Meetprotocol: Fysisch-technische testen van thorax-apparatuur. Versie: 1.1 Mei 2017

Vergelijkbare documenten
Meetprotocol: Fysisch-technische testen van thorax-apparatuur. versie 2.0: november 2017

Voorgeschreven waarden aan apparatuur gebruikt in de Nederlandse borstkankerscreening

MEETPROTOCOL. Fysisch-technische testen van digitale mammografie-apparatuur. Versie: 2.32 September Auteurs:

Zorg voor kwaliteit is samenwerken Kwaliteit bewaken in de Digitale Screening

Mammografie. Fysische kant van de insteltechniek. Fysische Groep LRCB, Nijmegen

Nieuwsbrief oktober 2007

Iets met Mensen.. Bert Haak congres Medusin 24 januari 2019

MEETPROTOCOL Testen van diagnostische bekijkstations voor bevolkingsonderzoek Versie: 1.0 november 2016 Auteurs:

Syllabus Fysische aspecten bij digitale thoraxopnamen t.b.v. de medisch technisch medewerkers van het Nederlandse Bevolkingsonderzoek op Tuberculose

Beginselen beeldbewerking en beeldreconstructie. Basiscursus Fysica in de Mammografie Datum: donderdag 15 januari 2015

Practicum Stralingsbescherming op deskundigheidsniveau 5R

Practicum Stralingsbescherming op deskundigheidsniveau 5R

Beeldvormende keten radiologie. Belichtingsaspecten digitale bucky. Beeldvormende keten radiologie. Patiënt. Parameters röntgenapparatuur

Veterinaire röntgentechniek

Beeldkwaliteit in digitale mammografie en tomosynthese. Ramona Bouwman

Syllabus: Fysische aspecten bij digitale mammografie t.b.v. de laboranten van het Nederlandse Bevolkingsonderzoek op Borstkanker

Practicum Stralingsbescherming op deskundigheidsniveau 5A

Stralingsbelasting in de neonatologie in België

Vraagstuk 1: Lektest van een 106 Ru/ 106 Rhbron

Belgisch Protocol voor Kwaliteitscontrole van X-stralenapparatuur: Digitale Mammografie

Belgisch Protocol voor Jaarlijkse Kwaliteitscontrole van X-stralenapparatuur

Richtlijnen Scannen Microfilms

FEDERAAL AGENTSCHAP VOOR NUCLEAIRE CONTROLE

Practicum Stralingsbescherming op deskundigheidsniveau 5A

RIVM rapport /2004. Acceptatie- en statustesten van radiodiagnostische apparatuur Aanbevelingen voor te inspecteren parameters

Digitale mammografie vraagt nieuwe methoden kwaliteitscontrole

Kwaliteitsborgingsprogramma. Joris Nens

Practicum Stralingsbescherming op deskundigheidsniveau 5A

Dosisregistratie: check! Maar wat nu?

HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied en definities

Belgisch Protocol voor Jaarlijkse Kwaliteitscontrole van X-stralenapparatuur: Systemen voor fluoroscopie

@ATerinzagelegging

BIJLAGEN. bij GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) VAN DE COMMISSIE

ALL SKY FOTO'S PROCEDURE

RIVM-rapport /2007. Kwaliteitsborging van radiodiagnostische apparatuur Overzicht van publicaties sinds 2004

Belgisch Protocol voor Jaarlijkse Kwaliteitscontrole van X-stralenapparatuur: Systemen voor fluoroscopie

LOODSCHORTEN: BELEID INZAKE STRALINGSBESCHERMING. Peter Immesoete Vinçotte Controlatom

Toetsingskader Inspectie voor de Gezondheidszorg

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied en definities

GridPix: Development and Characterisation of a Gaseous Tracking Detector W.J.C. Koppert

Nieuwe ontwikkelingen

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN. Tentamen OGO Fysisch Experimenteren voor minor AP (3MN10) Tentamen Inleiding Experimentele Fysica (3AA10)

9. Lineaire Regressie en Correlatie

Tentamen 8NB00 Medische Beeldvorming 19 januari 2016, 9-12h

Tentamen Beeldverwerking TI2716-B Woensdag 28 januari

Aan de slag met de nieuwe leerplannen fysica 2 de graad ASO

Basisvaardigheden Microsoft Excel

Informatie over Lenzen

Voorwoord 1. Auteurs en leescommissie 3

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Diffractie door helix structuren (Totaal aantal punten: 10)

BIJLAGE bij Examen Coördinerend Deskundige Stralingsbescherming

Invullen van het gegevensregistratieformulier m.b.t. de patiëntendoses bij radiologische onderzoeken.

Basisvaardigheden Microsoft Excel

GEBRUIKSAANWIJZING Materiaaldiktemeter PCE-TG 50

Röntgenstraling. Medische beeldvorming

Beeldacquisitie. FFDM en tomosynthese

Compositie op basis van geometrische vormen

Geleid herontdekken van de golffunctie

Examentraining (KeCo) SET-B HAVO5-Na

zet uw blik op scherp

De herziene Richtlijn Tandheelkundige Radiologie

Practicum algemeen. 1 Diagrammen maken 2 Lineair verband en evenredig verband 3 Het schrijven van een verslag

Vraagstuk 1: Bepaling 51 Cractiviteit

Statistiek voor Natuurkunde Opgavenserie 4: Lineaire regressie

Radiologie in de (tandarts) praktijk

Foutenberekeningen. Inhoudsopgave

Morenaments Ornamenten met symmetrie. Werkblad vooraf met begeleidende tekst en oplossingen

XXX INTERNATIONALE NATUURKUNDE OLYMPIADE LEICESTER, GROOT BRITANNIË PRACTICUM-TOETS

SYSTEMEN 11/3/2009. Deze toets bestaat uit 3 opgaven (28 punten). Gebruik eigen grafische rekenmachine en BINAS toegestaan. Veel succes!

Installatiehandleiding

Tentamen 8D040 - Basis beeldverwerking. 24 juni 2011, uur

+31 (0) E:

Nauwkeurigheid en precisie van het Accu-Chek Compact- en Accu-Chek Compact Plus-systeem. Inleiding. Methode

De bepaling van de positie van een. onderwatervoertuig (inleiding)

Basisbegrippen in de fotografie

Phydrostatisch = gh (6)

Flying Sensor Rapport

IWEX 3D imaging. Content 11/03/2015

{button Installeer Zelfstudie Bestanden, execfile(seedatauk.exe,tutorial.ctb;tutorial nn.see)}

Een enkele detector op de grond geeft een signaal, dit wordt een single genoemd.

Samenvatting. A. van Leeuwenhoeklaan MA Bilthoven Postbus BA Bilthoven KvK Utrecht T

Solico. Brugdekpaneel 500x40. Solutions in composites. Mechanische eigenschappen. Versie : 2. Datum : 16 januari 2013

p a t i ë n t e n i n f o r m a t i e 2

Waar kijkt de radioloog naar op het mammogram? Ruud Pijnappel

Nauwkeurige dieptemetingen

Geluidabsorptie van een aantal Sonaspray constructies

EXAMEN HOGER ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1977 NATUURKUNDE. Vrijdag 19 augustus, uur

Kengetallen. E-5 MPR-Kwaliteit. Inleiding. MPR 24 uur. 4 Betekenis van MPR 24 uur

GEBRUIKSAANWIJZING Wolff Vochtmeter V1-D4 #071053

Je kunt al: -de centrummaten en spreidingsmaten gebruiken -een spreidingsdiagram gebruiken als grafische weergave van twee variabelen

The Color of X-rays. Spectral Computed Tomography Using Energy Sensitive Pixel Detectors E.J. Schioppa

+31 (0) E:

Samenvatting. Samenvatting

KWALITEITSDOCUMENT MBB ER IN DE SCREENING

PRACTICUM SPRONG- TECHNIEKEN

Toets 2 Hogere Vacuümtechniek 2002 Dinsdag 10 december 2002, uur

Docentenhandleiding omvallend melkpak:

Handboek Voedselveiligheid. Vereniging van Nederlandse Voedselbanken. Bijlage B KOELKETEN BEWAKING

Transcriptie:

Meetprotocol: Fysisch-technische testen van thorax-apparatuur Versie: 1.1 Mei 2017 Auteurs: A.M. Bolderdijk R.W. Bouwman R.E. van Engen O.M. van der Helm H. Lelivelt J. Peulen J. van Immerseel

