Niveau 1 A 3,5 lang en 3 breed, afgebakend met 6 kegels 2,30 cm 1 speler Gooien van onder naar boven, AFWISSELEND! Plastieken zachte bal - de bal vangen (liefst boven de ooglijn) - de bal op dezelfde plaats terug over werpen (niet lopen met de bal) - bovenhands gevangen, liefst bovenhands gooien - onderhands gevangen, onderhands gooien Na het spelen : - een kegel aanraken de kinderen aanzetten tot : - stilstaand en in een naar het net gerichte houding trachten de bal te nemen
Niveau 1 B 3,5 lang en 3 breed 2,40 cm 1 of 2 spelers, afh van inschrijving Houdt een gekleurde bal vast in het veld Bovenhandse toets, vrije afstand tot het net Zachte bal - de bal met 2 handen boven het hoofd vangen - de bal opwerpen voor zichzelf (controle toets) o de handen mogen niet onder de ooglijn komen - de bal overspelen met een bovenhandse toets Na het spelen : - individueel: 2 voeten buiten het terrein plaatsen - per twee: geeft de speler met de gekleurde bal die bal aan de speler die overgespeeld heeft, beiden wisselen van rol (de gekleurde bal mag de grond nooit raken of het punt gaat naar de tegenstrever) kinderen aanzetten tot : - stilstaand en in een naar het net gerichte houding trachten de bal te nemen - de bovenhandse pas meer en meer technisch verfijnen (van slaan naar toetsen) - tactisch te spelen, het storend element (de speler met de gekleurde bal) gebruiken om het punt te scoren
Niveau 1 C 4,5 lang en 3 breed 2,50 cm 1 of 2 spelers afh van inschrijving Op de achterlijn staan Bovenhandse toets, 3 m van het net, AFWISSELEND! Mini volleybal - de speler op het terrein plukt de bal met een hand en botst de bal op de vloer - daarna doet de speler een 2 e dribbel (HARD!) met de andere hand (2 handen leren gebruiken is belangrijk) - na het opspringen van de bal mag de speler o of rechtstreeks overspelen met een bovenhandse toets o of een controletoets doen en daarna de bal over het net toetsen Na het spelen van de bal - individueel: tennisbal verplaatsen van ene kegel/dopje naar andere op de achterlijn - per twee: De reserve speler zet zich in spreidstand achter de achterlijn (BEIDE VOETEN OP DE GROND!), de actieve speler kruipt er onderdoor, wisselen van taak. (als de spelers verschillen van grootte: de grootste doet haasje over bij de kleinste) De kinderen aanzetten tot : - Zich goed verplaatsen in verhouding tot de bal en het plukken proberen te doen met de hand waar de bal komt (rechts in het veld rechter hand en omgekeerd) - Zo hoog mogelijk plukken! - De controletoets oordeelkundig te gebruiken met als tactisch doel zoveel mogelijk gevaar te scheppen bij de tegenstanders
Niveau 1 D 4,5 lang en 3 breed 2,50 cm 1 of 2 spelers, afh van inschrijvingen Dribbelt met een gekleurde bal BUITEN het terrein bots op de grond en bovenhandse toets over het net, AFWISSELEND! Mini volleybal (n 4) - de speler op het terrein toetst de bal onmiddellijk hoog (ev. eerst controletoets) zodanig dat de bal binnen het eigen terrein botst. Tijdens deze balbaan worden beide handen VOLLEDIG op de grond geplaatst. Na de balbots (ev. met controletoets) de bal bovenhands overtoetsen. - de gekleurde bal moet onophoudelijk gedribbeld worden! Als het dribbelen stopt is het punt verloren! Na het spelen van de bal : - individueel: gewoon recentreren en even recupereren - per twee: wisselen beide spelers van rol, ZONDER dat het dribbelen stopt! De kinderen aanzetten tot : - HOGE eerste baltoets - zo snel mogelijk te wisselen zodat de veldspeler zich centraal kan opstellen - Tactisch spelen - vermijd op de man te spelen - controlepassen gebruiken alleen om moeilijke ballen/balbotsen te herstellen