1 - Jikke Pikke In het tuintje van Jikke Jikke is een jongen van acht, met hazelnoot-kleurige ogen en bruine krullen. Jikke zit in zijn tuintje, lekker in de zon. Hij kijkt naar de blaadjes van zijn appelboom. Die blaadjes worden al rood en geel. Het is herfst, weet Jikke. En herfst, dat betekent lekkere appels. Ze hangen al aan de takken, groot en mooi. Jikke kijkt hoe de appels aan hun steeltjes vastzitten. En hoe de steeltjes aan de tak vastzitten. En hoe de tak vastzit aan de appelboom. Jikke houdt heel veel van zijn appelboom. Hij houdt heel veel van zijn hele tuintje. Jikke zit er iedere dag in en zorgt er goed voor. Hij praat er ook tegen. Zo van: 'Groei eens sneller!' Opeens hoort hij een luide stem. Hij schrikt ervan, maar doet verder niets. 'Jikke Pikke! Gekke Jikke Pikke praat met bomen!' hoort hij. Hij kijkt niet wie er zo luid roept. Zijn zusje Sara kijkt wel, die springt overeind. Haar lange vlechten zwieren om haar hoofd van kwaadheid. En haar grote ogen schieten vuur. Ze ziet twee jongens uit de straat die hard doorfietsen. 'Stommerds, stomme stommerds', gilt ze hard terug. Dan kijkt ze naar haar grote broer en die kijkt naar haar. 'Stommerds, hé Jikke?' moppert ze nog een keer. Jikke knikt. 'Maar ze hebben wel gelijk', zegt hij dan. 'Ik praat toch ook met bomen?' Sara kijkt even naar de appelboom. 'Zegt hij wel eens wat terug, Jikke?' 'Neuh', antwoordt Jikke. 'Maar toch begrijpen we elkaar.' Hij staat op en slaat de aarde van zijn handen. 'Kom Sara, zullen we spelen? Dan ben jij de appelboom en dan ben ik een eekhoorntje.' Maar Sara is nog een beetje boos op de jongens. Ze is net zes, maar voelt zich eigenlijk acht, net als haar broer. Eigenlijk wil ze alles kunnen wat haar broer kan. Daar doet ze heel erg haar best voor.
'Nee, ik wil niet een appelboom zijn', zegt ze. 'Ik wil ook een eekhoorn zijn, net als jij.' Daar heeft Jikke nou net weer geen zin in. 'Neehee, Sara! Jij bent appelboom en ik ben eekhoorntje!' Hij staat er zelf een beetje als een appelboom bij, vindt Sara. Helemaal stijf en stram, helemaal niet als een eekhoorntje. En dat zegt ze ook. Haar broer wordt nu zelf een beetje boos. 'Nou, als jij dan geen appelboom zijn wilt, dan speel ik niet met je.' En hij loopt naar de achtertuin. Daar pakt hij zijn schepje en gaat naar de bloemenborder. Hij wil een paar plantjes op een andere plek zetten. Maar op een mooie bloem zit een prachtige vlinder. Jikke ziet hoe zijn vleugels glanzen en zachtjes trillen. Hij vergeet helemaal wat hij wilde gaan doen. Jikke kijkt wel tien minuten naar de vlinders op de bloemen. Totdat zijn moeder hem binnen roept. Sara heeft door dat de jongens Jikke bespotten, pesten. Jikke zelf niet. Dat komt doordat autisten woorden vaak letterlijk nemen. Maar ook de manier waarop iets gezegd wordt, de toon, dringt niet goed tot hen door. Bovendien kunnen ze vaak slecht 'gezichten lezen'. Of ze begrijpen lichaamstaal niet onmiddellijk. Nu denkt Jikke: 'Ik práát toch ook met bomen?' Sara hoort aan de toon waarop ze 'Jikke Pikke' roepen dat de jongens pesten. En ze weet ook dat hardop praten met bomen iets is wat niet veel kinderen doen. Etenstijd 'Jikke en Sara, handen wassen en aan tafel', zegt mama. Sara sleept het krukje voor het aanrecht en klimt erop. Ze wast haar handen met zeep en droogt ze af. Dan gaat ze op haar stoel aan tafel zitten. Jikke staat nog bij de tuindeur. 'Jikke, handen wassen, kom op', herhaalt mama. 'Ik heb hele mooie vlinders gezien, mam', zegt Jikke. Hij staat voor zijn mama en vertelt van de vele vlinders. Die luistert heel even, maar geeft hem dan een zetje. 'Eerst handen wassen, daarna vertellen.' Ze loopt mee met Jikke naar de keuken en wacht tot hij klaar is.
