Het profiel van de kandidaten op de lijsten bij de Vlaamse, Europese en Brusselse verkiezingen van 13 juni 2004

Vergelijkbare documenten
De spiegel van de samenleving? Deel II. Het profiel van de effectief verkozenen bij de parlementsverkiezingen van 18 mei Samenvatting

Het profiel van de kandidaten op de lijsten voor de Vlaamse, Europese en Brusselse verkiezingen van 7 juni 2009

Een vergelijkende analyse van de profielen van de kandidaten voor de verkiezingen van 2003, 2004, 2007, 2009 en 2010

Het profiel van de kandidaten bij de gemeenteraadsverkiezingen van 8 oktober in de 13 Vlaamse centrumsteden.

Het profiel van de verkozen kandidaten bij de gemeenteraadsverkiezingen van 8 oktober in de 13 Vlaamse centrumsteden

Het profiel van de kandidaten op de lijsten voor de federale verkiezingen van 10 juni 2007

De spiegel van de samenleving? Het profiel van de kandidaten op de lijsten bij de parlementsverkiezingen van 18 mei Samenvatting

Het profiel van de gekozenen bij de federale verkiezingen van 10 juni

Het profiel van de gekozenen bij de federale verkiezingen van 13 juni

Het profiel van de kandidaten voor de Europese verkiezingen ( )

De evolutie van het profiel van de Vlaamse kandidaten voor de Kamerverkiezingen van 1987 tot en met 2019

Een vergelijkende analyse van het profiel van de kandidaten voor de Kamerverkiezingen van 1987 tot en met 2014

Het profiel van de kandidaten op de lijsten bij de Europese verkiezingen van 10 en 13 juni 2004 in de Benelux

Een aantal simulaties op basis van de Vlaamse, Brusselse en Europese verkiezingen van 13 juni 2004

Een analyse van het profiel van de Vlaamse verkozenen bij de Kamerverkiezingen van 1987 tot en met Gert-Jan Put, Jef Smulders en Bart Maddens

(licht aangepaste versie, september 2003)

Het profiel van de gekozenen bij de verkiezingen van 13 juni

Welke kandidaten zullen het meest voorkeurstemmen halen?

De geografische spreiding van de kandidaten voor de Kamerverkiezingen van 1987 tot en met Gert-Jan Put, Jef Smulders en Bart Maddens

Simulatie van de zetelverdeling voor het Vlaams Parlement volgens een aantal scenario's inzake de hervorming van het kiesstelsel

DE POLITIEKE VERTEGENWOORDIGING VAN VROUWEN NA DE

De uitgaven en maximumbedragen voor de gemeenteraadsverkiezingen van 14 oktober 2018

Analysenota politieke situatie Centrumgemeenten inwoners in Vlaanderen

De vrouwen hebben dan ook een grotere kans op werkloosheid (0,39) dan de mannen uit de onderzoekspopulatie (0,29).

Het profiel van de gekozenen in het Vlaams Parlement na de verkiezingen van 7 juni 2009

Verkiezingen - Methodologie

De winst- en verliescijfers op 14 oktober: Een vergelijking tussen de provincieraadsverkiezingen van 2012 en 2018

Pendelarbeid tussen Gewesten en provincies

Tabel 2.1 Overzicht van de situatie op de arbeidsmarkt van de onderzochte personen op 30/06/97. Deelpopulatie 1996

Hoeveel mogen de partijen in totaal uitgeven voor de komende verkiezingscampagne?

Samenvatting WijkWijzer 2017

De uitkeringsgerechtigden ten laste van de RVA sedert 5 jaar en meer

Vraag nr. 351 van 26 februari 2013 van PAUL DELVA

Evolutie van de toestand op de arbeidsmarkt van een cohorte van werkzoekenden

Allochtonen op de arbeidsmarkt

Politieke participatie

7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs

PERSONEEL IN VLAAMSE ZIEKENHUIZEN

Registratie arbeidszorg

Lokale en provinciale verkiezingen van 14 oktober 2012 lijsten, kandidaten en mandaten

De evolutie van het ledenaantal van de politieke partijen in Vlaanderen,

Profiel van de UVW-WZ: vergelijking 2004/ 2013

Socio-politieke samenstelling van de provincieraad en de deputatie. hoofdstuk

0. KENGETALLEN. Bron: FOD Economie (Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie), INR, VDAB, RVA en Steunpunt WSE.

De winnaars en verliezers van 14 oktober

Wet van 24 mei 1994 ter bevordering van een evenwichtige verdeling van mannen en vrouwen op de kandidatenlijsten voor de verkiezingen

VOLTIJDS LOONTREKKEND DOOR HET LEVEN Hoofdstuk 21

Stem van de jeugd: bulletrapport

De politieke deelname van vrouwen na de verkiezingen van 10 juni 2007

De uitgaven voor de federale verkiezingen van 18 mei 2003

Werkloosheidscijfers Tijdelijke werkloosheid Faillissementen

Rapport solidariteitsbarometer

De financiële gevolgen van de verkiezingsuitslag van 7 juni 2009 voor de Vlaamse politieke partijen

PERSBERICHT Brussel, 25 maart 2014

Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging

Demografie SAMENVATTING

Tabel 4.1 geeft een overzicht van de verdeling van de deels werkloos, deels werkend (DWDW)-en naar leeftijdsniveau.

5.6 Het Nederlands hoger onderwijs in internationaal perspectief

De verkiezing van de Belgische Europarlementsleden

In dit document worden de resultaten voor België bij elke vraag afzonderlijk weergegeven en vergeleken met het Europees gemiddelde.

De evolutie van het ledenaantal van de politieke partijen in Vlaanderen,

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid

1.1 Aantal levend geborenen dat bij geboorte woont in het Vlaamse Gewest sinds 2001

De verkiezingsuitgaven voor de regionale en Europese verkiezingen van 13 juni 2004

Het gebruik van de voorkeurstem bij de parlementsverkiezingen van 25 mei 2014

Opvolgers in de Kamer van Volksvertegenwoordigers en het Vlaams Parlement. Een stand van zaken

Joost Meijer, Amsterdam, 2015

De financiële gevolgen van de verkiezingsuitslag van 25 mei 2014 voor de Vlaamse politieke partijen. Jef Smulders en Bart Maddens

BRUSSEL - De kritiek dat het VRT-journaal linkser' zou zijn dan het VTM-nieuws wordt door onderzoek van het Elektronisch Nieuwsarchief tegengesproken.

De Oost-Vlaamse arbeidszorgmedewerker in beeld September Data & Analyse, Provincie Oost-Vlaanderen

De financiële gevolgen van de verkiezingsuitslag van 25 mei 2014 voor de Vlaamse politieke partijen. Jef Smulders en Bart Maddens

Kinderopvang cijfert. Voorrangsgroepen

Stoppen als huisarts: trends in aantallen en percentages

Ontwikkeling werkdruk in het onderwijs

De vernieuwing van de Senaat bij de samenvallende verkiezingen van 25 mei 2014

De financiële gevolgen voor de politieke partijen na de hervorming van de Senaat. Jef Smulders & Bart Maddens

Meeruitgaven in 2005 t.o.v voor vrouwelijke 60-plussers als gevolg van de pensioenhervorming in 1996

Kiezers en potentiële kiezers van 50PLUS

(65%) Totaal Mannen Vrouwen. Totaal jaar jaar

Veranderen quota het gedrag van partijen?

Samenvatting van de IMA-studie. Sociaaleconomisch profiel en zorgconsumptie van personen in primaire arbeidsongeschiktheid

De jonge uitkeringstrekkers ten laste van de RVA

DE VLAAMSE SOCIALE ECONOMIE IN 2015

Contents. Politieke Barometer Methodiek 4. Potentieel politici 20. Kiesintenties: Voorkeur 7. Vertrouwen in de regering 24

Kengetallen Mobiliteitsbranche

FACTS & FIGURES Participatie aan erfgoedactiviteiten Mathijs De Baere

PERSBERICHT Brussel, 20 december 2013

FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009

VERSO- Cahier 2/ 2014 Profiel van de medewerkers in de social profit

Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs

Onderzoek. Diversiteit in de Tweede Kamer 2012

De Eurobarometer van het Europees Parlement (EB/EP 79.5)

Sinds 1 januari 2014 is het Vlaamse Gewest bevoegd voor de dienstencheques aangekocht in Vlaanderen.

Een federale kieskring: alweer een stap vooruit

Tabel 69: Verdeling van het gavpppd volgens geslacht en hoofdvervoerswijze. meerdere verplaatsingen heeft gemaakt.

