Thema Ma.1.B / Meeloopdag HAG Van Klacht naar Probleem a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a a Auteurs Drs. A.M.P. Linsen, huisartsgeneeskunde Drs. M.A. Pellikaan-van der Veer, huisartsgeneeskunde 1 Toelichting 1.1 Achtergrondinformatie In de bachelorfase staat de pathofysiologie van ziekten centraal. In de masterfase krijgt u steeds meer te maken met patiënten, hun klachten, angsten en verwachtingen. Deze context is vaak ingewikkeld: voor het grootste deel van de klachten is ziekenhuisbehandeling niet noodzakelijk of zinvol en voor de aandoeningen waarvoor dat wel het geval is, is curatieve behandeling soms niet mogelijk. De huisarts is werkzaam in dit krachtenveld. Van de nieuw aangeboden medische problemen handelt deze 96% in eerste instantie zelf af, waarvan 80% binnen 1 consult (Cardol, 2004) 1. 1 Een andere (complexe) taak is het begeleiden van patiënten met meerdere/chronische aandoeningen. Het is zinvol om in deze fase van uw studie u bewust te worden dat klachten en ziekten zich in een brede context afspelen. Van klacht naar probleem wil u bewust maken dat iedere klacht gezien moet worden binnen de context van de patiënt. Doelstelling Master-I is gewijd aan het geneeskundig proces: de manier waarop de (huis)arts, uitgaande van de gepresenteerde klachten en symptomen van de patiënt, uiteindelijk komt tot een probleemomschrijving of diagnose. Dit proces is nodig om tot een adequaat behandelplan te komen. Onderdelen van dit proces zijn: het verhelderen van de klacht het formuleren van een hulpvraag het (evt. mbv. aanvullend onderzoek) komen tot een diagnose het (in samenspraak met patiënt) opstellen van een behandelplan het begeleiden van de patiënt bij een langer durend probleem Het is voor een arts niet altijd mogelijk het gehele geneeskundige proces van de patiënt af te handelen. Frequent zal een patiënt worden overgedragen, niet alleen bij verwijzing naar een specialist, maar ook tijdens weekenddiensten en afwezigheid. Samenwerking en verslaglegging zijn hierbij kernbegrippen en benadrukken de continuïteit van het proces, juist wanneer meerdere hulpverleners in actie komen. 1 Cardol, M., Dijk, L. van, Jong, J.D. de, Bakker, D. de, Westert, G.P. Tweede Nationale Studie naar ziekten en verrichtingen in de huisartspraktijk: huisartsenzorg: wat doet de poortwachter? Utrecht, NIVEL, 2004 2013 Erasmus MC, Rotterdam \ 2013-2014 \ Ma.1.B. Van klacht naar probleem 20130802 V:\\Basis\STANDAARD SJABLONEN\Handleiding Werkboek\Ma1 HAG Van klacht naar probleem
2 / 5 Van Klacht naar Probleem - Master-I huisartsgeneeskunde U gaat een dag meelopen in een huisartsenpraktijk. Op deze dag maakt u kennis met bovengenoemde aspecten van het geneeskundig proces. Een dag later volgt een nabespreking waarbij u, door middel van door u aangeleverde casuïstiek, ervaringen uitwisselt over het geneeskundig proces zoals u dat heeft ervaren. 1.2 Literatuur Grundmeijer, H.G.L.M. (2009). Het geneeskundig proces. (3rd ed.) Elsevier/Bunge, Maarssen ISBN 97-890-352-3065-1 Hoofdstuk 2: van klacht naar probleem, Hoofdstuk 11: verslaglegging en registratie, blz. 293 de SOEP-structuur 2 Inhoud programma/opdrachten Maandag Meeloopdag huisartsenpraktijk U loopt één dag mee in een huisartsenpraktijk in de regio Groot Rotterdam. U zult het grootste gedeelte van de dag doorbrengen met een huisarts of een huisarts in opleiding. Deze werkt samen met en wordt ondersteund door diverse praktijkmedewerkers. Maak, waar mogelijk, gebruik van de mogelijkheid om mee te kijken bij deze medewerkers. U zult merken dat het elektronisch dossier door alle medewerkers uniform wordt bijgehouden volgens het SOEP systeem. De S staat voor subjectief, de O voor objectief, de E voor evaluatie, de P voor plan. Tijdens de meeloopdag legt u observaties vast. U krijgt de opdracht om van minstens 10 patiënten gegevens te noteren: De eerste zin waarmee de patiënt zijn klacht presenteert (Subjectief) Het probleem van de patiënt (de hulpvraag in de patiëntcontext) Welke diagnose wordt vastgesteld (wat denkt de arts) (Evaluatie) Daarnaast wordt van u verwacht dat u bij minstens 2 patiënten, die zich presenteren met een nieuwe klacht, de anamnese afneemt volgens het model dat u in het PKV hebt geleerd. U mag maximaal 10 minuten besteden aan dit gesprek. Stel binnen