BRO-BHR ketentest. Evaluatierapport

Vergelijkbare documenten
Basisregistratie ondergrond (BRO) Uitgiftehandboek

Basisregistratie Ondergrond (BRO) Handleiding voor innameloket Geotechnisch Sondeeronderzoek. Datum 4 juli 2017 Status Versie 1.0

Juliana van Stolberglaan CA Den Haag Postbus AC Den Haag [Handleiding Generieke interface Energielabels.

Release datum: 11 juni 2012

Basisregistratie Ondergrond (BRO) Testen verbinding webservices met SoapUI Booronderzoek. Datum 28 maart 2017 Status Versie 1.0

Generieke interface energielabels

13: Inloop Pauze Afsluiting

Peridos Handleiding uitslagen combinatietest

Temperatuur logger synchronisatie

Dit voorbeeldproject beschrijft het gebruik van web services (open standaarden) voor de ontsluiting van kernregistraties bij de gemeente Den Haag.

Peridos Handleiding Notificaties en uitslagen NIPT

Handleiding ABK Extra - Zoekprofielen

HDN DARTS WEB AUTHENTICATIE

dro - DSI Info voor software leveranciers

Functionaliteit: lvwoz-processor 1. In deze versie worden de opentunnel.extra eigenschappen van berichten correct geretourneerd naar OpenTunnel.

Release notes Inhoud

Topicus Jeugdzorg VVE- UP. Functionele beschrijving

Handleiding voor aansluiten op Digilevering

Functionele en technische meldingen

BRO GMW Ketentest vragen

Gebruikershandleiding. StUF Testplatform Versie 1.3.0

Gebruik van raadpleeg- en downloadservices in GIS desktop software

AANBOD WEBSERVICES LOKET.NL

NHibernate als ORM oplossing

Gebruikershandleiding Add-ons Rioolkaart & Riooltekenen

4orange Connect. 4orange, Hogehilweg CD Amsterdam Zuidoost

Instructie Abonnementsgebied in Bravo SVB-BGT Bravo

Gebruikershandleiding Digimelding BALI - HR

BRO Basisregistratie Ondergrond

Gebruikershandleiding Digimelding voor bronhouders BAG

0.1 LVBAG Bevragen Productbeschrijving. versie 1.0. Datum. 10 augustus Document versie. 1.0 ConceptICT Services Keten RZDirectie IT

Productspecificatie DKK in PDOK

Handmatige Instellingen Exchange Online. Nokia E51 Symbian S60 Smartphone

M16842 Kan geen beveiligingsrollen selecteren bij het aanmaken van een nieuwe gebruiker

Wat is nieuw in deze handleiding: Dit is een nieuwe handleiding welke nieuwe functies beschrijft.

Technisch Ontwerp W e b s i t e W O S I

Ligt uw uitdaging in het aansluiten op de voorzieningen en de distributie van basisgegevens?

VERA. Best practice Bulk Data. Datum: Status: Definitief. Stichting VERA Veenendaal

Handleiding gebruik Citymail

Productbeschrijving DKK

GeoKey en Catalog Services

Gebruikershandleiding VGN-Portal

Met een LightSwitch applicatie een OData service uit de Windows Azure Marketplace consumeren

Sparse columns in SQL server 2008

Stappenplan koppeling AFAS - Kwaliteitscholen

Releasebeschrijving e-former versie 7.0

HANDLEIDING SMTP DIENST BEDRIJVENWEB NEDERLAND B.V.