Sectorrapport: Social Profit

Flexibele Arbeidsrelaties: Vast versus Tijdelijk Contract

Overzichtsrapport SER Gelderland

Diversiteit in Provinciale Staten, Gedeputeerde Staten en Eerste Kamer in 2011

Transcriptie:

Het profiel van de kandidaten op de lijsten bij de Vlaamse, Europese en Brusselse verkiezingen van 13 juni 2004 Stefaan Fiers, Jo Noppe, Sam Depauw en Liselotte Libbrecht Afdeling Politologie K.U.Leuven http://www.kuleuven.ac.be/politologie/ Inleiding Vorig jaar organiseerde de Afdeling Politologie van de K.U.Leuven voor het eerst een groot onderzoek naar het profiel van de kandidaten bij de federale verkiezingen van 18 mei 2003. Wat begon als een klein idee, groeide gaandeweg uit tot een boeiend onderzoeksproject, waarvan de resultaten verschenen in meerdere publicaties zowel in binnenlandse als buitenlandse vaktijdschriften. Ook in de Vlaamse pers kreeg het KANDI2003-onderzoek heel wat weerklank. Het onderzoek was namelijk het eerste in zijn soort: nooit eerder had men de gegevens van de kandidaten op een dergelijke systematische wijze in kaart gebracht. Gezien de omvang van het aantal kandidaten, en de extra hindernis dat de gegevens toen hadden moeten verzameld worden in een groter aantal kieskringen, hoeft dit niet te verwonderen. Het KANDI2003-onderzoek stelde ons dus voor het eerst in staat om zicht te krijgen op het profiel van de burgers die zich verkiesbaar stelden om op het nationale niveau een politiek mandaat op te nemen. En doordat we de analyse ook doorvoerden naar het profiel van de uiteindelijke gekozenen, en hun uitgavenpatroon, konden we ook de vraag beantwoorden of de invoering van de provinciale kieskringen een ander soort verkozen politici had opgeleverd. Gezien het maatschappelijke en wetenschappelijke belang van dat onderzoek, stond al bij voorbaat vast dat we het onderzoek in 2004 zouden herhalen. Deze nota is een samenvatting van de eerste onderzoeksresultaten van het KANDI2004-bestand 1. Het bestand zal nà de verkiezingen verder worden aangevuld, onder meer met gegevens over het profiel van de gekozenen en de uitgaven van de kandidaten. Daarover zal later gerapporteerd worden. De onderzochte variabelen in dit onderzoek zijn: geslacht, leeftijd, woonplaats (hoofdgemeente), beroep en het al dan niet bekleden van een politiek mandaat op gemeentelijk of nationaal niveau. Hierna worden de belangrijkste bevindingen over het profiel van de kandidaten kort uiteengezet. Vooreerst wordt een algemeen profiel geschetst. Daarna 1 Aan het opzetten van het databestand werkten, naast de auteurs, ook prof. dr. Bart Maddens, drs. Steven Van Hecke en drs. Bram Wauters mee.

komen de verschillende partijen afzonderlijk aan bod. Er wordt uiteraard ook zo veel mogelijk vergeleken met de resultaten van het KANDI2003-onderzoek. Maar zoals het hoort bij elk onderzoek, gaan we eerst in op de identificatie van de onderzoekspopulatie. De onderzoekspopulatie De analyse in het KANDI2004-onderzoek heeft betrekking op de totale populatie van 1.325 kandidaatstellingen op de lijsten voor de Vlaamse, Europese en Brusselse verkiezingen van volgende partijen en kartellijsten: (in alfabetische volgorde) CD&V-N-VA, Groen!, SP.A-Spirit, het Vlaams Blok en VLD-Vivant. Het gaat om 265 kandidaatstellingen per partij of kartellijst, op volgende manier verdeeld over de verschillende verkiezingen en kieskringen: Tabel I: Aantal plaatsen op de verschillende lijsten per partij Vlaams Parlement Kieskring Effect. Opvolg. Totaal Antwerpen 33 16 49 Brussel 6 6 12 Vlaams Brabant 20 16 36 Limburg 16 16 32 Oost-Vlaanderen 27 16 43 West-Vlaanderen 22 16 38 Totaal Vlaanderen 124 86 210 Europees Parlement Effect. Opvolg. Totaal Ned. kiescollege 14 8 22 Brussels Hoofdstedelijk Gewest Effect. Opvolg. Totaal Brussels Gewest 17 16 33 Kartels De invoering in januari 2004 van de provinciale kieskringen én de provinciale kiesdrempel van 5 procent heeft een aantal partijen er toe aangezet de krachten te bundelen, en in een kartelformule aan de verkiezingen deel te nemen. Ongetwijfeld heeft hierin ook het succes van het kartel SP.A-Spirit bij de federale verkiezingen van 18 mei 2003 inspirerend gewerkt. Kartel en kartel is evenwel twee, indien het op de verdeling van de kandidatenposities tussen de twee partijen aankomt. Tabel II geeft de verdeling weer van het aantal plaatsen dat elke kartelpartner opnam in de lijst van 265 kandidaten, evenals het aantal verkiesbare plaatsen waarop elke partij en elke lijst kans maakt 2. Tabel II: Verdeling van het aantal plaatsen over de kartelpartners CD&V-N-VA SP.A-Spirit VLD-Vivant CD&V N-VA SP.A Spirit VLD Vivant aantal plaatsen op de lijst 226 39 219 46 250 15 Procentueel aandeel op de lijst 85.3 14.7 82.6 17.4 94.3 5.7 aantal "verkiesbare" plaatsen 40 8 43 4 42 9 2 De verkiesbare plaatsen werden gedefinieerd aan de hand van een simulatie van de zetelaantallen per partij in het Vlaamse, het Europese en het Brusselse Parlement op basis van de uitslag van 18 mei 2003. Het aantal verkiesbare plaatsen voor lijst X in provincie Y, is dan het aantal zetels dat partij X in de simulatie behaalde in provincie Y, vermeerderd met één. Op die manier krijgt CD&V-N-VA bijvoorbeeld 48 verkiesbare plaatsen, en heeft Groen! er 9. Voor elke partij gaat het hier per definitie om een overschatting van het aantal verkiesbare plaatsen. - 2 -

Dubbele kandidaten De 1.325 plaatsen op de lijsten worden evenwel niet door evenveel personen ingevuld. Er is immers geen onverenigbaarheid vastgelegd tussen de drie lijsten, en dat betekent dat eenzelfde persoon in principe kandidaat kan zijn op zowel de lijst voor het Vlaamse parlement, als op die voor de Raad van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest (BHG) als op die voor het Europees Parlement. Twee personen doen dat ook effectief: Annemie Neyts-Uyttebroeck (VLD) en Johan Demol (Vlaams Blok) komen voor op de drie lijsten. Daarnaast zijn er Rolando Assys (Vlaams Blok) en Erland Pison (Vlaams Blok) die ook drie keer voorkomen in de dataset: Assys twee keer als kandidaat-effectieve en één keer als kandidaat-opvolger, en Pison omgekeerd. Maar geen van beide is kandidaat voor Europa 3. Vervolgens zijn er 61 personen die twee keer opkomen, en 1.191 personen die één keer op een lijst staan. In totaal bevat onze dataset dus gegevens over 1.256 verschillende individuen. Tenzij anders aangegeven, werken we in onze analyse evenwel met de totale populatie van 1.325 kandidaatstellingen, en tellen de dubbele kandidaten dus ook twee keer mee. Het Vlaams Blok zet het vaakst een zelfde persoon op twee of meer plaatsen op de lijsten: in het totaal gebeurt dat 26 keer. Dat de partijen Vivant (Roland Duchatelet), Spirit (Bert Anciaux en Fouad Ahidar) en N-VA (Geert Bourgeois en Kris Van Dijck) het minste aantal dubbelkandidaturen telt, hoeft niet te verwonderen, aangezien ze van hun kartelpartners respectievelijk slechts 15, 46 en 39 plaatsen op de lijsten toegewezen hebben gekregen. De zelfdiscipline die SP.A en CD&V aan de dag hebben gelegd, tekent af ten aanzien van de andere partijen. Tabel III: Aantal dubbelkandidaturen per partij Vivant Spirit N-VA SP.A CD&V Groen! VLD Vlaams Blok Aantal dubbelkandidaturen 1 2 2 3 3 13 15 26 Wanneer we tenslotte de identificatiegegevens van de kandidaten in 2004 vergelijken met de dataset van vorig jaar, stellen we vast dat liefst 489 van de 1.325 plaatsen (36,9 %) bij deze verkiezingen opgevuld worden door personen die ook vorig jaar kandidaat waren. Bij het kartel SP.A-Spirit stond bijna de helft van de kandidaten (43 %) ook vorig jaar reeds op een kieslijst voor Kamer of Senaat. Bij het kartel CD&V N-VA gaat het maar om iets meer dan een kwart van de kandidaten. Tabel IV: Aantal en percentage van de huidige 265 kandidaten per partij dat ook vorig jaar op de lijst stond. CD&V -N-VA VLD-Vivant Groen! Vlaams Blok SP.A-Spirit Totaal Aantal 74 90 103 108 114 489 percentage 27.9 % 34.0 % 38.9 % 40.8 % 43.0 % 36.9 % Deze cijfers kunnen ook uitgesplitst worden naar de plaats die deze kandidaten op de lijst innemen. Zo bekomen we de verrassende cijfers dat 34 van de 47 verkiesbare plaatsen (72 procent) voor de SPA-Spirit, benomen worden door personen die ook aan de vorige, federale, 3 Rolando Assys is kandidaat-effectieve en kandidaat-opvolger voor het Vlaams Parlement, en kandidaateffectieve voor het Brussels Hoofdstedelijke Gewest. Terwijl Erland Pison zowel kandidaat-effectieve als kandidaat-opvolger is voor het Brussels Hoofdstedelijke Gewest, en kandidaat-opvolger voor het Vlaams Parlement. - 3 -

