Solidariteit in goede en slechte tijden: evenwichtig korten

Vergelijkbare documenten
Beleidsregel financieel crisisplan pensioenfondsen

Financieel crisisplan

Het kortingsbesluit en evenwichtige belangenbehartiging

In werking : 1 juli 2015 Vastgesteld door het bestuur : 26 juni 2015

Volgens de beleidsregel van De Nederlandsche Bank (DNB) is een financieel crisisplan als volgt te definiëren:

Financieel crisisplan. van de

In de Pensioenwet is vastgelegd dat wanneer een pensioenfonds niet langer voldoet aan de gestelde eisen ten aanzien van:

FINANCIEEL CRISISPLAN STICHTING PENSIOENFONDS HUNTSMAN ROZENBURG. Bijlage bij de actuariële en bedrijfstechnische nota

BIJLAGE 7: Financieel crisisplan Stichting Jan Huysman Wz. Fonds

Stichting Will Niemeijer Pensioenfonds. Financieel crisisplan

Hulpdocument voor het opstellen van een Financieel crisisplan door pensioenfondsen

Bijlage 3 Het Financieel Crisisplan

Financieel crisisplan. van de

Financieel crisisplan. Voorwoord. Inleiding. 1. Beschrijving financiële crisissituatie

Financieel crisisplan

Q & A bij brief en persbericht d.d. 6 januari

HERSTELPLAN 31 maart 2009

Via deze brief krijgt u verdere (achtergrond)informatie over de huidige situatie en wat dit voor uw pensioen betekent.

Financieel crisisplan

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Bijlage 3 Het Financieel Crisisplan

Financieel crisisplan

Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam. Financieel crisisplan 2015

FINANCIEEL CRISISPLAN STICHTING PENSIOENFONDS HUNTSMAN ROZENBURG. Bijlage bij de actuariële en bedrijfstechnische nota

Sectorbrief - Wijzigingen in de pensioenwet: wat verwacht DNB van uw fonds. Geacht bestuur,

Financieel crisisplan

Buitengewone vergadering van deelnemers 22 november 2010

CRISISPLAN - SAMENVATTING

1 INLEIDING ELEMENTEN VAN HET CRISISPLAN CRISISPLAN VAN STICHTING PENSIOENFONDS SCILDON... 6

Dit plan geeft de te hanteren kritische ondergrenzen, de te nemen maatregelen en de te volgen besluitvormingsprocessen en communicatietrajecten aan.

Financieel Crisisplan Stichting Norit Pensioenfonds

FINANCIEEL CRISISPLAN

DNB-intern. 27 januari Volledig herverzekerde fondsen 2011/ Vinken, W.C.M. Geacht bestuur,

Financieel crisisplan

Stichting Pensioenfonds Xerox

10. Het Financieel Crisisplan

Als de beleidsdekkingsgraad hoger is dan de door de. toekomst volledige toeslagen te kunnen geven (momenteel circa 126%).

Financieel crisisplan Bijlage 5 bij de actuariële en bedrijfstechnische nota

Financieel crisisplan. Stichting Pensioenfonds Hewlett-Packard Nederland. 1 oktober 2015

Reglement arbeidsongeschiktheidspensioen Stichting Voorzieningsfonds Getronics

Financieel crisisplan

Stichting Pensioenfonds Openbare Apothekers Financieel crisisplan

Kortingsmaatregelen. Stresstest voor solidariteit. Rick Westhoff. 9 mei Towers Watson. All rights reserved.

Financieel Crisisplan

Brief S.P.O.A. januari 2012 korting per 1 april 2012

Actuariële en Bedrijfstechnische Nota

REGLEMENT AANVULLEND PENSIOEN STICHTING PENSIOENFONDS ALLIANCE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

In het crisisplan worden verschillende parameters gebruikt die voor het pensioenfonds belangrijk zijn:

Financieel crisisplan

Herstelplan 2015 Compartiment SPDHV

Financieel crisisplan Centraal Beheer APF Collectiviteitskring RBS 2017 Hoofdstukindeling

Financieel Crisisplan

INGETROKKEN PER 3 NOVEMBER 2015

Bijlage V Crisisplan. Inhoudsopgave

Stichting Pensioenfonds Caribisch Nederland. Uitvoeringsreglement als bedoeld in artikel 11f van de Pensioenwet ambtenaren BES

Financieel crisisplan PDN

Appendix F. Financieel crisisplan. 1. Inleiding

Versie: Financieel Crisisplan Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot

Financieel crisisplan Progress 2016 Pagina 1 van 9 1. Aanleiding, kader en looptijd financieel crisisplan Progress

9 Crisisbeleid. 9.2 Financieel crisisplan

DNB-intern. 27 januari Gedeeltelijk herverzekerde fondsen 2011/ Vinken, W.C.M. Geacht bestuur,

Financieel crisisplan

Bijlage V Financieel Crisisplan

Crisisplan Inhoudsopgave

Beleid bij collectieve waardeoverdracht

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE. Motie Omtzigt/Hamer

Bijlage 3. Crisisplan

Crisisplan. van. Stichting Pensioenfonds Lloyd s Register Nederland

Financieel crisisplan

Financieel Crisisplan

Verwachting lopend jaar (verslagjaar +1) 01 02

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Financieel crisisplan, bijlage 5 (ABTN) Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot

Stichting Pensioenfonds Croda. Financieel crisisplan

De Nederlandsche Bank NV T.a.v. de heer S. Keereweer AA Postbus AB AMSTERDAM

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Pensioenen... Crisisplan 2015

reëel financieel toetsingskader (FTK2)

Extra nieuwsbrief. De positie van het pensioenfonds. Mei Waarom een extra nieuwsbrief?