Dutch reference centre for screening Postbus 6873 6503 GJ Nijmegen Tel: 024-7600650 Email: fysgroep@lrcb.nl 2

Voorwoord Sinds juli 2014 is het Landelijk Referentie Centrum voor Bevolkingsonderzoek (LRCB) verantwoordelijk voor de kwaliteitsbewaking van het vergunningsplichtige, radiologische deel van de Nederlandse tuberculose screening. Deze screening wordt in Nederland uitgevoerd door de Gemeentelijke GezondheidsDienst (GGD) onder risico groepen, waarbij thoraxfoto s worden gemaakt door Medisch- Technisch medewerkers (MTM er) en beoordeeld door een arts. De cliënten bestaan bij de tuberculose screening uit zowel baby s tot volwassenen en zowel mannen als vrouwen. Deze variatie in cliënten stelt specifieke eisen aan de apparatuur en insteltechniek door de MTM er. De onderzoeken worden uitgevoerd op een vaste locatie of in een mobiele röntgen unit (MRU). Dit protocol heeft als doel de fysisch-technische kwaliteit van de beeldvormende systemen te controleren en te borgen. Het is opgesteld op basis van de Europese normen aan de kwaliteit van thoraxsystemen die worden gesteld in Radiation Protection No 162: Criteria for Acceptability of Medical Radiological Equipment in Diagnostic Radiology, Nuclear Medicine and Radiotherapy, uitgegeven door de EU. Ook zijn andere relevante protocollen, zoals het WAD protocol van de Nederlandse Vereniging van Klinisch Fysici en de IEC 62220-1 norm geraadpleegd. Tenslotte heeft de ervaring die het LRCB bezit in het meten van mammografie röntgensystemen een rol gespeeld in de ontwikkeling van dit protocol. Het wordt geadviseerd dat elk systeem tenminste jaarlijks wordt getest en dat nieuw geplaatste apparatuur een acceptatietest krijgt. 3

Inhoudsopgave VOORWOORD... 3 INLEIDING... 5 OPZET MEETPROTOCOL... 5 REVISIE-OVERZICHT... 7 EISEN EN VOORWAARDEN... 7 FILOSOFIE EN MEETOMSTANDIGHEDEN... 8 DEEL A: BEELDACQUISITIE... 9 A1. LEKSTRALING... 11 A2. BUISSPANNING... 13 A3. HALFWAARDEDIKTE... 15 A4. BEELDOPNEMER... 17 A4.1 Detector responsie... 17 A4.2 Gereconstrueerde pixels... 19 A4.3 Afwijkende pixelwaarden na detector correcties... 20 A4.4 Geometrische vervorming... 21 A4.5 Restbeeld na uitlezing... 22 A4.6 Overeenkomst in gevoeligheid van fosforplaten... 23 A4.7 Geschiktheid van de opslagplaats van fosforplaten... 24 A4.8 Vervaging van latent beeld... 25 A5. GEOMETRIE... 26 A5.1 Röntgenbundel-beeldrand afstand... 26 A5.2 Lichtbundel-röntgenbundel overeenkomst... 27 A6. BELICHTINGAUTOMAAT... 28 A6.1 Automaatstanden... 28 A6.2 Korte termijn stabiliteit... 29 A6.3 AEC-protocollen... 30 A6.4 Stabiliteit buisstroom- en tijdcombinaties... 31 A6.5 Beveiliging op (over)exposie... 32 A6.6 Overeenkomst AEC sensoren... 33 A6.7 Controle weergegeven DAP/KAP waarden... 34 A6.8 Roosterfactor... 35 A8. BEELDKWALITEIT... 37 A8.1 Minimale contrast waarneembaarheid... 37 A8.2 Toegepaste lineaire systemen theorie (optioneel)... 38 A9. ARTEFACTEN EVALUATIE... 41 A10. STANDAARDOPNAMEN EN STABILITEIT... 42 DEEL B: FYSISCHE METINGEN GEDURENDE DE KLINISCHE FASE VAN EEN TYPEKEURING... 43 DEEL C: NIET VAN TOEPASSING IN DIT PROTOCOL... 44 DEEL D: BEELDBEWERKING... 45 D1. BEELDBEWERKING... 47 DEEL E: BEELDWEERGAVE... 49 E1. MONITOR... 51 E1.2 Weergavecurve monitor... 52 BIJLAGEN... 59 BIJLAGE 1: VERKLARENDE WOORDENLIJST... 60 BIJLAGE 2: BESCHRIJVING VAN DE TESTBENODIGDHEDEN... 64 BIJLAGE 3: ADVIEZEN STRUCTUUR... 66 BIJLAGE 4: BRONVERMELDING... 67 4

Inleiding Opzet meetprotocol Dit protocol is onderverdeeld in drie onderdelen: Beeldacquisitie, beeldbewerking en beeldweergave, waarbij deel B en C in dit protocol worden overgeslagen omdat deze onderdelen alleen van toepassing zijn voor het mammografie meetprotocol. Ieder deel bestaat uit meerdere kwaliteitstesten, waarbij iedere kwaliteitstest in een apart hoofdstuk wordt besproken. De hoofdstukken zijn elk steeds opgebouwd uit zes paragrafen die hieronder nader worden toegelicht. In deze paragraaf wordt beschreven wat het doel van de meting is. In deze paragraaf wordt aangegeven met welke frequentie de metingen herhaald worden. Hier wordt ook aangegeven indien een meting alleen voor bepaalde type systeem (bijvoorbeeld alleen voor CR-systemen) uitgevoerd moet worden. In deze paragraaf wordt aangegeven welke apparatuur, fantomen, software of testbeelden benodigd is om de metingen uit te kunnen voeren. IV. Meetprocedure In deze paragraaf wordt aangegeven hoe de metingen worden uitgevoerd. De metingen worden zoveel mogelijk onder standaardomstandigheden uitgevoerd. Wat de standaard omstandigheden zijn wordt in dit hoofdstuk onder 5

Filosofie en meetomstandigheden beschreven. In deze paragraaf wordt aangegeven hoe de metingen worden uitgevoerd en welke grootheden gemeten en berekend worden. Bij de te berekenen grootheden wordt de berekeningsmethode weergegeven. In deze paragraaf worden de criteria genoemd waaraan de gemeten en berekende grootheden moeten voldoen. Indien van toepassing wordt alleen een aanbeveling voor de optimale waarde van een bepaalde grootheid gedaan of wordt de gebruikelijke waarde van de grootheid genoemd. 6

Revisie-overzicht Het revisie-overzicht is voor deze versie niet van toepassing maar zal in volgende versies dienen om de aangebrachte wijzigingen aan te geven. Eisen en voorwaarden De metingen in dit protocol zijn beperkt tot metingen op het gebied van de fysisch-technische kwaliteit van de gebruikte apparatuur. Tests op het gebied van functionaliteit en systeemintegratie zijn niet beschreven. Dit neemt echter niet weg dat de apparatuur aan een aantal randvoorwaarden zal moeten voldoen om goed te kunnen functioneren binnen de Nederlandse tuberculosescreening. Deze zijn hieronder beschreven. Belichtingsautomaat (1) : Het systeem dient uitgerust te zijn met een belichtingsautomaat. Dit is noodzakelijk om een optimale belichting bij de grote diversiteit aan cliënten te kunnen waarborgen. Tevens dient de lokatie meetvelden van de belichtingsautomaat zichtbaar te zijn op de detector. Diafragma (1) : Het moet mogelijk zijn de röntgenbundel zodanig te collimeren dat alleen het gebied van interesse afgebeeld kan worden. In praktijk blijkt dat het noodzakelijk is om de röntgenbundel in vier richtingen te kunnen collimeren. Strooistralenrooster (1) : Het dient mogelijk te zijn het strooistralenrooster te verwijderen. Voordraaifilter (1) : Indien het systeem gebruikt wordt voor beeldvorming bij kinderen dient er een voordraaifilter van 0.1 mm Cu beschikbaar te zijn of dient de totale filtratie tenminste 3.5 mm Al te bedragen. Dosisaanduiding (1) : Het systeem dient te beschikken over een dosisaanduiding. DICOM standaard: De apparatuur dient te voldoen aan de laatste versie van de DICOM-standaard. Onbewerkte beelden: De metingen beschreven in dit protocol worden, tenzij anders vermeld, uitgevoerd in onbewerkte beelden, in de DICOM header aangeduid als for processing. Beelden van systemen waarbij de responsie niet lineair is moeten in sommige gevallen eerst gelineariseerd worden, voordat metingen op beelden verricht kunnen worden. Dit staat bij de betreffende metingen vermeld. Beoordelingsstation: Voor een diagnostisch beoordelingsstation geldend dat de bitdiepte van de grafische kaart tenminste 10 bits moet zijn. 7