verkiezingen hebben deelgenomen. Voor het Vlaams Blok ligt dit percentage op 64 % (op 39 verkiesbare plaatsen), voor de kartellijst VLD-Vivant op 47 % (op 51 verkiesbare plaatsen), en voor CD&V-N-VA op 45 % (op 47 verkiesbare plaatsen). Bij Groen! worden 7 van de 9 verkiesbare plaatsen (77,8 %) ingenomen door kandidaten die ook vorig jaar op de lijst stonden. Samengeteld levert het de verrassende hoge score dat 57,7 % van de verkiesbare plaatsen ingenomen wordt door personen die ook vorig jaar reeds aan de verkiezingen deelgenomen hebben. Tabel V: Relatie van de kandidaten die ook in 2003 kandideerde tot hun plaats op de 2004-lijst GROEN! SPA-Spirit Vl. Blok VLD CD&V - N-VA Totaal aantal verkiesbare plaatsen 9 47 39 51 48 194 aantal bevolkt door kandidaten 2003 7 34 25 24 22 112 procentueel 77.8 72.3 64.1 47.1 45.8 57.7 I. Algemeen profiel van de kandidaten A. Leeftijd Tabel VI geeft een overzicht van onze resultaten inzake leeftijd van de kandidaten. De gemiddelde leeftijd van alle kandidaten bedraagt 43.7 jaar. Uit de laatste kolom van tabel VI blijken, net zoals vorig jaar, de veertigers en in iets mindere mate de dertigers het sterkst vertegenwoordigd te zijn op de lijsten van de verschillende partijen, met een aandeel van respectievelijk 32,8 % en 26,3 %. De groep van de twintigers en deze van de vijftigers blijkt gelijke tred te houden met de resultaten van vorig jaar, 13,8% van de kandidaten zit in de leeftijdscategorie 21 tot 30 jaar, één op vijf in deze van 51 tot 60 jaar. Het aandeel van de 60plussers, die in 2003 al sterk ondervertegenwoordigd waren, daalt verder van 9,3 naar een schamele 7,7%. Het lijkt er dus sterk op dat, ondanks de opschudding die onze cijfers vorig jaar reeds teweegbrachten, de groeiende groep van 60plussers nauwelijks nog aan de bak komt in de politieke partijen. Althans voor wat betreft het zich verkiesbaar stellen voor een politiek mandaat. Tabel VI: Spreiding van de kandidaten over de verschillende leeftijdsgroepen CD&V-N-VA Groen! SP.A Spirit Vlaams Blok VLD-Vivant Alle partijen Fi % Fi % Fi % Fi % Fi % Fi % 21 tot 30 jaar 38 14.3 44 16.6 40 15.1 27 10.2 34 12.8 183 13.8 31 tot 40 jaar 75 28.3 60 22.6 77 29.1 63 23.8 74 27.9 349 26.3 41 tot 50 jaar 78 29.4 104 39.3 80 30.2 85 32.1 87 32.8 434 32.8 51 tot 60 jaar 53 20.0 46 17.4 49 18.5 58 21.1 53 20.0 257 19.4 61 jaar en ouder 21 7.9 11 4.2 19 7.2 34 12.8 17 6.4 102 7.7 Totaal 265 99.9 265 100.1 265 100.1 265 100.0 265 99.9 1.325 100.0 Gemid. Leeftijd 2004 43.5 Jaar 42.3 Jaar 42.6 Jaar 46.3 Jaar 43.6 Jaar 43.7 Jaar De gemiddelde leeftijd van alle kandidaten ligt met 43,7 jaar, zowat een half jaar lager dan vorig jaar (44,3 jaar). In vergelijking met vorig jaar stoot Groen! de kartellijst SP.A-spirit van de troon als lijst met de jongste kandidaten, 16,6 % van de groene kandidaten situeren zich in de jongste leeftijdsgroep. Terwijl nauwelijks 21 % van de groene kandidaten ouder is dan 50. Aan - 4 -

het andere uiterste bevindt zich het Vlaams Blok. Net als vorig jaar is het Vlaams Blok koploper in het aantal 50plussers dat zich kandidaat stelt: één op drie is ouder dan vijftig; bijna één op zeven is ouder dan 60. De gemiddelde leeftijd van Vlaams Blok-kandidaten ligt exact 4 jaar hoger dan de gemiddelde leeftijd van de kandidaten van Groen! Ook SP.A-Spirit tekent, net als vorig jaar opnieuw voor een jonge lijst (gemiddelde leeftijd 42,6 jaar). De resultaten van de andere partijen zijn vergelijkbaar met de scores van 2003. Tabel VII: Leeftijdsverdeling van de kandidaten naar "verkiesbare" plaats 194 verkiesbare plaatsen 1131 niet-verkiesbare plaatsen Alle 1325 plaatsen Fi % Fi % Fi % 21 tot 30 jaar 16 8.3 167 14.8 183 13.8 31 tot 40 jaar 56 28.9 292 25.8 348 26.3 41 tot 50 jaar 65 33.5 369 32.6 434 32.8 51 tot 60 jaar 45 23.2 212 18.7 257 19.4 61 jaar en ouder 12 6.2 91 8.1 103 7.8 Totaal 194 100.1 1131 100.0 1325 100.1 Als we enkel de verkiesbare plaatsen onder de loep nemen, blijken de twintigers (slechts 8,3%) en de 60plussers (6,2 %) duidelijk ondervertegenwoordigd te zijn. Dit was vorig jaar eveneens het geval. Veruit de meeste verkiesbare plaatsen gaan daarentegen naar de dertigers (28,9 %), veertigers (33,5 %) en vijftigers (23 %). In vergelijking met vorig jaar zien we wel dat de veertigers hebben moeten inboeten aan dominantie op de verkiesbare plaatsen (van 40,3 % van de verkiesbare plaatsen in 2003 naar 33,5 procent in 2004). De dertigers en de vijftigers zijn daardoor iets oververtegenwoordigd onder de verkiesbare plaatsen ten opzichte van hun aandeel in de totale populatie van 1.325 kandidaten. Opgesplitst naar effectieven en opvolgers blijkt, vergeleken met de algemene spreiding uit tabel VI dat alle groepen ongeveer evenredig vertegenwoordigd zijn op de lijsten van opvolgers en effectieven. Opvallend is dat Groen! duidelijk meer twintigers op de lijst met effectieve kandidaten heeft staan (29,13%). In vergelijking met vorig jaar is het aantal jongeren op de effectieve kandidatenlijst toegenomen, ook al blijft hun aandeel op de verkiesbare plaatsen onder het aandeel dat ze in de totale populatie hebben. B. Geslacht De zogenaamde quota-wet heeft er voor gezorgd dat er nagenoeg evenveel mannen als vrouwen op de kandidatenlijsten staan. Als gevolg van het feit dat op bepaalde lijsten een oneven aantal kandidaten staat, bestaat er op deze lijsten steeds een verschil van maximum één tussen het aantal mannen en vrouwen. Op een geaggregeerd niveau geeft dat als resultaat 669 mannen tegenover 656 vrouwen. Dat ten minste één vrouw tot de drie hoogste plaatsen op de lijst moet behoren, lijkt minder succesvol te zijn. Nog steeds heeft een vrouw 1,6 maal minder kans een verkiesbare plaats te bekomen. En dan is onze definitie van een verkiesbare plaats nog relatief ruim bemeten en wordt geen rekening gehouden met de lijstduwers die hoger geplaatste kandidaten kunnen verdringen. Van de verkiesbare plaatsen worden er slechts 37,6 % ingenomen door vrouwen. In 2003 waren er dit nog 43,2 %, terwijl het aantal dat daadwerkelijk verkozen werd nog kleiner is: nl. 32,7 % van de Vlaamse kamerleden en senatoren. - 5 -