Handleiding inlezen Obsurv WFS / WMS in QGIS

Implementatie NEN-EN-ISO in uw werkproces

Technische Documentatie TaxatieVoertuig A2SP 2015

URENREGISTRATIEMODULE

INSPIRE dataprovider: en wat nu? Deel II. Introductie INSPIRE vereisten. Michel Grothe, Geonovum 24 januari 2013, Amersfoort

1 Algemeen Inloggen in Basecone Aanleveren van documenten Commentaar toevoegen aan documenten Autoriseren...

HANDLEIDING DIENSTEN IN GIS DESKTOP

Basisregistratie Ondergrond (BRO) Handleiding voor aansluiten op webservices. Datum 13 januari 2017 Status Versie 1.0

Handleiding PDOK gebruik ten behoeve van Afnemers

RIAXION DOSSIER HANDLEIDING

Handleiding Order2Cash

Importeren van grids uit de WADI database

Praktijkrichtlijn IMBRO

Fristads Kansas Benelux. KWS Handleiding voor kledingdragers Connexxion

Releasenotes Vabi Assets Energie release 6.40

Gebruikshandleiding Vastgoedscanner

Technische nota AbiFire Rapporten maken via ODBC

Basisregistratie ondergrond (BRO) Uitgiftehandboek

Workshop 6: aan de slag met leuke dingen in Atlas

Alvorens u artikel gegevens aan GS1 Das kunt aanbieden dient u te beschikken over:

Handmatige Instellingen Exchange Online. Nokia E61i Symbian S60 Smartphone

Handleiding Mooy Logistics Servicedesk

Gebruikershandleiding scannen personeelsdossiers (PaXS)

Releasenotes Vabi Assets Energie 6.41

Handleiding. Serviceportal. Versie 1.3 Datum

Trainingsmateriaal Osiris 6. Admission Office International Office

Technisch ontwerp. Projectteam 6. Project "Web Essentials" 02 april Versie 2.1.0

Voorstel contactmoment

Release notes:

OndergrondTool. Handleiding

Start BRO-systeem Grondwatermonitoringput per 4 juli 2017

LEGIONELLA DOSSIER Handleiding

Releasenotes SCOL release September 2012

De complete oplossing voor uw kadastrale informatievoorziening.

In deze release notes vindt u informatie omtrent de aanpassingen in de software in Product Update 396 ten opzichte van voorgaande releases.

Gebruikershandleiding

M7537 In de database opgeslagen documenten opslaan op locatie

Gebruikershandleiding bezwaar en beroep applicatie

Nieuw in versie P&A Group

Het Klantenportaal in detail

Handleiding planner. Handleiding RoosterPlaats pagina 1

Installatiehandleiding Business Assistent

Technische documentatie Tellerstand dienst (OKR) AFS 6.1

Basisregistratie ondergrond (BRO) Innamehandboek

MA!N Rapportages en Analyses

TaskCentre Web Service Connector: Creëren van requests in Synergy Enterprise

MatrixKozijn OrderRegistratie 3.2 SP2 Build 509

Handleiding. WMS webservice Kadastrale Gemeentegrenzen (KADGEM) Versie 1.0

Cliënten handleiding PwC Client Portal

Handleiding Portaal. Digipoort. Versie Datum 25 januari 2012

CIVISION OPERATIONELE OVERZICHTEN

Maak het betrouwbaar houden van het Digitaal KlantDossier mogelijk

Transcriptie:

BRO-BHR ketentest Evaluatierapport BRO-GMW ketentest Evaluatierapport Projectnaam BRO GMW ketentest Datum 15 mei 2017 Project ID BRO-002 Project Sponsor IenM Status Definitief Projectmanager Boris van Luipen