FINANCIEEL CRISISPLAN STICHTING PENSIOENFONDS HUNTSMAN ROZENBURG. Bijlage bij de actuariële en bedrijfstechnische nota

Financieel crisisplan Centraal Beheer APF Collectiviteitskring Bavaria Hoofdstukindeling

REGLEMENT EXCEDENT ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSPENSIOEN STICHTING PENSIOENFONDS ALLIANCE

Financieel crisisplan Stichting Achmea Algemeen Pensioenfonds Collectiviteitskring Bavaria 2017 Hoofdstukindeling

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

1.1 Beschrijving crisissituatie Kring Progress verkeert in een crisissituatie als de beleidsdekkingsgraad lager is dan 110%.

REGLEMENT WAO-HIATENPENSIOEN STICHTING PENSIOENFONDS ALLIANCE

Financieel Crisisplan. 12 december 2018

Financieel crisisplan NN CDC Pensioenfonds

REGLEMENT EXCEDENT ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSPENSIOEN STICHTING PENSIOENFONDS ALLIANCE

Addendum 2 bij het Pensioenreglement Sanoma 2009 pensioenregeling, van Stichting Pensioenfonds Sanoma Nederland, contractnummer

Financieel Crisisplan

Financieel crisisplan SPNG

Voorstel tot wijziging Overgangsbepaling kan vervallen. Deze doelgroep kan niet meer voorkomen.

CRISISPLAN Stichting Pensioenfonds Wonen

RESULTATEN ENQUÊTE CONSULTATIE NIEUW FTK ACTUARIEEL. Vraag 1

Najaarsbijeenkomst Vereniging Senioren ING Regio Rotterdam/Zeeland

Bijlage F Financieel crisisplan

Transcriptie:

