gemakkelijk uitdrukken en betekenisnuances precies weergeven. 1.3.2 De student kan zich hernemen en zijn betoog zo herstructureren dat andere mensen het nauwelijks merken. 1.3.3 De student kan een doeltreffende, logische structuur aanbrengen in een voordracht of redenering en deze in een adequate stijl presenteren, zodanig dat een toehoorder in staat is de belangrijkste punten in zich op te nemen. 1.3.4 De student kan zonder moeite deelnemen aan gesprekken en discussies en is vertrouwd met idiomatische uitdrukkingen en taalvormen uit de spreektaal. 1.3 +1.4 De student kan informatie uit verschillende gesproken en geschreven bronnen samenvatten en hiervan samenhangend verslag doen. 1.4.1 De student kan een doeltreffende, logische structuur aanbrengen in een stilistisch adequaat geschreven tekst, zodanig dat de lezer in staat is de belangrijkste punten in zich op te nemen. 1.4.2 De student kan academische betogen op het eigen vakgebied schrijven, gebruikmakend van een adequaat bibliografisch verwijssysteem. 3. Literatuur en cultuur. 3.1 De student heeft een overzicht van de historische ontwikkeling van de Engelstalige letterkunde, kan de belangrijkste literaire stromingen en periodes onderscheiden en heeft representatieve literaire teksten gelezen en bestudeerd en kan deze werken plaatsen in hun maatschappelijke en historische context. 3.2 De student kan literaire teksten analyseren, interpreteren en waarderen en maakt daarbij gebruik van de theoretische concepten en begrippen van het betreffende literaire (sub)genre. Onder literaire teksten kunnen culturele uitingen in andere media zoals film, internet en multimedia worden verstaan. 3.3. De student kan literaire teksten formeel en inhoudelijk analyseren, interpreteren en bespreken met gebruik van literaire en literatuur-theoretische concepten, benaderingen en terminologie. 3.4.1 De student kan kunstzinnige en sociaal belangrijke fenomenen plaatsen in hun historische en culturele context. 3.4.2 De student kan een literair werk plaatsen in de brede context van een culturele stroming en de gemeenschappelijke kenmerken van culturele uitingen benoemen. 3.4.3.1 De student kan de kenmerkende eigenschappen van de literatuur van het specifieke taalgebied plaatsen in historische en culturele ontwikkelingen. 3.4.3.2 De student heeft kennis van algemene processen van canon-vorming en is in staat de keuze voor in de lespraktijk te behandelen teksten te verantwoorden en contextualiseren. 5. Wetenschappelijke grondslagen en ontwikkelingen.

5.1. De student kan belangrijke ontwikkelingen in het vakgebied zoals behaviourism, innatism, post-modernism, post-colonialism benoemen en beschrijven en kan de bijhorende concepten toepassen in het denken over de eigen vakgebied. 5.3.1 De student kan wetenschappelijke bronnen (secondaire literatuur) vinden en toepassen bij het opbouwen van een argument binnen de eigen vakgebied, analyseren van (literaire) teksten. SBL competenties 3. Vakinhoudelijk. 3.4. Verantwoordt de eigen vakinhoudelijke en (vak)didactische opvatting(en), daarbij gebruik makend van uitkomsten van actuele, wetenschappelijke inzichten. Dublin descriptoren 1. Kennis en inzicht. Heeft aantoonbare kennis en inzicht, gebaseerd op de kennis en het inzicht op het niveau van Bachelor en die deze overtreffen en/of verdiepen, alsmede een basis of een kans bieden om een originele bijdrage te leveren aan het ontwikkelen en/of toepassen van ideeën, vaak in onderzoeksverband. 2. Toepassen kennis en inzicht. Is in staat om kennis en inzicht en probleemoplossende vermogens toe te passen in nieuwe of onbekende omstandigheden binnen een bredere (of multidisciplinaire) context die gerelateerd is aan het vakgebied; is in staat om kennis te integreren en met complexe materie om te gaan. 3. Oordeelsvorming. Is in staat om oordelen te formuleren op grond van onvolledige of beperkte informatie en daarbij rekening te houden met sociaal-maatschappelijke en ethische verantwoordelijkheden, die zijn verbonden aan het toepassen van de eigen kennis en oordelen. 4. Communicatie. Is in staat om conclusies, alsmede de kennis, motieven en overwegingen die hieraan ten grondslag liggen, duidelijk en ondubbelzinnig over te brengen op een publiek van specialisten of niet-specialisten.

Titel Collegejaar 2017-2018 Drama in het curriculum Cursuscode Cursusnaam Aantal EC's Voertaal Werkvormen: Werkvorm Diverse werkvormen Diverse werkvormen Frequentie OAEN-MDRAMA-17 Drama in het curriculum 5 European Credits Engels de werkvorm aangeboden? bij aanvangsblok 2: blok 2 bij aanvangsblok 2: blok 2 Aanwezigheid verplicht? Toetsen: Toets Toetsvorm Toetsduur in minuten Minimum cijfer teacher pack Opdracht 0 5.5 mondeling Mondeling 10 5.5 Ingangseisen Geen ingangseisen geregistreerd Opmerkingen Geen opmerking geregistreerd URL cursussite Geen cursussite geregistreerd Cursus inhoud Leeruitkomsten de toets aangeboden? bij aanvangsblok 2: 1. blok 2 2. blok 3 bij aanvangsblok 2: 1. blok 2 2. blok 3 De student kan verschillende dramatechnieken en dramatische literatuur toepassen in een eerstegraads Engels curriculum en daarop reflecteren i.v.m. theorieën rondom taalverwerving. De student kan Engelstalig dramatische literatuur analyseren en gerelateerde secundaire bronnen kritisch analyseren. De student kan zich op een dynamische manier en op ERK niveau C2 uiten voor zowel spreken als gesprekken voeren. Leerstof, werkvormen en activiteiten Leerstof: boeken, toneelstukken, aanbevolen internetbronnen, HUBL site Werkvormen/activiteiten: discussies, activerende werkvormen gericht op het ontwikkelen van drama- en spreekvaardigheden. Toetsing Formatief: Sceneuitvoering, opdrachten op HUBL Summatief: 1. Teacher Pack: Dit project bestaat uit een schriftelijke porftolio en een opgenomen les/reflectie. Totaal (Schaal 1 1/m 10): De student moet

