Britt van der Wal (groep 7) Vampiermissie 1
Vampiermissie Het is half zes en het is niet echt lekker weer, het dondert en bliksemt en het regent ook heel hard, dat maakt de straat heel glad. Woes, daar racet Sam voorbij. Hij is aan het racen tegen zijn vriend. Wie het eerst bij de lantaarnpaal is! zegt hij. Yes! Gewonnen! roept Sam. Doeg! zegt Sams vriend. Tot morgen, roept Sam nog even. Daarna gaat hij zelf ook naar huis. Hij gaat heel snel, maar dan glijdt hij uit en ligt hij met zijn fiets op de grond en Sam ernaast. Er is niemand om te helpen, want iedereen was binnen omdat het zulk slecht weer is. Dan staat Sam op. Zijn knie ligt open en zijn wiel is krom. Hij loopt met zijn fiets in zijn hand op de stoep en ziet ineens een meisje rennen in de verte. Ze heeft een zwarte cape om. Hè? zegt hij hardop. Hij ziet het meisje zo opstijgen, de lucht in. Sam wrijft in zijn ogen, maar nee, het gebeurt echt! Sam denkt dat hij niet goed wordt. Het meisje landt weer voor zijn voeten. Sam valt flauw en het meisje neemt hem mee de lucht in! Even later wordt Sam wakker. Hij zit vastgebonden aan een houten paal in een oud huis. Daar komt het meisje aangelopen. Sam probeert zich los te frunniken, maar het lukt niet om los te komen. Het meisje zegt: Wie ben jij? Ik ben Sam, zegt Sam. Maar wie ben jij?, zegt Sam. Ik ben Lucy, zegt het meisje. Sam ziet haar hoektanden en zegt: Ben jij een vampier? Ja, zegt Lucy, maar tegen niemand zeggen, oké? Oké, zegt Sam. Waarom zit ik eigenlijk vastgebonden? 2
O, zegt Lucy. De meeste mensen rennen weg als ze mijn tanden zien, maar jij niet! Het licht begint door te komen. Lucy rent snel naar het raam en doet de gordijnen dicht. A, chips! zegt ze. Dan moet ik via de tunnels naar de vampierwereld. De vampierwereld? zegt Sam. Wat is nou weer, de vampierwereld? O, dat is een wereld waar alle vampiers wonen, zegt Lucy, en daar kom je door de ondergrondse tunnels of via putten. Het is heel moeilijk om een mens de vampierwereld in te krijgen, maar wil je mee? vraagt Lucy. Ja! Lijkt me cool, zegt Sam. Lucy maakt Sam los en doet een luik in de grond open. Hier. Doe aan. Vampiers dragen vaak alleen zwarte. Ze geeft een stoere jas aan Sam. Hier, deze zul je ook nodig hebben, een zaklamp. En doe dit vampierengebit in. Zo zie je eruit als een vampier. Cool, zegt Sam. Lucy pakt haar zaklamp en springt de tunnels in. Kom je nog? roept ze. O ja, ik kom! roept Sam en hij springt in de tunnels. Hier je zaklamp. En kijk uit, want hier lopen veel ratten. Hoe oud ben jij? vraagt Sam. Ik ben 289. Wow! zegt Sam. Dat is oud, zo oud is mijn oma nog niet eens. Ik ben pas twaalf. Heb jij een broertje? vraagt hij. Nee, ik heb alleen een broer, en die heet Thomas. En hoe heten je ouders? vraagt hij. Mijn ouders heten Milan en Mex. Wow, ik ben echt heel zenuwachtig, zegt Sam. Gaan ze niet herkennen dat ik een mens ben? Misschien, maar als je onopvallend doet, dan komt het wel goed. Kijk, daar staat een bord met vampierwereld. We zijn er, zegt Lucy. Gelukkig, ik kreeg al dorst. Dan gaan we even naar de Bloedsteek, het café, zegt Lucy. Uhm Lucy, ik drink toch geen bloed. 3
O ja. Dan neem jij toch water? Dat drinken wij ook. Huh? zegt Lucy. Wat is dat voor een apparaat? vraagt ze aan een agent. Dat is een vampierscanner. Die scant je lichaam en zegt dan of je wel of geen vampier bent, antwoordt de agent. Er is namelijk een mens in de vampierwereld gekomen en die weet nu van de vampiers. Dus ga maar in de rij staan, dan worden jullie gescand. Lucy grinnikt een beetje naar de agent. Wat moeten we nu? vraagt Sam. Ik weet het niet, zegt Lucy. Wacht, zegt Sam. Ik heb een idee. Als jij de agent afleidt, dan ga ik snel de vampierwereld binnen. Oké, dan heb ik de perfecte afleiding: gratis drankjes, zegt Lucy. Daar zijn vampiers gek op. Goed, zegt Sam. Maar dan moet jij eerst de vampierwereld binnen voor de drankjes. Oké, dan doe ik dat toch, zegt ze. Even later is ze weer terug, verkleed als serveerster. Gratis drankjes voor de harde werkers. Na 10 minuten is Lucy klaar en Sam is binnen. Waar ga ik eigenlijk slapen? vraagt Sam O, uhm, bij mij op de kamer. Als ik het mijn moeder vertel, haalt ze vast mijn oude bed wel. Oké, zegt Sam, maar waar woon je? Oh, drie straten verderop, vertelt Lucy. Na vijf minuten zijn ze er. Lucy drukt op de deurbel, maar er wordt niet opengedaan. Dan belt Lucy haar moeder op. Een vreemde man aan de telefoon zegt: Als je je moeder ooit nog terug wilt zien, moet je de groene diamant op zaterdagavond om half zeven op de Dode straat bij het café de Bloedsteek aan mij overhandigen. Anders zie je je moeder nooit meer terug. En toen werd er opgehangen. 4