John Kok, David de Boer en Enno Koops 1 Artikelen Solidariteit in goede en slechte tijden: evenwichtig korten 31 Veel pensioenfondsen staan er financieel gezien slecht voor. De stijgende levensverwachting, de financiële crisis en de lage marktrente hebben geleid tot een sterke daling van de gemiddelde dekkingsgraad. 2 Een groot deel van de Nederlandse pensioenfondsen verkeert sinds 2008 in een situatie van dekkingstekort. Voor het merendeel van deze pensioenfondsen geldt dat de hersteltermijn voor het dekkingstekort op 31 december 2013 afloopt. Zoals het er nu naar uit ziet zullen veel pensioenfondsen op 1 april 2013 en per eind 2013 een korting moeten toepassen op pensioenaanspraken en pensioenrechten van (gewezen) deelnemers, gepensioneerden en (ex-)partners. Met in achtneming van de voorwaarden van het septemberpakket van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de te wijzigen Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling (Regeling PW en Wvp) mag de korting in 2013 beperkt blijven tot 7% en de korting per eind 2013 worden uitgesmeerd. Dit betekent dat de korting in 2014 ook beperkt mag blijven tot 7% en dat het restant van de korting per 1 april 2015 wordt doorgevoerd. In dit artikel lichten wij toe hoe een pensioenfonds tot een zorgvuldig en evenwichtig besluit over korten kan komen. 1. Hoe kun je evenwichtig besluiten over korten? einde 2013 opnieuw moeten korten indien blijkt dat dan nog steeds sprake is van een dekkingstekort. Met in achtneming van de voorwaarden van het septemberpakket van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de te wijzigen Regeling Pw en Wvb mag de korting in 2013 beperkt blijven tot de korting per 1 april 2013, die begin 2012 is aangekondigd. Het restant van de korting kan worden uitgevoerd per 1 april 2014 (dit was oorspronkelijk 31 december 2013). Indien deze korting meer dan 7% zou moeten bedragen, mogen de fondsen de daadwerkelijke korting beperken tot 7% in 2014. Het restant van de noodzakelijke korting moet dan onvoorwaardelijk per 1 april 2015 worden doorgevoerd. Overigens moet deze systematiek nog worden opgenomen in een aanpassing van de Regeling PW en Wvb. 5 In de brief van de minister wordt verwezen naar drie cumulatieve voorwaarden waaraan moet zijn voldaan, wil een pensioenfonds gebruik kunnen maken van de mogelijkheid om kortingen te kunnen spreiden tot in 2015. Het bestuur van een pensioenfonds moet ervoor zorgen dat aan alle relevante wet- en regelgeving wordt voldaan. Dat geldt uiteraard ook bij een besluit over het korten van pensioenaanspraken en -rechten. Uit de wet volgt dat een besluit tot korten alleen mag worden genomen als korten de nog enig overblijvende mogelijkheid is om de financiële positie van het pensioenfonds weer op orde te brengen. 6 Korten komt pas aan bod als de sturingsmiddelen zoals uitgewerkt in een kortetermijnherstelplan uitputtend zijn ingezet. 7 Korten is zo gezegd een ultimum remedium. Devraag voor een pensioenfondsbestuur is dan niet meer óf gekort moet worden, maar hóe gekort moet worden. 1.1 Wettelijke eisen voor een kortingsbesluit Veel pensioenfondsen zullen op 1 april 2013 voor het eerst met een korting van pensioenaanspraken en -rechten te maken krijgen. 3 Deze korting mag worden beperkt tot 7%. 4 Mogelijk zullen pensioenfondsen op basis van de stand per 1 John Kok, David de Boer en Enno Koops zijn werkzaam bij de afdeling Materieel Toezicht en uitvoerend Pensioenjuristen (MTP) van De Nederlandsche Bank. Dit artikel is op persoonlijke titel geschreven en geeft niet noodzakelijkerwijs het standpunt weer van De Nederlandsche Bank 2 Volgens het Statistisch nieuwsbericht van DNB van 15 juni 2012 was de gemiddelde dekkingsgraad van de Nederlandse pensioenfondsen eind mei 2012 99% (zie www.dnb.nl). 3 Op basis van de evaluatie van het herstelplan per stand 31 december 2011 hebben veel fondsen een voorgenomen korting moeten aankondigen. Deze korting moet uiterlijk op 1 april 2013 worden uitgevoerd, tenzij uit de evaluatie van het herstelplan per stand 31 december 2012 volgt dat de korting niet meer of niet volledig nodig is om tijdig te herstellen van het dekkingstekort. 4 Zie de brief van DNB van 6 januari 2012 over de evaluatie herstelplan 2011 (www.dnb.nl). Het staat pensioenfondsen vrij om meer te korten indien dit naar de mening van het pensioenfonds noodzakelijk is. Dat er sprake is van een ultimum remedium betekent overigens niet dat pensioenfondsen korten zolang mogelijk moeten uitstellen. Het handelen van het bestuur van een pensioenfonds en dus ook het besluit tot korten, moet namelijk tevens voldoen aan het wettelijk vereiste van een evenwichtige belangenafweging. 8 Als een dekkingstekort van lange(re) duur is, kunnen de lasten en risico's mogelijk onevenredig worden afgewenteld op jongere en toekomstige generaties. Zij betalen immers langer een hogere premie, maar ontvangen langer geen indexatie, en lopen een grotere kans dat hun aanspraken in de toekomst extra worden gekort. 9 Dat kan ertoe leiden dat jongere generaties zich niet op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voe- 5 Zie de Brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 24 september 2012 aan de voorzitter van de Tweede Kamer (referentie: AV/PB/2012/14554). 6 Art. 134 PW. 7 Art. 140 PW. 8 Art. 105 lid 2 PW. 9 Zie ook Nieuwsbrief Pensioenen, nr. 1 (2010) van DNB, www.dnb.nl. 20 Afl. 4/5 - oktober 2012 TPV PPMG_T2_TPV <T2_119_TPV_1204-05_bw_proef3 17-10-12 11:14> Pag. 0018