gemiddeld een 5,5 krijgen op elk onderdeel van dit project om een voldoende te halen. 2. Mondeling (Speaking Portfolio): Dit project bestaat uit een elektronische presentatie en interview rondom 3 zelfgekozen toneelstukken. Totaal (Schaal 1 1/m 10): De student moet gemiddeld een 5,5 krijgen op elk onderdeel van dit project om een voldoende te halen. Kennisbasis 1.3.3, De student kan een doeltreffende, logische structuur aanbrengen in een voordracht of redenering en deze in een adequate stijl presenteren, zodanig dat een toehoorder in staat is de belangrijkste punten in zich op te nemen. 1.4.1, De student kan een doeltreffende, logische structuur aanbrengen in een stylistisch adequaat geschreven tekst, zodanig dat de lezer in staat is de belangrijkste punten in zich op te nemen. 3.2, De student kan literaire teksten analyseren, interpreteren en waarderen en maakt daarbij gebruik van de theoretische concepten en begrippen van het betreffende literaire (sub)genre. Onder literaire teksten kunnen culturele uitingen in andere media zoals film, internet en multimedia worden verstaan. 3.4.1, De student kan kunstzinnige en sociaal belangrijke fenomenen plaatsen in hun historische en culturele context. 3.4.2, De student kan een literair werk plaatsen in de brede context van een culturele stroming en de gemeenschappelijke kenmerken van culturele uitingen benoemen. 4.1.3 De student kan leeractiviteiten evalueren n.a.v. de eigen visie op taalleren en ESOL-theorie. 4.1.7 De student kan materiaal en opdrachten ontwerpen en opdrachten beargumenteerd selecteren, passend bij de leerdoelen in de bovenbouw. 4.2.1.1 De student kan verschillende benaderingen van de didactiek van de vaardigheden evalueren en toepassen in een lestaak of taaltaak. 4.2.1.2 De student kan leeractiviteiten voor de vier vaardigheden ontwikkelen en onderbouwen met een kennis van theoretische concepten, een analyse van de leerbehoeftes van de leerlingen en het schoolbeleid 5.1 De student kan belangrijke ontwikkelingen in het vakgebied zoals behaviourism, innatism, post-modernism, post-colonialism benoemenen beschrijven en kan de bijhorende concepten toepassen in het denken over de eigen vakgebied. 5.2.2 (Ontwikkelingen in) literaire theorieën en benaderingswijzen dievan invloed zijn op het literatuuronderwijs. (bijvoorbeeld vanuit het post-modernisme) SBL competenties competentie 1 (interpersoonlijk) competentie 3 (vakinhoudelijk en vakdidactisch) competentie 4 (organisatorisch) competentie 7 (reflectie en professionele ontwikkeling) Dublin descriptoren kennis en inzicht, toepassen kennis en inzicht, communicatie Label 1

Titel Collegejaar 2017-2018 Hoogtepunten uit de Engelse literatuur Cursuscode Cursusnaam Aantal EC's Voertaal Werkvormen: Werkvorm Diverse werkvormen Diverse werkvormen Frequentie OAEN-MHIGHLIT-14 Hoogtepunten uit de Engelse literatuur 5 European Credits Engels de werkvorm aangeboden? bij aanvangsblok 3: blok 3 bij aanvangsblok 3: blok 3 Aanwezigheid verplicht? Toetsen: Toets Essay Toetsvorm Verslag, rapport en essay Toetsduur in minuten Minimum cijfer 180 5.5 Workshop Anders 0 5.5 Ingangseisen Geen ingangseisen geregistreerd Opmerkingen Geen opmerking geregistreerd URL cursussite https://hubl.hu.nl/module/highlights-english-literature Cursus inhoud Leeruitkomsten De student de toets aangeboden? bij aanvangsblok 3: 1. blok 3 2. blok 5 bij aanvangsblok 3: 1. blok 3 2. blok 5 heeft een overzicht van de historische ontwikkeling van de Engelstalige (hier de Britse) letterkunde, kan de belangrijkste stromingen en periodes onderscheiden en heeft representatieve literaire teksten gelezen en bestudeerd en kan deze werken plaatsen in hun maatschappelijke en historische context. kan literaire teksten formeel en inhoudelijk analyseren, interpreteren en bespreken met gebruik van literaire en literatuur theoretische concepten, benaderingen en terminologie. kan kunstzinnige en sociaal belangrijke fenomenen plaatsen binnen hun historische en culturele context. - - kan een literair werk plaatsen in de brede context van een culturele stroming en de gemeenschappelijke kenmerken van culturele uitingen benoemen. Toetsen en beoordelingscriteria Summatieve toetsing 1. Workshop: tijdens de bijeenkomst van week 5 geven de studenten in groepjes van vier een workshop aan medestudenten. Doel hiervan is de geleerde stof praktisch in een workshop vorm te geven. Groepjes krijgen elk een thema of titel maar zijn voor de rest vrij in hun invulling van de workshop.

De weging van de workshop is 30%. 2. Essay: de studenten schrijven een essay en twee alinea's als tentamen tijdens de toets week. Daarnaast verdedigen zij literaire stellingen. Hier mogen de primaire bronnen alsook een Engels-Engels woordenboek bij gebruikt worden. e-readers en ipads mogen gebruikt worden tijdens voorbereiding maar niet tijdens de summatieve toets. Geen elektronica met toegang tot het internet is toegestaan. Er zal een keuze aan onderwerpen worden aangeboden. Het schriftelijk niveau moet minimaal op C1 niveau zijn, heldere en samenhangende stelling en argumenten hebben en zich baseren op een of meerdere van de gelezen werken en de bestudeerde theorie. Een gedetailleerde beoordelingsrubric is op de HUbl site te vinden. De weging van de schriftelijk tentamen is 70% Kennisbasis 1.2 De student kan vrijwel alles wat hij of zij hoort of leest gemakkelijk begrijpen, inclusief literaire werken en abstracte, structureel of linguïstisch complexe teksten over specialistische onderwerpen op het eigen vakgebied 1.4 De student kan informatie uit verschillende gesproken en geschreven bronnen samenvatten en hiervan samenhangend verslag doen. 1.4.1 De student kan een doeltreffende, logische structuur aanbrengen in een stylistisch adequaat geschreven tekst, zodanig dat de lezer in staat is de belangrijkste punten in zich op te nemen. 1.4.2 De student kan academische betogen op het eigen vakgebied schrijven, gebruikmakend van een adequaat bibliografisch verwijssysteem. 3.1 De student heeft een overzicht van de historische ontwikkeling van de Engelstalige letterkunde, kan de belangrijkste literaire stromingen en periodes onderscheiden en heeft representatieve literaire teksten gelezen en bestudeerd en kan deze werken plaatsen in hun maatschappelijke en historische context. 3.2 De student kan literaire teksten analyseren, interpreteren en waarderen en maakt daarbij gebruik van de theoretische concepten en begrippen van het betreffende literaire (sub)genre. Onder literaire teksten kunnen culturele uitingen in andere media zoals film, internet en multimedia worden verstaan. 3.3. De student kan literaire teksten formeel en inhoudelijk analyseren, interpreteren en bespreken met gebruik van literaire en literatuurtheoretische concepten, benaderingen en terminologie. 3.4.1 De student kan kunstzinnige en sociaal belangrijke fenomenen plaatsen in hun historische en culturele context. 3.4.2 De student kan een literair werk plaatsen in de brede context van een culturele stroming en de gemeenschappelijke kenmerken van culturele uitingen benoemen. 3.4.3.1 De student kan de kenmerkende eigenschappen van de literatuur van het specifieke taalgebied plaatsen in historische en culturele ontwikkelingen. 3.4.3.2 De student heeft kennis van algemene processen van canon-vorming en is in staat de keuze voor in de lespraktijk te behandelen teksten te verantwoorden en contextualiseren. SBL bekwaamheidseisen vakdidactisch en vakinhoudelijk competent; competent in het verrichten van (een kleinschalig) onderzoek Dublin descriptoren