Opmerkelijk is wel dat het aandeel dat vrouwen bekomen van de verkiesbare plaatsen het kleinst is bij Groen!: nl. 22,2 %. Dit is een gevolg van het geringe aantal zetels dat de partij mag verwachten per kieskring. Maar ook bij het Vlaams Blok is het aandeel vrouwen kleiner dan in de andere partijen. Dit aandeel is dan weer het grootst bij het CD&V-kartel (41,7 %). De trend naar verjonging, zoals uit de bovenstaande analyse bleek, lijkt zich vooral bij de vrouwen door te zetten. Het aandeel vrouwen in de totale populatie kandidaten neemt bijna lineair af naarmate de leeftijd toeneemt. En die trend lijkt ook sterker dan in 2003. Bij de twintigers worden 63,4 % vrouwen geteld. In 2003 waren er dit 56,2 %. Bij de dertigers is de verhouding mannen en vrouwen precies gelijk. En dan zakt het aandeel vrouwen steeds nadrukkelijker onder de helft, al is het aandeel vrouwen weer net iets groter bij de zestigers (45,6 %) dan bij de vijftigers (42,8 %). In 2003 was dit nog omgekeerd. Niet toevallig zijn vrouwen het minst aanwezig in die leeftijdsgroepen waar het grootste aantal parlementsleden gerekruteerd worden, tussen 40 en 60. C. Beroep Tabel VIII geeft een overzicht van de beroepsactiviteiten van alle kandidaten van zowel de verkiezingen van 2003 als van 2004. Sommige beroepen lenen zich beter tot het politieke bedrijf dan andere: omdat zij kandidaten vertrouwd maken met politieke kwesties, communicatieve vaardigheden oefenen, een netwerk van contacten bijbrengen of simpel flexibele arbeidsuren en uitstapregelingen toelaten. Dit verklaart bijvoorbeeld het grote aantal zelfstandigen en vrije beroepen (17,2 %), ambtenaren en onderwijzend personeel (10,6 %). Bovendien zijn heel wat beroepspolitici advocaten of geneesheren in bijberoep. De grootste groep vormen echter de bedienden en kaderleden (28,2 procent). Omdat hieronder nagenoeg elke werknemer in de privé-sector begrepen wordt, is dit overwicht niet opmerkelijk. Arbeiders (2,9 %) en niet-actieven (10,5 %) zijn dan weer scherp ondervertegenwoordigd op de kandidatenlijsten. Bij deze niet-actieven gaat het vooral om gepensioneerden en thuiswerkenden. Niet-actieven zijn ook vaker opvolger dan effectief kandidaat. Bijna één op drie kandidaten is beroepspoliticus of werkt in één of andere hoedanigheid voor de partij. Natuurlijk springen vooral de uittredende parlementsleden in het oog (15,8 %). Maar er zijn ook heel wat burgemeesters, schepenen en OCMW-voorzitters die dit als hoofdberoep vermelden (4,9 %). Lokale functionarissen zijn beduidend minder vaak kandidaat voor het Europees parlement. Daar speelt de grote kieskring hen wellicht parten: één op drie kandidaten voor het Europees parlement is dan weer federaal of Vlaams parlementslid. Opmerkelijk is ook het grote aantal kabinets- en partijmedewerkers (6,6 %) op de lijsten: zo kunnen de kabinetten haast wedijveren met de administratie wat betreft het aantal kandidaten uit hun midden. Voor sommigen betekent het kabinet of de partij een opstap naar een eigen politieke carrière. Anderen stellen zich dan weer eenvoudig beschikbaar voor hun partijen. Dit is ook te merken aan het feit dat zij iets vaker als opvolger op de lijst staan. - 6 -

Tabel VIII: De beroepsactiviteit van de kandidaten algemeen profiel 2003 2004 Fi % Fi % Niet-actieven 149 12.5 139 10.5 Thuiswerkend 59 5.0 39 2.9 Op pensioen 65 5.5 54 4.1 Student 14 1.2 31 2.3 Werkloos 11 0.9 15 1.1 Zelfstandigen vrije beroepen 237 19.9 228 17.2 Zelfstandige 72 6.1 100 7.5 Vrij beroep 161 13.6 118 8.9 Landbouwer 4 0.3 10 0.8 Arbeiders 24 2.0 38 2.9 Bedienden kaderleden 332 27.9 374 28.2 Bediende 253 21.3 304 22.9 Kaderlid 79 6.6 70 5.3 Ambtenaren onderwijzend personeel 129 10.9 141 10.6 Ambtenaar 43 3.6 58 4.4 Onderwijzend personeel 86 7.2 83 6.3 Beroepspolitici 255 21.5 307 23.2 Federaal of regionaal parlementslid 158 13.3 210 15.8 Federaal of regionaal uitvoerend mandaat 31 2.6 32 2.4 Lokaal uitvoerend mandaat 66 5.6 65 4.9 Kabinets- en partijmedewerkers 62 5.2 88 6.6 Kabinetsmedewerker 30 2.5 56 4.2 Partijmedewerker 32 2.7 32 2.4 Andere - - 10 0.8 Totaal 1.188 100.0 1.325 99.8 Dit patroon is nauwelijks gewijzigd in vergelijking met de federale verkiezingen van 2003. Toen merkten we hetzelfde overwicht van bedienden en kaderleden (27,9 %) en beroepspolitici (21,5 %). Wel is het aantal beroepspolitici en kandidaten uit de kabinetten en partijen weer wat groter geworden. Tabel IX: De beroepsactiviteit van de kandidaten van 2004 opgedeeld per partij CD&V-N-VA Groen! Sp.a Spirit Vlaams Blok VLD-Vivant Alle partijen Fi % Fi % Fi % Fi % Fi % Fi % Niet-actieven 20 7.5 36 13.6 14 5.3 58 21.9 11 4.2 139 10.5 Zelfstandigen vrije 58 21.9 34 12.8 20 7.5 36 13.6 80 30.2 228 17.2 beroepen Arbeiders 4 1.5 5 1.9 6 2.3 22 8.3 1 0.4 38 2.9 Bedienden kaderleden 87 32.8 97 36.6 80 30.2 75 28.3 35 13.2 374 28.2 Ambtenaren onderwijzend 35 13.2 46 17.4 35 13.2 6 2.3 19 7.2 141 10.6 personeel Beroepspolitici 55 20.8 25 9.4 83 31.3 53 20.0 91 34.3 307 23.2 Kabinets- en 4 1.5 19 7.2 26 9.8 12 4.5 27 10.2 88 6.6 partijmedewerkers Andere 2 0.8 3 1.1 1 0.4 3 1.1 1 0.4 10 0.8 Dat sommige beroepen zich beter lenen tot het politieke bedrijf wordt met name duidelijk, wanneer we kijken naar de verkiesbare plaatsen. Dan wordt de vertekening in de politieke rekrutering duidelijk: de reeds ondervertegenwoordigde groepen bijv. de niet-actieven en arbeiders bekomen nog moeilijker een verkiesbare plaats. Ook bedienden en kaderleden, - 7 -

maar ook de kabinets- en partijmedewerkers staan minder vaak op verkiesbare plaats. Omgekeerd zijn meer dan de helft van de kandidaten op verkiesbare plaatsen beroepspolitici op het federale, regionale of lokale niveau. Nochtans was slechts één op vijf kandidaten beroepspoliticus. Met name uittredende parlementsleden (op het federale of regionale niveau) bekomen gemakkelijk opnieuw een verkiesbare plaats. De bespreking van de opdeling naar verschillende partijen gebeurt in het tweede deel van deze paper. D. Verstedelijkingsgraad Een derde belangrijke variabele is de woonplaats van de kandidaten. Dit element van het profiel van de kandidaten kreeg zowel in 2003 als in het begin van 2004 doorlopend veel aandacht, tijdens de discussies over de opportuniteit van de invoering van de provinciale kieskringen. Sommige partijen vreesden immers dat de lokaal verankerde politici weggedrumd zouden worden door de bekende politici uit de media, of door kandidaten uit de grootsteden die daar veel voorkeurstemmen kunnen puren. Voor 2003 hebben we die stelling evenwel kunnen weerleggen: de lokaal verankerde politici bleven sterk vertegenwoordigd op de lijsten. Al stootten zij minder gemakkelijk door tot het parlement zelf 4. Om de herkomst van de politici in kaart te brengen, kan men het onderscheid maken tussen de verschillende steden en gemeenten naar bevolkingsaantal en morfologie. Hoewel er wetenschappelijk correctere indelingen bestaan naar verstedelijkingsgraad, stedelijke hiërarchie, of morfologische functies van de stad of niet-stedelijke gemeente, hebben we opnieuw geopteerd om de woonplaats van de kandidaten na te gaan aan de hand van twee eenvoudige parameters. Vooreerst is er het loutere inwonersaantal (zie Tabel X). Ten tweede is er de bevolkingsdichtheid, waarbij men een onderscheid maakt naargelang het aantal inwoners per km² (Tabel XI). Tabel X: Indeling van de gemeenten in het Vlaamse en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, naar inwonersaantal Criterium inw. aantal Vl. Gewest Brussels Gewest Fi % Fi % CAT 1 >60.000 11 3.6 6 31.6 CAT 2 50.000-60.000 1 0.3 0 0.0 CAT 3 40.000-50.000 3 1.0 5 26.3 CAT 4 30.000-40.000 26 8.4 2 10.5 CAT 5 20.000-30.000 40 13.0 3 15.8 CAT 6 10.000-20.000 135 43.8 3 15.8 CAT 7 <10.000 92 29.9 0 0.0 308 100.0 19 100.0 4 Voor de volledige studie, zie B. Wauters, J. Noppe en S. Fiers, Nationale kopstukken, lokale sterkhouders en onbekende kandidaten. Een analyse van de lokale verankering van kandidaten en gekozenen bij de parlementsverkiezingen van 18 mei 2003. In Belgeo, 2003, n 2, p.165-186. - 8 -

