Longitudinaal onderzoek in het basisonderwijs Leerlingvragenlijst vierde leerjaar (schooljaar )

Vergelijkbare documenten
Longitudinaal onderzoek in het basisonderwijs Leerlingvragenlijst vijfde leerjaar (schooljaar )

Longitudinaal onderzoek in het basisonderwijs Leerlingvragenlijst zesde leerjaar (schooljaar )

Longitudinaal onderzoek in het basisonderwijs Leerlingvragenlijst derde leerjaar (schooljaar )

Leerlingvragenlijst tweede leerjaar (schooljaar )

Leerlingvragenlijst eerste leerjaar (schooljaar )

Vragenlijst Klastitularis - Eerste leerjaar A of B (schooljaar ): overzicht items per schaal Schaal (Dimensie) Items Itemnummer Bron item

Longitudinaal onderzoek in het basisonderwijs. Kleutervragenlijst schooljaar

Value added of primary schools with high proportions of minority students: A longitudinal study. J.P. Verhaeghe, J. Van Damme & H.

Twee cijferbladen over de evolutie van het buitengewoon lager onderwijs tot G. Van Landeghem & J. Van Damme

First-grade retention: Effects on children s academic and psychosocial growth throughout primary education

Schoolteamvragenlijst schooljaar

Longitudinaal onderzoek in het basisonderwijs

Longitudinaal onderzoek in het basisonderwijs Leerlingperceptievragenlijst zesde leerjaar (schooljaar )

Longitudinaal onderzoek in het basisonderwijs Vragenlijst Einde Basisonderwijs (schooljaar )

Longitudinaal onderzoek in het basisonderwijs

Beschrijving van de gegevens: hoeveel scholen en hoeveel leerlingen deden mee?

SCHOOLFEEDBACKRAPPORT ONDERZOEK WELBEVINDEN Bevraging van de leerlingen van het lager onderwijs

LISO-PROJECT: VRAGENLIJST VOOR KLASTITULARISSEN MEI 2014 Technische rapportering

Longitudinaal onderzoek in het basisonderwijs Leerlingperceptievragenlijst vierde leerjaar (schooljaar )

ONDERWIJSVORMEN EN ACADEMISCH ZELFCONCEPT. Dockx J, De Fraine B. & Vandecandelaere M.

LISO-PROJECT: VRAGENLIJST VOOR VAKLEERKRACHTEN FEBRUARI 2014 Technische rapportering

EFFECTEN VAN ONDERWIJSVORMEN OP SCHOOLSE BETROKKENHEID. Dockx J, De Fraine B. & Van den Branden N.

CHECKLIST KLASKLIMAAT

EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES & ACADEMISCH ZELFCONCEPT

Vroege schoolverlaters in Vlaanderen Evolutie van de ongekwalificeerde uitstroom tot 2007 Samenvatting. G. Van Landeghem, M. Goos & J.

ASOS - ADULT STYLE OBSERVATION SCHEDULE

ONDERWIJSVORMEN EN SCHOOLSE PRESTATIES. Dockx J., De Fraine B. & Vandecandelaere M.

LISO-PROJECT: VRAGENLIJST VOOR LEERLINGEN MEI 2015 Technische rapportering

GROEPSSAMENSTELLINGS- EFFECTEN IN HET LAGER ONDERWIJS Een propensity score matching onderzoek. Barbara Belfi, Carla Haelermans & Bieke De Fraine

PISA IN FOCUS 5: HEBBEN DE LEERLINGEN DE WIL OM TE SLAGEN? VERSCHILT DE WIL OM TE SLAGEN OVER DE ONDERWIJSVORMEN?

De relatie tussen de doelgroepafbakening van kansarme kleuters en hun startpositie op school

LISO-PROJECT: VRAGENLIJST VOOR VAKLEERKRACHTEN MEI 2015 Technische rapportering

Doorkleuteren of overvaren?

Onderzoek De Lee & De Volder -> schriftelijke vragenlijst voor BaO (L4-5-6)

Verantwoording. ZIEN! als monitor voor sociale veiligheid op school. 6 juni 2017

LISO-PROJECT: VRAGENLIJST VOOR LEERLINGEN MEI 2016

Bijlage 5: Kwantitatieve analyse

Vroege schoolverlaters in Vlaanderen Evolutie van de ongekwalificeerde uitstroom tot 2008 Samenvatting. G. Van Landeghem & J.

DE ROL VAN DE EERDERE SCHOOL- LOOPBAAN BIJ DE OVERGANG NAAR HET SECUNDAIR ONDERWIJS

3.1 Itemanalyse De resultaten worden eerst op itemniveau bekeken. De volgende drie aspecten dienen bekeken te worden:

3 Werkwijze Voordat een CQI meetinstrument mag worden ingezet voor reguliere metingen moet het meetinstrument in twee fases getest worden.

Leerlinperceptievragenlijst Secundair Onderwijs: overzicht items per schaal in de verschillende versies Schaal Items Itemnr Itemnr.

De relatie tussen geboortekwartaal en schools succes in de eerste jaren van het lager onderwijs

Figuur 1. Intelligentiescores (numerieke, spatiale, verbale en algemene) per geslacht

ONDERWIJSVORMEN EN WERKLOOSHEID. Dockx J. & De Fraine B.

Directievragenlijst schooljaar

Het LiSO-project. Inhoud presentatie

Naar het secundair onderwijs: de rol van de eerdere schoolloopbaan

Samenvatting (Summary in Dutch)

VERSLAG RESULTATEN SCHALEN VRAGENLIJST LEERBIOGRAFIE JOHAN DE WITT COLLEGE

RAPPORTAGE LEERLINGEN SOCIALE VEILIGHEID EN WELBEVINDEN

Voorstelling SiBO-databank

Het Vlaams lager onderwijs in PIRLS 2016

Leerlingen en scholen volgen: je kan er uit leren! Uitkomsten van het SiBO-onderzoek

WELBEVINDEN, ACADEMISCH ZELFCONCEPT EN MOTIVATIE IN HET SECUNDAIR ONDERWIJS

Een onderzoek naar visuele en verbale denkvoorkeuren en vaardigheden bij leerlingen van groep 6 en 7

LISO-PROJECT: VRAGENLIJST VOOR KLASTITULARISSEN MEI 2015 Technische rapportering

Beschrijving resultaten onderzoek biseksualiteit AmsterdamPinkPanel Oktober 2014 Joris Blaauw

Hoofdstuk 3. Het onderzoek van dyslectische leerlingen

Inleiding Ongeveer 7% van de Vlaamse kinderen blijft zitten in het eerste leerjaar.

Studie Jongeren en Gezondheid. Een Vlaamse en internationale studie

Psychometrie Nederlandse persoonlijkheidstest

team De gelukkige groep

De vrouwen hebben dan ook een grotere kans op werkloosheid (0,39) dan de mannen uit de onderzoekspopulatie (0,29).

EINDRAPPORTAGE OUDERTEVREDENHEIDSONDERZOEK 2017

Tevredenheid (kinderen)

Toename van leerlingen in het buitengewoon onderwijs en de vraag naar de effectiviteit ervan

PROCES OBSERVATIE-INSTRUMENT / BETROUWBAARHEID VAN HET INSTRUMENT

De invloed van de zomervakantie op het leren van jonge kinderen. Pieter Verachtert, Jan Van Damme, Patrick Onghena & Pol Ghesquière

TSCYC. Vragenlijst over traumasymptomen bij jonge kinderen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum Ouderversie

Gepubliceerd Onderwijs en arbeidsmarkt

Toetsen derde leerjaar (schooljaar )

Longitudinaal onderzoek in het basisonderwijs Leerlingperceptievragenlijst vijfde leerjaar (schooljaar )

BIJLAGE 8: QUALIDEM. Inleiding. Het instrument heeft een eerste toetsing bij 240 mensen met lichte tot zeer ernstige dementie ondergaan.

Het LiSO-project. Inhoud presentatie. 1. LiSO-project: wat, waar, hoe? 2. Instrumenten 3. Mei Opmerkingen, suggesties & vragen

Longitudinaal onderzoek in het basisonderwijs. N. Vandenberghe, F. Maes & J. Van Damme

Samenvatting. Summary in Dutch

Kwantitatieve modellen. Harry B.G. Ganzeboom 18 april 2016 College 1: Meetkwaliteit

COOL Speciaal Cohortonderzoek onderwijsloopbanen in speciaal (basis)onderwijs in 2010/11. Kohnstamm Instituut/ITS September 2012

5. Discussie. 5.1 Informatieve waarde van de basisgegevens

didactisch handelen

Met ingang van het schooljaar hanteert de Vosseschans structureel beleid rond het omgaan met hoogbegaafdheid.

Samenvatting, conclusies en discussie

INDIVIDUELE LEERLINGRESULTATEN

LISO-PROJECT: VRAGENLIJST VOOR LEERLINGEN MEI 2017

Begaafde jongeren, moeilijke gevallen? Het belang van systematisch onderzoek naar het functioneren van cognitief sterke jongeren

HTS Report. Positiviteitstest. Jeroen de Vries ID Datum Zelfrapportage. Hogrefe Uitgevers BV, Amsterdam

Het vierde leerjaar lager onderwijs in Vlaanderen: Resultaten van TIMSS 2011 in internationaal perspectief en in vergelijking met TIMSS 2003

A c. Dutch Summary 257

Peiling burgerzin en burgerschapseducatie in de derde graad aso, bso, kso en tso + Vergelijking met ICCS 2016

EINDRAPPORTAGE OUDERTEVREDENHEIDSONDERZOEK 2017

Toetsen tweede leerjaar (schooljaar )

Handleiding Nederlandse Werkwaardentest

Longitudinaal onderzoek in het basisonderwijs Toetsen vijfde leerjaar (schooljaar )

> VSK-PEILING OVER STRESS OP SCHOOL 5964 leerlingen over de oorzaken en gevolgen van schoolstress Scholierencongres (18 februari 2017)

Kanvas is de naam van het KanjerVolgsysteem.