Artikelen solidariteit in goede en slechte tijden: evenwichtig korten len als een besluit tot korten door het bestuur van het pensioenfonds (te) lang wordt uitgesteld. Het bestuur van een pensioenfonds moet in zijn besluitvorming dan ook een balans zien te vinden tussen korten als ultimum remedium en korten in overeenstemming met een evenwichtige belangenafweging. 10 11 Hierna wordt nader ingegaan op deze wettelijke eisen en hoe de naleving hiervan geborgd kan worden met een zorgvuldige besluitvorming. 1.2 Stappen om tot een zorgvuldige besluitvorming te komen Stap 1: Vaststellen financiële positie pensioenfonds Zorgvuldige besluitvorming over korten begint met een toets of aan alle eisen van art. 134 PW is voldaan. Daarmee wordt beoordeeld of het besluit tot het korten van pensioenaanspraken en -rechten daadwerkelijk wordt ingezet als ultimum remedium. Gelet hierop moet allereerst worden zeker gesteld dat de financiële positie van het pensioenfonds juist is berekend. Een onjuiste berekening van de financiële positie kan namelijk leiden tot te hoge of te lage kortingen, welke niet zijn toegestaan. Kortingen mogen er namelijk niet toe leiden dat de dekkingsgraad van een pensioenfonds boven de minimaal vereiste dekkingsgraad (circa 105%) uitkomt. In dat geval wordt de korting immers niet uitsluitend ingezet als uiterst redmiddel om uit tekort te komen. En te weinig korten is niet doelmatig, omdat het pensioenfonds dan (waarschijnlijk) niet herstelt binnen de wettelijke termijn van het dekkingstekort. Stap 2: Onderzoek alternatieven voor korting De tweede stap is dat het pensioenfonds vaststelt dat alle overige sturingsmiddelen (met uitzondering van het beleggingsbeleid) zoals uitgewerkt in het herstelplan uitputtend zijn ingezet voordat tot korten kan worden overgegaan. 12 Het pensioenfonds moet dus de mogelijke alternatieven voor korten onderzoeken. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de uitwinning van een contractuele bijstortingsverplichting van de werkgever. Een dergelijk alternatief moet adequaat worden onderzocht en toegepast voordat het pensioenfonds kan overgaan tot korten. In het geval van bijstortingsverplichtingen geldt dat een pensioenfonds alleen in bijzondere omstandigheden geheel of gedeeltelijk kan afzien van het opeisen van een contractuele bijstortingsverplichting. Van een dergelijke bijzondere situatie is bijvoorbeeld sprake indien de werkgever niet gehouden kan worden aan de bijstortingsverplichting, gezien zijn slechte financiële positie. De werkgever moet deze positie dan wel goed (naar oordeel van het pensioenfonds) onderbouwen. Een ander voorbeeld van een alternatief is het 10 Formeel is de werkgever ook belanghebbende (zie art. 105 lid 2 PW), maar bij het kortingsbesluit zien wij vooral aanspraak- en pensioengerechtigden als belanghebbenden. 11 Deze beleidsvrijheid kan wel beperkt zijn, indien bijvoorbeeld in de uitvoeringsovereenkomst al is vastgelegd hoe een korting moet worden toegepast. 12 Art. 134 lid 1 onderdeel c jo.140 PW. omzetten van een achtergestelde lening van de werkgever in een bijstorting. Stap 3: Evenwichtige belangenafweging door bestuur pensioenfonds Als het korten van pensioenrechten en -aanspraken nodig is, moet het besluit daartoe ook voldoen aan een evenwichtige belangenafweging. Voor evenwichtige belangenafweging is een aantal elementen van belang die als volgt kunnen worden samengevat. A Afweging van belangen Het bestuur van een pensioenfonds zal de belangen van alle betrokkenen moeten inventariseren zodat die vervolgens op evenwichtige wijze kunnen worden afgewogen. 13 Welke (deel)belangen en omstandigheden in het besluitvormingsproces een rol moeten spelen, is aan het pensioenfondsbestuur. Het pensioenfonds zal die in kaart dienen te brengen. Een pensioenfonds mag feiten of omstandigheden uit het verleden betrekken bij de evenwichtige belangenafweging. Een pensioenfonds kan ook, indien die situatie zich voordoet, rekening houden met de omstandigheid dat deelnemers forse herstelpremies hebben betaald en daarmee bovenmatig hebben bijgedragen aan het herstel van het fonds. Het pensioenfonds moet in de belangenafweging dan wel kunnen motiveren waarom een omstandigheid uit het verleden nog (steeds) relevant is bij de besluitvorming over een korting. Een pensioenfonds kan de belangen van betrokkenen inventariseren door bijvoorbeeld betrokkenen uitdrukkelijk naar deze belangen te vragen. Zo kan een pensioenfonds via een representatieve steekproef onder de aanspraak- en pensioengerechtigden vaststellen hoe zij denken over de alternatieven voor korting en de verdeling van benodigde korting. Het pensioenfonds kan ook de deelnemersraad, indien aanwezig, expliciet vragen om advies uit te brengen over de verschillende (deel)belangen. Het in een vroegtijdig stadium betrekken van de deelnemersraad en/of het belanghebbendenorgaan is zelfs aan te raden om zo als pensioenfondsbestuur goed geïnformeerd te zijn bij de besluitvorming. Het is vervolgens aan het pensioenfondsbestuur om te waarborgen dat met de geïnventariseerde betrokken (deel) belangen rekening wordt gehouden en dat deze ten opzichte van elkaar op objectieve wijze worden afgewogen. Een evenwichtige belangenafweging voorkomt dat onevenwichtige, zogenoemde overtrokken, uitkomsten ontstaan. Een korting kan voor alle aanspraak- en pensioengerechtigden gelijk worden toegepast, de zogeheten evenredige korting. Maar een korting kan ook ongelijk worden toegepast, een zogeheten gedifferentieerde korting. Uit de norm van evenwichtige belangenafweging en de regels voor korten, volgt niet dat een korting altijd evenredig moet worden toegepast. 13 De betrokkenen zijn deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden, pensioengerechtigden en de werkgever (zie art. 105 lid 2 PW). TPV Afl. 4/5 - oktober 2012 21 PPMG_T2_TPV <T2_119_TPV_1204-05_bw_proef3 17-10-12 11:14> Pag. 0019

