Zienswijzennota Bestemmingsplan West I en II Gemeente Hardinxveld-Giessendam Datum: 7 november 2014 GemHG\Intern\16962 Zaaknr: HG 19608
Inhoud 1. Inleiding 1.1 Status zienswijzennota 1.2 Procedure bestemmingsplan 1.3 Ingekomen zienswijze 2. Zienswijze: ontvankelijkheid, samenvatting, reactie en conclusie 2.1 Inleiding 2.2 Zienswijze perceel Langesteeg 5A 3. Wijzigingen in het bestemmingsplan 3.1 Ambtshalve wijzigingen - 2 -
1. Inleiding 1.1 Status zienswijzennota De zienswijzennota behoort bij het besluit over de vaststelling van het bestemmingsplan West I en II. De nota bestaat uit drie hoofdstukken. Hoofdstuk 1 bevat een overzicht van de ingekomen zienswijzen en de verdere procedure van het bestemmingsplan. In hoofdstuk 2 aangegeven of de zienswijze ontvankelijk is. Daarna wordt een samenvatting van de zienswijze gegeven en van een gemeentelijke reactie voorzien. In de conclusie is opgenomen of de zienswijze aanleiding geeft tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan. Hoofdstuk 3 bevat een overzicht van de wijzigingen die bij de vaststelling van het bestemmingsplan worden doorgevoerd. In het onderhavige bestemmingsplan betreft dit uitsluitend ambtshalve wijzigingen. 1.2 Procedure bestemmingsplan Zienswijzenronde Het ontwerpbestemmingsplan heeft na publicatie in de gemeentelijke voorlichtingsrubriek in Het Kompas en de Staatscourant met ingang van met ingang van donderdag 25 september 2014 tot en met woensdag 5 november 2014 ter inzage gelegen. Tevens is het bestemmingsplan gedurende deze termijn onder het planid-nummer NL.IMRO.0523.BP2014WEST-DO01 ook digitaal raadpleegbaar geweest via www.ruimtelijkeplannen.nl Dit is in overeenstemming met artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Gedurende de termijn van 6 weken kon iedereen schriftelijk of mondeling een zienswijze indienen bij de gemeenteraad. Vaststelling Na de zienswijzenronde beslist de gemeenteraad over de vaststelling van het bestemmingsplan. De raad weegt hierbij de ontvangen zienswijzen mee. De vaststelling wordt mede bekend gemaakt in de Staatscourant en de gemeentelijke voorlichtingsrubriek. De indieners van een zienswijze krijgen een brief met informatie over de vaststelling en de mogelijkheid tot indienen van beroep bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. 1.3 Ingekomen zienswijzen Er zijn naar aanleiding van de publicatie over het ontwerpbestemmingsplan één schriftelijke zienswijze ontvangen. De zienswijze is binnen de daarvoor gestelde termijn ontvangen en derhalve tijdig ingediend. 2. Zienswijzen: ontvankelijkheid, samenvatting, reactie en conclusie 2.1 Inleiding In dit hoofdstuk is de zienswijzen samengevat en van een gemeentelijke reactie voorzien. In de conclusie is aangegeven of, en zo ja, welke wijzigingen in het plan worden doorgevoerd naar aanleiding van de zienswijze. 2.2 Perceel Langesteeg 5A Ontvankelijkheid De zienswijze is gedateerd 9 oktober en op 15 oktober 2014 bij de gemeente ontvangen. Er is derhalve sprake van een tijdige reactie. Samenvatting Betrokkene geeft aan dat hij het perceel Langesteeg 5A in eigendom heeft verworven. Het betreft een perceel dat op grond van het vigerende bestemmingsplan Giessendam West I en II een bedrijfsbestemming heeft. Reclamant heeft het perceel/pand privé in gebruik genomen als garage/berging bij zijn naastgelegen woning. Omdat hij niet van plan is het perceel en het daarop aanwezige bedrijfspand in de planperiode bedrijfsmatig te gebruiken, is zijn verzoek om de bedrijfsbestemming te wijzigen in een woonbestemming. Op die manier wordt een strijdig privégebruik door reclamant voorkomen. Tevens is volgens betrokkene een bestemming ten behoeve van het wonen gunstiger voor de omgeving dan een bedrijfsbestemming. - 3 -