Constructie van de variabele Etnische afkomst

Aanvulling op. Resultaten STOP4-7 Tabellenboek trainingen

EINDRAPPORTAGE OUDERTEVREDENHEIDSONDERZOEK 2017

Emotieherkenning bij CI kinderen en kinderen met ESM

Transcriptie:

Longitudinaal onderzoek in het basisonderwijs Leerlingvragenlijst vierde leerjaar (schooljaar 2006-2007) F. Maes, J. Van Damme & K. Verschueren

T A Longitudinaal onderzoek in het basisonderwijs Leerlingvragenlijst vierde leerjaar (schooljaar 2006-2007) F. Maes, J. Van Damme & K. Verschueren Promotoren coördinatieteam: J. Van Damme, P. Ghesquière, I. Nicaise, P. Onghena & P. Van Petegem Overige promotoren: B. De Fraine, R. Janssen, F. Laevers, M. Valcke, L. Verschaffel & K. Verschueren Onderzoek in opdracht van de Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming, in het kader van het programma Steunpunten voor Beleidsrelevant Onderzoek 2008 SSL-rapport SSL/OD1/2008.09 Datum oplevering eerste versie: 27 mei 2008 Datum publicatie: 9 september 2008 I

Voor meer informatie over deze publicatie: Steunpunt SSL, onderzoeksdomein Onderwijsloopbanen Auteurs: F. Maes, J. Van Damme & K. Verschueren Adres: Dekenstraat 2, 3000 Leuven Tel.: +32 16 32 57 58 of +32 16 32 57 47 Fax: +32 16 32 58 59 E-mail: Petra.DeWaele@ped.kuleuven.be Website: http://www.steunpuntloopbanen.be Copyright (2008) Steunpunt SSL p/a Parkstraat 47, 3000 Leuven Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt zonder uitdrukkelijk te verwijzen naar de bron. No part of this material may be made public without an explicit reference to the source. De verantwoordelijkheid voor dit rapport berust volledig bij de auteurs en vertolkt niet noodzakelijk de officiële visie van de Vlaamse Overheid. II

Inhoudsopgave Inhoudsopgave... III Inleiding...1 1. Opbouw van de vragenlijst voor het 4 e leerjaar...2 1.1 Overzicht van de variabelen... 2 1.2 Sociale ontwikkeling... 4 1.3 Dynamisch - affectieve ontwikkeling... 5 1.4 Cognitieve ontwikkeling... 6 1.5 Onderwijskundige aanpak... 6 1.6 Besluit... 6 2. Betrouwbaarheid en validiteit van de vragenlijst...8 2.1 Statistische kenmerken van items en schalen... 8 2.1.1 Agressief gedrag... 9 2.1.2 Hyperactief - afleidbaar gedrag... 9 2.1.3 Asociaal gedrag... 9 2.1.4 Bezorgd - angstig gedrag... 10 2.1.5 Conflict... 10 2.1.6 Nabijheid... 11 2.1.7 Integratie - populariteit... 11 2.1.8 Schoolwelbevinden... 12 2.1.9 Onafhankelijke participatie... 12 2.1.10 Remediërende maatregelen... 13 2.1.11 Overige items... 13 2.2 Samenhangen tussen de continue variabelen... 14 2.2.1 Correlaties tussen de schalen... 14 2.2.2 Tweede orde principale componentanalyse... 15 2.3 Klas- of kindkenmerken?... 17 2.4 Samenhang over de jaren heen... 18 3. Besluit... 19 Bibliografie... 20 Bijlage 1. De leerlingvragenlijst 4 e leerjaar Bijlage 2. De frequentieverdelingen (histogrammen) van de schalen uit de leerlingvragenlijst 4 e leerjaar III

Inleiding In dit rapport bespreken we de ontwikkeling van de leerlingvragenlijst voor het 4 e leerjaar. Deze vragenlijst kadert in het onderzoek naar de schoolloopbanen van kinderen doorheen het basisonderwijs (SiBOonderzoek). Doel van dit onderzoek is de (verschillen in) ontwikkeling van leerlingen en hun schoolloopbaan vanaf het kleuteronderwijs tot het einde van het lager onderwijs te beschrijven en te verklaren. Voor meer uitleg over het onderzoek verwijzen we naar Maes, Ghesquière, Onghena en Van Damme (2002). Aangezien we in dit onderzoek uitdrukkelijk aandacht schenken aan de sociaal-emotionele ontwikkeling, naast de cognitieve ontwikkeling, diende een instrument te worden ontwikkeld dat die ontwikkeling op een betrouwbare en valide wijze in kaart kon brengen. De huidige vragenlijst is een aanpassing van de vragenlijst die werd ontwikkeld voor de 3 e kleuterklas (Maes, 2003), het 1 e (Maes & Van Damme, 2004), het 2 e (Maes, Van Damme & Verschueren, 2005) en het 3 e leerjaar (Maes, Van Damme & Verschueren, 2007). Deze vragenlijst is met andere woorden aan zijn 5 e versie toe. Voor het inhoudelijke kader verwijzen we dan ook naar het eerste betreffende rapport (Maes, 2003). In het voorliggende rapport zullen we enkel de aanpassingen aan de vragenlijst bespreken. Vanuit longitudinaal perspectief is het uiteraard belangrijk om de onderwerpen en schalen zo veel mogelijk gelijk te houden over de jaren heen. Deze vragenlijst dient door de leerkracht van de gevolgde klasgroep (in casu de leerkracht van het 4 e leerjaar) ingevuld te worden. Omdat we over elk kind informatie willen, moest de vragenlijst per kind worden ingevuld. Aangezien er in een gemiddelde klasgroep om en bij de 20 kinderen zitten, moet de leerkracht evenveel keer die vragenlijst invullen. Daarom werd steeds getracht om de vragenlijst zo gebruiksvriendelijk mogelijk te maken. Dat wil zeggen: gemakkelijk in te vullen en kort. Bij de afnames in de 3 e kleuterklas en het 1 e leerjaar kregen we niettemin signalen dat het een hele klus was om de vragenlijst per kind in te vullen. Daarom hebben we, vanaf het tweede leerjaar, de vragenlijst beperkt door bepaalde schalen alternerend (het ene jaar wel, het andere jaar niet) af te nemen. We wensen nog te vermelden dat we ons in het 4 e leerjaar, voor het eerst in de loop van het SiBOonderzoek, wat de sociaal-emotionele ontwikkeling betreft niet uitsluitend baseren op het oordeel van betrokkenen uit de onmiddellijke omgeving, in eerste instantie de leerkracht en de ouders, maar dat er ook een vragenlijst werd afgenomen die de leerlingen zelf invulden: de leerlingperceptievragenlijst. Over deze laatste vragenlijst werd een apart rapport gemaakt (Hendrikx, Maes, Ghesquière, Verschueren & Van Damme, 2008). In het eerste hoofdstuk gaan we in op de opbouw van de vragenlijst voor het 4 e leerjaar. In het tweede hoofdstuk bespreken we de gegevens die resulteren uit de afname in het 4 e leerjaar. We bekijken de statistische kenmerken van de onderwerpen en de schalen en de samenhangen tussen de schalen in functie van het beoordelen van de betrouwbaarheid en validiteit. De afname had plaats in de maand februari 2007. 1

1. Opbouw van de vragenlijst voor het 4 e leerjaar 1.1 Overzicht van de variabelen Voor de theoretische achtergrond van de variabelen die we in de vragenlijst opnemen, verwijzen we naar het rapport dat de vragenlijst voor de 3 e kleuterklas beschrijft (Maes, 2003). In Tabel 1 vindt men een overzicht van de dimensies, categorieën en variabelen die in voorgaande vragenlijsten opgenomen werden. Tabel 1 Overzicht van de bevraagde dimensies, categorieën en variabelen in de leerlingvragenlijsten van de 3 e kleuterklas tot en met het 3 e leerjaar DIMENSIES CATEGORIEËN VARIABELEN Sociale ontwikkeling Dynamisch - affectieve ontwikkeling Prosociaal gedrag 1. Prosociaal gedrag Sociaal probleemgedrag 2. Agressief gedrag 3. Hyperactief - afleidbaar gedrag 4. Asociaal gedrag 5. Bezorgd - angstig gedrag Sociale relaties 6. Conflict 7. Nabijheid 8. Integratie - populariteit Welbevinden 9. Schoolwelbevinden Zelfvertrouwen 10. Zelfvertrouwen Attitudes 11. Onafhankelijke participatie 12. Coöperatieve participatie 13. Werkhouding Cognitieve ontwikkeling 14. Cognitieve capaciteiten (algemeen) 15. Leesvaardigheid 16. Schrijfvaardigheid 17. Communicatieve taalvaardigheid 18. Onderpresteren 19. Hoogbegaafdheid 20. Relatief prestatieniveau 21. Prognose secundair onderwijs 22. Prognose hoger onderwijs Omgevingskenmerken Gezin 23. Ondersteunend thuismilieu 24. Etnische en/of culturele kloof Onderwijskundige aanpak 25. Remediërende maatregelen 26. Extra aanbod Overige 27. Aanspreekbaarheid in het Nederlands Met de afnames in het schooljaar 2002-2003 (3 e kleuterklas) en 2003-2004 (1 e leerjaar) werd duidelijk dat het invullen van de vragenlijst waarin deze variabelen per leerling bevraagd werden een te grote inspanning van de leerkrachten vergde. Daarom werkten we vanaf het schooljaar 2004-2005 (2 e leerjaar) een systeem uit waarbij we de afname van bepaalde schalen alterneren. Dit betekent dat we het ene jaar bepaalde schalen afnemen en het daaropvolgende jaar de overige schalen. Concreet werden de variabelen die we bevragen opgedeeld in 3 groepen. Een groep van variabelen die we elk jaar bevragen, een tweede groep die we het eerste jaar bevragen en het tweede jaar niet en een derde groep die we het tweede jaar bevragen maar het eerste jaar niet. In de groep variabelen die we elk jaar willen bevragen willen we vooral die variabelen opnemen die ons inhoudelijk (dat wil zeggen: op basis van de desbetreffende literatuur) van centraal belang lijken. Tabel 2 geeft een overzicht. 2