Pas wanneer zijn handen droog zijn en hij aan tafel zit, zegt ze: 'Zo, vertel eens over die vlinders.' Terwijl Jikke vertelt, schept ze het eten op de borden. Ze eten spaghetti, dat vinden Jikke en Sara erg lekker. Ze mogen er zelf geraspte kaas over strooien. Jikke doet dat heel secuur. Hij begint aan de ene kant van zijn bord. En dan gaat hij door tot de andere kant van zijn bord. Alle spaghetti is nu bedekt met een dun laagje kaaskorrels. 'Schiet eens op met die kaas, ik wil ook', mompelt Sara. Ze heeft haar mond al vol spaghetti. Maar Jikke vertelt ook nog altijd over de vlinders. Hij hoort Sara niet echt. Die trekt het bakje met kaas ruw naar zich toe. De kaaskorreltjes vliegen over de rand en over haar hand. 'Hé!' roept Jikke en mama zucht. 'Je hebt nu genoeg kaas, Jikke. En Sara moet voorzichtig doen!' Dan moeten ze alledrie lachen om hun rode kater Flip. Die probeert met zijn poot de kaaskorreltjes van tafel te vegen. 'Eraf, Flip', zegt Jikke, maar hij lacht. 'Eraf, Flip', zegt Sara en lacht mee. Mama zwiept Flip met een zwaai van de tafel af. Hij blaast even. Katten horen niet op de tafel, vindt ze. 'Hoeveel katten heb jij gehad, mam?' vraagt Jikke. 'Jeetje. Even denken en tellen hoor', antwoordt mama. 'Honderd?' vraagt Sara. 'Nee joh gek, dat kan toch niet', roept Jikke hard. 'Honderd! Wie heeft er nou honderd katten!' Sara kijkt een beetje sip. Ze weet dat mama altijd katten hield en honderd klinkt mooi. 'Ik denk dat ik twaalf katten heb gehad', zegt mama dan. 'Tegelijk?' vraagt Jikke. 'Nee, nooit meer dan twee tegelijkertijd', zegt mama. 'Wij hebben er ook twee tegelijk', zegt Sara en steekt snel haar tong uit naar Jikke. Maar die ziet het niet. Hij kijkt naar zijn bord, dat leeg is. 'Mag ik alsjeblieft nog wat spaghetti?' vraagt hij. Maar hij heeft pech, de spaghetti is op en Jikke en Sara moeten afruimen. Dat doen ze iedere dag samen met hun moeder.
Bedtijd Iedere avond, voordat ze naar bed gaan, stappen Sara en Jikke samen in bad. De ene keer gaat dat goed, de andere keer minder. Want Jikke wil vaak geen schuim, maar Sara juist wel. Mama speelt dan voor scheidsrechter. Ze zegt: 'De ene avond is het Jikkes keuze en de andere avond mag Sara.' En heel soms zegt ze: 'Dan maar niet samen in bad.' Dan gaat Sara eerst, en als ze klaar is gaat Jikke. Dat lijkt handig, maar vooral Sara wil graag samen. Dat vindt ze gezellig. Jikke maakt het minder uit, die vermaakt zich toch wel. Hij speelt vaak bootje, of duikt onder water. Hij zit ook graag alleen in bad. Maar vanavond willen ze samen, zonder schuim. Jikke zet zijn duikbril op en duikt diep onder. Sara speelt met haar popjes en kwebbelt ondertussen tegen Jikke. Maar Jikke zegt niets terug, hij hoort haar niet. 'Jikke! Ik praat tegen je!' roept Sara hard en ze geeft Jikke een schopje. Jikke komt proestend en blazend boven water. 'Wat is er nou, niet schoppen', zegt hij een beetje nijdig. 'Ik vroeg: ben je nog boos op die jongens?' 'Welke jongens?' 'Die stomme jongens. Van de fiets, in je tuintje.' Jikke moet er even diep over nadenken. 'Nee, niet echt', zegt hij dan. 'Ik praat toch ook met bomen?' 'Ja, maar dat is toch gemeen, Jikke Pikke zeggen', vindt Sara. Jikke denkt weer diep na. 'Ik moet er soms om lachen. Het rijmt. Jikke en pikke.' 'Maar pik is toch een lelijk woord', probeert Sara weer. 'Ja. Pik, pik, pik', roept Jikke keihard. Sara moet er heel hard om lachen. Toch begrijpt ze niet waarom Jikke niet kwaad werd. Zijzelf werd juist heel erg kwaad. Want ze mogen haar broer niet pesten van haar. Pesten is gemeen. 'Pesten is gemeen, Jikke', zegt ze. Jikke kijkt haar verbaasd aan. 'Ja, pesten is gemeen. Hoezo?' Op dat moment komt mama hen uit bad halen. Eerst Sara, daarna Jikke.