Filosofie en meetomstandigheden Er kan onderscheid gemaakt worden in de testitems tussen systeem gerelateerde metingen of klinisch gerelateerde metingen. Systeem gerelateerde metingen hebben als doel onderling vergelijk van systemen mogelijk te maken. Deze metingen worden zo veel mogelijk volgens de IEC standaard uitgevoerd. Bij klinisch gerelateerde metingen zal zo veel mogelijk de klinische praktijk benaderd worden. Op deze manier wordt duidelijk hoe het systeem klinisch presteert. Deze opnamen worden veelal met behulp van de belichtingsautomaat gemaakt volgens onderstaande standaard instellingen. Standaard instellingen: - Focusgrootte: Groot focus (1.2 mm) - Focus-detector afstand: Zoals klinisch gebruikelijk, volwassene PA - Anode: Zoals klinisch gebruikelijk, volwassene PA - Filter: Zoals geadviseerd, volwassene PA - Buisspanning: Zoals klinisch gebruikelijk, volwassene PA - Belichting: Automatische belichting - Automaatstand: Zoals klinisch gebruikelijk, volwassene PA - Strooistralenrooster: Aanwezig - AEC-sensor belichtingsautomaat: Twee buitenste meetvelden - Cassette (bij CR-systemen): Referentiecassette - Beeldbewerking: Geen - Fantoom 163x163x25 mm Al fantoom Dosismeting: Indien een dosismeting wordt uitgevoerd bij gebruik van automatische belichting mag de dosismeter niet in het AEC-sensorgebied liggen, omdat dit de exposie kan beïnvloeden. Opnametijd en scantijd: Bij de meeste systemen is de opnametijd de duur van de opname. Bij Scanning Slot systemen is er sprake van een opnametijd en van een scantijd. De opnametijd is hierbij gedefinieerd als de tijd waarbij een individueel punt van het af te beelden object röntgenstraling ontvangt. De scantijd is de tijd tussen het uitzenden van de eerste en het laatste röntgenquant van een opname door het systeem. Voorkomen van ghost images : Indien een opname gemaakt wordt, zonder dat het beeld voor de meting noodzakelijk is, bijvoorbeeld bij het meten van de buisspanning, is het beter om de beeldopnemer te beschermen om restbeelden ( ghost images ) die nog enige tijd in het beeld zichtbaar blijven te voorkomen. Acceptatie- en periodieke testen: De meetresultaten van de eerste test die op een systeem uitgevoerd wordt, zullen als referentie dienen voor de resultaten van de opvolgende testen. 8

DEEL A: BEELDACQUISITIE 9

A1. Lekstraling Met deze meting wordt gecontroleerd of er, na het volledig afsluiten van het diafragma van de röntgenbuis een stralingslek aanwezig is. Indien er een stralingslek wordt waargenomen zal het dosistempo van de lekstraling worden gekwantificeerd. - Jaarlijks - Dosismeter, die geschikt is voor het meten van lekstraling. - Loodplaat ter afsluiting van het diafragma. IV. Meetprocedure - Voer de meting uit met handmatige belichting, bij het hoogste kv en hoogste ma, bij een mas-waarde zodat de opname tijd voldoende lang is. - De exposie moet voldoende hoog zijn om het dosistempo zo nauwkeurig mogelijk te kunnen bepalen. - Sluit het diafragma van de röntgenbuis volledig af. - Bepaal het niveau van de achtergrondstraling. - Plaats de dosismeter op positie 1. Noteer de afstand van de dosismeter tot het focus van de röntgenbuis. - Maak een exposie en noteer het gemeten maximale dosistempo. - Herhaal de meting voor de overige posities (posities 2 t/m 5). Figuur A1.1: Schematische weergave van de posities van de lekstralingsmeter van de zijkant en van voren gezien. - Bereken de gemeten dosistempi voor de posities 1 t/m 5 om naar dosistempi op een afstand van 1 meter tot het focus met behulp van de kwadratenwet. - Het bedekende dosistempo van de lekstraling mag in geen geval hoger zijn dan 1 msvh -1 bij maximale buisbelasting en moet voldoen aan het ALARA-principe (2). - A1. Lekstraling - 11

A2. Buisspanning Tijdens deze meetserie wordt gecontroleerd of de gemeten buisspanning voldoende overeenkomt met de ingestelde waarde. Hierbij wordt de gemeten piek waarde vergeleken met de ingestelde waarde. Bij scanning slot systemen wordt de gemeten gemiddelde waarde vergeleken met de ingestelde waarde. Tevens wordt de stabiliteit en de wavevorm van de buisspanning gecontroleerd. - Jaarlijks - Buisspanningsmeter en software die de wavevorm kan weergeven. - Plaat ter bescherming van de detector IV. Meetprocedure - Gebruik handmatige belichting. - Meet zonder voordraai filter. - De buisspanning wordt gemeten voor een buisspanningsbereik van ca. 70-150 kv, in stappen van 10 kv. - Bescherm de detector voor ghost images. - Plaats de sensor van de buisspanningsmeter op de bucky en collimeer de bundel zo dat de sensor van de meter binnen het röntgenveld valt. - Noteer de ingestelde buisstroom-tijd product [mas]. - Noteer de ingestelde en gemeten buisspanningen. - Bepaal de procentuele afwijking van de gemeten waarden t.o.v. de ingestelde waarden van de buisspanning. - Meet 5 maal de buisspanning van de standaardinstelling. - Bereken de gemiddelde waarde en de relatieve variatie van deze buisspanning. - Controleer de wavevorm die gemaakt is van de buisspanning op inschakel effecten en rimpel. - Afwijking tussen ingestelde en gemeten buisspanning: 5 % (3) - Variatie in de referentie buisspanning (als ingestelde waarde): 5 % (3) - De bevindingen van de controle van de wavevorm worden alleen gebruikt om mogelijke afwijkingen te kunnen verklaren. - A2. Buisspanning - 13

A3. Halfwaardedikte De halfwaardedikte (HVL) geeft aan wat de stralenkwaliteit is bij een bepaalde buisspanning. Bij een te lage HVL zal de straling meer bijdragen aan de huiddosis voor de cliënt. - Acceptatietest - Een meetinstrument geschikt om de HVL-waarden mee te meten - Plaat ter bescherming van de detector IV. Meetprocedure - Gebruik handmatige belichting. - Draai het voordraaifilter weg en verwijder indien nodig de DAP meter. - Bescherm de detector met de RVS-plaat of het loodschort. - Plaats de sensor van de meter op de bucky en collimeer de bundel zo dat de sensor van de meter binnen het röntgenveld valt. - Meet de HVL-waarden voor een buisspanningsbereik van ca. 70 150 kv, in stappen van 10 kv. - Herhaal indien nodig de meting voor de diverse voordraaifilters en voor het geadviseerde voordraaifilter inclusief de DAP-meter. - Noteer de waarden en vergelijk deze met de minimale limiet en gebruikelijke waarden. - Voor de HVL waarden gelden de volgende voorgeschreven waarden: Buisspanning Minimale waarde (1) [kv] eerste HVL [mmal] 50 1.8 60 2.2 70 2.5 80 2.9 90 3.2 100 3.6 110 3.9 120 4.3 130 4.7 140 5.0 150 5.4 - De HVL waarden die gemeten zijn bij gebruik van een voordraaifilter worden vergeleken met de HVL-waarden die gemeten zijn op vergelijkbare systemen met hetzelfde voordraaifilter. - A3. Halfwaardedikte - 15