kennis en inzicht/toepassen kennis en inzicht/ oordeelsvorming/ communicatie

Titel Taalkunde 1: Collegejaar 2017-2018 Cursuscode OAEN-MLINGU1-13 Cursusnaam Taalkunde 1: Aantal EC's 5 European Credits Voertaal Engels Werkvormen: Werkvorm Frequentie de werkvorm aangeboden? Werkcollege bij aanvangsblok 4: blok 4 Werkcollege bij aanvangsblok 4: blok 4 Aanwezigheid verplicht? Toetsen: Toets Toetsvorm Toetsduur in minuten Minimum cijfer schriftelijke theorietoets Anders 120 5.5 verslag Verslag, rapport en essay 0 5.5 Ingangseisen Geen ingangseisen geregistreerd Opmerkingen Geen opmerking geregistreerd URL cursussite https://hubl.hu.nl/module/linguistics-1-linguistics-practice Cursus inhoud Leeruitkomsten de toets aangeboden? bij aanvangsblok 4: 1. blok 4 2. blok 5 bij aanvangsblok 4: 1. blok 4 2. blok 5 1. De student kent de begrippen en benaderingen uit de theoretische en toegepaste taalkunde die relevant zijn voor het bestuderen en beschrijven van tweede taalverwerving. 2. De student kan die begrippen en benaderingen herkennen in de praktijk van de taalverwerving. 3. De student kan die begrippen en benaderingen gebruiken om een visie te ontwikkelen op vreemdetalenonderwijs in de bovenbouw. 4. De student kan een taalkundig deelonderwerp kritisch onderzoeken en daarvan helder schriftelijk verslag doen. Leerstof, werkvormen en activiteiten In de lessen wordt er onderzoek en relevante terminologie uit de tweede taalverwering besproken aan de hand van verschillende benaderingen. Per week worden één of meerdere benaderingen besproken. De studenten kiezen één van de benaderingen om nader te bestuderen voor een eigen (literatuur)onderzoeksopdracht en verzamelen daarbij zelf aanvullende bronnen. Toetsing 1. Schriftelijke theorietoets over de begrippen en benaderingen van tweedetaalverwerving. Deze toets telt voor 30% mee bij het eindcijfer.

2. Onderzoeksopdracht: een verslag van een zelfstandig uitgevoerd (literatuur)onderzoek waarin verschillende onderzoeken en/of benaderingen met elkaar vergeleken worden en waaruit eigen conclusies worden getrokken. Deze opdracht telt voor 70% mee bij het eindcijfer. Zowel de toets als de opdracht moeten voldoende zijn om de cursus af te sluiten. De onderzoeksopdracht wordt de eerste keer ingeleverd aan het eind van de toetsweek. Bij een onvoldoende is er eenmalig de kans om het te herschrijven op basis van feedback van de docent en opnieuw in te leveren aan het eind van de hertoetsweek. Bij een tweede onvoldoende moet de cursus opnieuw gevolgd worden in het volgende studiejaar en zal er een nieuw onderwerp moeten geselecteerd worden voor de onderzoeksopdracht. Kennisbasis 1.1 + 1.2 De student kan vrijwel alles wat hij of zij hoort of leest gemakkelijk begrijpen, inclusief literaire werken en abstracte, structureel of linguïstisch complexe teksten over specialistische onderwerpen op het eigen vakgebied; 1.3 + 1.4 De student kan informatie uit verschillende gesproken en geschreven bronnen samenvatten en hiervan samenhangend verslag doen; 1.4.1 De student kan een doeltreffende, logische structuur aanbrengen in een stylistisch adequaat geschreven tekst, zodanig dat de lezer in staat is de belangrijkste punten in zich op te nemen. 1.4.2 De student kan academische betogen op het eigen vakgebied schrijven, gebruikmakend van een adequaat bibliografisch verwijssysteem. 2.1.1.1 De student kan taaluitingen analyseren met behulp van begrippen uit de taalwetenschap. 2.1.1.2 De student kan begrippen uit de algemene en toegepaste taalwetenschap gebruiken om verschijnselen in het Engels te benoemen en beschrijven. 2.1.2 De student kan taalverwervingstheorieën en resultaten van taalverwervingsonderzoek beoordelen 4.1.6 De student kan een eigen visie op (tweede) taalleren uitdragen en verwoorden en daarmee een bijdrage leveren aan het (ontwikkelen van) schoolbeleid. 4.3.2 De student kent het belang van feedback en kan verschillende vormen van feedback formuleren en toepassen voor het leerlingen in de bovenbouw; 4.4.2 De student kan het taalbeleid van de school (mede)vormgeven op basis van theoretische inzichten. 5.1. De student kan belangrijke ontwikkelingen in het vakgebied zoals behaviourism, innatism, post-modernism, post-colonialism benoemen en beschrijven en kan de bijhorende concepten toepassen in het denken over het eigen vakgebied. 5.2.1 De student kan een eigen visie op taalonderwijs formuleren en die onderbouwen met theoretische inzichten uit bijvoorbeeld sociaal constructivisme of functies en noties. 5.2.2.4. De student kan nieuwe ontwikkelingen in het vakgebied bijhouden en kan nieuwe concepten relateren aan een bestaand theoretisch kader. 5.3.1 De student kan wetenschappelijke bronnen (secondaire literatuur) vinden en toepassen bij het opbouwen van een argument binnen het eigen vakgebied, analyseren van (literaire) teksten. SBL competenties 3.4. verantwoordt de eigen vakinhoudelijke en (vak)didactische opvatting(en), daarbij gebruik makend van uitkomsten van actuele, wetenschappelijke inzichten;