INHOUDSOPGAVE INHOUDSOPGAVE... 2 1 INTRODUCTIE... 3 1.1 AANLEIDING... 3 1.2 DOELSTELLING... 3 1.3 AANPAK KETENTEST... 4 1.4 LEESWIJZER... 4 2 OPZET KETENTEST... 5 2.1 TECHNISCHE EVALUATIE UITGIFTE WEB SERVICE... 5 2.2 IMPLEMENTATIE EN EVALUATIE SELECTIEWENSEN... 6 2.3 ACTIVITEITEN TECHNISCHE EVALUATIE... 6 3 BEVINDINGEN... 8 3.1 OPZET TESTOMGEVING... 8 3.2 TECHNISCHE EVALUATIE UITGIFTE SERVICES... 9 3.3 AANPASSINGEN GEOLINQ... 12 3.4 SELECTIEWENSEN VAN DE CONSORTIA... 12 3.5 IMPLEMENTATIE SELECTIEWENSEN VAN DE CONSORTIA... 15 3.6 EVALUATIE SELECTIES DOOR DE CONSORTIA... 21 4 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN... 22 4.1 CONCLUSIES OP BASIS VAN DE TECHNISCHE EVALUATIE... 22 4.2 CONCLUSIES OP BASIS VAN DE SELECTIEWENSEN VAN DE CONSORTIA... 22 4.3 AANBEVELINGEN... 22 2 / 23

1 INTRODUCTIE 1.1 Aanleiding In de basisregistratie ondergrond (BRO) worden een aantal typen gegevens geregistreerd, de registratieobjecten. Een van deze registratieobjecten is het booronderzoek. Er bestaat een scala aan booronderzoeken. In deze context worden de boormonsterbeschrijvingen en bodemkundige booronderzoeken als scope gezien (BHR-P). In de vervolgtekst van de document wordt voor de eenvoud BHR gebruikt. Iedereen kan gegevens opvragen uit de registratie ondergrond en kan daarbij kiezen uit twee mogelijkheden, via DINOloket of via een uitgifte web service. De gebruiker, die via de web-service gegevens opvraagt, krijgt de gegevens onmiddellijk geleverd. Het gebruik van de web-service vereist wel de juiste software om de web-service als gebruiker te kunnen aanroepen. Tevens moet de gebruiker zich als data-afnemer bij de BRO registreren. Opvragen van gegevens via de uitgifte web-service moet snel, betrouwbaar en elementair zijn. Elementair betekent dat er voor ieder type registratieobject een aparte web-service is. Wil men gegevens van meer dan één type opvragen, dan moeten verschillende web-services gebruikt worden. Verder heeft de gebruiker beperkte keuzevrijheid. De gebruiker kan of alle gegevens van een enkel registratieobject opvragen of een beperkte selectie van gegevens van een aantal registratieobjecten tegelijk. De huidige implementatie van de BHR basisregistratie ondersteunt de volgende twee uitgifte webservices op basis van vraag- en antwoordberichten: Opvragen van kerngegevens van meerdere booronderzoeken Opvragen alle gegevens één booronderzoek IntellinQ is de technology provider voor de twee consortia GasUnie en Flevoland voor de ketentest BHR-P in de rol van afnemer/it partij in de informatieketen met gebruikmaking van de uitgifte web-services. 1.2 Doelstelling De doelstelling van de ketentest is de evaluatie de twee afname WSDL services van de BHR registratie vanuit gebruikersperspectief. De evaluatie bestaat uit een technische evaluatie en een functionele evaluatie. Bij de technische evaluatie wordt beoordeeld in hoeverre de BHR gegevens via de WSDL koppeling te benaderen zijn vanuit een cliënt omgeving van de afnemer. De technische evaluatie zal door IntellinQ als technology provider worden uitgevoerd. De functionele evaluatie richt zich op de beoordeling van WSDL services op basis van de functionele eisen die in de ketentest betrokken afnemers stellen aan het benaderen van de BHR gegevens. De consortia GasUnie en Flevoland zullen als eindgebruiker de functionele evaluatie uitvoeren. 3 / 23