Wat de bevolkingsdichtheid betreft, werden de 308 Vlaamse gemeenten onderverdeeld in zes categorieën, per schijf van 250 inwoners per km². De 19 Brusselse gemeenten vallen allemaal in categorie A. Tabel XI: Indeling van de gemeenten uit het Vlaamse en het Brusselse Gewest naar bevolkingsdichtheid Vl. Gewest Brussels Gewest inw/km² Fi % Fi % CAT A >1.250 19 6.2 19 100.0 CAT B 1.000-1.250 12 3.9 0 0.0 CAT C 750-1.000 23 7.5 0 0.0 CAT D 500-750 52 16.9 0 0.0 CAT E 250-500 123 40.0 0 0.0 CAT F <250 79 25.6 0 0.0 308 100.0 19 100.0 Indien er geen vertekening zou zijn tussen de kandidaten en bevolking, zouden we per categorie een evenredig percentage van kandidaten en bevolking moeten vinden. Bij de verkiezingen van 13 juni 2004 zijn de 17 grote steden uit het Vlaamse en het Brusselse Gewest evenwel licht oververtegenwoordigd ten aanzien van het aandeel van de Vlaamse en Brusselse bevolking dat ze herbergen. Er zijn 29,8 % van de kandidaten in gehuisvest, terwijl er slechts 27,9 % van de bevolking woont. Het verschil met vorig jaar, toen deze steden met 23,1 % van de kandidaten nog duidelijk ondervertegenwoordigd waren, is opmerkelijk. Het aantal kandidaten uit de andere categorieën sluit in 2004 eveneens beter aan bij de spreiding van de hele Vlaamse bevolking, dan in 2003 het geval was. Opgedeeld volgens bevolkingsdichtheid, komt de oververtegenwoordiging van de dichtbevolkte gebieden (32,4 %), en het verschil met vorig jaar (11,1 procentpunten) nog frappanter naar voor. Voor wat de andere categorieën van bevolkingsdichtheid betreft, verschilt het aandeel van de kandidaten slechts in minieme mate van dat van de Vlaamse bevolking. Tabel XII: Spreiding van de bevolking en de totale populatie kandidaten over de categorieën Aandeel bevolking aandeel kandidaten in 2004 aandeel kandidaten in 2003 aandeel bevolking aandeel kandidaten in 2004 aandeel kandidaten in 2003 N = 6.987.594 N = 1.325 N = 1.188 N = 6.987.594 N = 1.325 N = 1.188 CAT 1 27.9 29.8 23.1 CAT 2 0.8 0.7 0.7 CAT A 29.3 32.4 21.3 CAT 3 5.0 4.4 4.5 CAT B 3.8 3.8 5.3 CAT 4 13.7 13.2 15.2 CAT C 12.1 11.1 14.1 CAT 5 14.8 14.5 16.2 CAT D 15.8 16.0 19.2 CAT 6 28.4 29.0 31.3 CAT E 28.6 27.4 30.9 CAT 7 9.4 8.3 9.1 CAT F 10.4 9.3 9.2 100.0 99.9 100.1 100.0 100.0 100.0-9 -

De gegevens opgedeeld per partij, bevestigt het beeld dat reeds vorig jaar uit het KANDI2003- onderzoek naar voor kwam: Groen! (38,1 %) en in iets mindere mate Vlaams Blok (32,8 %) en het kartel SP.A-Spirit (31,3 %) rekruteren in sterke mate uit de steden. Bij VLD (25,6 %) en vooral CD&V (21,9 %) ligt dit veel lager. Voor deze twee partijen is de categorie van gemeenten met 10.000 tot 20.000 inwoners de grootste groep. De CD&V rekruteert precies één derde van haar kandidaten uit deze gemeenten, de VLD scoort net iets lager (31,3 %). Ten opzichte van vorig jaar echter, stellen we bij alle partijen een gevoelige toename vast van het aantal grootstedelingen op de lijsten, en een afname van het aantal kandidaten uit de landelijke gemeenten. Tabel XIII : Procentuele spreiding van de kandidaten per partij naar inwoners aantal en bevolkingsdichtheid van hun gemeente CD&V - N-VA Groen! SP.A.-Spirit Vl. Blok VLD-Vivant Totaal Inwonersaantal CAT 1 21.9 38.1 31.3 32.1 25.7 29.8 CAT 2 0.8 0.8 0.4 0.8 1.1 0.8 CAT 3 4.5 4.9 2.3 6.0 4.5 4.4 CAT 4 13.6 12.1 12.8 15.9 11.7 13.2 CAT 5 14.7 12.8 17.4 13.6 14.0 14.5 CAT 6 33.2 25.7 28.7 26.0 31.3 29.0 CAT 7 11.3 5.7 7.2 5.7 11.7 8.3 dichtheid CAT A 26.0 36.6 33.2 34.3 31.7 32.4 CAT B 3.4 2.3 4.9 4.9 3.8 3.9 CAT C 9.8 12.4 11.7 12.8 8.7 11.1 CAT D 16.2 17.4 14.7 17.0 14.7 16.0 CAT E 30.6 26.8 27.6 24.9 27.2 27.4 CAT F 14.0 4.5 7.9 6.0 14.0 9.3 N 265 265 265 265 265 1325 De cijfers over de bevolkingsdichtheid zetten deze conclusie nog scherper in de verf. Vorig jaar bleef bij elke partij op Agalev/Groen! na het percentage kandidaten uit steden met meer dan 1250 inwoners per km² beperkt tot minder dan 19 %. In 2004 daarentegen, is de CD&V (met 26,0 %), nog de enige partij die minder dan 30 % van haar kandidaten in deze verstedelijkte gebieden rekruteert. En terwijl in 2003 nog ruim 42 % van de kandidaten woonachtig waren in steden en gemeenten met minder dan 500 inwoners per km², is dit aandeel in 2004 geslonken tot 36,6 %. Bij deze cijfers toch deze nuance: mogelijk is er vertekening door het aanzienlijke aantal kandidaten (33) dat opkomt voor de verkiezingen voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, het verstedelijkte gebied bij uitstek. Verder onderzoek zal evenwel moeten uitmaken of er deze keer toch geen sprake is van een effect van de invoering van de provinciale kieskringen. Ten voordele van de stedelingen, en ten nadele van de inwoners van meer landelijke gebieden. De Europese lijsten bijvoorbeeld scoren met 38,2 % rekrutering uit verstedelijkte gebieden toch ook hoger dan het gemiddelde. Tenslotte nog even aanstippen dat de woonplaats van de kandidaten geen rol speelt voor hun plaats op de lijst van de effectieven dan wel van de opvolgers: tussen de kandidaat-effectieven en de kandidaat-opvolgers stellen we geen significante verschillen vast. - 10 -