7.4. handelt probleemoplossend en kan nieuwe (wetenschappelijke) inzichten naar de eigen situatie vertalen. 8.3. beoordeelt resultaten van onderzoek op hun validiteit en betrouwbaarheid; 8.5. weet eigen onderzoeksresultaten op een heldere en overtuigende wijze te presenteren aan een publiek van deskundigen (vakgenoten) en niet-deskundigen (bijvoorbeeld ouders). Dublin descriptoren: Kennis en inzicht; Toepassen kennis en inzicht; Oordeelsvorming; Communicatie

Titel Taalkunde 2: Collegejaar 2017-2018 Cursuscode OAEN-MLINGU2-13 Cursusnaam Taalkunde 2: Aantal EC's 5 European Credits Voertaal Engels Werkvormen: Werkvorm Frequentie de werkvorm aangeboden? Diverse werkvormen blok 1 Diverse werkvormen blok 1 Aanwezigheid verplicht? Toetsen: Toets Lesmateriaal Onderzoek Toetsvorm Verslag, rapport en essay Verslag, rapport en essay Toetsduur in minuten Minimum cijfer 0 5.5 0 5.5 de toets aangeboden? 1. blok 1 2. blok 2 1. blok 1 2. blok 2 Ingangseisen Geen ingangseisen geregistreerd Opmerkingen Geen opmerking geregistreerd URL cursussite https://hubl.hu.nl/module/linguistics-2-historical-and-sociological-variation Cursus inhoud Leeruitkomsten De student kan een deelonderwerp uit de sociolinguïstiek kritisch onderzoeken en daarvan helder schriftelijk verslag doen. De student kan ideeën over de geschiedenis van het Engels inzetten in de praktijk van het talenonderwijs in de bovenbouw. Leerstof, werkvormen en activiteiten In de lessen wordt er onderzoek en relevante terminologie uit de sociolinguïstiek besproken en wordt de voortgang van het eigen onderzoek bijgehouden. Verder wordt de geschiedenis van de Engelse taal besproken. Deze informatie gebruiken de studenten om een les te ontwerpen over de geschiedenis van het Engels. Toetsing 1. Een verslag van een klein empirisch onderzoek naar taalattitude. Een gedetailleerde omschrijving en beoordelingsrubric is te vinden op de HUbl pagina. Deze opdracht telt voor 75% mee bij het eindcijfer. 2. Lesmateriaal (met verantwoording) voor een les over een onderwerp dat met de geschiedenis van het Engels te maken heeft (gericht op VWO bovenbouw). Een gedetailleerde omschrijving en beoordelingsrubric is te vinden op de HUbl pagina. Deze opdracht telt voor 25% mee bij het eindcijfer. Beide opdrachten moeten voldoende zijn om de cursus af te sluiten.

Beide opdrachten worden de eerste keer ingeleverd aan het eind van de toetsweek in periode 1. Bij een onvoldoende is er eenmalig de kans om het te herschrijven op basis van feedback van de docent en opnieuw in te leveren aan het eind van periode 2. Bij een tweede onvoldoende moet de cursus opnieuw gevolgd worden in het volgende studiejaar en zal er een nieuw onderwerp moeten geselcteerd worden voor de opdracht(en) die onvoldoende was/waren. Kennisbasis 1.2 De student kan vrijwel alles wat hij of zij leest gemakkelijk begrijpen, inclusief literaire werken en abstracte, structureel of linguïstisch complexe teksten over specialistische onderwerpen op het eigen vakgebied; 1.4 De student kan informatie uit verschillende gesproken en geschreven bronnen samenvatten en hiervan samenhangend verslag doen; 1.4.1 De student kan een doeltreffende, logische structuur aanbrengen in een stylistisch adequaat geschreven tekst, zodanig dat de lezer in staat is de belangrijkste punten in zich op te nemen. 1.4.2 De student kan academische betogen op het eigen vakgebied schrijven, gebruikmakend van een adequaat bibliografisch verwijssysteem. 2.1.1.1 De student kan taaluitingen analyseren met behulp van begrippen uit de taalwetenschap. 2.1.1.2 De student kan begrippen uit de algemene en toegepaste taalwetenschap gebruiken om verschijnselen in het Engels te benoemen en beschrijven. 2.2.1.1 De student kan belangrijke historische taalveranderingen in het Engels benoemen en veranderingen in de uitspraak in verband brengen met de spelling. 2.2.1.2 De student kan hedendaagse aanzetten tot taalverandering in de uitspraak, woordenschat of syntaxis van het Engels benoemen. 2.2.3 De student kan taalvariatie als functie van sociale achtergrond of sekse herkennen. 4.1.7 De student kan materiaal en opdrachten ontwerpen en opdrachten beargumenteerd selecteren, passend bij de leerdoelen in de bovenbouw. 4.1.8 De student kan verschillende didactische benaderingen en scenario s toepassen bij het ontwikkelen en evalueren van leeractiviteiten en toetsing, en zorgen voor eenheid tussen eindtermen, doelstellingen en lespraktijk. 5.3.1 De student kan empirisch onderzoek uitvoeren: een onderzoeksvraag formuleren, gangbare onderzoeksmethoden uit de sociale wetenschappen toepassen en conclusies trekken uit de eigen onderzoeksresultaten, gerelateerd aan de onderzoekvraag. 5.3.2 De student kan wetenschappelijke bronnen (secondaire literatuur) vinden en toepassen bij het opbouwen van een argument binnen het eigen vakgebied, analyseren van (literaire) teksten. SBL competenties 3.1. creëert betekenisvolle onderwijsarrangementen, waarin onder andere een beroep wordt gedaan op zelfstandig en/of samenwerkend leren en onderzoekend handelen bij de leerling; Vakdidactisch en vakinhoudelijk competent; competent in het verrichten van (een kleinschalig) onderzoek 3.2. vertaalt de kennisbasis naar voor leerlingen krachtige leeromgevingen met gebruikmaking van verschillende didactische middelen waaronder moderne (digitale) media;

3.4. verantwoordt de eigen vakinhoudelijke en (vak)didactische opvatting(en), daarbij gebruik makend van uitkomsten van actuele, wetenschappelijke inzichten; 8.3. beoordeelt resultaten van onderzoek op hun validiteit en betrouwbaarheid; 8.4. voert praktijkgericht onderzoek uit ter verdieping of uitbreiding van de eigen competenties en/of ter verbetering van de onderwijskwaliteit van de school; 8.5. weet eigen onderzoeksresultaten op een heldere en overtuigende wijze te presenteren aan een publiek van deskundigen (vakgenoten) en niet-deskundigen (bijvoorbeeld ouders). Dublin descriptoren Kennis en inzicht; Toepassen kennis en inzicht; Oordeelsvorming; Communicatie.