A4. Beeldopnemer A4.1 Detector responsie Het bepalen van de responsie van de beeldopnemer en het bepalen van de ruiskarakteristieken van de beeldopnemer in het spatiële domein. - Jaarlijks - Aluminiumblok 163x163x25 mm - Plaat ter bescherming van de detector - Een geschikte dosismeter IV. Meetprocedure - Verwijder alle verwijderbare onderdelen (voordraai filter, DAP-meter, strooistralen rooster enz.) uit de röntgenbundel. - Stel, voor zover mogelijk, een FD-afstand van 150 cm in. Lijn het midden van de röntgenbundel uit met het midden van de detector en zet de veldgrootte zo dat de gehele detector er binnen valt. - Bevestig het aluminiumblok aan de röntgenbuis en stel 70 kv in. - Meet eenmalig de HVL (zie meting A3) voor deze opstelling. - Maak een nul dosis meting, door de beeldopnemer tijdens de opname te bedekken met de plaat en de kleinst mogelijke buisstroom-tijd product [mas] in te stellen. - Verwijder de plaat. - Plaats de sensor van de dosismeter ca. 1.0 cm boven het midden van de detector. - Maak een reeks opnamen met verschillende buisstroom-tijd producten [mas], van het kleinst instelbare buisstroom-tijd product [mas] tot het maximaal instelbare buisstroom-tijd product [mas] of nabij verzadiging van de detector. Let er hierbij op dat de geschakelde buisstroom voor alle opnamen gelijk is. - Noteer voor iedere opname de gemeten intreedosis. A4.1.1 Detector responsie curve - De referentie ROI is een vierkant van 1.0x1.0 cm 2 in het midden (CS) van het beeld. - Meet op alle opnamen de gemiddelde pixelwaarde en standaard deviatie (SD) in de referentie ROI. - Maak een grafiek waarbij de gemiddelde pixelwaarde tegen de intreedosis wordt uitgezet. - Bepaal de lineariteit door toepassing van lineaire regressie door alle meetpunten, gebruik makend van de kleinste kwadraten methode. - A4. Beeldopnemer - 17

A4.1.2 Detector ruis evaluatie - Lineariseer de pixelwaarden door gebruik te maken van de onder A4.1.1 bepaalde detector responsie. - Maak een grafiek waarbij SD 2 tegen de intreedosis wordt uitgezet. Controleer of de relatie tussen SD 2 tegen dosis is zoals verwacht. - De HVL-waarde gemeten bij 70 kv met het aluminiumblok aan de röntgenbuis dient de HVL-waarde van het RQA5 spectrum te benaderen (4). Radiation quality Buisspanning Gebruikelijke waarde [kv] eerste HVL [mmal] RQA5 70 6.8 (5)-7.1 (6) - Detector responsie: De responsiecurve moet zoals verwacht zijn voor dit type apparatuur. - Detector ruis evaluatie: De detector ruis evaluatie moet zoals verwacht zijn voor dit type apparatuur. - A4. Beeldopnemer - 18

A4.2 Gereconstrueerde pixels Indien van toepassing, het controleren van het aantal en de positie van pixels, waarvan de waarden gereconstrueerd worden. - Jaarlijks - Een recent overzicht van gereconstrueerde pixels in het systeem IV. Meetprocedure - Verkrijg een recent gereconstrueerde pixel overzicht van het systeem. - Inspecteer het gereconstrueerde pixel overzicht en vergelijk deze, indien beschikbaar, met een eerder gereconstrueerde pixel overzicht. - Bepaal het aantal individuele pixels en cluster pixels waarvan de waarden gereconstrueerd worden. Bepaal van de clusters ook de grootte en de vorm. Hierbij worden twee pixels tot hetzelfde cluster gerekend indien deze in horizontale, vertikale of diagonale richting aan elkaar grenzen. - Controleer of het aantal pixels en de grootte van de clusters voldoen aan de limieten die de fabrikant hanteert. - Controleer of er ten gevolge van de reconstructie van de pixels geen artefacten ontstaan. - De pixels waarvan de waarden gereconstrueerd worden mogen geen storende artefacten veroorzaken. - De aantallen en grootte van de clusters pixels waarvan de waarden gereconstrueerd worden moeten voldoen aan de limieten van de fabrikant. - A4. Beeldopnemer - 19

A4.3 Afwijkende pixelwaarden na detector correcties Het controleren op de aanwezigheid van defecte detectorelementen, waarbij de waarde van de pixels in het beeld niet of onvoldoende gecorrigeerd wordt. - Jaarlijks - Aluminiumblok 163x163x25 mm IV. Meetprocedure - Bevestig het aluminiumblok aan de röntgenbuis. - Maak ten minste drie opnamen met standaard instellingen, waarbij het aluminiumblok van positie veranderd wordt door het bijvoorbeeld te draaien of iets te schuiven tussen de opnamen. - Controleer de opnamen visueel op artefacten en onregelmatigheden. Bekijk of het verloop in pixelwaarden als verwacht is met oog op het geometrisch- en het hiel effect (7). - Controleer of er pixels zijn die meer dan 20% afwijken van de pixels binnen een gebied van 1.0 x 1.0 cm 2 om de betreffende pixel heen. - Registreer de pixels die op alle opnamen meer dan 20% of op één opname meer dan 50% afwijken. Dergelijke pixels kunnen duiden op een afwijkend of een defect detectorelement. - Bij voorkeur bevinden zich geen afwijkende pixels ten gevolge van defecte detectorelementen in het beeld. Indien dit toch het geval is dient op basis van grootte en locatie een schatting gemaakt te worden van de mate waarop de zichtbaarheid op klinische beelden van invloed is. Hierop dient het advies te worden afgestemd. - A4. Beeldopnemer - 20

A4.4 Geometrische vervorming Het controleren van de beelden op geometrische vervorming. - Jaarlijks - Geometrische vervorming testobject IV. Meetprocedure - Plaats het testobject voor geometrische vervorming op de bucky. - Maak een opname. - Herhaal indien nodig de procedure zodat de gehele detector bedekt is geweest door het fantoom. - Beoordeel de opnamen visueel op vervormingen. - Er dient geen geometrische vervorming aanwezig te zijn. - A4. Beeldopnemer - 21

A4.5 Restbeeld na uitlezing Het controleren op de mogelijkheid tot het ontstaan van restbeelden ( ghostbeelden ) in een klinisch relevante opstelling. - Jaarlijks - Aluminiumblok 163x163x25 mm IV. Meetprocedure - Bevestig het aluminiumblok aan de röntgenbuis, zodanig dat de helft van de röntgenbundel afgeschermd wordt. - Maak een opname met de instellingen van een standaardopname. - Bevestig het aluminiumblok aan de röntgenbuis zodanig dat deze zich voor de volledige bundel bevindt. - Maak zodra het systeem wordt vrijgegeven een opname met dezelfde instellingen. - Beoordeel visueel of op de tweede opname een ghost-beeld zichtbaar is. - Visueel dient geen restbeeld zichtbaar te zijn. Indien dit toch het geval is dient een schatting gemaakt te worden van de mate waarop dit in de klinische praktijk van invloed kan zijn. Hierop dient het advies te worden afgestemd. - A4. Beeldopnemer - 22

A4.6 Overeenkomst in gevoeligheid van fosforplaten Het controleren van de overeenkomst in gevoeligheid van de fosforplaten die als groep bij elkaar gebruikt worden. - Jaarlijks - Aluminiumblok 163x163x25 mm - Plaat ter bescherming van de detector - Een geschikte dosismeter - Een overzicht van gereconstrueerde pixels in het systeem - Geometrische vervorming testobject IV. Meetprocedure - Bevestig het aluminiumblok aan de röntgenbuis. - Bevestig de sensor van de dosismeter binnen de röntgenbundel, maar buiten de meetvelden van de belichtingsautomaat, zoveel mogelijk in het midden op de bucky. - Maak met iedere cassette (fosforplaat) een opname bij standaard instellingen. - Noteer voor iedere opnamen het identificatie nummer van de fosforplaat, het geschakelde buisstroom-tijd produkt [mas] en de gemeten dosis [µgy]. - Meet op alle opnamen de gemiddelde pixelwaarde en standaard deviatie (SD) in de referentie ROI. - Bereken voor alle opnamen de signaal-ruisverhouding (SNR) met de volgende vergelijking: Gemiddeldepixelwaarde - Pixelwaarde offset (indienvantoepassing) SNR (A4. 1) SD - Bereken de relatieve variatie in dosis [µgy] en de SNR. - Beoordeel de opnamen visueel op artefacten. - Variatie in dosis 10%, wenselijk 5% - Variatie in SNR 15% - Er mogen geen storende artefacten zichtbaar zijn. - A4. Beeldopnemer - 23