E. Gemeentelijk mandaat In ons onderzoek hebben we ook de lokale activiteitsgraad van de 1.325 verkiezingskandidaten onderzocht. We hebben dat gedaan aan de hand van de gemeentelijke mandaten die zij al dan niet bekleden. Daarbij zijn enkel de politieke mandaten sensu stricto weerhouden: burgemeester, schepen en gemeenteraadslid. Hierdoor werd geen rekening gehouden met OCMW-voorzitters, of leden van de OCMW-raad. De resultaten zijn neergeschreven in de volgende tabel XIV. Slechts 46,0 % van de kandidaten op de lijsten voor de Vlaamse, Europese en Brussels verkiezingen bekleden reeds een gemeentelijk mandaat. Dit aandeel ligt merkelijk lager dan in 2003, toen dit nog 51,7 % bedroeg. Tabel XIV: Aantal kandidaten dat een gemeentelijk mandaat bekleedt Aantal kandidaten Totaal aantal gemeentelijke mandatarissen per partij of lijst Procentueel aandeel t.o.v. alle mandatarissen van de partij CD&V-N-VA 5 Burgemeester 22 154 14.3 Schepen 41 418 9.8 Gemeenteraadslid 96 2735 3.5 Procentueel aandeel t.o.v. alle kandidaten van de partij TOTAAL 159 60.0 Groen! Burgemeester 1 2 50.0 Schepen 17 43 39.5 Gemeenteraadslid 62 308 20.1 TOTAAL 80 30.2 SP.A-spirit 6 Burgemeester 12 37 32.4 Schepen 38 260 14.6 Gemeenteraadslid 69 851 8.1 TOTAAL 119 44.9 Vl. Blok Burgemeester 0 0 0.0 Schepen 0 0 0.0 Gemeenteraadslid 110 459 24.0 TOTAAL 110 41.5 VLD-Vivant 7 Burgemeester 29 82 35.4 Schepen 37 386 9.6 Gemeenteraadslid 76 1279 5.9 TOTAAL 142 53.6 Alle partijen 610 46.0 Uit de absolute cijfers blijkt dat het kartel CD&V-N-VA de meeste lokale mandatarissen onder haar verkiezingskandidaten telt. Dit is op zich niet zo verwonderlijk aangezien de CD&V in de gemeenteraadsverkiezingen van oktober 2000 veruit het grootste aantal mandaten in 5 Bij de CD&V gaat het om 149 burgemeesters, 386 schepenen en 2.603 gemeenteraadsleden; bij de N-VA gaat het om 6 burgemeesters, 32 schepenen en 132 gemeenteraadsleden. 6 Bij de SP.A gaat het om 36 burgemeesters, 246 schepenen en 806 gemeenteraadsleden; bij Spirit gaat het om 1 burgemeester, 14 schepenen en 45 gemeenteraadsleden. 7 Vivant heeft vooralsnog geen lokale mandatarissen. - 11 -

gemeenteraad en het schepencollege verwierf. Van de 265 CD&V-N-VA kandidaten, zijn er 159 die een lokaal mandaat bekleden, dit zijn er beduidend meer dan VLD-Vivant (142), SP.A- Spirit (119), Vlaams Blok (110) en Groen! (80). Vergeleken met vorig jaar zijn er toch enkele opvallende verschillen. Het aandeel lokale mandatarissen is met meer dan een kwart gezakt bij SP.A-Spirit en Groen! (respectievelijk van 59,6 % in 2003 naar 44,9 %, en van 39,4 % naar 30,2 %). Ook bij het kartel VLD-Vivant (van 62,1 % naar 53,6 %) en het Vlaams Blok (van 53,0 % naar 41,5 %) is het aandeel van de gemeenteraadsleden met ongeveer 20 % gezakt. Rest het kartel CD&V- N-VA, waarvan de lijst voor 60,0 % uit lokale mandatarissen is opgemaakt. In 2003 bleek 66,2 % van de CD&V-lijst uit lokale mandatarissen te bestaan, terwijl dit percentage bij N-VA slechts 30,3% bedroeg. In 2004 is dit voor beide partijen respectievelijk 61,2 % en 48,7 %; een lichte daling dus voor CD&V en een stijging voor N-VA 8. Samengeteld echter, kunnen we stellen dat de CD&V-N-VA met 60% lokale mandatarissen op de kieslijsten ongeveer gelijk is gebleven. Kortom, de lokale verankering van CD&V-N-VA blijft groot met zes op tien plaatsen op de lijsten die ingevuld worden door lokale mandatarissen. Terwijl die voor de andere partijen relatief sterk is afgenomen. VLD-Vivant heeft haar lijsten nog voor de helft gevuld met locals, het Vlaams Blok en SP.A-spirit zitten lichtjes onder deze helft en Groen! scoort het laagste met maar 1/3 van haar kandidaten met een lokaal mandaat. Brengen we enkel de burgemeesters in rekening, dan merken we dat VLD-Vivant net als vorig jaar openlijk de kaart van de burgemeesters trekt. Van de 82 VLD-burgemeesters in Vlaanderen, staan er 29 op de kandidaatslijsten, dit is 35,4%. SP.A-spirit volgt op de voet met 32,4 % (12 van de 37 SP.A-spirit burgemeesters). CD&V-N-VA gooit daarentegen veel minder burgemeesters in de strijd: slechts 22 van de 154 burgemeesters (14,1 %) doen mee aan deze verkiezingen, ten opzichte van 22,1 % in 2003 voor CD&V alleen al. In absolute aantallen zijn dit er evenwel nog steeds behoorlijk meer dan SP.A-Spirit. Groen! zet één van haar burgemeesters in, dit komt wel neer op 50% van het aantal burgemeesters van de partij. Het Vlaams Blok tenslotte heeft, naar omwille van het cordon sanitaire, uiteraard geen burgemeesters of schepenen om in te zetten. Voor alle partijen blijkt dat de lokale mandatarissen (zowel burgemeesters, schepenen, als gemeenteraadsleden) in ongeveer 2/3 van de gevallen terecht komen op de lijst der kandidaateffectieven. Ze hebben overigens ook een grotere kans om op een verkiesbare plaats te staan. Van de 64 burgemeesters die deelnemen, staan er 21 op een verkiesbare plaats. Ook vorig jaar stond één derde van de burgemeesters op een verkiesbare plaats. Het ging toen wel om 82 burgemeesters, in plaats van de 64 nu. Dat er minder burgemeesters zich kandidaat stellen bij deze verkiezingen is wel opvallend. De Vlaamse verkiezingen worden immers beschouwd als dichter bij de burger en bij het lokale beleid. Toch voelen blijkbaar minder burgemeesters zich geroepen om in het Vlaams Parlement te gaan zetelen, in vergelijking met de interesse voor een zetel in het federale parlement, vorig jaar. Tenslotte nog één opmerkelijk cijfer uit het onderzoek naar de verkiesbare plaatsen: van de 39 verkiesbare plaatsen die wij in dit onderzoek identificeerden voor het Vlaams Blok, gaat 71,8 % naar een gemeenteraadslid van de partij. 8 Het gaat evenwel slechts om 19 personen, wat in het perspectief moet geplaatst worden van de 198 plaatsen die de partij vorig jaar moest opvullen. - 12 -

F. Nationaal Mandaat Een laatste variabele die in deze paper wordt besproken, behandelt het feit of de kandidaten al dan niet een nationaal mandaat bekleden. In totaal oefenen 202 van de in totaal 1.256 kandidaten inderdaad een nationaal mandaat uit (16,08 %). Bij die 202 nationale mandatarissen zijn er 24 regeringsleden. Dat wil zeggen dat alle 11 Vlaamse federale regeringsleden, alle 10 ministers van de Vlaamse Regering en alle drie de Vlaamse leden van de Brusselse regering kandidaat zijn. Zij staan echter niet allemaal op een verkiesbare plaats. Vijf federale regeringsleden staan op een niet-verkiesbare plaats: Bert Anciaux, Patrick Dewael, Fientje Moerman, Marc Verwilghen en Peter Vanvelthoven. Bij de Vlaamse ministers gaat het om Gilbert Bossuyt en Paul Van Grembergen. De drie Brusselaars daarentegen staan wel allemaal op een verkiesbare plaats. Bij de regeringsleden die op een niet-verkiesbare plaats staan, dient uiteraard wel rekening gehouden te worden met het feit dat zij door hun groot aantal voorkeurstemmen over de kandidaten voor hen op de lijst kunnen wippen en zo toch verkozen kunnen worden. Naast de 24 regeringsleden staan er 178 parlementsleden op de lijsten. Daarbij gaat het natuurlijk zowel om personen die zetelen in de federale Kamer en Senaat, in het Vlaams en het Brussels Parlement en het Europees Parlement (cf. Tabel XV). 9 In totaal is bijna 70 % van de huidige, zetelende parlementsleden kandidaat bij de komende verkiezingen. Als indicatie van de vervlechting van de zogenaamd gescheiden Vlaamse en federale verkiezingen kan dit cijfer tellen! Net geen 30 % van hen staat op een verkiesbare plaats. Tabel XV: Nationale mandatarissen op de lijsten in 2004 Totaal aantal parlementsleden van de onderzochte partijen (1) Aantal parlementsleden dat kandidaat is (2) Aantal parlementsleden dat kandidaat is op een verkiesbare plaats (3) Fi % t.o.v. (1) Fi % t.o.v. (1) Kamer 88 50 56.8 9 10.2 Senaat 10 31 17 54.8 3 9.7 Vlaams Parlement 11 115 89 77.4 48 41.7 Brussels Parlement 11 11 100.0 10 90.9 Europees Parlement 12 12 11 91.7 7 58.3 TOTAAL 257 178 69.3 77 29.9 Uit de tabel blijkt dat iets meer dan de helft van de federale kamerleden en senatoren kandidaat is bij deze regionale en Europese verkiezingen; een gegeven dat ook eerder al in de 9 Personen die tegelijk in het Vlaams Parlement en in de Senaat zetelen (de zogenaamde gemeenschapssenatoren) worden hier enkel geteld als Vlaams parlementslid. Hetzelfde geldt voor de zes Brusselse parlementsleden die tegelijk in het Vlaams Parlement zetelen: zij worden enkel geteld als Brussels parlementslid. 10 Zonder de gemeenschapssenatoren: zijn enkel geteld als Vlaamse parlementsleden. 11 Zonder de zes leden van het Brussels Parlement die tegelijk in het Vlaams Parlement zetelen: zijn enkel geteld als Brusselse parlementsleden. Samen met de drie onafhankelijken in het Vlaams Parlement (Etienne Van Vaerenbergh, André-Emiel Bogaert en Claudine De Schepper) geeft dat 124 Vlaamse parlementsleden. 12 Er zetelen momenteel twee onafhankelijke Vlaamse parlementsleden in het Europees parlement: Ward Beysen en Patsy Sörensen. - 13 -