Titel Collegejaar 2017-2018 Moderne Literatuur Cursuscode Cursusnaam Aantal EC's Voertaal Werkvormen: Werkvorm Groepswerk Werkcollege Frequentie OAEN-MMODERN-12 Moderne Literatuur 5 European Credits Engels de werkvorm aangeboden? bij aanvangsblok 2: blok 2, blok 3 bij aanvangsblok 2: blok 2, blok 3 Aanwezigheid verplicht? Toetsen: Toets Toetsvorm Toetsduur in minuten Minimum cijfer portfolio Anders 0 5.5 presentatie Presentatie 0 5.5 de toets aangeboden? bij aanvangsblok 2: 1. blok 3 2. blok 5 bij aanvangsblok 2: 1. blok 3 2. blok 5 Ingangseisen Geen ingangseisen geregistreerd Opmerkingen Geen opmerking geregistreerd URL cursussite Geen cursussite geregistreerd Cursus inhoud Leeruitkomsten De student kan literaire teksten formeel en inhoudelijk analyseren, interpreteren en bespreken met gebruik van literaire en literatuurtheoretische concepten, benaderingen en terminologie. De student kan kunstzinnige en sociaal belangrijke fenomenen plaatsen binnen hun historische en culturele context. De student kan een literair werk plaatsen in de brede context van een culturele stroming en de gemeenschappelijke kenmerken van culturele uitingen benoemen. De student kan de kenmerkende eigenschappen van de literatuur van het specifieke taalgebied plaatsen in historische en culturele ontwikkelingen. De student vormt zich een mening over smaakontwikkeling en waardering voor literaire werken in relatie tot (de eigen) literaire competentie. Leerstof, werkvormen en activiteiten Een aantal moderne romans uit het Engelse taalgebied die de laatste vijf jaar zijn gepubliceerd en belangrijke literaire prijzen hebben gewonnen. Werkgroepen, presentatie en zelfstudie. Toetsen en beoordelingscriteria 1. De studenten houden een heldere presentatie, waarbij alle cursisten geactiveerd worden om aan de discussie deel te nemen, en waarin de kwaliteiten van het gepresenteerde werk voldoende belicht worden op het

niveau van de vakspecialist. 2. Daarnaast schrijven de studenten een goedverzorgd en gedocumenteerd leesdossier met daarin de persoonlijke waardering voor elk van de gelezen werken en een beargumenteerd juryrapport. Zowel de presentatie als het leesdossier zijn bepalend voor het succesvol afsluiten van de module. Criteria voor toetsing alsmede normering zullen nader toegelicht worden in de studiehandleiding en tijdens de bijeenkomsten. Kennisbasis 3. Literatuur en cultuur. 3.2 De student kan literaire teksten analyseren, interpreteren en waarderen en maakt daarbij gebruik van de theoretische concepten en begrippen van het betreffende literaire (sub)genre. Onder literaire teksten kunnen culturele uitingen in andere media zoals film, internet en multimedia worden verstaan. 3.4.1 De student kan kunstzinnige en sociaal belangrijke fenomenen plaatsen in hun historische en culturele context. 3.4.2 De student kan een literair werk plaatsen in de brede context van een culturele stroming en de gemeenschappelijke kenmerken van culturele uitingen benoemen. 3.4.3.1 De student kan de kenmerkende eigenschappen van de literatuur van het specifieke taalgebied plaatsen in historische en culturele ontwikkelingen. 5. Wetenschappelijke grondslagen en ontwikkelingen. 5.3.1 De student kan wetenschappelijke bronnen (secondaire literatuur) vinden en toepassen bij het opbouwen van een argument binnen de eigen vakgebied, analyseren van (literaire) teksten. SBL competenties 3. Vakinhoudelijk. 3.4. Verantwoordt de eigen vakinhoudelijke en (vak)didactische opvatting(en), daarbij gebruik makend van uitkomsten van actuele, wetenschappelijke inzichten. Dublin descriptoren 1. Kennis en inzicht. Heeft aantoonbare kennis en inzicht, gebaseerd op de kennis en het inzicht op het niveau van Bachelor en die deze overtreffen en/of verdiepen, alsmede een basis of een kans bieden om een originele bijdrage te leveren aan het ontwikkelen en/of toepassen van ideeën, vaak in onderzoeksverband. 2. Toepassen kennis en inzicht. Is in staat om kennis en inzicht en probleemoplossende vermogens toe te passen in nieuwe of onbekende omstandigheden binnen een bredere (of multidisciplinaire) context die gerelateerd is aan het vakgebied; is in staat om kennis te integreren en met complexe materie om te gaan. 3. Oordeelsvorming. Is in staat om oordelen te formuleren op grond van onvolledige of beperkte informatie en daarbij rekening te houden met sociaal-maatschappelijke en ethische verantwoordelijkheden, die zijn verbonden aan het toepassen van de eigen kennis en oordelen. 4. Communicatie. Is in staat om conclusies, alsmede de kennis, motieven en overwegingen die hieraan ten grondslag liggen, duidelijk en ondubbelzinnig over te brengen op een publiek van specialisten of niet-specialisten.

Titel Collegejaar 2017-2018 Nieuwe Stemmen Cursuscode Cursusnaam Aantal EC's Voertaal Werkvormen: Werkvorm Diverse werkvormen Diverse werkvormen Frequentie OAEN-MNEWVOIC-14 Nieuwe Stemmen 5 European Credits Engels de werkvorm aangeboden? blok 1 blok 1 Aanwezigheid verplicht? Toetsen: Toets Toetsvorm Toetsduur in minuten Minimum cijfer Tentamen Tentamen 120 5.5 Webquest Anders 0 5.5 Ingangseisen Voorkennis: Lees- en Luistervaardigheid C1, Schrijf- en Spreekvaardigheid B2 Opmerkingen Geen opmerking geregistreerd URL cursussite Geen cursussite geregistreerd Cursus inhoud Leeruitkomsten de toets aangeboden? 1. blok 1 2. blok 2 1. blok 1 2. blok 2 1. De student krijgt inzicht in maatschappelijke verstrengelingen en conflicten als gevolg van etnische diversiteit. 2. De student herkent eigen culturele perspectieven. en kan enige ontwikkelingen in eigen culturele perspectieven beargumenteren op basis van de besproken thema s. 3. De student leert gebruik te maken van Media en ICT en kan deze op een creatieve manier inzetten in zijn onderwijspraktijk. 4. De student kan materiaal en opdrachten ontwerpen voor de bestudeerde genres in deze cursus en hier verantwoording voor afleggen met behulp van de theorieën van Bloom, Task-Based Learning en Garner. 5. De student kan in zijn positie als vakdocent Engels andere vakken betrekken bij de literatuurlijn. 6. De student kan literaire werken inhoudelijk analyseren en bespreken op basis van structuur en taal. 7. De student kan een literair werk plaatsen in de brede context van een culturele stroming uit de subgenres dubbele culturen in Noord Amerika en Neo Victoriaanse literatuur. 8. De student kan de belangrijkste kenmerken benoemen van de genres dubbele culturen in Noord Amerika en Neo Victoriaanse literatuur. 9. De student kan sociaal belangrijke fenomenen plaatsen in hun historische- en