A4.7 Geschiktheid van de opslagplaats van fosforplaten Het controleren van de opslagplaats van de fosforplaten op gevoeligheid voor (strooi-)straling. - Acceptatietest - Aluminiumblok 163x163x25 mm - Twee munten IV. Meetprocedure - Wis een fosforplaat - Bevestig het aluminiumblok aan de röntgenbuis. - Maak een opname bij gebruik van de cassette en de gewiste fosforplaat met standaardinstellingen. - Bevestig een munt aan beide zijden van de cassette (niet exact tegenover elkaar). - Leg de cassette gedurende de testdag op de gebruikelijke opslagplaats. - Lees aan het einde van de testdag de fosforplaat uit. - Beoordeel visueel de zichtbaarheid van de munten. - De munten mogen niet zichtbaar zijn op het beeld (8). - A4. Beeldopnemer - 24

A4.8 Vervaging van latent beeld Het bepalen van de vervaging van een latent beeld over tijd op een fosforplaat. - Deze meting wordt niet uitgevoerd - Aluminiumblok 163x163x25 mm IV. Meetprocedure - Wis een fosforplaat - Bevestig het aluminiumblok aan de röntgenbuis. - Maak een opname met standaardinstellingen. - Lees de cassette 1 minuut na de exposie uit. - Maak een opname met standaardinstellingen met dezelfde cassette en fosforplaat. - Lees de cassette 2 minuten na de exposie uit. - Herhaal dit steeds met dezelfde cassette en fosforplaat met een wachttijd voor de uitlezing van 5, 10 en 30 minuten na de exposie. - Meet op alle opnamen de gemiddelde pixelwaarde in de referentie ROI. - Maak een grafiek waarbij de gemiddelde pixelwaarde wordt uitgezet tegen de exposie-tot-uitleestijd. - De gemiddelde pixelwaarde in de referentie ROI mag niet merkbaar afnemen met de exposie-tot-uitleestijd. - A4. Beeldopnemer - 25

A5. Geometrie A5.1 Röntgenbundel-beeldrand afstand Het controleren of de lichtbundel en daarmee de röntgenbundel voldoende overeenkomen met de afmetingen en positie van het beeldvlak. - Jaarlijks - Liniaal of meetlint - Loodliniaaltjes IV. Meetprocedure - Meet en noteer de focus-bucky afstand. - Lijn het midden van de röntgenbundel uit met het midden van de bucky. - Zet het diafragma volledig open. - Plaats op elke zijde van het lichtveld een loodliniaaltje, waarbij een loodmarkering in het midden van het liniaaltje samenvalt met de licht markering. - Maak een opname. - Lees in de beelden voor elke zijde de afstand van het lichtveld tot de beeldrand af. Noteer deze afstand als negatieve waarde indien de lichtbundel binnen de beeldrand valt. - Corrigeer de waarden met de gegevens uit meting A5.2 om de röntgenbundelbeeldrand afstand te verkrijgen. - De afwijking van de röntgenbundel t.o.v. de beeldrand per zijde < 1% van de focusdetector afstand. - De röntgenbundel mag niet buiten het beeldvlak vallen. - A5. Geometrie - 26

A5.2 Lichtbundel-röntgenbundel overeenkomst Het controleren of de afmetingen en positie van de röntgenbundel en de lichtbundel voldoende overeenkomen. - Jaarlijks - Liniaal of meetlint - Loodliniaaltjes IV. Meetprocedure - Meet en noteer de focus-bucky afstand. - Lijn het midden van de röntgenbundel uit met het midden van de bucky. - Diafragmeer een veld kleiner dan de gehele detector. - Plaats op elke zijde van het lichtveld een loodliniaaltje, waarbij een loodmarkering in het midden van het liniaaltje samenvalt met de licht markering. - Maak een opname. - Herhaal de meting voor een aantal collimatie formaten. - Lees in de beelden voor elke zijde de afstand van het lichtveld tot de röntgenbundel af. Noteer deze afstand als negatieve waarde indien de lichtbundel binnen de röntgenbundel valt. - De afwijking van de lichtbundel t.o.v. de röntgenbundel per zijde < 1% van de focusdetector afstand (3). - A5. Geometrie - 27

A6. Belichtingautomaat A6.1 Automaatstanden Het controleren van de stapgrootte van de belichtingsautomaatstanden. - Jaarlijks - Aluminiumblok 163x163x25 mm - Dosismeter IV. Meetprocedure - Bevestig het aluminiumblok aan de röntgenbuis. - Bevestig de sensor van de dosismeter binnen de röntgenbundel, maar buiten de meetvelden van de belichtingsautomaat, zoveel mogelijk in het midden op de bucky. - Maak, bij standaard instellingen, voor iedere automaatstand een opname. - Noteer voor iedere opname het geschakelde buisstroom-tijd produkt [mas] en de gemeten dosis [µgy]. - Bereken de absolute en relatieve toename van de detectordosis per automaatstand. - Er moet een logisch verband zitten in de dosistoename per automaatstand. - A6. Belichtingautomaat- 28

A6.2 Korte termijn stabiliteit Het controleren van de stabiliteit van de röntgenbuis en de belichtingsautomaat bij opeenvolgende opnamen. - Jaarlijks - Aluminiumblok 163x163x25 mm - Dosismeter IV. Meetprocedure - Bevestig het aluminiumblok aan de röntgenbuis. - Bevestig de sensor van de dosismeter binnen de röntgenbundel, maar buiten de meetvelden van de belichtingsautomaat, zoveel mogelijk in het midden op de bucky. - Maak 10 maal een opname bij standaard instellingen. - Noteer voor iedere opname het geschakelde buisstroom-tijd produkt [mas] en de gemeten dosis [µgy]. - Bereken de relatieve variatie in dosis. - Variatie in dosis 10%, wenselijk is 5%. - A6. Belichtingautomaat- 29

A6.3 AEC-protocollen Inzicht krijgen in de verschillende opname protocollen die op het systeem beschikbaar zijn. - Acceptatie - Jaarlijks controleren - Aluminiumblok 163x163x25 mm IV. Meetprocedure - Bevestig het aluminiumblok aan de röntgenbuis. - Maak opnamen voor alle klinisch instelbare opname protocollen. - Noteer voor iedere opname de protocolnaam, de automaatstand, de gebruikte meetcel van de belichtingsautomaat, de ingestelde buisspanning, het gekozen focus, de buisstroom, het buisstroom-tijd produkt en de focus-detector afstand. - Maak een overzicht van de opname protocollen en de bijbehorende instellingen. - Bereken de intreedosis voor een standaard patiënt aan de hand van het geregistreerde buisstroom-tijd produkt en de buisopbrengst zoals bepaald bij eenzelfde spectrum (bijvoorbeeld bij meting A6.4). - De instellingen bij de opname protocollen dienen logisch en/of als gebruikelijk voor dat type systeem te zijn. - Een toelichting van de afregeling door de leverancier is gewenst. - Indien de opnameprotocollen veranderd zijn dient deze meting als acceptatietest uitgevoerd te worden. - De intreedosis voor een standaard patiënt wordt alleen geregistreerd. - A6. Belichtingautomaat- 30

A6.4 Stabiliteit buisstroom- en tijdcombinaties Het controleren of eenzelfde buisstroom-tijd product, waarvan de buisstroom- en tijdcombinaties verschillend zijn, een gelijke dosis geeft. Tevens wordt de ingestelde opnametijd gecontroleerd. - Jaarlijks - Dosismeter - Meter waarmee opname tijden gemeten kunnen worden - Plaat ter bescherming van de detector IV. Meetprocedure - Bevestig de plaat ter bescherming van de detector. - Bevestig de sensor van de dosismeter en de sensor van de opnametijdmeter binnen de röntgenbundel in het midden op de bucky. - Maak opnamen met verschillende buisstroom- en tijdcombinaties met steeds eenzelfde klinisch relevant buisstroom-tijd product. - Noteer de gemeten dosis [µgy], opnametijd [ms] en het geschakelde buisstroom-tijd produkt [mas]. - Bereken de relatieve variatie in dosis. - Bereken het relatieve verschil tussen de ingestelde opnametijd en de gemeten opnametijd. - Bereken de gemiddelde buisopbrengst. Laat, indien de variatie in dosis te groot is, de opnamen met een korte opnametijd weg. - Variatie in dosis 10%, wenselijk is 5%. - De overeenkomst tussen ingestelde en gemeten tijd dient binnen de 30% te liggen (1). - De gemiddelde buisopbrengst wordt alleen geregistreerd en dient voor berekening van de dosis bij andere metingen. - A6. Belichtingautomaat- 31