solidariteit in goede en slechte tijden: evenwichtig korten Artikelen Tijdens de parlementaire behandeling van de PW is naar aanleiding van een vraag van de CDA-fractie of een korting voor iedereen gelijk zou moeten zijn door de regering het volgende standpunt ingenomen: Afspraken daarover behoren tot de verantwoordelijkheid van sociale partners die daarover afspraken vast kunnen leggen in de uitvoeringsovereenkomst. Bij afwezigheid daarvan dient het pensioenfondsbestuur zich uit hoofde van art. 94, tweede lid (red.: thans 105 lid 2 PW), te richten op de evenwichtige belangenbehartiging. Wettelijke voorschriften over de wijze van korten verhouden zich niet tot deze uitgangspunten. 14 Hieruit, in het bijzonder de laatste volzin, volgt dat bij het ontbreken van vooraf afgesproken en vastgelegde verdelingsregels, het pensioenfonds zelfstandig invulling moet geven aan de evenwichtige belangenafweging en daarmee de verdeling van de korting over de groepen belanghebbenden. Evenredig korten lijkt evenwichtig. Als een korting evenredig wordt doorgevoerd, worden de nominale pensioenaanspraken en pensioenrechten van alle geledingen met gelijke percentages gekort. Dat lijkt evenwichtig aangezien alle belanghebbenden deelnemer of gerechtigde zijn bij hetzelfde pensioenfonds en de pensioenregelingen die het pensioenfonds uitvoert een financieel geheel vormen (art. 123 lid 1 PW). Voor alle pensioenaanspraken en -rechten gelden dezelfde eisen qua financiële dekking (art. 126, 131 en 132 PW). Er blijkt ook op geen enkele wijze uit de Pensioenwet dat pensioenaanspraken of pensioenrechten van bepaalde betrokkenen meer moeten worden beschermd dan de pensioenaanspraken of pensioenrechten van andere betrokkenen. Evenredig korten van nominale aanspraken en rechten lijkt ook consistent, omdat in goede tijden de pensioenen van pensioen- en aanspraakgerechtigden evenredig worden verhoogd. Uit art. 58 PW vloeit voort dat een gewezen deelnemer van 30 jaar dezelfde toeslag krijgt als een gepensioneerde van 70 jaar. Veelal zal de toeslagregeling voor deelnemers afwijken van de toeslagregeling voor (gewezen) deelnemers en gepensioneerden. Ook dan geldt dat binnen een toeslagregeling geen onderscheid wordt gemaakt op basis van bijvoorbeeld leeftijd. Gezien het voorgaande lijkt het evenwichtig om in de spiegelbeeldsituatie van toeslagen verlenen, namelijk korten, deze korting ook evenredig toe te passen op dezelfde nominale aanspraken en rechten waarover toeslagen worden verleend. 14 Kamerstuk 30 413, nr. 17, p. 85. Als bepaalde groepen of geledingen relatief meer worden gekort dan andere groepen of geledingen, is er sprake van gedifferentieerd korten. Gedifferentieerd korten kan ook evenwichtig zijn, maar vereist wel een zwaardere motivering. Het pensioenfonds zal inzichtelijk moeten maken welke omstandigheden een gedifferentieerde korting rechtvaardigen. Dit houdt in dat een pensioenfonds moet onderbouwen waarom de belangen van groepen die relatief meer worden gekort minder zwaar wegen in de belangenafweging dan de belangen van de groep(en) die relatief minder worden gekort. Ook moet worden onderbouwd dat alle belanghebbenden zich op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen. Het pensioenfondsbestuur dient zich dan ook te buigen over de uitwerking van het voorgenomen besluit en te motiveren waarom het voorgenomen besluit niet tot onevenwichtige uitkomsten leidt. Gezien het voorgaande vraagt een gedifferentieerde korting een bijzondere motivering om aan te tonen dat deze evenwichtig is. In de praktijk wordt wel eens aangevoerd, dat pensioengerechtigden minder gekort zouden moeten worden, omdat zij de korting anders dan aanspraakgerechtigden onmiddellijk in de portemonnee voelen en minder kans hebben op (toekomstige) compensatie van de korting. Hier kan tegenin worden gebracht dat pensioengerechtigden in goede tijden eerder dan aanspraakgerechtigden feitelijk profiteren van een verhoging van het pensioen. Wat betreft de kans op (toekomstige) compensatie is daarbij nog van belang dat aanspraakgerechtigden, net als pensioengerechtigden, een korting direct in hun portemonnee kunnen voelen bij bijvoorbeeld wisseling van dienstverband en een daarop volgende individuele waardeoverdracht. In dat geval worden na het doorvoeren van de korting door het overdragende fonds minder aanspraken overgeboekt naar het pensioenfonds van de nieuwe werkgever. De aanspraakgerechtigde is dan definitief geld kwijt geraakt. B Besluitvorming De besluitvorming moet verlopen volgens de governanceregels van het pensioenfonds. Deze besluitvorming dient tijdig te worden voorbereid, doorlopen en afgerond. Indien een fonds overgaat tot korten is het immers gehouden ten minste een maand van te voren daar de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, werkgever en de toezichthouder over te informeren. 15 Daarbij is sprake van een uiterste termijn; het ligt voor de hand dat een beheerste en integere bedrijfsvoering meebrengt dat het fonds reeds (ver) voorafgaand aan deze uiterste termijn de besluitvorming is gestart en bijvoorbeeld met de deelnemersraad in overleg is over de afweging van belangen, zoals hiervoor besproken. Dit ligt in de rede, nu een korting betrokkenen rechtstreeks in hun belangen raakt en directe gevolgen kan hebben voor hun financiële positie. C Communicatie Uit de Principes voor goed pensioenfondsbestuur, in het bijzonder principe A5, volgt de wettelijke verplichting voor pensioenfondsen om de evenwichtige belangenafweging inzichtelijk te maken voor de belanghebbenden. 16 Zoals hiervoor aangegeven dienen belanghebbenden tenminste een maand voorafgaand aan de uitvoering van de kortingsmaatregel te worden geïnformeerd. 15 Art. 134 lid 3 PW. 16 Principe A5 is middels art. 33 lid 2 PW ( art. 42 lid 2 Wet verplichte beroepspensioenregeling) en art. 11 Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling onderdeel van wet- en regelgeving. 22 Afl. 4/5 - oktober 2012 TPV PPMG_T2_TPV <T2_119_TPV_1204-05_bw_proef3 17-10-12 11:14> Pag. 0020