culturele context met betrekking tot de subgenres dubbele culturen in Noord Amerika, het feminisme en Neo Victoriaanse literatuur. 10. De student heeft kennis van algemene processen van Canonvorming. 11. De student is in staat een keuze voor in de lespraktijk te behandelen teksten te verantwoorden en de plaats of afwezigheid van het betreffende werk in de Canon uit te leggen. 12. De student is bekend met verschillende etnische en culturele identiteiten alsook minderheden op basis van seksuele oriëntatie in een groot aantal Engelssprekende landen. 13. De student raakt bekend met- en ontwikkelt close reading. 14. De student ontwikkelt presentatie- lees- luister- spreek- en schrijfvaardigheden in de doeltaal. Leerstof, werkvormen en activiteiten Literaire teksten, teksten over literatuuranalyse en literaire genres, internetbronnen, hoorcolleges (mogelijk in de vorm van weblectures), werkgroepen met plenaire discussies en opdrachten in de blended omgeving, online en/of face-to-face presentaties, vraaggesprekken, zelfstudie. Toetsing Formatieve toetsing: lees-, luister- schrijf- en spreekvaardigheid C1 Summatieve toetsing: 1. Tentamen (60%) 2. Digitaal Project (40%). Digitaal Project: Je ontwerpt een digitaal project voor jouw leerlingen. Het project bevat de volgende elementen: 1. Aansluiten bij de belevingswereld van leerlingen 2. De taak moet geschikt en haalbaar zijn voor de bovenbouw 3. Verdieping bieden op gebied van literatuur 4. Verdieping bieden op minstens één van de besproken thema s 5. Minstens één vakoverstijgend element bevatten 6. Heldere en duidelijke stappen en goede links 7. Studenten aanmoedigen verschillende perspectieven te ontwikkelen in relatie tot cultuur en maatschappij. 8. Theoretische discussie die bevat: i. Verantwoording voor en contextualisering van teksten die leerlingen moeten lezen ii. Verklaar de relevantie en relatie tot het vakoverstijgende onderdeel iii. Verantwoording in relatie tot de leerdoelen van de bovenbouw en de Canon iv. Verantwoording van het project in relatie tot Bloom s Taxonomy, Task-Based learning en Gardner s meervoudige intelligenties (zie aanbevolen literatuur in de studiehandleiding).

Kennisbasis 1.1 De student kan moeiteloos dialogisch en monologisch gesproken Engels, in direct contact of via de media begrijpen, ook wanneer het spreektempo hoog is, eventueel na enige gewenning aan het accent. 1.1 + 1.2 De student kan vrijwel alles wat hij of zij hoort of leest gemakkelijk begrijpen, inclusief literaire werken en abstracte, structureel of linguïstisch complexe teksten over specialistische onderwerpen op het eigen vakgebied. 1.3.1 De student kan zich gemakkelijk uitdrukken en betekenisnuances precies weergeven. 1.3.4 De student kan zonder moeite deelnemen aan gesprekken en discussies en is vertrouwd met idiomatische uitdrukkingen en taalvormen uit de spreektaal. 2.2.3 De student kan taalvariatie als functie van sociale achtergrond of sekse herkennen 3.2 De student kan literaire teksten analyseren, interpreteren en waarderen en maakt daarbij gebruik van de theoretische concepten en begrippen van het betreffende literaire (sub)genre. Onder literaire teksten kunnen culturele uitingen in andere media zoals film, internet en multimedia worden verstaan. 3.3. De student kan literaire teksten formeel en inhoudelijk analyseren, interpreteren en bespreken met gebruik van literaire en literatuurtheoretische concepten, benaderingen en terminologie. 3.4.1 De student kan kunstzinnige en sociaal belangrijke fenomenen plaatsen in hun historische en culturele context. 3.4.2 De student kan een literair werk plaatsen in de brede context van een culturele stroming en de gemeenschappelijke kenmerken van culturele uitingen benoemen. 3.4.3.1 De student kan de kenmerkende eigenschappen van de literatuur van het specifieke taalgebied plaatsen in historische en culturele ontwikkelingen. 3.4.3.2 De student heeft kennis van algemene processen van canon-vorming en is in staat de keuze voor in de lespraktijk te behandelen teksten te verantwoorden en contextualiseren. 4.1.4 De student kan leerbehoeftes van leerlingen in de bovenbouw analyseren in relatie tot de eisen van de eindtermen. 4.1.7 De student kan materiaal en opdrachten ontwerpen en opdrachten beargumenteerd selecteren, passend bij de leerdoelen in de bovenbouw. 4.2.1.1 De student kan verschillende benaderingen van de didactiek van de vaardigheden evalueren en toepassen in een lestaak of taaltaak;. 4.2.2.1 De student kan geschikte leermiddelen, waaronder ICT-middelen, op een didactisch verantwoorde manier in het onderwijs ontwerpen en toepassen en heeft hierop een beargumenteerde visie. 4.2.2.6 De student kan vanuit zijn positie als vakdocent Engels bijdragen aan vakoverstijgend werken binnen de school. 4.3.1.2 De student kan toetsen ontwikkelen voor leerlingen in de bovenbouw rekening houdend met ERK, nationale eindtermen en schoolbeleid. 4.4.2 De student kan het taalbeleid van de school (mede)vormgeven op basis van theoretische inzichten. 5.3.1 De student kan wetenschappelijke bronnen (secondaire literatuur) vinden en toepassen bij het opbouwen van een argument binnen de eigen vakgebied, analyseren