A6.5 Beveiliging op (over)exposie Het controleren van de beveiliging op overexposie. - Jaarlijks - Aluminiumblok 163x163x25 mm - Loodplaatjes IV. Meetprocedure A6.5.1 Beveiliging op overexposie - Bevestig het 163x163x25 mm aluminiumblok aan de röntgenbuis. - Selecteer één van de meetcellen en collimeer zo dat de meetcel slechts voor een deel in het röntgenveld valt. - Maak een opname bij standaard instellingen. - Controleer of de meting automatisch wordt beëindigd en noteer de waarde waarbij dit gebeurd en de eventuele melding die het systeem geeft. - Herhaal de meting indien deze niet automatisch wordt beëindigd bij een kleiner veld, met extra verzwakking of bij een lagere buisspanning. A6.5.2 Geopende toegangsdeur - Controleer of het mogelijk is de ruimte onbedoeld te betreden of dat er plaatsen zijn waar personen zich onbedoeld zonder afscherming kunnen bevinden. - Controleer indien van toepassing of het mogelijk is een opname te maken met geopende toegangsdeur. - Noteer de bevindingen. - Maak een overzicht van de bevindingen. - De opname dient automatisch te worden afgebroken indien deze tot een, voor thoraxopnamen, ongebruikelijk hoog buisstroom-tijd produkt zal leiden. Dit is afhankelijk van het gebruikte systeem en dient in overleg met de fabrikant te worden vastgesteld. - Het is wenselijk dat er geen opnamen gemaakt kunnen worden terwijl een toegangsdeur, die tevens fungeert als afscherming, geopend is. - A6. Belichtingautomaat- 32

A6.6 Overeenkomst AEC sensoren Het controleren van de afregeling van de aanwezige meetvelden van de belichtingsautomaat. - Jaarlijks - Aluminiumblok 163x163x25 mm - Dosismeter IV. Meetprocedure - Lijn het midden van de röntgenbundel uit met het midden van de detector en zet de veldgrootte zo dat de gehele detector er binnen valt. - Bevestig de sensor van de dosismeter binnen de röntgenbundel, maar buiten de meetvelden van de belichtingsautomaat zo veel mogelijk in het midden op de bucky. - Bevestig het 163x163x25 mm aluminiumblok aan de röntgenbuis. - Selecteer een van de meetcellen als actieve cel. - Maak een opname bij standaard instellingen. - Noteer het geschakelde buisstroom-tijd produkt [mas] en de gemeten dosis [µgy]. - Herhaal dit voor de andere meetcellen. - Herhaal de meting, indien de focusseringsafstand van het rooster niet overeenkomt met de klinisch gebruikte focus-detectorafstand, bij een focus-detectorafstand overeenkomstig met het gebruikte rooster. - Bereken de relatieve variatie in dosis. - Variatie in dosis 10%, wenselijk is 5%. - A6. Belichtingautomaat- 33

A6.7 Controle weergegeven DAP/KAP waarden Het controleren van de weergegeven patiëntdosis indicatie. - Jaarlijks - Dosismeter IV. Meetprocedure - Zorg ervoor dat de DAP-meter van het systeem zich in de röntgenbundel bevindt. - Collimeer de röntgenbundel tot ca. 20x20 cm op de bucky. - Bevestig de sensor van de dosismeter binnen de röntgenbundel. - Maak opnamen bij diverse spectra en bijbehorende klinische mas-waarden. Zorg er voor dat hierbij rekening wordt gehouden met de specificaties van de DAP-meter. - Noteer voor elke opname de weergegeven DAP-waarde van het systeem en de gemeten dosis. - Bereken de DAP-waarde aan de hand van de gemeten dosis en de afmetingen van het röntgenveld. - Reken eventueel de weergegeven DAP-waarden om naar de eenheden van de gemeten waarden. - De aanwezigheid van een patiëntdosis indicatie is verplicht (3). - DAP-waarde systeem: 10 % voor een berekende DAP-waarde en 25 % voor een gemeten DAP-waarde (3). - A6. Belichtingautomaat- 34

A6.8 Roosterfactor Het bepalen van de roosterfactor. - Acceptatietest - Aluminiumblok 163x163x25 mm - Dosismeter IV. Meetprocedure - Bevestig het aluminiumblok aan de röntgenbuis. - Bevestig de sensor van de dosismeter binnen de röntgenbundel, maar buiten de meetvelden van de belichtingsautomaat, zoveel mogelijk in het midden op de bucky. - Maak een opname bij standaard instellingen. - Verwijder het rooster en maak nogmaals een opname. - Noteer voor iedere opname het geschakelde buisstroom-tijd produkt [mas] en de gemeten dosis [µgy]. - Herhaal de meting voor standaardinstellingen, maar dan voor een kind protocol. - Bereken de roosterfactor met de formule: Roosterfac tor Dosis opname met rooster Dosis opname zonder rooster - De roosterfactor wordt alleen geregistreerd. - A6. Belichtingautomaat- 35

A8. Beeldkwaliteit A8.1 Minimale contrast waarneembaarheid Het bepalen van de minimale contrast-detail waarneembaarheid. - Jaarlijks - CD-Rad fantoom - Software om opnamen van het CDrad fantoom te scoren - Aluminiumblok 163x163x25 mm IV. Meetprocedure - Bevestig het aluminiumblok aan de röntgenbuis. - Bevestig het CDRad-fantoom op de bucky. - Maak 4 opnamen met standaard instellingen. Verschuif na iedere opname het CDrad fantoom een klein beetje, zodat de positie van de details in het fantoom t.o.v. de detectorelementen op iedere opname anders is. - Noteer voor iedere opname het geschakelde buisstroom-tijd produkt [mas]. - Bereken de intreedosis aan de hand van het geregistreerde buisstroom-tijd produkt en de buisopbrengst zoals bepaald bij eenzelfde spectrum (bijvoorbeeld bij meting A6.4). Bepaal de gemiddelde intreedosis voor een opname van het CDrad fantoom. - Scoor de opnamen van het CDrad fantoom met behulp van de software. Indien er gerede twijfel bestaat aan de, met de software gescoorde, resultaten dienen de CDrad opnamen door menselijke waarnemers gescoord te worden. Hierbij dient iedere opname door twee menselijke uitlezers te worden gescoord. - Bepaal, aan de hand van het toepassen van naaste buren correctie (zie hieronder), voor iedere opname de grens van de CD-curve. Naaste buren correctie: - Een goed dient tenminste twee goede buren te hebben om goed te blijven. - Een fout wordt als goed beschouwd indien deze drie goede buren heeft. - Een goed in de hoeken van het fantoom heeft slechts één goede buur nodig om goed te blijven. - Een fout in de hoeken van het fantoom heeft twee goede buren nodig om als goed beschouwd te worden. - De resultaten van de acceptatietest dienen als referentie. Bij reguliere testen kan de stabiliteit van de beeldkwaliteit beoordeeld worden (8). - De resultaten van deze meting worden vergeleken met de resultaten van vergelijkbare systemen. - A8. Beeldkwaliteit- 37

A8.2 Toegepaste lineaire systemen theorie (optioneel) Het bepalen van de detector kwaliteit. - Jaarlijks - Aluminiumblok 163x163x25 mm - MTF fantoom - Software voor de berekening van de MTF en NPS volgens IEC 62220-1-2 IV. Meetprocedure A8.2.1 Modulation Transfer Function (MTF) - Verwijder alle verwijderbare onderdelen (voordraai filter, DAP-meter, strooistralen rooster enz.) uit de röntgenbundel. - Stel, voor zover mogelijk, een FD-afstand van 150 cm in. Lijn het midden van de röntgenbundel uit met het midden van de detector en zet de veldgrootte zo dat de gehele detector er binnen valt. - Bevestig het aluminiumblok aan de röntgenbuis en stel 70 kv in. - Bevestig het MTF fantoom, horizontaal onder een hoek van 1.5 tot 3, in het midden aan de bucky. - Maak een opname met een buisstroom-tijd produkt welke een pixelwaarde geeft overeenkomstig aan die van een opname gemaakt met standaard instellingen. - Bevestig het MTF fantoom, vertikaal onder een hoek van 1.5 tot 3, in het midden aan de bucky. - Maak een opname met een buisstroom-tijd produkt welke een pixelwaarde geeft overeenkomstig aan die van een opname gemaakt met standaard instellingen. Horizontaal Verticaal Figuur A8.2: MTF-fantoom in horizontale richting (links) en in verticale richting (rechts) - A8. Beeldkwaliteit- 38