1.3 Aanpak ketentest IntellinQ maakt onderdeel uit van de ketentest BHR-P als technology provider vanwege haar GeolinQ platform, kennis met betrekking tot datamanagement en ervaring met een eerdere BRO ketentest voor de grondwatermonitoringputten (BRO-GMW). IntellinQ heeft een datamanagement applicatie genaamd GeolinQ ontwikkeld voor het beheren en combineren van ruimtelijke informatie vanuit verschillende bronnen. In GeolinQ worden de BRK, BAG, WOZ en NHR op generieke wijze ontsloten door het genereren van het datamodel op basis van de datastructuur van de bron. Op basis van het genereerde datamodel kunnen gegevens uit de verschillende registraties worden gekoppeld door middel van views en vervolgens als services naar de eindgebruikers worden gedistribueerd. Binnen de ketentest BRO-BHR wordt hetzelfde doel nagestreefd als voor de BRO-GMW. Met een generieke WSDL interface wordt binnen GeolinQ het datamodel gegenereerd en beschikbaar gesteld aan de afnemer. Binnen GeolinQ kan de eindgebruiker de gegevens combineren, visualiseren en beschikbaar stellen als services. Voor de twee consortia GasUnie en Flevoland worden in GeolinQ selecties van gegevens gemaakt door IntellinQ uit het BHR datamodel op grond van de wensen van het betreffende consortium. Het datamodel van de BRO-BHR en de gevraagde selecties worden via een testomgeving aan de consortia ter beschikking gesteld. De twee consortia rapporteren in hoeverre het datamodel en de selecties aan de functionele eisen van de consortia voldoet. IntellinQ rapporteert de bevindingen van de technische evaluatie van de BRO-BHR. 1.4 Leeswijzer In dit deelrapport worden de bevindingen van de technische evaluatie, die uitgevoerd worden door IntellinQ, beschreven. In hoofdstuk 2 wordt de opzet van ketentest beschreven doormiddel van onderzoeksvragen en activiteiten om deze onderzoekvragen te beantwoorden. In hoofdstuk 3 worden de bevindingen van de technische evaluatie beschreven. Tenslotte volgen in het laatste hoofdstuk de conclusies en aanbevelingen. 4 / 23

2 OPZET KETENTEST De opzet van de ketentest omvat de technische evaluatie zoals uitgevoerd door IntellinQ. De technische evaluatie valt in twee onderdelen uiteen: Technische evaluatie van uitgifte web-services Defintie, implementatie en evaluatie van de selectiewensen van de GasUnie en Flevoland consortia als eindgebruikers 2.1 Technische evaluatie uitgifte web service De technische evaluatie van de uitgifte web-services richt zich op het testen van de twee web-services waarbij de volgende vragen beantwoord dienen te worden: 1. In hoeverre is het mogelijk om op basis van de WSDL XSD het BHR datamodel te genereren in GeolinQ voor de opslag van de BHR gegevens? 2. In hoeverre is het mogelijk om op basis van de WSDL met de SOAP services te communiceren? 2.1. Kunnen kerngegevens van de booronderzoeken via de WSDL interface worden benaderd en lokaal worden opgeslagen in GeolinQ? 2.2. Kunnen gegevens van één booronderzoek inclusief de monsters via de WSDL interface worden benaderd en lokaal worden opgeslagen in GeolinQ? 2.3. In hoeverre kunnen de BHR gegevens worden bijgewerkt met updates via de WSDL interface? 2.4. In hoeverre kunnen de twee interfaces worden geïntegreerd? 2.5. Wat is de snelheid van de WSDL interface bij het ophalen van een volledig booronderzoek op basis van ID en bij het ophalen van een verzameling booronderzoeken op basis van een zoekvraag? IntellinQ gebruikt het GeolinQ platform om deze technische evaluatie uit te voeren. De twee BHR WSDL interfaces worden met GeolinQ gekoppeld door middel van een generieke WSDL databron. De generieke WSDL databron genereert in GeolinQ een datamodel op basis van de XSD van de WSDL-koppeling. Hiermee wordt geëvalueerd in hoeverre het datamodel automatisch gegenereerd kan worden op basis van WSDL interfaces en wordt de eerste hoofdvraag beantwoord. Na het genereren van het datamodel kunnen de WSDL interfaces worden bevraagd om de vervolg vragen te beantwoorden. GeolinQ biedt de mogelijkheid om de individuele WSDL interfaces te bevragen en de opgevraagde gegevens lokaal op te slaan (harvesten) in het gegenereerde datamodel. Voor de beantwoording van vraag 2.1 en 2.2 worden beide services aangeroepen en de resultaten in het model opgeslagen. Binnen GeolinQ is het mogelijk om de web-services aan elkaar te koppelen om de details en boormonsters van een verzameling van booronderzoeken op te slaan. Eerst wordt door het aanmaken van request berichten in GeolinQ de web-service voor het zoeken naar booronderzoeken met kerngegevens bevraagd. Dit levert een lijst van booronderzoeken op. Vervolgens wordt automatisch voor elk gevonden booronderzoek de web-service voor het ophalen van de gegevens en/of historische gegevens bevraagd. Op deze manier kan in één transactie een verzameling van booronderzoeken inclusief actuele en/of historische gegevens via de uitgifte web-service van de BRO opgehaald (geharvest) worden en in GeolinQ worden opgeslagen. Het koppelen van de services en het lokaal opslaan van de resultaten levert de antwoorden op de vragen 2.3 en 2.4. 5 / 23