van (literaire) teksten. SBL competenties 1. Interpersoonlijk competent. 1.1 vertaalt theorieën van groepsdynamica en (interculturele) communicatie in adequaat docentengedrag; 1.2. brengt een leef- en leerklimaat tot stand dat de ontwikkeling van adolescenten naar zelfstandigheid en zelfverantwoordelijkheid bevordert. 1.3. maakt leerlingen medeverantwoordelijk voor een tot samenwerking stimulerend klassenklimaat, daarbij gebruik makend van kennis betreffende de hedendaagse jeugdcultuur en leefwerelden van jongeren; 2. Pedagogisch competent. 2.1 vertaalt ontwikkelings-psychologische opvattingen op het gebied van emotionele, cognitieve en morele ontwikkeling van adolescenten in daarmee corresponderend docentengedrag: 2.3. verantwoordt zijn handelen met betrekking tot multiculturaliteit en intellectuele en sociale heterogeniteit, daarbij gebruik makend van resultaten van wetenschappelijk onderzoek; 2.4. is zich bewust van eigen beroepsidentiteit en verantwoordt vanuit welke waarden en normen hij handelt in relaties met leerlingen; 3. Didactisch en vakinhoudelijk competent. 3.1. creëert betekenisvolle onderwijsarrangementen, waarin onder andere een beroep wordt gedaan op zelfstandig en/of samenwerkend leren en onderzoekend handelen bij de leerling; 3.2. vertaalt de kennisbasis naar voor leerlingen krachtige leeromgevingen met gebruikmaking van verschillende didactische middelen waaronder moderne (digitale) media; 3.3. kan gezamenlijk met collega s van andere vakken onderwijs ontwikkelen; 3.4. verantwoordt de eigen vakinhoudelijke en (vak)didactische opvatting(en), daarbij gebruik makend van uitkomsten van actuele, wetenschappelijke inzichten; 3.5. reflecteert op de legitimering van de eindtermen van zijn schoolvak en de plaats en functie daarvan voor de persoonlijke ontwikkeling van de leerling en de samenleving; 4. Organisatorisch competent. 4.3. hanteert een zodanige tijds- en werkplanning, dat leerlingen hun eigen planning daar effectief op kunnen afstemmen. 5. Competent in het samenwerken met collega's. 5.4. draagt aanwijsbaar bij aan de onderwijsontwikkeling en vervult daarin de rol van initiator en innovator. Dublin descriptoren 1. Kennis en inzicht. Heeft aantoonbare kennis en inzicht, gebaseerd op de kennis en het inzicht op het niveau van Bachelor en die deze overtreffen en/of verdiepen, alsmede een basis of een kans bieden om een originele bijdrage te leveren aan het ontwikkelen en/of toepassen van ideeën, vaak in onderzoeksverband. 2. Toepassen kennis en inzicht. Is in staat om kennis en inzicht en probleemoplossende vermogens toe te passen in nieuwe of onbekende omstandigheden binnen een bredere (of multidisciplinaire) context die gerelateerd is aan het vakgebied; is in staat om kennis te integreren en met complexe materie om te gaan. 3. Oordeelsvorming. Is in staat om oordelen te formuleren op grond van onvolledige of

beperkte informatie en daarbij rekening te houden met sociaal-maatschappelijke en ethische verantwoordelijkheden, die zijn verbonden aan het toepassen van de eigen kennis en oordelen. 4.Communicatie. Is in staat om conclusies, alsmede de kennis, motieven en overwegingen die hieraan ten grondslag liggen, duidelijk en ondubbelzinnig over te brengen op een publiek van specialisten of niet-specialisten.

Titel Collegejaar 2017-2018 Literatuur didactiek Cursuscode Cursusnaam Aantal EC's Voertaal Werkvormen: Werkvorm Werkcollege Anders Frequentie OAEN-MTEACH-15 Literatuur didactiek 5 European Credits Engels de werkvorm aangeboden? bij aanvangsblok 4: blok 4 bij aanvangsblok 4: blok 4 Aanwezigheid verplicht? Toetsen: Toets Toetsvorm Verslag, essay rapport en essay Verslag, lessenserie rapport en essay Ingangseisen Geen ingangseisen geregistreerd Opmerkingen Geen opmerking geregistreerd URL cursussite https://hubl.hu.nl/module/teaching-literature-1 Cursus inhoud Leeruitkomsten Toetsduur in minuten Minimum cijfer 0 5.5 0 5.5 de toets aangeboden? bij aanvangsblok 4: 1. blok 4 2. blok 5 bij aanvangsblok 4: 1. blok 4 2. blok 5 1. De student heeft kennis van algemene processen van canon-vorming en is in staat de keuze voor in de lespraktijk te behandelen teksten te verantwoorden en te contextualiseren 2. De student kan leeractiviteiten ontwikkelen en onderbouwen met en kennis van theoretische concepten, een analyse van leerbehoeftes van de leerlingen en het schoolbeleid. 3. De student kan geschikte leermiddelen, waaronder ICT-middelen, op een didactisch verantwoorde manier in het onderwijs ontwerpen en toepassen, en heeft hierop een beargumenteerde visie. 4. De student kan literaire teksten formeel en inhoudelijk analyseren, interpreteren en bespreken met gebruik van literaire en literatuurtheoretische concepten, benaderingen en terminologie. 5. De student kan kunstzinnige en sociaal belangrijke fenomenen plaatsen binnen hun historische en culturele context. 6. De student kan een literair werk plaatsen in de brede context van een culturele stroming en de gemeenschappelijke kenmerken van culturele uitingen benoemen. 7. De student kan de kenmerkende eigenschappen van de literatuur van het specifieke taalgebied plaatsen in historische en culturele ontwikkelingen.

Leerstof, werkvormen en activiteiten De cursus begint met de bespreking van de theoretische uitgangspunten die een rol spelen bij het opzetten van een literatuurcurriculum. Dit zijn zowel inhoudelijke als vakdidactische uitgangspunten. Daarna worden verschillende onderwerpen behandeld die bij het literatuuronderwijs een rol spelen. Heel nadrukkelijk is er ook aandacht voor het gebruik van internet, film en de graphic novel in de literatuurlessen. Steeds zal er worden teruggegrepen naar de theoretische uitgangspunten. De studenten denken na over de mogelijke toepassingen van de theorie op concreet materiaal dat in de leeslijst is terug te vinden, en zij presenteren dit aan elkaar en geven elkaar hier feedback op. Ondertussen werken de studenten aan een lessenserie gekoppeld aan de inhoud van de module. De volgende onderwerpen worden besproken gedurende de cursus: teacher anxiety, theoretical framework, teaching Shakespeare, teaching poetry, teaching the novel, using the new media, teaching the graphic novel. De veronderstelde voorkennis voor deze cursus wordt aangeleerd in de cursus Literair Gereedschap (zie cursusbeschrijving voor overzicht van de learning outcomes van deze cursus). Toetsing Summatieve toetsing: 1. De cursus wordt afgesloten met lessenseries gekoppeld aan inhouden van de module. 2. Naast de lessenseries worden de uitgangspunten en doelstellingen voor een literatuurcurriculum in de bovenbouw in essayvorm beschreven, waarbij gemaakte keuzes theoretisch worden onderbouwd. Het essay wordt in het Engels geschreven op minimaal C1 niveau. Een gedetailleerde beoordelingsrubric is in de cursushandleiding te vinden. Kennisbasis 3.2 De student kan literaire teksten analyseren, interpreteren en waarderen en maakt daarbij gebruik van de theoretische concepten en begrippen van het betreffende literaire (sub)genre. Onder literaire teksten kunnen culturele uitingen in andere media zoals film, interneten multimedia worden verstaan. 3.4.1 De student kan kunstzinnige en sociaal belangrijke fenomenen plaatsen in hun historische en culturele context. 3.4.2 De student kan een literair werk plaatsen in de brede context van een culturele stroming en de gemeenschappelijke kenmerken van culturele uitingen benoemen 3.4.3.1 De student kan de kenmerkende eigenschappen van de literatuur van het specifieke taalgebied plaatsen in historische en culturele ontwikkelingen. 4.2.1.2 De student kan leeractiviteiten voor de vier vaardigheden ontwikkelen en onderbouwen met een kennis van theoretische concepten, een analyse van de leerbehoeftes van de leerlingen en het schoolbeleid 4.2.2.1 De student kan geschikte leermiddelen, waaronder ICT-middelen, op een didactisch verantwoorde manier in het onderwijs ontwerpen en toepassen en heeft hierop een beargumenteerde visie. SBL competenties Vakdidactisch en vakinhoudelijk competent Dublin descriptoren