A8.2.2 Noise Power Spectrum (NPS) - Verwijder alle verwijderbare onderdelen (voordraai filter, DAP-meter, strooistralen rooster enz.) uit de röntgenbundel. - Stel, voor zover mogelijk, een FD-afstand van 150 cm in. Lijn het midden van de röntgenbundel uit met het midden van de detector en zet de veldgrootte zo dat de gehele detector er binnen valt. - Bevestig het aluminiumblok aan de röntgenbuis en stel 70 kv in. - Bevestig het MTF fantoom, horizontaal onder een hoek van 1.5 tot 3, in het midden aan de bucky. - Maak een tiental opnamen met een buisstroom-tijd produkt welke een pixelwaarde geeft overeenkomstig aan die van een opname gemaakt met standaard instellingen. A8.2.1 Modulation Transfer Function (MTF) De MTF wordt volgens IEC 62220-1-2 in twee richtingen bepaald met behulp van een MTF fantoom. Hierbij wordt de Edge Spread Function (ESF) bepaald aan de rand van het MTF fantoom, in het midden van de opname. Uit de ESF wordt vervolgens de Line Spread Function (LSF) berekend met behulp van onderstaande vergelijking: d LSF( x) ESF ( x) dx De MTF wordt verkregen door een Fourier Transformatie van de LSF: MTF( u) F LSF( x) - Lineariseer de pixelwaarden van de opnamen, indien de onder A4.1.1 bepaalde detector responsie geen lineair verloop heeft. - Bereken de MTF met behulp van de software. A8.2.2 Noise Power Spectrum (NPS) De NPS wordt volgens IEC 62220-1-2 bepaald in twee richtingen in een gebied van 100 x 100 mm 2 met behulp van de volgende formule: NPS ( u, v) x y M 256 256 M 256 256 m 1 i 1 j 1 ( I( x, y ) S( x, y)) e i j 2 i( u x v y ) n i k j 2 Waarin: M = het aantal ROI s Δx = pixel spacing in de x-richting Δy = pixel spacing in de y-richting I(x i,y j ) = de pixel data S(x i,y j ) = pixel data gefit door een tweedimensionale polynomische functie - Lineariseer de pixelwaarden van de opnamen, indien de onder A4.1.1 bepaalde detector responsie geen lineair verloop heeft. - Bereken de 1D en 2D NPS met behulp van de software. - A8. Beeldkwaliteit- 39

- De waarden van de MTF en NPS worden geregistreerd. De resultaten van halfjaarlijkse testen worden vergeleken met die van de acceptatietest en voorgaande testen. - Indien de afname van een van de curven op 0.5 mm -1 en op 2.0 mm -1 > 15% is bij een halfjaarlijkse test vergeleken met de acceptatietest of de vorige halfjaarlijkse test dient de oorzaak onderzocht te worden (8). - A8. Beeldkwaliteit- 40

A9. Artefacten evaluatie Het controleren van beelden van een systeem op de aanwezigheid van (storende) artefacten. - Jaarlijks - Alle beelden uit de kwaliteitstesten IV. Meetprocedure - Bevestig het aluminiumblok aan de röntgenbuis. - Maak een opname met ieder voor te draaien filter. - Beoordeel alle opnamen op eventuele artefacten. Gebruik window-leveling om de eventuele artefacten zichtbaar te maken. - Probeer de oorzaak van een eventueel artefact te achterhalen. - Er mogen op de opnamen geen storende artefacten zichtbaar zijn. Bij twijfel worden de opnamen door een team van experts beoordeeld. - A9. Artefacten evaluatie- 41

A10. Standaardopnamen en Stabiliteit Het controleren van de stabiliteit van een systeem en de homogeniteit van de opnamen gedurende een kwaliteitstest. - Jaarlijks - Aluminiumblok 163x163x25 mm - Dosismeter IV. Meetprocedure - Bevestig het aluminiumblok aan de röntgenbuis. - Bevestig de sensor van de dosismeter binnen de röntgenbundel, maar buiten de meetvelden van de belichtingsautomaat, zoveel mogelijk in het midden op de bucky. - Maak een opname bij standaard instellingen. - Noteer voor iedere opname het geschakelde buisstroom-tijd produkt [mas] en de gemeten dosis [µgy]. - Herhaal dit een aantal maal gedurende de test, tussen de meetseries door. Ter beoordeling van de stabiliteit: - Bepaal van iedere opname de gemiddelde pixelwaarde en standaard deviatie (SD) in de referentie ROI. - Bereken per opname de SNR in de referentie ROI met behulp van de volgende vergelijking: Gemiddeldepixelwaarde - Pixelwaarde offset (indienvantoepassing) SNR SD - Bereken de relatieve variatie van het buisstroom-tijd product en de dosis. - Bereken de relatieve variatie van de gemiddelde pixelwaarde en SNR in de referentie ROI van alle opnamen. Ter beoordeling van de homogeniteit: - Controleer van elk beeld de homogeniteit door een ROI van 1.0 x 1.0 cm² over het gehele beeld te verplaatsen met stappen van 0.5 cm. Bepaal bij iedere stap in het ROI de gemiddelde pixelwaarde en standaard deviatie (SD) en bereken de SNR. Bekijk in een 3D-plot het verloop van de pixelwaarde en de SNR over het gehele beeld. - Variatie in dosis 10%, wenselijk is 5%. - A10. Standaardopnamen en Stabiliteit - 42

DEEL B: FYSISCHE METINGEN GEDURENDE DE KLINISCHE FASE VAN EEN TYPEKEURING Niet van toepassing voor deze versie van dit protocol. 43

DEEL C: Niet van toepassing in dit protocol 44

DEEL D: BEELDBEWERKING 45

D1. Beeldbewerking Het beoordelen van de kwaliteit van de beeldbewerking. - Indien er gerede twijfel bestaat over de kwaliteit van de beeldbewerking of indien het vermoeden bestaat dat er een mogelijkheid is om de beeldbewerking te optimaliseren. Dit zal in samenspraak met de gebruiker en leverancier van de apparatuur gaan. - Set klinische beelden van ca. 25 cliënten/patiënten waarvan, bij voorkeur, beelden beschikbaar zijn, die gemaakt zijn op het te evalueren systeem en op een ander systeem. - Een door de fabrikant aan te leveren beschrijving van de beeldbewerking in algemene termen. - Een diagnostisch werkstation, dat voldoet aan alle eisen m.b.t. de beeldweergave zoals gesteld in dit protocol. - Het formulier klinische evaluatie. IV. Meetprocedure - De opnamen worden beoordeeld op het diagnostische werkstation aan de hand van het formulier klinische evaluatie. Dit wordt gedaan door een panel van experts, met daarin minimaal twee fysici, een laborant en op verzoek een radioloog, allen met ervaring op het gebied van kwaliteitsevaluatie van röntgenbeelden. Deze beoordeling gebeurd gezamenlijk met overleg. - De bevindingen worden genoteerd in het formulier klinische evaluatie. - De beschrijving van de beeldbewerking kan gebruikt worden om observaties in de klinische test te kunnen verklaren. - Maak een samenvatting van de bevindingen. - De bevindingen worden indien nodig met de leverancier van het systeem besproken. - D1. Beeldbewerking - 47

Formulier evaluatie beeldpresentatie en beeldbewerking Datum: Lokatie: Beoordelaar: Opn. nr Systeem Contrast Scherpte Ruis Artefacten - D1. Beeldbewerking - 48

DEEL E: BEELDWEERGAVE 49

E1. Monitor E1.1 Omgevingslicht en reflecties Het controleren van de bekijkomstandigheden. - Jaarlijks - Illuminantie meter IV. Meetprocedure - Voer deze meting uit onder klinische bekijkomstandigheden en noteer de situatie. - Zorg ervoor dat de monitor een donker beeld toont of op stand-by staat. - Plaats de sensor van de illuminantie meter in het centrum van de monitor, met de achterzijde tegen het oppervlak. - Noteer het omgevingslicht [Lux]. Indien het omgevingslicht niet aan de gestelde voorwaarden voldoet, dient geprobeerd te worden de bekijkomstandigheden zodanig te modificeren dat wel aan de voorgeschreven waarde wordt voldaan en dient de situatie opnieuw genoteerd te worden. - Beoordeel visueel of er reflecties zichtbaar zijn op de monitor en noteer deze. - Maak een overzicht van de bevindingen. - Omgevingslicht: < 20 lux - Er mogen geen storende reflecties op de monitor zichtbaar zijn. - E1. Monitor - 51