Tabel 2 Overzicht van de frequentie van afname van de variabelen van de leerlingvragenlijst Ene jaar: 11. Bezorgd - angstig gedrag (6 items) 12. Asociaal gedrag (4 items) 13. Hyperactief - afleidbaar gedrag (4 items) 14. Nabijheid (4 items) 15. Zelfvertrouwen (1 item) 16. Cognitieve capaciteiten (1 item) 17. Hoogbegaafdheid (1 item) 18. Prognose Secundair Onderwijs (1 item) Elk jaar: 1. Welbevinden (4 items) 2. Integratie - populariteit (4 items) 3. Agressief gedrag (4 items) 4. Onafhankelijke participatie (4 items) 5. Remediërende maatregelen (3 items) 6. Extra aanbod (1 item) 7. Relatief prestatieniveau (1 item) 8. Communicatieve taalvaardigheid (1 item) 9. Leesvaardigheid (1 item) 10. Schrijfvaardigheid (1 item) Ander jaar: 11. Prosociaal gedrag (4 items) 12. Coöperatieve participatie (4 items) 13. Werkhouding (3 items) 14. Conflict (4 items) 15. Onderpresteerder (1 item) 16. Prognose Hoger Onderwijs (1 item) 17. Aanspreekbaarheid in het Nederlands (1 item) 18. Etnische en/of culturele kloof (4 items) 19. Ondersteunend thuismilieu (5 items) Voor de afname van de vragenlijst in het 4 e leerjaar (in februari 2007) werden twee aanpassingen doorgevoerd. 1. In het alternerende systeem werden de twee schalen die de relatie met de leerkracht beschrijven, namelijk Nabijheid en Conflict, nooit samen afgenomen. Omdat we het toch aangewezen vonden om beide schalen samen op te nemen, beslisten we de schaal Conflict vanaf dit schooljaar altijd op te nemen waardoor we op bepaalde tijdstippen (februari 2007, 4 e leerjaar, en februari 2009, 6 e leerjaar) toch beide schalen in dezelfde afname hebben. 2. Omdat we niet direct peilen naar de motivatie van de leerlingen, werd nog een extra item opgenomen vanaf dit schooljaar, namelijk: Deze leerling is gemotiveerd, zet zich in. Tabel 3 geeft een volledig overzicht van de afgenomen en af te nemen variabelen per afnamejaar gedurende de dataverzameling in het lager onderwijs. Met het oog op de afname in februari 2007 (4 e leerjaar) werden geen veranderingen nodig geacht aan de items zelf. 3

Tabel 3 Overzicht van de afgenomen (af te nemen) variabelen per afnamejaar DIMENSIE VARIABELE L1 2004 L2 2005 L3 2006 L4 2007 L5 2008 L6 2009 AANTAL ITEMS Sociale ontwikkeling Prosociaal gedrag x x x 4 Agressief gedrag x x x x x x 4 Hyperactief - afleidbaar gedrag x x x x 4 Asociaal gedrag x x x x 4 Bezorgd-angstig gedrag x x x (12) 6 Conflict x x x x x 4 Nabijheid x x x x 4 Integratie - populariteit x x x x x x 4 Dynamisch - affectieve ontwikkeling Welbevinden x x x x x x 4 Zelfvertrouwen x x x x 1 Coöperatieve participatie x x x 4 Onafhankelijke participatie x x x x x x 4 Motivatie x x x 1 Werkhouding x x x 3 Cognitieve ontwikkeling Cognitieve capaciteiten x x x x 1 Leesvaardigheid x x x x x x 1 Schrijfvaardigheid x x x x x x 1 Communicatieve taalvaardigheid x x x x x x 1 Onderpresteerder x x x 1 Hoogbegaafd x x x x 1 Relatief prestatieniveau x x x x x x 1 Prognose SO x x x x 1 Prognose HO x x x 1 Omgevingskenmerken Ondersteunend thuismilieu x x x 5 Etnische/culturele kloof x x x 4 Remediërende maatregelen x x x x x x 3 Extra aanbod x x x x x x 1 Overige Nederlands x x x 1 AANTAL ITEMS 67 52 51 51 52 51 74 Hierna geven we per dimensie een overzicht van de schalen en de bijbehorende items zoals ze opgenomen zijn in de versie voor het 4 e leerjaar. De vermelde interne consistentie is telkens bepaald op basis van de afname in het 1 e leerjaar (Maes & Van Damme, 2004) en, indien mogelijk, van het 2 e (Maes, Van Damme & Verschueren, 2005) en/of 3 e leerjaar (Maes, Van Damme & Verschueren, 2007). In alle tabellen worden items met een negatieve (of tegengestelde) inhoudelijke betekenis voor de schaal aangeduid met een (-). Ten slotte geven we nog mee dat alle uitspraken op een zespuntenschaal beoordeeld dienen te worden tenzij anders vermeld wordt. De mogelijkheden zijn: helemaal niet van toepassing, niet van toepassing, eerder niet van toepassing, eerder wel van toepassing, wel van toepassing en helemaal niet van toepassing. 1.2 Sociale ontwikkeling In Tabel 4 geven we een overzicht van de schalen en items die opgenomen werden in de leerlingvragenlijst voor het 4 e leerjaar en die betrekking hebben op het sociaal gedrag van het kind. Tabel 4 Overzicht van de variabelen en items over sociaal gedrag die opgenomen werden in de vragenlijst voor het 4 e leerjaar Agressief gedrag SCHAAL ITEMS CRONBACHS ALFA* Vecht met andere kinderen Bedreigt andere kinderen Is agressief Pest andere kinderen L1:.92 L2:.94 L3:.92 BRONNEN Ladd & Profilet (1996) Simoens (2001) 4

Hyperactief - afleidbaar gedrag Asociaal gedrag Bezorgd-angstig gedrag 1 Bezorgd-angstig gedrag 2 Conflict Nabijheid Is rusteloos. Loopt rond of springt op en neer. Niet stil te houden Is een wriemelend, zenuwachtig, gejaagd kind Is onoplettend, niet attent Kan zich moeilijk concentreren of aandacht vasthouden Is een eenzaat Is graag alleen Speelt het liefst alleen Houdt klasgenootjes op afstand Is bezorgd, maakt zich zorgen over veel dingen Huilt gemakkelijk Komt ongelukkig, gespannen over Is bang van nieuwe dingen of ongekende situaties Komt ongelukkig, gespannen over** Is bang van nieuwe dingen of ongekende situaties** Is veelal angstig of bang Voelt zich waardeloos of minderwaardig en ik lijken altijd te twisten met elkaar Vindt dat ik hem/haar oneerlijk behandel Wordt gemakkelijk kwaad op mij Als dit kind slecht gehumeurd is, weet ik dat het een lange en moeilijke dag wordt Spreekt vrijuit over zijn gevoelens en ervaringen met mij Vertelt me spontaan dingen over zichzelf Als dit kind verdrietig is, zoekt hij/zij troost bij mij Ik voel gemakkelijk aan wat dit kind voelt Integratie-populariteit Heeft weinig vrienden/vriendinnen in de klas (-) Kan goed met klasgenoten opschieten Is bij klasgenoten populair Wordt door klasgenoten gepest (-) L1:.85 L2:.85 L1:.87 L2:.89 Ladd & Profilet (1996) Simoens (2001) Ladd & Profilet (1996) Simoens (2001) L2:.73 Ladd & Profilet (1996) Simoens (2001) L2:.83 Maes, Van Damme & Verschueren (2007) L1:.82 L3:.86 L1:.88 L2:.90 L1:.83 L2:.84 L3:.88 Pianta (1996) Pianta (2001) Roncada (2001) Cornelissen & Verschueren (2002a) Pianta (1996) Pianta (2001) Roncada (2001) Cornelissen & Verschueren (2002a) Driessen, van Langen & Vierke (2000) Jungbluth, Roede & Roeleveld (2001) Driessen, van Langen & Vierke (2002) * De Cronbachs alfa s zijn gebaseerd op de eigen afname in het 1 e leerjaar (Maes & Van Damme, 2004), het 2 e leerjaar (Maes, Van Damme & Verschueren, 2005) en/of het 3 e leerjaar (Maes, Van Damme & Verschueren, 2007). ** Deze schaal overlapt met de vorige wat twee items betreft. Uiteraard werden deze items slechts eenmaal opgenomen. Meer uitleg vindt men bij Maes, Van Damme en Verschueren (2003) 1.3 Dynamisch - affectieve ontwikkeling Van de variabelen die peilen naar de dynamisch - affectieve ontwikkeling van de kinderen worden in de vragenlijst voor het 4 e leerjaar de schalen Schoolwelbevinden en Onafhankelijke participatie, opgenomen (zie Tabel 5). Daarnaast nemen we ook het item over zelfvertrouwen op en een nieuw item over motivatie: Dit kind is gemotiveerd, zet zich in. Tabel 5 Overzicht van de dynamisch - affectieve variabelen en items in de vragenlijst voor het 4 e leerjaar SCHAAL ITEMS CRONBACHS ALFA* Schoolwelbevinden Komt met tegenzin naar school (-) Amuseert zich op school Vindt school niet leuk (-) Vindt de meeste klasactiviteiten plezierig Onafhankelijke participatie Zelfvertrouwen Zoekt uitdagingen Is zelfbepalend, stelt eigen doelen Werkt onafhankelijk Heeft veel hulp en leiding nodig (-) Heeft veel zelfvertrouwen L1:.88 L2:.87 L3:.88 L1:.84 L2:.85 L3:.88 BRONNEN Maes (2003) Maes & Van Damme (2004) Maes, Van Damme & Verschueren (2005) Ladd (1992) Cornelissen & Verschueren (2002b) Motivatie Is gemotiveerd, zet zich in * De Cronbachs alfa s zijn gebaseerd op de eigen afname in het 1 e leerjaar (Maes & Van Damme, 2004), het 2 e leerjaar (Maes, Van Damme & Verschueren, 2005) en/of het 3 e leerjaar (Maes, Van Damme & Verschueren, 2007). 5