Artikelen solidariteit in goede en slechte tijden: evenwichtig korten Wat moet nu aan belanghebbenden worden gecommuniceerd? In de eerste plaats moet een duidelijk inzicht worden gegeven in de financiële situatie van het pensioenfonds, de in het verleden ingezette sturingsmiddelen, de kortingsmaatregel en de consequenties daarvan voor hun pensioenaanspraken en pensioenrechten. Ook moet inzicht worden gegeven in de belangen die zijn afgewogen en het gewicht dat aan deze belangen is toegekend. Het pensioenfonds zou hier met argumenten moeten toelichten waarom het kiest voor evenredig of gedifferentieerd korten. Verder is het van belang dat de motivering van het fonds over de evenwichtige belangenafweging daarbij op begrijpelijke wijze met belanghebbenden wordt gedeeld, zodanig dat belanghebbenden zich daadwerkelijk evenredig vertegenwoordigd voelen bij het besluit. Zo kan het van belang zijn verworpen alternatieven uitdrukkelijk en gemotiveerd te bespreken of aandacht te besteden aan feiten en omstandigheden uit het verleden die breed als relevant (kunnen) worden ervaren. Ten slotte is het van belang om belanghebbenden tijdig te informeren over deze maatregel. Hier geldt de wettelijke termijn van een maand voorafgaand aan de uitvoering van de kortingsmaatregel. Maar als een pensioenfonds belanghebbenden de gelegenheid wil geven zich op de effecten van korten voor te bereiden, zou een pensioenfonds betrokkenen zo vroeg mogelijk moeten informeren. 1.3 De rol van de toezichthouders bij deze besluitvorming Een pensioenfondsbestuur is verantwoordelijk voor een evenwichtige belangenafweging en heeft daarbij ook beleidsvrijheid. Dat betekent voor de toezichthouder dat zij deze norm marginaal toetst. Aan de hand van het vorengenoemde A B C kan daarover het volgende worden opgemerkt. Het afwegen van belangen is bij uitstek een taak van het pensioenfondsbestuur. Bij toetsing zal de toezichthouder, in dit geval DNB, beoordelen of en hoe alle betrokken belangen en relevante feiten en omstandigheden zijn geïnventariseerd en bij het besluit zijn betrokken. Voorts zal bij uitkomsten die als overtrokken zijn aan te merken, worden beoordeeld of het pensioenfondsbestuur daarvoor een deugdelijke nadere motivering geeft. Op het punt van de besluitvorming wordt getoetst of het pensioenfonds tijdig het besluitvormingstraject heeft gestart, en, indien nodig, bijtijds heeft bijgesteld om op het meest tijdig mogelijke moment tot een voltooid besluit te komen. Ook hier staat voorop dat het fonds een grote mate van beleidsvrijheid heeft, zodat de toezichthouder de relevante besluiten marginaal toetst. Voor de communicatie ten slotte geldt dat de toezichthouder (marginaal) zal toetsen of het pensioenfonds in alle redelijkheid heeft kunnen komen tot het oordeel dat de voorliggende communicatiemiddelen helder zijn en het meest optimaal bijdragen aan het gevoelen van evenwichtigheid dat betrokkenen moeten hebben bij het meegedeelde besluit. 2. Veel gestelde vragen over korten 2.1 Hoe moet de korting per 1 april 2013 worden uitgevoerd? De hoogte van de uiterlijk per 1 april 2013 uit te voeren korting wordt bepaald aan de hand van de stand van de dekkingsgraad op 31 december 2012. 17 De korting moet uiterlijk 1 maart 2013 worden aangekondigd aan de aanspraak- en pensioengerechtigden, werkgever en DNB en 1 april 2013 worden uitgevoerd. De korting kan niet met terugwerkende kracht tot 31 december 2012 worden toegepast, aangezien dat zou betekenen dat pensioengerechtigden een deel van het reeds uitbetaalde pensioen moeten terugbetalen of dat het surplus moet worden verrekend met toekomstige uitkeringen. Dat lijkt in strijd met art. 134 lid 3 PW dat bepaalt dat een korting op zijn vroegst een maand na de melding als bedoeld in het tweede lid kan worden uitgevoerd. Vanaf 31 december 2012 tot maximaal 1 april 2013 zal dus nog een ongekorte uitkering kunnen plaatsvinden. Wel zal een pensioenfonds bij het opstellen van de evaluatie van het kortetermijnherstelplan en de berekening van de korting rekening moeten houden met het feit dat de korting per 1 april 2013 wordt geëffectueerd. 2.2 Welke pensioenaanspraken en -rechten moeten worden gekort? Een belangrijke vraag is op wélke pensioenaanspraken en -rechten een korting moet worden toegepast. Zijn dat de ultimo 2012 opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten of de pensioenaanspraken en -rechten op het feitelijke kortingsmoment? In het laatste geval worden ook de van 31 december 2012 tot het feitelijke kortingsmoment opgebouwde pensioenen gekort. Nu de korting op grond van art. 6a lid 3 Regeling PW en Wvb wordt bepaald op basis van de dekkingsgraad ultimo 2012, ligt het voor de hand dat de per die datum opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten in de korting worden betrokken op 1 april 2013. Echter, een andere aanpak (bijvoorbeeld de pensioenaanspraken en -rechten per stand 1 april 2013 korten) is ook mogelijk op basis van art. 6a Regeling PW en Wvb. Deze regeling schrijft niet voor per welke stand de pensioenaanspraken en -rechten in de korting worden betrokken. Wel schrijft deze regeling voor dat de korting moet worden bepaald per stand ultimo 2012 én moet worden doorgevoerd uiterlijk op 1 april 2013. Het verschil tussen het korten van de pensioenaanspraken en -rechten per stand 31 december 2012 of per stand 1 april 2013 is dat in de laatste situatie ook de in de eerste drie maanden van 2013 opgebouwde aanspraken worden gekort. Welke pensioenaanspraken en -rechten door een pensioenfonds in de korting betrokken worden, oftewel voor welke aanpak wordt gekozen, moet in de motivering van het kortingsbesluit worden opgenomen, als onderdeel van de evenwichtige belangenafweging. 17 Art. 6a lid 3 Regeling PW en Wvb. TPV Afl. 4/5 - oktober 2012 23 PPMG_T2_TPV <T2_119_TPV_1204-05_bw_proef3 17-10-12 11:14> Pag. 0021