E1.2 Weergavecurve monitor Het controleren van de inregeling van de monitor. - Jaarlijks - testbeelden TG18-LN12-01 tot en met 18 (9) - telescopische luminantiemeter IV. Meetprocedure - De monitor dient minimaal 20 minuten aan te staan voordat de weergavecurve gemeten wordt. - Geef het TG18-LN12-01 testbeeld weer op de monitor. - Meet de luminantie [Cd/m 2 ] in het centrum van het beeld, met behulp van de telescopische luminantiemeter. - Noteer de gemeten luminantie. - Herhaal de meting voor de testbeelden TG18-LN12-02 tot en met TG18-LN12-18. - Bepaal de contrast responsie curve van de monitor en bepaal in hoeverre deze curve overeenkomt met de DICOM Greyscale Standard Display Function (GSDF) curve. - De contrast respons curve van de monitor moet binnen 10% van GSDF curve liggen. - E1. Monitor - 52

E1.3 Luminantie bereik Het controleren van het luminantie bereik van de monitor. - Jaarlijks - testbeelden TG18-LN12-01 tot en met 18 (9) - telescopische luminantiemeter IV. Meetomstandigheden - Geef het TG18-LN12-01 testbeeld weer op de monitor. - Meet de luminantie [Cd/m 2 ] in het centrum van het beeld, met behulp van de telescopische luminantiemeter. - Noteer de gemeten luminantie. - Herhaal de meting voor het testbeeld TG18-LN12-18. - Bereken de luminantie ratio met de volgende vergelijking: 2 luminantie TG18- LN12-18 [Cd/m ] luminantie ratio 2 luminantie TG18- LN12-01 [Cd/m ] - Bereken de relatieve afwijking in luminantie tussen beide monitoren, gemeten van beeld TG18-LN12-18, ten opzichte van de laagste waarde. - Luminantie ratio: > 250, gewenst >350 - Verschil in maximale luminantie tussen monitoren van een diagnostisch werkstation: < 5 % t.o.v. de laagste. - E1. Monitor - 53

E1.4 Luminantie uniformiteit Het controleren van de uniformiteit van de luminantie op een monitor. - Jaarlijks - testbeelden TG18-UNL10 en 80 (9) - telescopische luminantiemeter IV. Meetomstandigheden - Geef het TG18-UNL10 testbeeld weer op de monitor. - Meet de luminantie [Cd/m 2 ] in het centrum en in de vier hoeken van het beeld, met behulp van de telescopische luminantiemeter. - Herhaal de meting voor het TG18-UNL80 testbeeld. - Bereken de relatieve variatie van de luminantie voor beide testbeelden. - Variatie in luminantie: < 30 % - E1. Monitor - 54

E1.5 Spatiële resolutie monitor Het controleren van de resolutie van een monitor. - Jaarlijks - testbeelden TG18-LPH10, 50 en 89 (9) - testbeelden TG18-LPV10, 50 en 89 (9) IV. Meetomstandigheden - Geef het TG18-LPH10 testbeeld weer op de monitor. - Beoordeel de zichtbaarheid van de horizontale lijnen. - Herhaal de meting voor de TG18-LPH50 en TG18-LPH89 testbeelden. - Geef het TG18-LPV10 testbeeld weer op de monitor. - Beoordeel de zichtbaarheid van de verticale lijnen. - Herhaal de meting voor de TG18-LPV50 en TG18-LPV89 testbeelden. - Noteer per beeld de zichtbaarheid van de lijnen. - De lijnen uit de resolutiepatronen moeten alle zichtbaar zijn. Opmerking: Het is bekend dat bij CRT monitoren de lijnen bijna nooit zichtbaar zijn (voornamelijk in de verticale richting). - E1. Monitor - 55

E1.6 Laag contrast weergave monitor Het controleren van de weergave van lage contrasten op een monitor. - Jaarlijks - testbeeld TG18-QC (9) IV. Meetomstandigheden - Geef het TG18-QC testbeeld weer op de monitor. - Beoordeel de zichtbaarheid van de laag contrast vlakjes in de vier hoeken van ieder luminantie vlak, van de 5 % en 95 % vlakken en van de letters QUALITY CONTROL in de drie rechthoekige blokken (zie de figuur hieronder). - Noteer welke laag contrast vlakjes in de vier hoeken van ieder luminantie vlak zichtbaar zijn. - Noteer welke letters van het woord QUALITY CONTROL in de drie rechthoekige blokken zichtbaar zijn. - Alle hoekjes in de luminantie vlakken, de 5% en 95% vlakken en alle letters van QUALITY CONTROL moeten zichtbaar zijn. - E1. Monitor - 56

E1.7 Weergave artefacten Het bepalen van de aanwezigheid van storende artefacten op de monitor. - Jaarlijks - testbeelden TG18-UNL10 en 80 (9) IV. Meetomstandigheden - Geef de testbeelden één voor één weer op de monitor. - Beoordeel de beelden op de aanwezigheid van artefacten, veroorzaakt door de monitor. - Noteer de bevindingen. - Er mogen geen storende artefacten zichtbaar zijn. - E1. Monitor - 57

E1.8 Geometrische vervorming monitor Het controleren van de weergave van beelden op geometrische vervorming. - Jaarlijks, alleen voor CRT monitoren - testbeeld TG18-QC (9) IV. Meetomstandigheden - Geef het TG18-QC testbeeld weer op de monitor. Het testbeeld moet hierbij beeldvullend worden weergegeven. - Beoordeel visueel de mate van geometrische vervorming aan de hand van de lijnen en randen op het beeld. - Noteer of er geometrische vervormingen zichtbaar zijn in het testbeeld op de monitor. - Op de opnamen mogen geen storende vervormingen zichtbaar zijn. - E1. Monitor - 58

BIJLAGEN BIJLAGEN 59

Bijlage 1: Verklarende woordenlijst Absolute afwijking Absolute afwijking Gemeten waarde Referentie waarde Absolute variatie Absolute variatie Maximale waarde Minimale waarde Achtergrondstraling Acquisitiestation AEC ALARA Beeldopnemer Bewerkt beeld CR DEL Detectorcorrecties Achtergrondstraling is afkomstig uit het universum (kosmische straling), van de zon en van het verval van radioactieve elementen in de aardkorst, zoals Thorium, Uranium en Radon. In Nederland is de bijdrage van de achtergrondstraling ongeveer 2 msv per jaar. Beoordelingsstation waarop juist gemaakte beelden worden gepresenteerd voornamelijk ter controle van de insteltechniek. Meestal heeft dit station geen diagnostische beeldkwaliteit. Automatic Exposure Control: In de automatische belichtingsmode wordt de uiteindelijke exposie bepaald met behulp van de sensor(en) van de belichtingsautomaat. ALARA is de afkorting voor: As Low As Reasonably Achievable. Het ALARA-principe houdt in dat de straling die een persoon ontvangt, zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, wordt beperkt. Het deel van het systeem dat de (interacties van de) röntgenstraling registreert en eventueel omzet naar een uit te lezen signaal, zodat een beeld ontstaat. In het geval van een CR-systeem is dit de fosforplaat. In het geval van een DR-systeem is dit de detector. Het beeld na beeldbewerking, dat gereed is voor presentatie op een beeldscherm. In DICOM-termen wordt dit beeld for presentation genoemd. Computed Radiography. Digitaal röntgensysteem met behulp van fosforplaten. Detector element. Kleinste eenheid van een detector. Correcties aan een beeld, die uitgevoerd worden om voor de individuele eigenschappen van de detectorelementen te corrigeren en om waarden van uitgevallen detectorelementen en gebiedjes van de detector waar (door het ontwerp van de detector) geen detectorelementen aanwezig zijn te reconstrueren. Tevens worden vervormingen van het beeld bij bepaalde typen beeldopnemers gecorrigeerd. BIJLAGEN 60