pers aan bod is gekomen. Het door ons gevoerde onderzoek zorgt echter voor een belangrijke nuance. Wanneer men een onderscheid maakt tussen verkiesbare en niet-verkiesbare plaatsen dan blijkt slechts één op de tien federale parlementsleden op een verkiesbare plaats te staan. Het gaat om negen personen. Een tweede opvallend gegeven is dat weliswaar driekwart van de uittredende Vlaamse parlementsleden weer kandidaat is, maar dat slechts een goede 40 % van hen ook op een verkiesbare plaats staat. Bij de Europese en zeker bij de Brusselse parlementsleden liggen die cijfers duidelijk hoger. 13 In de bijlage vindt u deze cijfers uitgesplitst per partij en kartellijst. In de volgende tabel wordt gekeken naar dezelfde gegevens over de federale verkiezingen van mei vorig jaar. Daaruit blijkt dat ook toen reeds een behoorlijk aantal regionale en Europese parlementsleden deelnamen aan die federale verkiezingen. Zo bijvoorbeeld namen 44,8 % van de Vlaamse volksvertegenwoordigers deel aan die federale verkiezingen. Maar de aanwezigheid van die regionale en Europese parlementsleden verdwijnt bijna volledig wanneer we enkel focussen op de verkiesbare plaatsen. Wat er op wijst dat deze regionale parlementairen vooral de lijsten van de federale verkiezingen ondersteunen, zonder effectief een mandaat na te streven. Deze stelling gaat nu dus ook op in de omgekeerde richting: bij de komende regionale en Europese verkiezingen gaat het er de deelnemende federale parlementairen blijkbaar meer om, om de lijsten te ondersteunen dan om echt de verkiesbare plaatsen te bezetten. Dit neemt de pertinente vraag niet weg of die vervlechting van beide beleidsniveaus wel een goede zaak is voor de transparantie, de autonomie en de goede werking van de federale staat en haar instellingen. Tabel XVI: Nationale mandatarissen op de lijsten in 2003 Totaal aantal parlementsleden van de onderzochte partijen (1) Aantal parlementsleden dat kandidaat is (2) Aantal parlementsleden dat kandidaat is op een verkiesbare plaats (3) Fi % t.o.v. (1) Fi % t.o.v. (1) Kamer 91 73 80.2 48 52.7 Senaat 31 22 71.0 11 35.5 Vlaams Parlement 14 116 52 44.8 5 4.3 Brussels Parlement 11 4 36.4 0 0.0 Europees Parlement 15 12 9 75.0 2 16.7 TOTAAL 261 160 61.3 66 24.4 13 Wat onze benadering van verkiesbare en niet-verkiesbare plaatsen niet in rekening kan brengen, zijn de vaak zeer interessante eerste opvolgersplaatsen op de lijsten. Het is duidelijk dat wie op zo n opvolgersplaats staat, in bepaalde gevallen bijna zeker is van zijn mandaat. Probleem is echter dat dat sterk afhangt van de bedoelingen van de effectieve kandidaten op de lijst: zijn zij van plan ook daadwerkelijk te zetelen, komen zij ook op voor andere assemblees, worden zij na de verkiezingen lid van een regering De uitkomsten van al deze verschillende scenario s zijn echter zeer moeilijk op een wetenschappelijke manier in kaart te brengen. Daarom worden deze plaatsen buiten beschouwing gelaten. 14 Zonder de zes leden van het Brussels Parlement die tegelijk in het Vlaams Parlement zetelen: zijn enkel geteld als Brusselse parlementsleden. Samen met de twee onafhankelijken in het Vlaams Parlement (Etienne Van Vaerenbergh en André-Emiel Bogaert) in mei 2003 geeft dat 124 Vlaamse parlementsleden. 15 Er zetelden in mei 2003 twee onafhankelijke Vlaamse parlementsleden in het Europees parlement: Ward Beysen en Patsy Sörensen. - 14 -

II. Kandidatenprofiel per partij In dit tweede en laatste deel van deze nota, focussen we op de vraag naar het profiel per partij. Die afzonderlijke analyses per partij brengen namelijk een aantal interessante onderzoeksresultaten in het voetlicht. In sommige gevallen zijn ze verrassend, in andere bevestigen ze het beeld dat we van de partij kregen in het KANDI2003-onderzoek van vorig jaar. Groen! Groen! is in 2004 de partij met de jongste kandidaten. Daarmee onttroont ze de SP.A-Spiritlijst die vorig jaar de jongste kandidatenploeg aan de kiezers presenteerde. De gemiddelde leeftijd bij Groen! ligt op 42,3 jaar en 16,6% van de kandidaten is jonger dan 30. Doordat de groep dertigers evenwel minder aan de bak komt (slechts 22 %), blijkt Groen! deze bonus te verliezen. Er staan evenveel min-40 jarigen op de groene lijst, als er kandidaten zijn uit de sterk vertegenwoordigde categorie van 41 50 jaar. De groenen zetten de jongeren niet massaal op de opvolgerslijsten: bijna één op drie (29,1 %) van de plaatsen op de effectieve lijsten, wordt ingenomen door kandidaten uit de jongste leeftijdsgroep. In tegenstelling tot haar vrouwvriendelijke profiel staan er bij Groen! bijzonder weinig vrouwen op verkiesbare plaatsen. Dit is het gevolg van het klein aantal zetels waarop Groen! kan hopen. Van de 2003-campagne toen op Lode Van Oost na - allemaal vrouwelijke lijsttrekkers de boegbeelden van de campagne vormden, blijven enkel Vera Dua en Adelheid Byttebier over. Het aantal niet-actieven is op de groene lijst groter dan gemiddeld: 16,6 % tegenover 10,5 %, het gaat hier vooral om studenten en gepensioneerden. Ondernemers en vrije beroepen zijn licht ondervertegenwoordigd. Was Agalev in 2003 niet de partij van de leraars, dan is ze dit in 2004 in wel! 12,5 % van haar kandidaten oefenen dit beroep uit, in vergelijking met het Vlaamse gemiddelde van 6,3%. Algemeen beschouwd sluiten de scores van de partij inzake de beroepsprofielen nauw bij de scores van het algemene gemiddelde aan, behalve voor wat de kaderleden (ook in ngo s) en bedienden betreft. Het stedelijke karakter van de partij wordt nog maar eens benadrukt wanneer de woonplaats van de kandidaten wordt geanalyseerd. Er wordt vooral gerekruteerd uit de grootste steden, 38,1 % van haar kandidaten zijn daar te situeren in vergelijking met het gemiddelde van 29,8 % voor de totale populatie kandidaten. Slechts 30,3% van de lokale mandatarissen van Groen! is terug te vinden op de lijsten, dit percentage ligt een stuk lager dan dat van vorig jaar (39,4%). In dit opzicht bevestigt Groen! opnieuw haar eigen credo waarbij ze machtsconcentratie in handen van een beperkt aantal personen zoveel mogelijk wil vermijden. CD&V-N-VA De verjonging krijgt steeds meer gestalte in de kieslijsten van CD&V-N-VA. Het aantal 60plussers neemt in vergelijking met 2003 af (van 10,1 % naar 7,9 %) terwijl de twintigers en dertigers in haar rangen gestaag groeit. Van de CD&V-N-VA kandidaten is 42,6 % jonger dan veertig. Alleen SP.A-Spirit scoort beter. Als we enkel kijken naar de jongste categorie van kandidaten, komt de CD&V-N-VA met 14,3 % op de derde plaats, na Groen! (16,6 %) en SP.A- Spirit (15,8 %). Opvallend is het relatief hoge aantal vrouwen dat bij CD&V-N-VA op een verkiesbare plaats staat (41,7 % ten opzichte van 37,6 % voor alle partijen). CD&V doet het daarmee beduidend beter dan N-VA (18 vrouwen op 40 verkiesbare plaatsen voor CD&V t.o.v. 2 op 8 van N-VA). - 15 -