solidariteit in goede en slechte tijden: evenwichtig korten Artikelen 2.3 Hoe moet worden gekort bij gedeeltelijk herverzekerde pensioenfondsen? Er zijn pensioenfondsen die de pensioenverplichtingen gedeeltelijk hebben herverzekerd door middel van een garantiecontract en gedeeltelijk eigen beheer voeren. 18 In dat geval geldt dat de passiva en activa die bij de verschillende pensioenregelingen binnen een fonds horen, één financieel geheel vormen. Een overschot in de ene regeling zal moeten worden aangewend om een tekort in een andere regeling te compenseren. Deze verplichte solidariteit leidt ertoe dat bij een gedeeltelijk herverzekerd pensioenfonds de in eigen beheer en de herverzekerde pensioenen in beginsel op dezelfde wijze moeten worden gekort. 2.4 Wat gebeurt er indien een pensioenfonds niet tijdig tot korten overgaat? Pensioenfondsen met een vijf jaarshersteltermijn moeten op grond van art. 6a Regeling PW en Wvb indien het herstel tijdens het plan trager verloopt dan voorzien al gedurende het verloop van het plan kortingen uitvoeren. Indien een pensioenfonds niet voldoet aan deze voorwaarde van art. 6a Regeling PW en Wvb, vervalt de vrijstelling van de wettelijke hersteltermijn van drie jaar. De meeste pensioenfondsen zullen er dan direct voor moeten zorgen dat het pensioenfonds opnieuw over het minimaal vereist eigen vermogen beschikt, aangezien de wettelijke hersteltermijn van drie jaar is afgelopen. Zonodig kan DNB handhavend optreden. 2.5 Wanneer mag een doorgevoerde korting ongedaan worden gemaakt? Een pensioenfonds mag een doorgevoerde korting onder bepaalde omstandigheden ongedaan maken. Het pensioenfonds moet onder meer uit dekkingstekort zijn en het ongedaan maken van een korting mag niet opnieuw leiden tot een dekkingstekort. Verder is van belang dat het ongedaan maken van een korting het herstel van het reservetekort niet in de weg mag staan en dus in lijn moet zijn met een nog lopend langetermijnherstelplan. De maatregel moet bovendien passen binnen het beleid van een pensioenfonds en voldoen aan een evenwichtige belangenafweging. 3. Conclusie 18 Er is sprake van een garantiecontract indien een pensioenfonds de verzekerde pensioenen op de einddatum van de verzekeringsovereenkomst premievrij kan achterlaten bij een verzekeraar. Veel pensioenfondsen zullen begin 2013 worden geconfronteerd met een situatie waarin moet worden besloten om de pensioenrechten en pensioenaanspraken te korten. Indien er een korting moet worden toegepast op de pensioenaanspraken en pensioenrechten, dan moet een zorgvuldig besluitvormingsproces worden gevolgd. Eerst zal moeten worden vastgesteld dat een korting niet te voorkomen is, dat het daadwerkelijk om een ultimum remedium gaat. Als dit is vastgesteld zal het pensioenfondsbestuur de korting moeten bepalen en gemotiveerd verdelen over belanghebbenden. Daarbij moet niet worden onderschat hoeveel belang door betrokkenen gehecht kan worden aan het besluitvormingsproces en het inzicht daarin. Hoe helderder en begrijpelijker de overwegingen van het fonds over de geïnventariseerde relevante feiten en omstandigheden, hoe evenwichtiger het besluit ervaren zal worden, zo is de verwachting. Als de besluitvorming ook nog tijdig en op transparante wijze wordt gecommuniceerd, is daadwerkelijk sprake van een evenwichtig kortingsbesluit. Daarmee wordt in belangrijke mate tegemoet gekomen aan de behoefte van betrokkenen en het voorkomt zo veel mogelijk een noodzaak tot nadere communicatie met betrokkenen (klachten). Dat ook de toezichthouders op een dergelijke manier zo min mogelijk aanleiding wordt gegeven om het pensioenfonds nader aan te spreken, is een bijkomend voordeel. Wettelijk kader voor korten Dekkingstekort en kortetermijnherstelplan Pensioenfondsen moeten over een minimaal vereist eigen vermogen beschikken (art. 131 PW). 19 Indien het minimaal vereist eigen vermogen niet aanwezig is dan is sprake van een dekkingstekort. Een pensioenfonds moet dan een kortetermijnherstelplan bij DNB indienen (art. 140 PW). Pensioenfondsen moeten zonodig een kortingsmaatregel (art. 134 PW) in het kortetermijnherstelplan opnemen. De wettelijke hersteltermijn voor een dekkingstekort is drie jaar. Pensioenfondsen konden tot 1 januari 2011 op basis van art. 6a Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling (hierna: Regeling PW en Wvb) kiezen voor een maximale hersteltermijn van vijf jaar. Voorwaarde voor het gebruik maken van deze verlengde termijn is dat het pensioenfonds bij tegenvallend herstel aanvullende maatregelen moet nemen. Zonodig zal dan al vóór het einde van de vijf jaarstermijn moeten worden gekort zodat het pensioenfonds weer op een haalbaar herstelpad terecht komt. Korten Korten is een ultimum remedium. Dit betekent dat een pensioenfonds uitsluitend pensioenen mag korten indien: 20 21 - sprake is van een dekkingstekort; - het pensioenfonds niet in staat is binnen een redelijke termijn er voor te zorgen dat het tekort wordt ingelopen, zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de werkgever onevenredig worden geschaad; en - alle overige beschikbare sturingsmiddelen (met uitzondering van het beleggingsbeleid) zijn ingezet. 19 Het wettelijk kader voor korten in de Wet verplichte beroepspensioenregeling is gelijk aan het wettelijk kader voor korten in de Pensioenwet. In dit artikel worden alleen de artikelen uit de Pensioenwet genoemd. 20 Verzekeraars hebben niet de mogelijkheid om pensioenaanspraken en pensioenrechten te korten. 21 Zie art. 134 lid 1 PW. 24 Afl. 4/5 - oktober 2012 TPV PPMG_T2_TPV <T2_119_TPV_1204-05_bw_proef3 17-10-12 11:14> Pag. 0022