Beantwoording Op grond van het geldende bestemmingsplan Giessendam West I en II geldt ter plaatse van het perceel Langesteeg 5A de bestemming Bedrijven. Nu het ter plaatse aanwezige bedrijf is beëindigd en het perceel/pand in eigendom is gekomen van de aangrenzende eigenaar (reclamant) die het privé wil gebruiken als berging/garage, bestaat er geen bezwaar tegen om de bedrijfsbestemming overeenkomstig het verzoek van reclamant om te zetten naar een woonbestemming ten behoeve van een gebruik als garage/berging. Het bestaande gebouw is echter groter dan de standaard erfbebouwing die binnen de bestemming Wonen wordt toegestaan, te weten 80 m 2 aan bijbehorende bouwwerken en 30 m 2 aan overkappingen. Dit is echter te ondervangen door, net als in het bestemmingsplan Brooshoofstraat in hetzelfde plangebied, een specifieke aanduiding (sw-zb) op te nemen. Op die manier wordt geregeld dat ter plaatse een zelfstandige berging ten behoeve van en ten dienste van woondoeleinden is toegestaan. Met het oog op de situatie dat in de toekomst het bestaande gebouw wordt gesloopt, bestaan er voor reclamant twee mogelijkheden. De eerste is dat betrokkene het perceel wil blijven gebruiken als bijbehorend erf bij zijn woning, waarbij dan ingeval van sloop-/herbouw geldt dat er voldaan moet worden aan de standaard erfbebouwingsregeling (maximaal 80m² aan bijbehorende bouwwerken en 30 m 2 aan overkappingen). De tweede mogelijkheid is dat betrokkene verzoekt om toepassing van een wijzigingsbevoegdheid om het bestaande gebouw met de specifieke aanduiding (sw-zb) te slopen en een woning terug te bouwen. Deze optie ligt in lijn met de algemene wijzigingsbepaling die thans in het geldende bestemmingsplan Giessendam West I en II is opgenomen. Daarin is namelijk geregeld dat zowel een bestemming W(b) (Wonen-bergingen) als een bestemming Bedrijven-B onder voorwaarden gewijzigd kunnen worden ten behoeve van het realiseren van een woning. De huidige keuze door betrokkene voor een bestemming en gebruik als garage/berging betekent derhalve niet dat de rechten niet worden gerespecteerd die betrokkene heeft op grond van het geldende bestemmingsplan om een beroep te doen op de algemene wijzigingsbepaling. Door ook in het nieuwe bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid op te nemen wordt recht gedaan aan het consoliderende karakter van het bestemmingsplan. Aanpassing De verbeelding wordt aangepast door ter plaatse van het perceel Langesteeg 5A de bestemming te wijzigen van Bedrijven in Wonen en een aanduiding (sw-zb) op te nemen. In artikel 14.1 wordt toegevoegd dat ter plaatse van deze aanduiding een zelfstandige berging toegestaan ten behoeve van en ten dienste van woondoeleinden. In artikel 14.2.2 wordt een nieuw lid f. toegevoegd: ter plaatse van de aanduiding zelfstandige berging (sw-zb), dient in geval van sloop- herbouw voldaan te worden aan het bepaalde in artikel 14.2.2. a. t/m e, tenzij door burgemeester en wethouders toepassing wordt gegeven aan artikel 14.6 Wijzigingsbevoegdheid. 3. Wijzigingen in het bestemmingsplan In dit hoofdstuk is een overzicht opgenomen van de wijzigingen in het bestemmingsplan. Het betreft in aanvulling op de aanpassing naar aanleiding van de hiervoor vermelde zienswijze alleen de ambtshalve wijzigingen. 3.1 Ambtshalve wijzigingen Algemeen De naam van het bestemmingsplan wordt gewijzigd van Giessendam West I en II in West I en II Planregels 1. Aan artikel 3 Bedrijf wordt lid 3.5 wijzigingsbevoegdheid toegevoegd: 3.5 Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat: de bestemming Bedrijf wordt gewijzigd in de bestemming "Wonen" in combinatie met de bestemming Tuin en/of Verkeer - Verblijf, mits: a. de woonfunctie geen onevenredige afbreuk doet aan de ontwikkelingsmogelijkheden van functies in de omgeving ; b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de sociale veiligheid en de verkeersveiligheid; c. op eigen terrein wordt voorzien in de aanleg van voldoende parkeervoorzieningen; - 4 -
d. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een vastgestelde hogere grenswaarde; e. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid voor de betreffende gronden de regels van artikel 14, respectievelijk artikel 9, artikel 12 van overeenkomstige toepassing zijn. 2. Artikel 3 Bedrijf gaat uit van de systematiek dat buitenopslag uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding opslag. Dit in combinatie met artikel 3.3.1 onder a. en 3.3.2 onder a. ter uitwerking van hetgeen in de Nota overleg- en inspraakreacties (inspreker 2) is overwogen ten aanzien van het toekennen van een bedrijfsbestemming zonder bouwvlak aan het noordwestelijke deel van de bedrijfslocatie perceel Buitendams 306b (kadastraal bekend als K 900). Hierbij is er in de planregels echter ten onrechte aan voorbij gegaan dat het vigerende bestemmingsplan Giessendam West I en II de buitenopslag bij gevestigde bedrijven in het plangebied planologisch niet onmogelijk maakt. De planregels in het ontwerpbestemmingsplan West I en II zouden neerkomen op een verbod voor die bedrijven hetgeen in strijd is met het conserverende karakter van de planherziening. Vandaar dat artikel 3.3.1 onder a. en b. als volgt komt te luiden: 3.3.1 Toegestaan gebruik: a. parkeren, bevoorrading en (buiten)opslag ten behoeve van een bedrijf zijn uitsluitend toegestaan op het eigen terrein van het betreffende bedrijf; b. voor buitenopslag als genoemd onder a. gelden de volgende bepalingen: 1. de activiteiten passen binnen de verleende milieuvergunning, de geaccepteerde milieumelding in het kader van het Activiteitenbesluit en/of maatwerkvoorschriften; 2. dit geen onevenredige milieuhinder naar het omliggende (woon)gebied veroorzaakt; 3. opslag dient plaats te vinden achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw; 4. de afstand van opslag tot buiten het eigen terrein gelegen wegen met bijbehorende paden en bermen mag niet minder dan 3 m bedragen; 5. de hoogte van opslag mag ten hoogste zoveel bedragen als de ter plaatse toegestane maximale goothoogte van gebouwen; 6. in afwijking van het bepaalde onder 3.3.1 onder b. punt 5. mag de hoogte van opslag binnen een afstand van 2 m van de bestemming Wonen ten hoogste 50% bedragen van de toegestane maximale goothoogte van gebouwen. Aan artikel 3 Bedrijf wordt een nieuw lid 3.4.2 toegevoegd dat als volgt luidt: 3.4.2 Afwijken buitenopslag Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.3.1 onder b., mits: a. de afwijking noodzakelijk is voor een doelmatig gebruik van het bedrijfsperceel; b. de activiteiten passen binnen een milieuvergunning, een geaccepteerde milieumelding in het kader van het Activiteitenbesluit en/of maatwerkvoorschriften; c. geen onevenredige milieuhinder naar het omliggende (woon)gebied wordt veroorzaakt; d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan verkeersbelangen; e. geen afbreuk wordt gedaan aan de brandveiligheid; f. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; g. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt geschaad. 3. Aan artikel 14 Wonen wordt een nieuw lid 14.6 wijzigingsbevoegdheid toegevoegd: 14.6 Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat: de aanduiding specifieke vorm van wonen zelfstandige berging komt te vervallen en de onderliggende bestemming "Wonen kan worden gewijzigd, waarbij aan de bestemming "Wonen" een bouwvlak wordt toegekend en (een gedeelte van) de bestemming kan worden gewijzigd in de bestemming Tuin en/of Verkeer - Verblijf, mits: a. de woonfunctie geen onevenredige afbreuk doet aan de ontwikkelingsmogelijkheden van functies in de omgeving ; b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de sociale veiligheid en de verkeersveiligheid; c. op eigen terrein wordt voorzien in de aanleg van voldoende parkeervoorzieningen; - 5 -
d. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een vastgestelde hogere grenswaarde; e. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid voor de betreffende gronden de regels van artikel 14, respectievelijk artikel 9, artikel 12 van overeenkomstige toepassing zijn. 4. Na overleg met het waterschap Rivierenland wordt aan artikel 15 Leiding Riool wordt in lid 1 de term ondergrondse vervangen diep geboorde en wordt in lid 15.4.2. een nieuw lid c. toegevoegd een geringere diepte betreffen dan 8 meter beneden maaiveld en waarover vooraf overleg is gevoerd met de betreffende leidingbeheerder. Het bestaande lid c. wordt vernummerd naar d. - 6 -