De snelheid betreffende vraag 2.5 wordt gemeten door de interfaces te bevragen voor één enkel booronderzoek en voor een groot aantal onderzoeken. In het geval van het opvragen van een enkel booronderzoek wordt duidelijk wat de Round Trip Times (RTT) van de WSDL interfaces zijn. Bij het ophalen van meerdere booronderzoeken wordt duidelijk wat de extra tijd is per extra opgevraagd booronderzoek. 2.2 Implementatie en evaluatie selectiewensen De implementatie en evaluatie van selectiewensen van de consortia GasUnie en Flevoland zijn maatgevend in hoeverre de BHR services voldoen aan de informatievragen van de eindgebruiker. 3. Wat zijn selectiewensen of informatievragen van de consortia GasUnie en Flevoland? 4. Kunnen de selectiewensen van de consortia GasUnie en Flevoland worden geïmplementeerd in GeolinQ? 4.1. Volstaat de functionaliteit geboden door GeolinQ om de selecties te implementeren? 4.2. Volstaat de functionaliteit geboden door de BHR WSDLinterface om de selecties te implementeren? 5. Voldoen de geïmplementeerde selecties van de consortia GasUnie en Flevoland aan de wensen van de consortia? IntellinQ inventariseert de selectiewensen van de consortia GasUnie en Flevoland om vraag 3 te beantwoorden. Aan de selectiewensen liggen informatievragen ten grondslag om een bepaalde use-case van de eindgebruiker te implementeren. De consortia GasUnie en Flevoland stellen de selectiewensen op. Vraag 4 geeft antwoord in hoeverre de selectiewensen geïmplementeerd kunnen worden in GeolinQ op basis van de WSDL interfaces voor de BHR services. Het is daarbij van belang vast te stellen in gevallen dat selectiewensen niet kunnen worden geïmplementeerd of de oorzaak bij het GeolinQ platform (4.1) dan wel bij de BHR WSDL interfaces ligt. Tenslotte wordt in antwoord op vraag 5 geverifieerd of de geïmplementeerde selecties ook daadwerkelijk voldoen aan de verwachtingen van de eindgebruiker. 2.3 Activiteiten technische evaluatie Analyse datamodel en WSDL interface Analyse van de twee WSDL interfaces inclusief de bijbehorende datamodellen en het testen van de services aan de huidige generieke WDSL datasource om de BHR interfaces te ontsluiten. Bepalen welke bevindingen gerelateerd zijn aan de TNO WSDL service Aanpassen WSDL interface GeolinQ Doorontwikkeling van de generieke WDSL datasource (welke is geïnitieerd in de ontwikkeling voor BRO-GMW) op basis van de bevindingen en het inrichten van de web-based GeolinQ testomgeving. Inventariseren van selectiewensen consortia Vaststellen van de selectiewensen voor de consortia GasUnie en Flevoland Realiseren van selectiewensen consortia Configuratie op basis van de wensen van Gasunie en Flevoland vanuit behoefte raadplegen van BRO-BHR 6 / 23