Artikelen solidariteit in goede en slechte tijden: evenwichtig korten Beleid voor slechte financiële scenario's Een pensioenfonds moet voorbereid zijn op slechte financiële scenario's. Ook op scenario's waarin moet worden gekort. Art. 25 lid 1 sub g PW bepaalt dat in de uitvoeringsovereenkomst onder meer de uitgangspunten en procedures voor de besluitvorming over vermogenstekorten moeten worden opgenomen. Art. 35 PW bepaalt dat een pensioenreglement onder meer bepalingen moet bevatten over de kortingsregeling van art. 134 PW. 22 Ook in het financieel crisisplan van een pensioenfonds moet aandacht worden besteed aan korten. 23 Evenwichtige belangenafweging Een pensioenfondsbestuur zal op grond van art. 105 lid 2 PW, bij het nemen van besluiten, bijvoorbeeld in het kader van het opstellen van een kortetermijnherstelplan en kortingen in dat kader, de belangen van alle betrokkenen op evenwichtige wijze moeten afwegen. Betrokkenen moeten zich op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen. Dit betekent dat sprake moet zijn van een zorgvuldig besluitvormingsproces en dat de uitkomsten van het besluitvormingsproces evenwichtig moeten zijn. 22 Ook indien de kortingsbevoegdheid niet in het pensioenreglement is opgenomen, is het pensioenfonds bevoegd c.q. verplicht om tot korten over te gaan indien dit nodig is om tijdig te herstellen. Als de kortingsmogelijkheid niet expliciet is opgenomen in de pensioenovereenkomst en het pensioenreglement dan loopt de werkgever mogelijk wel een juridisch risico dat aanspraak- en pensioengerechtigden volledige nakoming van de pensioenovereenkomst eisen en aanvullende financiering afdwingen. 23 Zie de Beleidsregel financieel crisisplan pensioenfondsen van DNB van 5december2011,Stcrt. 2011, 22350. TPV Afl. 4/5 - oktober 2012 25 PPMG_T2_TPV <T2_119_TPV_1204-05_bw_proef3 17-10-12 11:14> Pag. 0023