1.4 Cognitieve ontwikkeling Wat de cognitieve ontwikkeling betreft nemen we in de vragenlijst voor het 4 e leerjaar, naast de items over Communicatieve taalvaardigheid, Schrijfvaardigheid en Leesvaardigheid ook de items over Cognitieve capaciteiten, Hoogbegaafdheid, Relatieve prestatieniveau en Prognose hoger Onderwijs op. Het was de bedoeling dat in vragenlijst voor het 4 e leerjaar gepeild zou worden naar de prognose voor het secundair onderwijs (zie Tabel 3). Door een fout in de opmaak is echter de vraag die peilt naar het hoger onderwijs blijven staan. Daarom zal in de vragenlijst voor het 5 e leerjaar de vraag naar de prognose voor het secundair onderwijs opgenomen worden en in de vragenlijst voor het 6 e leerjaar zowel de prognose voor het secundair onderwijs als de prognose voor het hoger onderwijs. Tabel 6 Overzicht van de variabelen en items over cognitieve mogelijkheden in de vragenlijst voor het 4 e leerjaar SCHAAL ITEMS Communicatieve taalvaardigheid De communicatieve taalvaardigheid van dit kind is: a Schrijfvaardigheid De schrijfvaardigheid van dit kind is: a Leesvaardigheid De leesvaardigheid van dit kind is: a Cognitieve capaciteiten Kan goed volgen op school b Hoogbegaafdheid Is hoogbegaafd b Relatief prestatieniveau In vergelijking tot de klasgenoten is de schoolse ontwikkeling van dit kind: c Prognose hoger onderwijs De kans dat dit kind ooit en diploma hoger onderwijs haalt, acht ik: d a met als antwoordmogelijkheden Heel zwak, Eerder zwak, Gemiddeld, Eerder goed, Heel goed b met als antwoordmogelijkheid de algemene zespuntenschaal c met als antwoordmogelijkheden Zwak, Gemiddeld, Goed d met als antwoordmogelijkheden Zeer klein, Eerder klein, Eerder groot, Zeer groot 1.5 Onderwijskundige aanpak Omdat we dit voor de schoolse ontwikkeling van het kind belangrijk vinden, nemen we jaarlijks de schaal over Remediërende maatregelen en het item over Extra aanbod op. Tabel 7 Overzicht van de variabelen en items over de onderwijskundige aanpak in de vragenlijst voor het 4 e leerjaar SCHAAL ITEMS CRONBACHS ALFA* Remediërende maatregelen Krijgt remediërende hulp Krijgt uitleg in kleine stappen Werkt vertraagd met herhalingsstof L1:.93 L2:.92 L3:.92 BRON Driessen, van Langen & Vierke (2002) Maes & Van Damme (2004) Extra aanbod Krijgt ook moeilijkere of extra leerstof aangeboden - * De Cronbachs alfa s zijn gebaseerd op de eigen afname in het 1 e leerjaar (Maes & Van Damme, 2004), het 2 e leerjaar (Maes, Van Damme & Verschueren, 2005) en/of het 3 e leerjaar (Maes, Van Damme & Verschueren, 2007). 1.6 Besluit Tabel 8 geeft een overzicht van alle variabelen die werden opgenomen in de vragenlijst voor het 4 e leerjaar. In totaal werden 51 items opgenomen. 6

Tabel 8 Overzicht van de bevraagde dimensies, categorieën en variabelen in de leerlingvragenlijst voor het 4 e leerjaar DIMENSIES CATEGORIEËN VARIABELEN Sociale Ontwikkeling Dynamisch - affectieve Ontwikkeling Cognitieve Ontwikkeling Sociaal probleemgedrag 1. Agressief gedrag 2. Hyperactief - afleidbaar gedrag 3. Asociaal gedrag 4. Bezorgd-angstig gedrag Sociale relaties 5. Conflict 6. Nabijheid 7. Integratie-populariteit Welbevinden 8. Schoolwelbevinden Zelfvertrouwen 9. Zelfvertrouwen Attitudes 10. Onafhankelijke participatie 11. Motivatie 12. Cognitieve capaciteiten 13. Leesvaardigheid 14. Schrijfvaardigheid 15. Communicatieve taalvaardigheid 16. Hoogbegaafdheid 17. Relatief prestatieniveau 18. Prognose hoger onderwijs Omgevingskenmerken Onderwijskundige aanpak 19. Remediërende maatregelen 20. Extra aanbod Daarnaast zijn er bepaalde outputmaten die we pas op het einde van het schooljaar bevragen met een korte vragenlijst aan de leerkracht zoals het advies voor volgend schooljaar (overgaan, zittenblijven, Buitengewoon Onderwijs), maar bijvoorbeeld ook de vraag of er zich in de loop van het afgelopen schooljaar belangrijke incidenten hebben voorgedaan die de ontwikkeling (prestaties) beïnvloed kunnen hebben of de vraag of het kind in het afgelopen schooljaar extra ondersteuning heeft gekregen. In die eindejaarsbevraging nemen we concreet de volgende variabelen op: Advies volgend schooljaar + reden voor dit advies Kritische incidenten in het afgelopen schooljaar Extra ondersteuning + waarvoor Aantal weken afwezig Eindbeoordeling taal Eindbeoordeling wiskunde Eindbeoordeling welbevinden Zoals vermeld in de inleiding werd in het vierde leerjaar voor de eerste maal in de loop van het SiBOonderzoek een vragenlijst afgenomen die de leerlingen zelf moesten invullen. Ook daarin namen we variabelen op die peilen naar de psychosociale ontwikkeling en het gedrag van de kinderen zoals het welbevinden, het zelfconcept en de inzet. Meer informatie daarover vindt men in het rapport van Hendrikx, Maes, Ghesquière, Verschueren en Van Damme (2008). Deze instrumenten samen (de leerlingvragenlijst halverwege het schooljaar en de leerlingperceptievragenlijst en de eindejaarsbevraging op het einde van het schooljaar), in combinatie met de toetsen, moeten een vrij volledig beeld geven van de individuele ontwikkeling van de kinderen. Een volledig exemplaar van de leerlingvragenlijst zelf vindt men in bijlage 1. 7