Wat?! roept Lucy. Wat is de groene diamant? vraagt Sam. Nou, zegt Lucy, er bestaat een legende over de groene diamant, dat de eeuwenoude koning van de vampierwereld ooit werd ontvoerd omdat hij de groene diamant in bezit had en dat hij pas na drie jaar ontsnapte en dat de groene diamant nooit meer teruggevonden was. Maar waar moeten we nu dan zoeken? zegt Sam. Misschien moeten we zelf de koning bezoeken en hem vragen of hij misschien weet waar de diamant is? zegt Lucy. Oké, zegt Sam, maar waar moeten we de koning dan vinden? In het vampierpaleis toch, sufferd, zegt Lucy. Even later zijn ze bij het paleis aangekomen. Sam klopt op de deur. Een man met een zware stem zei Wie is daar? Umm, twee journalisten van Vampier TV. Wij willen de koning wat vragen stellen, zegt Lucy. De man met de stem zegt: Kom maar binnen en de deur gaat open. Maar de man achter de deur is niet de koning, maar een bewaker. Sam en Lucy stappen binnen. Het is een groot paleis met veel goud en diamanten, maar geen groene diamant. Daar staat de troon, maar waar is de koning? Na vijf minuten wachten is de koning er. Hij heeft zijn netste pak aangetrokken. Sam fluister in Lucy s oor: Volgens mij denkt hij dat hij echt op tv komt. Lucy grinnikt een beetje Meneer de koning, zegt Lucy, eigenlijk is dit geen interview; wij willen u om een gunst vragen. Oh, zegt de koning, wat voor gunst dan? Sam en Lucy vertellen dat de moeder van Lucy ontvoerd is en dat ze haar misschien nooit meer terug zal zien. De koning vindt het allemaal heel erg en hij wil er alles aan doen om Lucy s moeder terug te krijgen. Lucy zegt: Weet u misschien waar de diamant zou kunnen zijn? 5
Nou, zegt de koning, ik heb nog wel een idee waar diamant zou kunnen liggen. Bij de Roversclub in de kluis. Dat is aan de andere kant van de stad, maar vermom je goed als rover, anders ben je nog lang niet jarig! Lucy en Sam vertrekken weer. Als ze op straat zijn, zegt Sam Oké, aan de andere kant van de stad. Hoe moeten we daar komen? Met de bus, zegt Lucy. Maar heb jij geld?, vraagt Sam. Ja. Okay, laten we gaan! Even later komen ze bij de bushalte aan. Een zware stem zegt door de speakers: volgende halte Vampier-zuid. Vampier-zuid, zegt Lucy, dat is aan de andere kant van de stad. Oké, zegt Sam, dan nemen we die bus. Even later zitten ze in de bus. De conducteur zegt: Geen kinderen in de bus zonder begeleiding. Oh nee! zegt Sam, Hoe komen we dan aan de andere kant van de stad? Sam en Lucy gaan de bus uit Lucy zegt: Hou me vast. En daar gaan ze. Even later zijn ze aan de andere kant van de stad. Daar is de Roversclub, zegt Sam. De koning zei dat we ons goed moesten vermommen, zegt Lucy. Kijk. Een verkleedwinkel! Sam en Lucy gaan er naar binnen en de mevrouw van de kassa zegt Kan ik jullie helpen? Graag, zegt Sam. We hebben gangsterkleren nodig, zegt Lucy. Uhm, ik heb volgens mij nog wel iets. Twee minuten later komt de mevrouw terug met goede kostuums. Dank u wel, mevrouw. We komen het zo weer terug brengen, zegt Sam. Als Sam en Lucy buiten staan, zegt Lucy: Oké, we moeten daar naar binnen gaan, de diamant pakken en wegwezen. 6
En dat doen ze. Ze gaan naar binnen, pakken de diamant uit de klus en wilden weer weggaan. Maar toen ze net voorbij de bar waren, ging het mis. Eén rover zegt: Hey, wat hebben jullie daar? Sam fluistert: We gaan eraan! Lucy zegt: Oh, niks hoor. Alleen een zakje met wisselgeld. Oh, dat is goed. Doeg! Lucy en Sam zijn blij en opgelucht dat ze de diamant hebben. Ze brengen de kleren terug en vliegen weer weg. Even later! Lucy en Sam zijn weer thuis. Sam zegt: Het is al bijna half zeven. We moeten snel naar De Bloedsteek. Sam en Lucy rennen snel naar het café en achter het café staat haar moeder met vier mannen. Eén van die mannen zei: Geef de diamant! En ze duwen de moeder van Lucy naar voren. Lucy geeft haar moeder een knuffel en zegt: Kom. Snel naar huis. Als ze thuis zijn zegt Lucy s moeder: Wie ben jij? Ik ben Sam en ik ben een mens. De moeder van Lucy schrikt wel een beetje, maar ze vindt het niet erg. Sam ging weer naar huis, en ze gingen elkaar vaak opzoeken. ### 7