Hoewel de partij kan bogen op een rijk verleden als partij van de landbouwers, telt ze zelf maar weinig landbouwers (slechts 3 van de 265 kandidaten). Een groot aantal van haar kandidaten heeft een vrij beroep (15,1%). De partij telt minder beroepspolitici dan gemiddeld (50 ofwel 18,9%). Ze rekruteert wel meer onder haar lokale mandatarissen en minder uit haar partijmedewerkers en de medewerkers op het kabinet van de enige CD&V-minister Jos Chabert. Over de gehele lijn wijken de scores van de partij niet ver af van het gemiddelde voor de hele populatie, hoewel ze iets meer leraars en bedienden onder haar kandidaten telt. Als we kijken naar de verstedelijkingsgraad merken we dat de kandidaten vooral uit de twee categorieën van de meest landelijke gemeenten komen: respectievelijk 11,3 en 33,2 % tegenover 8,3 en 29,0 % voor de hele populatie kandidaten. Nochtans ontkomt CD&V-N-VA ook niet aan de verleiding om meer stedelingen te rekruteren. Qua lokale verankering torent deze partij ver boven haar concurrenten uit. Van de kandidaten op haar kieslijsten bekleedt 60% een lokaal mandaat. Als we enkel kijken naar het aantal burgemeesters dat wordt ingezet is her resultaat veel minder fraai en worden slechts 14,3% van al haar burgemeesters in de strijd geworpen. (Enkel het Vlaams Blok scoort slechter vermits deze partij geen burgemeesters in haar rangen heeft). We dienen hier wel de nuancering te maken dat naar absolute cijfers deze partij met haar 22 burgemeesters nog steeds de 2 de grootste toeleverancier is van het totale aantal burgemeesters. SP.A-Spirit SP.A-Spirit stapt ook dit jaar met opvallend jonge lijsten naar de verkiezingen. De strijd om de titel van lijst met de gemiddeld jongste kandidaten heeft ze evenwel verloren ten voordele van Groen! Toch blijft de SP.a-Spiritlijst met een gemiddelde leeftijd van 42,6 jaar behoorlijk onder het algemeen gemiddelde van 43,7 jaar. 44,2 % van de SP.A-Spirit kandidaten is jonger dan 40, dit is het grootste aandeel van alle partijen. Het kartel bevestigt zijn vrouwvriendelijke reputatie: met 40.4% vrouwen op verkiesbare plaatsen scoort het beter dan gemiddeld. Dit wordt versterkt door de aanwezigheid van Spirit, al doet de SP.A het op zich ook beter dan gemiddeld. Het kartel rekruteert opvallend weinig kandidaten uit het milieu van de niet-actieven, de arbeiders of de ondernemers. Wat betreft de arbeiders scoort SP.A-Spirit zelfs onder het toch al erg lage gemiddelde. Opmerkelijk is ook dat het onderwijzend personeel niet sterk vertegenwoordigd is. De plaatsen op de lijsten worden in hoofdzaak ingenomen door beroepspolitici, kabinets- en partijmedewerkers. Van de drie kartellijsten heeft de SP.A-Spiritlijst het meest uitgesproken stedelijke profiel: bijna één op drie (31,3 %) van de kandidaten woont in één van de 17 steden met meer dan 60.000 inwoners. In de twee categorieën van meest landelijke gemeenten, scoren ze met 31,3 procent ver onder de scores van CD&V (44,5 %) en VLD (43,0 %). Van haar 37 burgemeesters nemen er 12 deel aan deze verkiezingen, dit is 32,4% van het totaal aantal SP.A-Spirit-burgemeesters en precies hetzelfde aantal als vorig jaar. Met 44,9% van haar kandidaten die een lokaal mandaat bekleden, is de lokale verankering van de partij duidelijk lager dan CD&V-N-VA en VLD-Vivant. Vlaams Blok Het Vlaams Blok neemt de fakkel over van N-VA als partij met gemiddeld de oudste kandidaten. De gemiddelde leeftijd van haar kandidaten is 46,3 jaar en bijna één op zeven (12,8 %) van de Vlaams Blok kandidaten is ouder dan 60 jaar. Ook dit jaar zijn de Vlaams Blok kandidaten gemiddeld ruim twee jaar ouder dan het algemeen gemiddelde van alle partijen uit - 16 -

het onderzoek. Slechts 34 % van haar kandidaten is jonger dan 40, dit is de laagste score van alle partijen. De gegevens voor 2004 bevestigen het beeld dat het Blok ook weinig vrouwvriendelijk is: slechts één op drie kandidaten op een verkiesbare plaats is een vrouw. Dat is net onder het gemiddelde. Net als in 2003 valt het grote aantal niet-actieven op (22,3%), het gaat dan vooral om thuiswerkenden en gepensioneerden. Frappant voorbeeld is Alexandra Colen, die zich op het aangifteformulier als thuiswerkend liet inschrijven, terwijl ze een meer dan voltijdse functie als parlementslid opgenomen heeft. Opvallend is verder dat bijna de helft van alle gepensioneerde kandidaten opkomt voor het Vlaams Blok. Steeds meer ondernemers bekennen zich tot het Blok andere beroepscategorieën blijven dan weer achter, m.n. ambtenaren en het onderwijzend personeel. De grote aandacht voor het partijapparaat komt hier opnieuw tot uiting in het grote aantal partijmedewerkers op de lijsten. Het stedelijke karakter van het Vlaams Blok blijkt niet enkel uit de analyse van de electorale scores, maar tekent zich ook af in de rekrutering van de kandidaten. Bijna een derde (32,1 %) van de kandidaten komt uit de grootstad, dit is de hoogste score op die van Groen! (met 38,1 %) na. Vermits het Vlaams Blok geen burgemeesters en schepenen in haar rangen heeft, kan ze enkel haar gemeenteraadsleden op de kieslijsten plaatsen, dit doet ze in 41,5% van de gevallen. Als je als gemeenteraadslid op de lijst staat, is de kans wel groot dat je op een verkiesbare plaats terechtkomt. Van de verkiesbare plaatsen van het Vlaams Blok gaan er meer dan 70% naar een lokaal mandataris. VLD-Vivant De gemiddelde leeftijd van de kandidaten van de kartellijst VLD-Vivant is 43,6 jaar. Ze is daarmee de partij met de tweede hoogste gemiddelde leeftijd. Ze ligt echt zeer dicht bij het resultaat van CD&V-N-VA op deze variabele. Na het Vlaams Blok heeft de partij de slechtste score als het gaat om kandidaten in de jongste leeftijdsgroep (12,8 %). Het aantal 60plussers daalde lichtjes in vergelijking met vorig jaar. Het aantal kandidaten onder de 40 bedraagt 40,7% en ligt hiermee duidelijk lager dan het aantal concurrenten van SP.A-Spirit en CD&V- N-VA in deze leeftijdsgroep. De vertegenwoordiging van vrouwen op verkiesbare plaatsen in het liberale kartel is niet beter of minder goed dan in de andere partijen. Wel is het aantal vrouwen op verkiesbare plaatsen beduidend kleiner bij Vivant de VLD scoort nagenoeg gelijk met de SP.A. Met de eerste minister die van een hogere activiteitsgraad een speerpunt van zijn beleid heeft gemaakt, is het niet verwonderlijk dat het kartel de kleinste proportie niet-actieven telt (4.2%). Ook staan er beduidend minder ambtenaren, leraars of werknemers (zowel arbeiders, als bedienden en kaderleden) op de lijsten. Omgekeerd telt VLD-Vivant de grootste proportie ondernemers en vrije beroepen: 30,2%. Ook zet de liberale partij ten volle haar politiek personeel in: zowel gekozenen, kabinetsmedewerkers als partijmedewerkers. Ondanks dit beroepsprofiel komen de VLD-kandidaten in opvallend grote mate uit de kleinere gemeenten (43,0 % uit de gemeenten van minder dan 20.000 inwoners). In dit verband verschilt het profiel van haar kandidaten weinig van dit van de CD&V-kandidaten. Tenslotte is VLD-Vivant de partij die het meeste gebruik maakt van haar burgemeesters in de verkiezingsstrijd, 29 van haar burgemeesters, oftewel 35,4% worden ingeschakeld op de kieslijsten. De lokale verankeringgraad ligt op 53,6%, dus, ongeveer de helft van de kandidaten bekleedt een lokaal mandaat. Dit cijfer is lager dan dat van CD&V-N-VA, maar ligt beduidend hoger dan dat van de andere partijen. - 17 -