2. Betrouwbaarheid en validiteit van de vragenlijst In februari 2007 werd de vragenlijst voorgelegd aan de leerkrachten van alle klassen van het 4 e leerjaar die deelnemen aan het SiBO-onderzoek. Aan de leerkracht werd gevraagd om deze vragenlijst in te vullen voor elk kind uit zijn/haar klas. Indien er meerdere leerkrachten in één klas stonden, diende slechts één leerkracht de vragenlijst in te vullen (wel voor alle leerlingen van de klas). In totaal kregen we een vragenlijst terug voor 4835 kinderen (op 5273, dit is 91.7% 1 ) uit 296 klassen en 181 scholen (op 191, dit is 94,8%). Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van de kenmerken van de items en schalen. De analyses waarvan de resultaten hier gerapporteerd worden, hebben enkel betrekking op de gegevens van de kinderen uit de scholen van de referentiesteekproef. Deze steekproef wil een getrouwe afspiegeling zijn van de Vlaamse schoolpopulatie. In totaal betreft het 3463 ingevulde vragenlijsten (op 3658 kinderen, dit is 94.7%) uit 194 klassen en 117 scholen (op 120, dit is 97.5%). 2.1 Statistische kenmerken van items en schalen Vooreerst werd per item (dat moest beoordeeld worden op een zespuntenschaal) het aantal personen dat een (geldig) antwoord gaf (N), het gemiddelde (M), de spreiding (standaarddeviatie: SD) en de itemtotaal correlatie (R it ), waarbij totaal staat voor het totaal van de overige items in de betreffende schaal 2, berekend. Wanneer een item door een relatief klein aantal respondenten beoordeeld werd, kan dit er op wijzen dat het item onduidelijk, te gevoelig of weinig zinvol is. Een extreem laag of hoog gemiddelde kan wijzen op een weinig zinvol item of op sociale wenselijkheid. Het kan echter ook gaan om het bevragen van een uitzonderlijke situatie of een zeldzaam gedrag. Gezien de hieronder beschreven items op een zespuntenschaal beoordeeld dienden te worden, is het theoretisch minimum en maximum respectievelijk steeds één en zes. Een gemiddelde hoger dan vijf of lager dan twee beschouwen we als extreem. De scores van de items met een negatieve (of tegengestelde) betekenis met betrekking tot de inhoud van de schaal werden geïnverteerd. Dit betekent dat een zes een één wordt, een vijf een twee, een vier een drie en vice versa. Die items worden zoals al gezegd in de tabellen aangeduid met een (-). Een item met een kleine spreiding heeft een lage discriminatiewaarde en kan bijgevolg minder zinvol zijn om op te nemen. In het geval van individuele items beschouwen we een standaarddeviatie kleiner dan één als klein. Veelal hebben items met een extreem gemiddelde ook een lage standaarddeviatie. Daarnaast geven we ook de verdelingskenmerken van de schaalscores (het gemiddelde, de spreiding, de scheefheid) en de interne consistentie van de schaal (uitgedrukt in Cronbachs alfa). Het histogram van elke schaal vindt men in bijlage 2. Bij het berekenen van de schaalscores werd de vuistregel gehanteerd dat voor een bepaalde leerling minstens twee derde van de items waaruit de schaal bestaat, ingevuld moest zijn. Indien het aantal lege of ongeldige items van een welbepaalde schaal meer dan een derde was, werd de schaalscore niet berekend (lege waarde). Concreet betekent dit dat in het geval van een schaal met zes of zeven items geen schaalscore berekend werd indien drie of meer items onbeantwoord (of ongeldig) waren; in het geval van een schaal met drie, vier of vijf items was dit het geval indien twee items of meer onbeantwoord (of ongeldig) waren en in het geval van een schaal met twee items indien één of meer items onbeantwoord (of ongeldig) waren. 1 Dit is 4% lager dan de respons van vorig jaar: 95.8% 2 Berekend volgens de SAS-procedure proc corr alpha nomiss 8

2.1.1 Agressief gedrag Net zoals bij de voorgaande afnames vallen de gemiddeldes van de items die peilen naar agressief gedrag (en van de schaal) nogal extreem uit omwille van de inhoud. Bijgevolg is de verdeling van de schaalscore (rechts) scheef. Het histogram in bijlage 2 toont echter dat er toch voor een relevante groep kinderen (bijna 7%) vier of meer gescoord wordt op de schaal, wat er op wijst dat we met deze schaal toch een probleemgroep kunnen onderkennen. De betrouwbaarheid van.92 is uitstekend. Tabel 9 Aantal geldige antwoorden, gemiddelde, standaarddeviatie en item-totaal correlatie van de items uit de schaal Agressief gedrag NR. ITEM N M SD R it 18 20 25 38 Is agressief Pest andere kinderen Bedreigt andere kinderen Vecht met andere kinderen 3452 3448 3446 3430 1.84 2.22 1.91 1.95 1.11 1.26 1.12 1.17.79.80.83.83 Tabel 10 Aantal geldige antwoorden, gemiddelde, standaarddeviatie, scheefheid en interne consistentie van de schaal Agressief gedrag SCHAAL N M SD Scheefheid Cronbachs alfa* Agressief gedrag 3453 1.98 1.05 1.22.92 (.90-.94) *Tussen haakjes wordt het bereik weergegeven van de Cronbachs alfa s bij vorige afnames 2.1.2 Hyperactief - afleidbaar gedrag Van de vier schalen over sociaal probleemgedrag (agressief, hyperactief afleidbaar, asociaal en bezorgd angstig gedrag) is de gemiddelde score van deze schaal het hoogst. De spreiding is redelijk groot en de betrouwbaarheid goed. Tabel 11 Aantal geldige antwoorden, gemiddelde, standaarddeviatie en item-totaal correlatie van de items uit de schaal Hyperactief - afleidbaar gedrag NR. ITEM N M SD R it 15 26 31 32 Kan zich moeilijk concentreren of aandacht vasthouden Is rusteloos. Loopt rond of springt op en neer. Niet stil te houden Is onoplettend, niet attent Is een wriemelend, zenuwachtig, gejaagd kind 3448 3443 3452 3453 3.00 2.11 2.67 2.23 1.47 1.24 1.33 1.22.83.83.82.81 Tabel 12 Aantal geldige antwoorden, gemiddelde, standaarddeviatie, scheefheid en interne consistentie van de schaal Agressief gedrag SCHAAL N M SD Scheefheid Cronbachs alfa* Hyperactief - afleidbaar gedrag 3459 2.50 1.11 0.69.86 (.85-.85) *Tussen haakjes wordt het bereik weergegeven van de Cronbachs alfa s bij vorige afnames 2.1.3 Asociaal gedrag De gemiddeldes van de items over asociaal gedrag zijn aan de lage kant, wat te verwachten is gezien de inhoud van de schaal. De betrouwbaarheid van de schaal is goed. 9

Tabel 13 Aantal geldige antwoorden, gemiddelde, standaarddeviatie en item-totaal correlatie van de items uit de schaal Asociaal gedrag NR. ITEM N M SD R it 5 17 23 45 Speelt het liefst alleen Is graag alleen Houdt klasgenootjes op afstand Is een eenzaat 3451 3452 3449 3425 2.15 2.23 2.26 2.12 1.03 1.08 1.02 1.14.75.79.69.75 Tabel 14 Aantal geldige antwoorden, gemiddelde, standaarddeviatie, scheefheid en interne consistentie van de schaal Asociaal gedrag SCHAAL N M SD Scheefheid Cronbachs alfa* Asociaal gedrag 3457 2.19 0.92 1.00.88 (.87-.89) *Tussen haakjes wordt het bereik weergegeven van de Cronbachs alfa s bij vorige afnames 2.1.4 Bezorgd - angstig gedrag Er werden zes uitspraken opgenomen die peilen naar bezorgd en angstig gedrag van de leerlingen. Die zes items zijn te groeperen in één grotere schaal met 6 items of twee kortere schalen met telkens vier items. Bij deze laatste overlappen dan twee items. In Tabel 15 namen we item-totaal correlaties voor de respectievelijke schalen op. De drie schalen blijken voldoende betrouwbaar. De omvattende schaal en de schaal met items 6, 9, 28 en 30 (Bezorgd angstig gedrag 2) hebben een hogere betrouwbaarheid. Tabel 15 Aantal geldige antwoorden, gemiddelde, standaarddeviatie en item-totaal correlatie van de items uit de schaal Bezorgd-angstig gedrag NR. ITEM N M SD R it R it R it 6 8 9 28 30 39 Voelt zich waardeloos of minderwaardig Is bezorgd, maakt zich zorgen over veel dingen Is bang van nieuwe dingen of ongekende situaties Is veelal bang of angstig Komt ongelukkig, gespannen over Huilt gemakkelijk 3455 3449 3449 3447 3448 3433 2.31 3.00 2.77 2.27 2.55 2.37 1.10 1.18 1.18 1.09 1.07 1.20.59.58.67.71.60.43 -.56.62 -.49.38.60 -.60.68.63 - Tabel 16 Aantal geldige antwoorden, gemiddelde, standaarddeviatie, scheefheid en interne consistentie van de schaal Bezorgd-angstig gedrag SCHAAL N M SD Scheefheid Cronbachs alfa* Bezorgd-angstig gedrag (alle items) Bezorgd-angstig gedrag 1 (items 8, 9, 30, 39) Bezorgd-angstig gedrag 2 (items 6, 9, 28, 30) 3460 3457 3457 2.49 2.60 2.40 0.83 0.86 0.89 *Tussen haakjes wordt het bereik weergegeven van de Cronbachs alfa s bij vorige afnames 0.44 0.35 0.55.82 (.84).72 (.60-.73).81 (.83) 2.1.5 Conflict De gemiddeldes van de items zijn nogal extreem (allemaal tussen 1 en 2) met een beperkte spreiding (standaarddeviaties rond de 1). Dit kan wijzen op de sociale (on)wenselijkheid van de items of op het feit dat het in de items beschreven gedrag eerder weinig voorkomt. Hetzelfde vinden we terug bij de schaalscore. De interne consistentie van de schaal is goed (hoger dan bij vorige afnames). 10