Kennis en inzicht/toepassen kennis en inzicht/ oordeelsvorming/ communicatie

Titel Collegejaar 2017-2018 Literair Gereedschap Cursuscode Cursusnaam Aantal EC's Voertaal Werkvormen: Werkvorm Werkcollege Werkcollege Frequentie OAEN-MTOOLBOX-12 Literair Gereedschap 5 European Credits Engels de werkvorm aangeboden? bij aanvangsblok 2: blok 2 bij aanvangsblok 2: blok 2 Aanwezigheid verplicht? Toetsen: Toets Toetsvorm Toetsduur in minuten Minimum cijfer tentamen Anders 120 5.5 Ingangseisen Geen ingangseisen geregistreerd Opmerkingen Geen opmerking geregistreerd URL cursussite https://hubl.hu.nl/module/literary-toolboxliterair-gereedschap-blended-2-and-7 Cursus inhoud Leeruitkomsten de toets aangeboden? bij aanvangsblok 2: 1. blok 2 2. blok 3 1. De student maakt kennis met een zeer divers spectrum aan literaire teksten. 2. Daarnaast maakt de student zich literair-kritische en literair-theoretische kennis eigen. 3. De student ontwikkelt vaardigheden in het toepassen van deze kennis op literaire teksten teneinde deze te interpreteren en te evalueren. 4. De student kan in een helder betoog, zowel mondeling als schriftelijk, een goed gefundeerde stelling over het voetlicht brengen en deze op adequate wijze verdedigen op basis van kennis en inzicht. Leerstof, werkvormen en activiteiten Literaire teksten, teksten over literatuuranalyse, aanbevolen internetbronnen, hoorcolleges (mogelijk in de vorm van weblectures), werkgroepen met plenaire discussies, zelfstudie. Toetsing Summatieve toetsing: Eindtoets waarin de opgedane kennis zelfstandig moet worden toegepast. Zowel kennis als inzicht en vaardigheden worden in het tentamen getoetst en aan de hand van een antwoordenmodel geëvalueerd. Formatieve toetsing: Wekelijkse opdrachten

Kennisbasis 1. Taalvaardigheden. 1.1 De student kan moeiteloos dialogisch en monologisch gesproken Engels, in direct contact of via de media begrijpen, ook wanneer het spreektempo hoog is, eventueel na enige gewenning aan het accent. 1.2 De student kan vrijwel alles wat hij of zij hoort of leest gemakkelijk begrijpen, inclusief literaire werken en abstracte, structureel of linguïstisch complexe teksten over specialistische onderwerpen op het eigen vakgebied. 1.3. De student kan informatie uit verschillende gesproken en geschreven bronnen samenvatten en hiervan samenhangend verslag doen. 1.3.1 De student kan zich gemakkelijk uitdrukken en betekenisnuances precies weergeven. 1.3.2 De student kan zich hernemen en zijn betoog zo herstructureren dat andere mensen het nauwelijks merken. 1.3.3 De student kan een doeltreffende, logische structuur aanbrengen in een voordracht of redenering en deze in een adequate stijl presenteren, zodanig dat een toehoorder in staat is de belangrijkste punten in zich op te nemen. 1.3.4 De student kan zonder moeite deelnemen aan gesprekken en discussies en is vertrouwd met idiomatische uitdrukkingen en taalvormen uit de spreektaal. 1.3 +1.4 De student kan informatie uit verschillende gesproken en geschreven bronnen samenvatten en hiervan samenhangend verslag doen. 1.4.1 De student kan een doeltreffende, logische structuur aanbrengen in een stilistisch adequaat geschreven tekst, zodanig dat de lezer in staat is de belangrijkste punten in zich op te nemen. 3. Literatuur en cultuur. 3.1 De student heeft een overzicht van de historische ontwikkeling van de Engelstalige letterkunde, kan de belangrijkste literaire stromingen en periodes onderscheiden en heeft representatieve literaire teksten gelezen en bestudeerd en kan deze werken plaatsen in hun maatschappelijke en historische context. 3.2 De student kan literaire teksten analyseren, interpreteren en waarderen en maakt daarbij gebruik van de theoretische concepten en begrippen van het betreffende literaire (sub)genre. Onder literaire teksten kunnen culturele uitingen in andere media zoals film, internet en multimedia worden verstaan. 3.3. De student kan literaire teksten formeel en inhoudelijk analyseren, interpreteren en bespreken met gebruik van literaire en literatuur-theoretische concepten, benaderingen en terminologie. 3.4.1 De student kan kunstzinnige en sociaal belangrijke fenomenen plaatsen in hun historische en culturele context. 3.4.2 De student kan een literair werk plaatsen in de brede context van een culturele stroming en de gemeenschappelijke kenmerken van culturele uitingen benoemen. 3.4.3.1 De student kan de kenmerkende eigenschappen van de literatuur van het specifieke taalgebied plaatsen in historische en culturele ontwikkelingen. 3.4.3.2 De student heeft kennis van algemene processen van canon-vorming en is in staat de keuze voor in de lespraktijk te behandelen teksten te verantwoorden en contextualiseren. SBL competenties 3. Vakinhoudelijk. 3.4. Verantwoordt de eigen vakinhoudelijke en (vak)didactische opvatting(en), daarbij gebruik makend van uitkomsten van actuele, wetenschappelijke inzichten.