deze tijd een differentiaaldiagnose op en doe een voorstel voor eventueel aanvullend (lichamelijk) onderzoek. Bij ten minste 1 gesprek is de huisarts aanwezig, zodat deze achteraf feedback kan geven. Dinsdagmiddag Nabespreking meeloopdag huisartsenpraktijk Indrukwekkend, maar ook leerzaam? Op een gemiddelde werkdag verricht de gemiddelde huisarts een 30-tal consulten, 5 visites en 5 telefonische consulten. De ervaring leert dat er op een meeloopdag als deze veel op u afkomt. In de regel zal dit uw eerste kennismaking zijn met de echte praktijk. De nabespreking is bedoeld om de veelheid aan indrukken te structureren, zodat deze dag naast indrukwekkend ook leerzaam is. Werkvorm Het eerste deel van de bijeenkomst staat in het teken van uitwisselen van ervaringen. Bedenk vooraf welke ervaring, indruk, leermoment of anderszins u wilt uitwisselen met uw medestudenten. De groepsbegeleider zal dit proces door middel van vraagverheldering in goede banen leiden. Het tweede deel staat in het teken van het thema: van klacht naar probleem. In een groepsgesprek gebruiken we uw casuïstiek: wat is het verschil tussen de
Van Klacht naar Patiënt Master-I huisartsgeneeskunde 3 / 5 begrippen klacht, hulpvraag en probleem? Hoe beïnvloeden deze de uiteindelijke diagnose en behandeling? Hierbij maakt u gebruik van onderstaande begrippen: A B Een eerste verkenning van de door de patiënt gepresenteerde klacht; Somatische aspecten: lichamelijke conditie, aard klachten; Cognities: eerdere ervaringen, health beliefs, verwachtingen; Emotionele reacties als gevolg van de klacht (onzekerheid, angst); Gedragsmatige reacties als gevolg van de klacht (geneigdheid tot zelf afhandelen of hulp inroepen); Sociale aspecten: bezorgdheid van naasten, werkomstandigheden; Artsgebonden factoren: hoe presentatie van de klacht appelleert aan de kennis, normen en waarden van de arts. Een logische volgorde van het geneeskundig proces: Van klacht naar hulpvraag; Hoe tot een diagnose te komen; Hoe een behandeling te kiezen; Hoe samenwerken met andere (professionele) hulpverleners een onderdeel kan zijn van het geneeskundig proces. 3 Rooster Uw rooster wordt u toegezonden per post. Het ziet er als volgt uit: maandag meelopen in een huisartspraktijk en dinsdagmiddag nabespreking. 4 Praktische informatie Een a twee weken voor aanvang krijgt u schriftelijk bericht in welke huisartspraktijk u gaat meelopen. Verder ontvangt u plaats en tijdstip van de nabespreking en de opdracht voor de meeloopdag. U ontvangt ook de twee opdrachten die u dient uit te voeren, en een presentieformulier dat de huisarts dient te tekenen en te stempelen. 5 Beoordeling U bent verplicht: Aanwezig te zijn bij zowel de meeloopdag als de nabespreking ervan. De observatieopdrachten uit te voeren en in te vullen tijdens de meeloopdag (opdracht A en B); deze in te leveren bij de nabespreking. Interactief te participeren Indien om een goede reden dit onderwijs niet kan worden bijgewoond, wordt een verplichte vervangende opdracht verstrekt.
4 / 5 Van Klacht naar Probleem - Master-I huisartsgeneeskunde Opdracht B: het vraaggesprek Opdracht A: De hulpvraag Patiënten vertellen normaliter spontaan met welke klacht ze geholpen willen worden. Hun hulpvraag is meestal niet onmiddellijk duidelijk. Noteer de eerste zin waarmee de klacht wordt gepresenteerd, de hulpvraag en de uiteindelijke diagnose Naam Studentnummer Schema 1 Geslacht/leeftijd Eerste zin (klacht) Hulpvraag (probleem) Diagnose Heeft u een medicijn voor mij, Gastritis vrouw Ik ben zo misselijk ik ga morgen op vakantie 41 jr Mijn vader was ook zo misselijk en had maagkanker, stel me gerust Angst voor kanker maagdarmstelsel 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Van Klacht naar Patiënt Master-I huisartsgeneeskunde 5 / 5 Noteer uw bevindingen naar aanleiding van de anamnese bij twee patiënten. Geef twee mogelijke diagnoses en noteer aanvullend (lichamelijk) onderzoek dat behulpzaam is bij deze casus. Voer minstens één gesprek in aanwezigheid van de huisarts. Vraag feedback aan de huisarts op de wijze waarop u het gesprek met de patiënt heeft gevoerd. Naam: Studentnummer: Schema 2 Geslacht, leeftijd 1 Is het u duidelijk wat de hulpvraag is? Heeft u de patiënt gevraagd of dit klopt? Mogelijke diagnoses (2) met voorstel aanvullend onderzoek 2