Tabel 17 Aantal geldige antwoorden, gemiddelde, standaarddeviatie en item-totaal correlatie van de items uit de schaal Conflict NR. ITEM N M SD R it 10 12 13 27 Wordt gemakkelijk kwaad op mij Vindt dat ik hem/haar oneerlijk behandel En ik lijken altijd te twisten met elkaar Als dit kind slecht gehumeurd is, weet ik dat het een lange en moeilijke dag wordt 3453 3452 3449 3449 1.89 1.92 1.70 2.01 1.06 1.03 0.94 1.20.78.79.77.64 Tabel 18 Aantal geldige antwoorden, gemiddelde, standaarddeviatie, scheefheid en interne consistentie van de schaal Conflict SCHAAL N M SD Scheefheid Cronbachs alfa* Conflict 3458 1.88 0.91 1.29.88 (.82-.86) *Tussen haakjes wordt het bereik weergegeven van de Cronbachs alfa s bij vorige afnames 2.1.6 Nabijheid De items die peilen naar de nabijheid met de leerkrachten hebben geen extreem gemiddelde, hebben een grote spreiding en de schaal is heel betrouwbaar. Tabel 19 Aantal geldige antwoorden, gemiddelde, standaarddeviatie en item-totaal correlatie van de items uit de schaal Nabijheid NR. ITEM N M SD R it 3 11 16 21 Vertelt me spontaan dingen over zichzelf Als dit kind verdrietig is, zoek hij/zij troost bij mij Spreekt vrijuit over zijn/haar gevoelens en ervaringen met mij Ik voel gemakkelijk aan wat dit kind voelt 3456 3452 3452 3448 4.15 3.60 3.80 3.89 1.28 1.30 1.31 1.11.75.69.81.69 Tabel 20 Aantal geldige antwoorden, gemiddelde, standaarddeviatie, scheefheid en interne consistentie van de schaal Nabijheid SCHAAL N M SD Scheefheid Cronbachs alfa* Nabijheid 3457 3.86 1.07-0.26.88 (.88-.90) *Tussen haakjes wordt het bereik weergegeven van de Cronbachs alfa s bij vorige afnames 2.1.7 Integratie - populariteit Net zoals bij alle vorige afnames, blijft het item Wordt door klasgenoten gepest (item 33) een beetje de vreemde eend in de bijt omwille van het extreemste gemiddelde, de kleinste standaarddeviatie en de laagste item-totaal correlatie. Telkens werd het item echter behouden op basis van de inhoudelijke relevantie. Gezien het longitudinale karakter van het onderzoek, stellen we ook nu voor om het item te behouden. Ter informatie: dit is in tegenstelling tot het PRIMA-onderzoek waarin het item wel werd weggelaten vanaf de vierde afname (Driessen, van Langen & Vierke, 2002). De interne consistentie is goed. Tabel 21 Aantal geldige antwoorden, gemiddelde, standaarddeviatie en item-totaal correlatie van de items uit de schaal Integratiepopulariteit NR. ITEM N M SD R it 29 33 41 44 Kan goed met klasgenoten opschieten Wordt door klasgenoten gepest (-) Heeft weinig vrienden/vriendinnen in de klas (-) Is bij klasgenoten populair 3448 3450 3425 3427 4.41 4.99 4.59 4.03 1.08 0.97 1.22 1.17.74.60.79.74 11

Tabel 22 Aantal geldige antwoorden, gemiddelde, standaarddeviatie, scheefheid en interne consistentie van de schaal Integratiepopulariteit SCHAAL N M SD Scheefheid Cronbachs alfa* Integratie / populariteit 3438 4.51 0.94-0.67.86 (.79-.88) *Tussen haakjes wordt het bereik weergegeven van de Cronbachs alfa s bij vorige afnames 2.1.8 Schoolwelbevinden De gemiddeldes zijn hoog maar niet extreem. De standaarddeviaties zijn aan de lage kant. Wanneer we het histogram bekijken, dan zien we dat slechts een beperkte groep leerlingen (bijna 7%) een lage score behaalt (3 of minder). Dit merkten we ook op bij de vorige afnames hoewel die groep bij deze afname iets groter is: in het 2 e en 3 e leerjaar bedroeg die groep ongeveer 5.0%. De interne consistentie van de schaal is goed. Tabel 23 Aantal geldige antwoorden, gemiddelde, standaarddeviatie en item-totaal correlatie van de items uit de schaal Schoolwelbevinden NR. ITEM N M SD R it 22 34 36 42 Vindt de meeste klasactiviteiten plezierig Vindt school niet leuk (-) Komt met tegenzin naar school (-) Amuseert zich op school 3450 3453 3456 3423 4.38 4.53 4.71 4.55 0.96 1.18 1.05 0.93.71.77.81.69 Tabel 24 Aantal geldige antwoorden, gemiddelde, standaarddeviatie, scheefheid en interne consistentie van de schaal Schoolwelbevinden SCHAAL N M SD Scheefheid Cronbachs alfa* Schoolwelbevinden 3460 4.54 0.89-0.66.88 (.82-.88) *Tussen haakjes wordt telkens het bereik weergegeven van de Cronbachs alfa s bij vorige afnames 2.1.9 Onafhankelijke participatie Net zoals bij de vorige afnames liggen de gemiddeldes van de items dicht tegen het midden van de zespuntenschaal (3,5), zijn de standaarddeviaties relatief groot (in vergelijking met de overige items en schalen uit de vragenlijst) en is de interne consistentie van de schaal goed (.86). Tabel 25 Aantal geldige antwoorden, gemiddelde, standaarddeviatie en item-totaal correlatie van de items uit de schaal Onafhankelijke participatie NR. ITEM N M SD R it 4 14 37 43 Is zelfbepalend, stelt eigen doelen Zoekt uitdagingen Werkt onafhankelijk Heeft veel hulp en leiding nodig (-) 3457 3447 3453 3417 3.59 3.45 4.18 3.86 1.34 1.40 1.29 1.52.70.68.74.69 Tabel 26 Aantal geldige antwoorden, gemiddelde, standaarddeviatie, scheefheid en interne consistentie van de schaal Onafhankelijke participatie SCHAAL N M SD Scheefheid Cronbachs alfa* Onafhankelijke participatie 3455 3.77 1.16-0.11.86 (.84-.88) *Tussen haakjes wordt telkens het bereik weergegeven van de Cronbachs alfa s bij vorige afnames 12

2.1.10 Remediërende maatregelen Ook deze schaal voldoet uitstekend. De items hebben een redelijke spreiding en de interne consistentie is net als bij de vorige afnames zeer hoog. Tabel 27 Aantal geldige antwoorden, gemiddelde, standaarddeviatie en item-totaal correlatie van de items uit de schaal Remediërende maatregelen NR. ITEM N M SD R it 2 40 46 Krijgt uitleg in kleinere stappen Krijgt remediërende hulp Werkt vertraagd met herhalingsstof 3459 3421 3436 2.95 3.08 2.50 1.49 1.63 1.45.85.85.80 Tabel 28 Aantal geldige antwoorden, gemiddelde, standaarddeviatie, scheefheid en interne consistentie van de schaal Remediërende maatregelen SCHAAL N M SD Scheefheid Cronbachs alfa* Remediërende maatregelen 3444 2.84 1.42 0.43.92 (.92-.93) *Tussen haakjes wordt telkens het bereik weergegeven van de Cronbachs alfa s bij vorige afnames 2.1.11 Overige items Daarnaast zijn er nog items in de vragenlijst die geen deel uitmaken van een bepaalde schaal. Die items gaan over cognitieve capaciteiten (item 1), zelfvertrouwen (item 7), hoogbegaafdheid (item 19), extra aanbod (item 24) en motivatie (item 35). Tabel 29 Aantal geldige antwoorden, gemiddelde en standaarddeviatie van de items over cognitieve capaciteiten, zelfvertrouwen, hoogbegaafdheid, extra aanbod en motivatie NR. ITEM N M SD 1 7 19 24 35 Kan goed volgen op school Heeft veel zelfvertrouwen Is hoogbegaafdheid Krijgt ook moeilijkere of extra leerstof aangeboden Is gemotiveerd, zet zich in 3458 3452 3443 3450 3447 4.39 3.88 2.31 2.96 4.36 1.32 1.22 1.36 1.64 1.19 Bij vijf vragen verschillen de antwoordcategorieën van die van de hier voorafgaande items. De antwoordcategorieën en het aantal keer dat elke categorie werd aangeduid, vindt men in onderstaande tabellen. Tabel 30 Frequentietabel van de antwoorden op de vraag De schrijfvaardigheid van dit kind is NR. ITEM N % 47 De schrijfvaardigheid van dit kind is: Heel zwak Eerder zwak Gemiddeld Eerder goed Heel goed 308 696 862 798 738 9.05% 20.46% 25.34% 23.46% 21.69% Totaal 3402 100% 13