Want Jikke wil altijd de stop uit het bad halen. Hij blijft dan net zo lang zitten totdat al het water weg is. Hij kijkt naar de draaikolk die het water maakt. 'Kom je er ook uit, Jikke?' vraagt mama. Hij knikt en volgt met zijn ogen de draaikolk. 'Droog jij je dan zelf even af?' Jikke knikt weer. 'Geef even antwoord Jikke, dan weet ik dat je me gehoord hebt?' Mama staat al in Sara's kamertje en kan Jikke niet zien. 'Goed mam', zegt Jikke. Maar wanneer Sara haar tanden komt poetsen, zit Jikke nog in bad. 'Jikke, al het water is weg, kom op', zegt mama. Jikke rilt. Hij heeft het koud gekregen. Mama helpt hem gauw even. 'Mam', vraagt Jikke. 'Is Jikke Pikke zeggen gemeen?' Mama kijkt hem eventjes onderzoekend aan. 'Leuk vind ik het niet', zegt ze. 'Wat vind je zelf?' 'Ik vind het, geloof ik, ook niet leuk. Maar soms moet ik lachen. Want het rijmt wel leuk.' 'Het ligt eraan hoe het gezegd wordt. Op welke toon. Klonk het aardig toen het gezegd werd?' Jikke haalt zijn schouders op, maar zegt toch 'nee'. 'Precies', zegt mama. Ze aait hem over zijn bol. 'Laat ze maar kletsen hoor. Suffe knullen.' Op zijn kamer mag Jikke nog eventjes lezen. Dat doet hij graag. Vandaag leest hij zijn bomenboek, over alle soorten bomen. Hij weet daar heel veel van, kent alle bomen bij hun naam. Zelfs de moeilijke Latijnse namen kent hij. Hij weet meer over bomen dan de meeste volwassen mensen. 'Mam, wist jij dat de sequoia wel 130 meter hoog kan worden?' 'Ja Jikke, dat weet ik', antwoordt mama lachend. 'Welterusten!' Jikke heeft, omdat hij autist is, een andere manier van kijken. Anders dan een niet-autist. Hij ziet vooral de details, de kleine dingen. Daardoor heeft hij moeite om een voorwerp als één geheel te zien. Hij kan zich moeilijk losmaken van die details. Dat geldt voor voorwerpen, dingen en zelfs mensen, maar ook voor dingen doen. Als hij dingen één voor één doet, gaat dat prima. Maar bijvoorbeeld praten en tegelijk zijn veters strikken, dat gaat niet goed. En veters strikken en tegelijk luisteren naar iemand ook niet. Dus wanneer hij naar de draaikolk kijkt, hoort hij niet wat zijn moeder zegt. Wil je iets aan een autist vertellen, of iets vragen? Zorg dan dat zijn aandacht nergens door wordt afgeleid.
Kijk hem recht aan. Praat rustig. Geef hem de tijd om over je woorden na te denken. Vraag bij twijfel of hij je begrepen heeft. Laat hem het desnoods een keer herhalen.