Tabel 31 Frequentietabel van de antwoorden op de vraag De leesvaardigheid van dit kind is NR. ITEM N % 48 De leesvaardigheid van dit kind is: Heel zwak Eerder zwak Gemiddeld Eerder goed Heel goed 179 516 901 841 961 5.27% 15.19% 26.52% 24.75% 28.28% Totaal 3398 100% Tabel 32 Frequentietabel van de antwoorden op de vraag De communicatieve taalvaardigheid van dit kind is NR. ITEM N % 49 De communicatieve taalvaardigheid van dit kind is: Heel zwak Eerder zwak Gemiddeld Eerder goed Heel goed 128 440 1088 922 807 3.78% 13.00% 32.14% 27.24% 23.84% Totaal 3385 100% Tabel 33 Frequentietabel van de antwoorden op de vraag In vergelijking tot de klasgenoten is de schoolse ontwikkeling van dit kind NR. ITEM N % 50 In vergelijking tot de klasgenoten is de schoolse ontwikkeling van dit kind: Zwak Gemiddeld Goed 636 1154 1580 18.87% 34.24% 46.88% Totaal 3370 100% Tabel 34 Frequentietabel van de antwoorden op de vraag naar de prognose hoger onderwijs De kans dat dit kind ooit een diploma hoger onderwijs haalt, acht ik NR. ITEM N % 51 De kans dat dit kind ooit een diploma hoger onderwijs haalt, acht ik: Zeer klein Eerder klein Eerder groot Zeer groot 371 923 1184 923 10.91% 27.14% 34.81% 27.14% Totaal 3401 100% 2.2 Samenhangen tussen de continue variabelen Om de begripsvaliditeit van de schalen te onderzoeken bekijken we de correlaties tussen de diverse variabelen. Men mag immers verwachten dat schalen die inhoudelijk verband houden met elkaar positief correleren, dat schalen die inhoudelijk tegengesteld zijn onderling negatief correleren en dat schalen die betrekking hebben op concepten die onafhankelijk zijn van elkaar, nauwelijks correleren. Daarnaast kan men bij schalen die heel hoog correleren de vraag stellen of het aangewezen is om die als aparte schalen te beschouwen, dan wel om ze als één schaal op te nemen. In tweede instantie voeren we een tweede orde principale componentanalyse uit op de schaalscores, met de bedoeling na te gaan of we het aantal variabelen zinvol kunnen beperken door bepaalde schalen samen te nemen. Bovendien kan dit meer inzicht geven in de samenhang tussen de schalen. 2.2.1 Correlaties tussen de schalen Het zou ons te ver leiden om de correlatiematrix met alle continue variabelen uit de vragenlijst (Tabel 35) in detail (variabele per variabele) te bespreken, maar globaal gezien mogen we stellen dat de gevonden verbanden de constructvaliditeit van de schalen bevestigen. Alle schalen met een inhoudelijk 14

ongunstige betekenis correleren negatief met schalen die inhoudelijk een gunstige betekenis hebben. Ook de sterkte van de verbanden ligt telkens in de lijn van de verwachtingen. Tabel 35 Correlaties tussen alle schalen en variabelen van de leerlingvragenlijst 4 e leerjaar (1) Hyp. Aso. Bez. Con. Nab. Int. Wel. Zel. Ona. Mot. Cog. Hoo. Sch. Lee. Com. Pro. Rel. Rem. Ext. Agressief gedrag.55.23.15.72 -.17 -.44 -.43 -.01 -.19 -.41 -.19 -.01 -.22 -.15 -.15 -.21 -.16.14 -.09 Hyperactief - afleidbaar gedrag.25.27.57 -.13 -.40 -.53 -.23 -.50 -.61 -.45 -.21 -.46 -.37 -.34 -.43 -.40.43 -.32 Asociaal gedrag.51.28 -.29 -.71 -.48 -.34 -.25 -.31 -.20 -.00 -.16 -.17 -.26 -.18 -.15.20 -.07 Bezorgd - angstig gedrag.26 -.06 -.50 -.39 -.58 -.35 -.23 -.30 -.10 -.22 -.25 -.30 -.26 -.25.33 -.18 Conflict -.16 -.41 -.47 -.05 -.18 -.41 -.17.02 -.19 -.14 -.11 -.17 -.13.14 -.07 Nabijheid.26.42.23.27.35.13.09.15 -.13.28.16.12 -.07 -.12 Integratie-populariteit.57.36.35.43.30.11.27.24.33.30.27 -.27.18 Welbevinden.37.51.70.44.22.39.34.41.43.39 -.38.30 Zelfvertrouwen.60.36.49.36.39.39.47.46.44 -.50.40 Onafhankelijke participatie.65.79.56.65.61.68.75.73 -.80.38 Motivatie.57.33.51.43.48.54.51 -.49.44 Cognitieve capaciteiten.54.68.64.66.81.81 -.83.64 Hoogbegaafdheid.46.43.47.57.52 -.52.62 Schrijfvaardigheid.75.69.71.69 -.65.55 Leesvaardigheid.71.65.65 -.63.51 Communicatieve taalvaardigh..71.67 -.64.52 Prognose H.O..80 -.76.65 Relatief prestatieniveau -.78.63 Remediërende maatregelen -.61 Extra aanbod (1) Ook de afzonderlijke items zijn opgenomen Tussen vijf schalen zijn de correlaties zeer hoog: Onafhankelijke participatie, Cognitieve Capaciteiten, Relatief prestatieniveau, Prognose Hoger Onderwijs en Remediërende maatregelen. We zien ook hoge samenhangen tussen de variabelen Schrijfvaardigheid, Leesvaardigheid en Communicatieve taalvaardigheid. Deze schalen hangen bovendien in grote mate samen met de eerst genoemde vijf schalen. We vermelden ook nog de hoge positieve correlatie tussen Agressief gedrag en Conflict, en de hoge negatieve correlatie tussen Asociaal gedrag en Integratie-populariteit. Beide samenhangen liggen inhoudelijk voor de hand. Bij de ontwikkeling van de vragenlijst voor het 4 e leerjaar hebben we bewust de schalen Conflict en Nabijheid samen opgenomen en voegden we een item over motivatie toe (zie eerste hoofdstuk). Daarom bekijken we nog die samenhangen tot slot. De correlatie tussen de schaal Conflict en Nabijheid is laag en negatief: -.16. Dit betekent dat beide schalen grotendeels andere concepten meten en dat het inderdaad zinvol is om ze ook samen af te nemen. Het item over motivatie correleert het hoogst met Welbevinden (.70), Onafhankelijke Participatie (.65) en Hyperactief afleidbaar gedrag (negatief: -.61) en hangt het minst samen met Bezorgd - angstig gedrag (-.23), Asociaal gedrag (-.31) en Hoogbegaafdheid (.33). 2.2.2 Tweede orde principale componentanalyse Omdat we niet zozeer geïnteresseerd zijn in het identificeren van onderliggende factoren dan wel in het reduceren van het aantal variabelen, opteren we hier voor een principale componentenanalyse 3. In tegenstelling tot de vorige rapporten namen we nu ook de items over taalvaardigheid (schrijven, lezen en communicatieve taalvaardigheid), over het relatief prestatieniveau en over de prognose Hoger Onderwijs op in de analyse. Daarnaast namen we ook het nieuwe item over motivatie mee in de analyse. 3 Berekend volgens de SAS-procedure proc factor method=principal priors=one rotate=varimax 15

We kiezen voor de driecomponentenoplossing omdat die consistent is met de gekozen oplossingen in alle vorige afnames en ook nu goed opgaat. Als er in een bepaalde afname items en schalen over de relatie met het gezin opgenomen worden is er evidentie voor een viercomponentenoplossing; indien dat niet zo is, blijkt de driecomponentenoplossing de beste te zijn. De driecomponentenoplossing verklaart 67% van de totale variantie en is ook inhoudelijk goed interpreteerbaar. Na varimax-rotatie kwamen we tot de volgende componentmatrix (zie Tabel 36). Tabel 36 Componentladingen van alle variabelen van de leerlingvragenlijst 4 e leerjaar na principale componentenanalyse met drie componenten en varimax-rotatie SCHAAL Component 1 Component 2 Component 3 Cognitieve capaciteiten Prognose Hoger Onderwijs Relatief prestatieniveau Remediërende maatregelen Onafhankelijke participatie Schrijfvaardigheid Extra aanbod Leesvaardigheid Communicatieve taalvaardigheid Hoogbegaafdheid.86.86.86 -.84.83.79.78.76.76.71 Asociaal gedrag Bezorgd-angstig gedrag Integratie-populariteit Zelfvertrouwen Nabijheid.49.83.76 -.73 -.62 -.38 -.39 Agressief gedrag Conflict Hyperactief - afleidbaar gedrag Motivatie Schoolwelbevinden Enkel componentladingen van minstens.30 worden weergegeven. -.37.51.31 -.52.86.84.72 -.56 -.54 Op de eerste component laden de schalen en items hoog die verwijzen naar het cognitief presteren van het kind ( Cognitieve capaciteiten, Prognose Hoger Onderwijs, Relatief Prestatieniveau, Taalvaardigheid, Hoogbegaafdheid ) en naar de overeenkomstige onderwijskundige aanpak ( Remediërende maatregelen, Extra aanbod ). Ook de schaal Onafhankelijke participatie die te maken heeft met de houding van het kind ten aanzien van klastaken laadt hoog op deze factor. De tweede component verwijst naar schalen en items over internaliserend sociaal gedrag zoals Asociaal gedrag, Bezorgd-angstig gedrag, Integratie-populariteit (-), Zelfvertrouwen (-) en Nabijheid (-). Deze component omvat exact dezelfde schalen als bij de afname van twee schooljaren terug (2 e leerjaar) waarbij ongeveer dezelfde schalen afgenomen werden (zie Tabel 3). Bij de vermelde afname in het 2 e leerjaar had de schaal Schoolwelbevinden ook wel de hoogste lading op deze component. De schaal Schoolwelbevinden laadt nu het hoogst op de derde component. De derde component omvat variabelen die peilen naar externaliserend sociaal gedrag zoals Agressief gedrag, Conflict en Hyperactief afleidbaar gedrag. Daarnaast laden ook Motivatie en Schoolwelbevinden hoog op deze component (weliswaar negatief). Op basis van deze resultaten blijkt dat we de variabelen kunnen reduceren tot een beperkter aantal componenten. Die geven ook een zicht op hoe de schalen zich onderling verhouden. Hoewel de opgenomen variabelen voor een deel verschillen tussen de afnames, vonden we gelijkaardige componenten bij de vroegere afnames van de vragenlijst (Maes, 2003; Maes & Van Damme, 2004; Maes, Van Damme & Verschueren, 2005, 2007). Belangrijk is wel om voor ogen te houden dat de inhoud van de componenten verschilt tussen de afnames omdat niet steeds dezelfde set van schalen werd afgenomen. 16

2.3 Klas- of kindkenmerken? Om na te gaan in welke mate we de variabelen eerder kunnen beschouwen als een kenmerk van de klas dan wel een kenmerk van het kind hebben we het percentage variantie op klas- en op kindniveau geschat. De resultaten zijn opgenomen in Tabel 37. Het klasniveau valt hier samen met het leerkrachtniveau aangezien één leerkracht de vragenlijsten voor alle kinderen van de klas invulde en elke leerkracht slechts één klas heeft. Het is daardoor niet eenduidig op te maken hoe we de resultaten moeten interpreteren indien blijkt dat het aandeel op klasniveau groot is. Het kan immers een effect zijn van het feit dat dezelfde persoon (de leerkracht) de vragenlijst invulde voor de hele klas; het kan dus om een respondenteffect gaan. Maar het kan ook een daadwerkelijk verschil tussen klassen betreffen. Tabel 37 Geschat percentage van de variantie op klas- en kindniveau SCHAAL Percentage variantie op klasniveau Percentage variantie op kindniveau L4 L3 L2 L1 Verschil* L4 Nabijheid 22.2% - 13.6% 14.4% 7.8 77.8% Asociaal gedrag 21.6% - 17.7% 15.0% 6.6 78.4% Bezorgd-angstig gedrag 21.3% - 22.4% - 1.1 78.7% Schoolwelbevinden 21.2% 22.6% 18.3% 15.4% 7.2 78.9% Conflict 19.9% 20.2% - 22.4% 2.5 80.1% Agressief gedrag 17.9% 15.9% 16.6% 10.4% 7.5 82.1% Hoogbegaafdheid 17.5% - 18.7% 25.0% 7.5 82.5% Integratie-populariteit 16.8% 14.7% 11.8% 11.7% 5.1 83.2% Hyperactief - afleidbaar gedrag 12.6% - 11.2% 9.8% 2.8 87.4% Motivatie 10.7% - - - - 89.3% Extra aanbod 8.8% 14.2% 12.6% 11.0% 5.4 91.2% Zelfvertrouwen 7.6% - 7.6% 5.4% 2.2 92.4% Onafhankelijke participatie 7.2% 6.4% 4.5% 4.5% 2.7 92.8% Remediërende maatregelen 5.9% 6.2% 4.5% 4.8% 1.7 94.1% Cognitieve capaciteiten 3.7% - 2.8% 1.8% 1.9 96.3% * Het betreft hier telkens het verschil tussen het hoogste en het laagste percentage variantie op klasniveau Het ligt in de lijn van de verwachtingen dat het grootste aandeel van de variantie zich op kindniveau situeert (zie Tabel 37, laatste kolom: tussen 77.8% en 96.38%). De bedoeling was immers om kenmerken van kinderen te beschrijven. Wel zien we een aanzienlijk verschil in het geschatte percentage variantie tussen de variabelen. Het is echter niet gemakkelijk om een gemeenschappelijke noemer te vinden voor het onderscheid tussen de variabelen met een hoog percentage variantie op kindniveau en deze met een laag percentage. Bepaalde persoonsgebonden kenmerken zoals de cognitieve mogelijkheden, de onafhankelijke participatie en het zelfvertrouwen en het overeenkomstig didactische handelen zoals de remediërende maatregelen en het extra aanbod variëren in zeer grote mate op kindniveau. We zien ook dat het geschatte percentage variantie op klasniveau over de jaren heen kan variëren (zie kolom Verschil in Tabel 37). Voor enkele variabelen stijgt die variantie (bv. bij Asociaal gedrag, Integratie populariteit ), hoewel het omgekeerde ook voorvalt (bv. bij Hoogbegaafdheid ); een duidelijke lijn is er vooralsnog niet in te herkennen. We herhalen ten slotte ook de opmerking die we in voorgaande rapporten maakten, namelijk dat de verdelingskenmerken van de variabelen een rol zouden kunnen spelen bij het schatten van het aandeel variantie op de verschillende niveaus. Mogelijks is die schatting in het geval van variabelen met een scheve verdeling minder betrouwbaar. 17

2.4 Samenhang over de jaren heen Tot nog toe werd niet gekeken in welke mate de variabelen uit de leerlingvragenlijst samenhangen over de jaren heen (vanuit een longitudinaal perspectief). Dat willen nu doen, nog steeds beperkt tot de groep kinderen die representatief beoogt te zijn voor heel Vlaanderen (referentiesteekproef). We gaan met andere woorden per variabele uit de vragenlijst voor het 4 e leerjaar na in welke mate deze samenhangt met dezelfde variabele, afgenomen in de voorgaande schooljaren. Tabel 38 toont de resultaten. Indien een bepaald veld leeg blijft, betekent dit dat die variabele in het betreffen (leer-)jaar niet afgenomen werd en er dus geen correlatie berekend kon worden. Tabel 38 Correlaties tussen de variabelen uit de leerlingvragenlijst van het 4 e leerjaar en de overeenkomstige variabele uit de vorige afnames Correlatie met overeenkomstige variabele uit Variabele 4 e leerjaar (2006-2007) L3 (2005-2006) L2 (2004-2005) L1 (2003-2004) K3 (2002-2003) Agressief gedrag.54 (n=3094).46 (n=2929).42 (n=2657).39 (n=2320) Hyperactief afleidbaar gedrag.53 (n=2931).46 (n=2660).38 (n=2325) Asociaal gedrag.34 (n=2932).28 (n=2659).24 (n=2323) Bezorgd angstig gedrag.30 (n=2934).14 (n=2321) Conflict.41 (n=3095).29 (n=2659).26 (n=2323) Nabijheid.27 (n=2924).30 (n=2656).26 (n=2305) Integratie populariteit.46 (n=3078).37 (n=2917).35 (n=2643).25 (n=2314) Schoolwelbevinden.30 (n=3100).27 (n=2932).23 (n=2661).15 (n=2327) Zelfvertrouwen.36 (n=2923).32 (n=2649).24 (n=2319) Onafhankelijke participatie.67 (n=3094).59 (n=2926).52 (n=2655).37 (n=2321) Cognitieve capaciteiten.63 (n=2911).57 (n=2648) Hoogbegaafdheid.45 (n=2899).37 (n=2640).22 (n=2294) Schrijfvaardigheid.64 (n=3035).56 (n=2869).48 (n=2595) Leesvaardigheid.66 (n=3026).60 (n=2858).50 (n=2592) Communicatieve vaardigheid.63 (n=3020).57 (n=2854).51 (n=2585) Relatief prestatieniveau.68 (n=2999).62 (n=2814).52 (n=2548).16 (n=2215) Prognose Hoger Onderwijs.72 (n=3008).61 (n=2503).24 (n=2146) Remediërende maatregelen.72 (n=3085).64 (n=2918).52 (n=2651) Extra aanbod.53 (n=3077).45 (n=2918).43 (n=2644) Een duidelijke trend die naar voren komt, is dat de correlatie hoger is naarmate het afnamejaar dichter ligt bij die van het 4 e leerjaar (2006-2007). Dit ligt voor de hand, maar is voor alle variabelen heel prominent. In de 3 e kleuterklas (K3, 2002-2003) liggen de correlaties tussen.14 en.38; in het 3 e leerjaar tussen.30 en.72. De voorspellende waarde van de variabelen is op korte termijn dus redelijk goed, maar op langere termijn eerder klein. Daarnaast merken we dat de hoogste correlaties te vinden zijn bij de variabelen die naar de cognitieve vaardigheden peilen zoals Prognose Hoger Onderwijs, Relatief Prestatieniveau (in zoverre het betrekking heeft op het lager onderwijs (L1, L2, L3), de schrijf-, lees- en communicatieve vaardigheden en het didactische handelen ( Remediërende maatregelen ). We vermelden toch ook dat de correlaties voor de externaliserende sociaal-emotionele variabelen ( Agressief gedrag en Hyperactief afleidbaar gedrag ) ook hoger ligt dan bij de rest van de variabelen. Bij de hoger correlerende variabelen moeten we ten slotte ook de schaal Onafhankelijke participatie vermelden die, zeker vanaf L1 (2003-2004) een duidelijke samenhang vertoont. Aan de andere kant zien we dat het welbevinden eerder laag tot matig correleert over de jaren heen (tussen.15 en.30). De zwakste correlaties vinden we bij Bezorgd angstig gedrag in de 3 e kleuterklas (K3) - daar zou de beperkte interne consistentie van de schaal een reden kunnen zijn -, bij Schoolwelbevinden in K3 en bij Relatief Prestatieniveau in K3. Tot slot merken we nog op dat het aantal waarop de correlaties berekend wordt, afneemt naargelang er meer tijd is tussen de afnames. Dit is vanzelfsprekend. De correlaties tussen L4 en L3 gebeurden gemiddeld op 3.059 leerlingen, tussen L4 en L2 op 2.905 leerlingen, tussen L4 en L1 op 2.628 leerlingen en tussen L4 en K3 op 2.296 leerlingen. 18