Evalueren selectiewensen consortia Evaluatie van de twee BHR WDSL interfaces en het ontsluiten van de BHR gegevens vanuit GeolinQ naar eindgebruikers. De bevindingen en aanbevelingen van de ketentest worden vastgelegd in een rapportage. 7 / 23

3 BEVINDINGEN Dit hoofdstuk beschrijft de bevindingen van de technische evaluatie van de uitgifte web service en de implementatie en evaluatie van de selectiewensen van de twee consortia. De bevindingen kunnen worden beschouwd als de antwoorden op de onderzoeksvragen zoals gedefinieerd in hoofdstuk 2. Verder wordt een korte toelichting gegeven op de opzet van de testomgeving en de aanpassingen die in GeolinQ zijn gemaakt ten behoeve van de ketentest. 3.1 Opzet testomgeving De resultaten en implementaties van de selecties zijn beschikbaar in een testomgeving, die via https://bro-bhr.geolinq.nl beschikbaar is gesteld tot 1 juni 2017. Lezers van dit evaluatierapport kunnen inloggen met: Gebruikersnaam: bro Wachtwoord: Bro2017! In de testomgeving zijn meerdere databronnen beschikbaar waarin de selecties zijn vastgelegd. Deze databronnen zullen worden genoemd in paragraaf 3.5 waarin de implementatie van de selectiewensen wordt besproken. Elke databron bestaat uit onder andere datasets en klasse definities. De datasets bevatten de gegevens en de klasse definities beschrijven de structuur van de gegevens in de datasets. De configuratie van de twee BRO-BHR interfaces is beschikbaar onder de tab interfaces. 8 / 23

Verdere informatie over de testomgeving is beschikbaar in de handleiding op https://support.geolinq.nl/nl/manual/. 3.2 Technische evaluatie uitgifte services In de technische evaluatie wordt getracht met generieke functionaliteit de WSDL services uit te vragen zonder BRO-BHR specifieke programmatuur te ontwikkelen. In de technische evaluatie de volgende stappen doorlopen: Genereren van het datamodel in GeolinQ op basis van de WSDL en de onderliggende XSD s. Koppelen van de twee WSDL interfaces aan het datamodel voor het ophalen van de SOAP requests en het wegschrijven van de responses. Het aanmaken van de requests voor elke interface en het bevragen van de WSDL interfaces. Het cascaderen van de twee interfaces door eerst onderzoeken op te vragen voor een bepaald gebied en daarna de gegevens per onderzoek uit te vragen. Aan de hand van de technische evaluatie zijn de volgende onderzoeksvragen uit paragraaf 2.1 beantwoord. 1. In hoeverre is het mogelijk om op basis van de WSDL XSD het BHR datamodel te genereren in GeolinQ voor de opslag van de BHR gegevens? Het is mogelijk om op basis van de WSDL en de onderliggende XSD s het datamodel te genereren. Het gegenereerde model valt uiteen in 64 klasse definities en 61 datasets en heeft een vergelijkbare opbouw als het BRO-GMW model. Het model heeft datasets en klasse definities voor de requests, de responses en de registratieobjecten zelf. Het datamodel is consistent opgezet, maar maakt gebruik van een AnyType field result in het BoreholeSampleDescriptionType waar het veld result is gedefinieerd in de onderliggende klasse OM_ObservationType. In dit generieke result veld komt de DescriptiveBoreholeLogType voor met een gedetailleerde beschrijving van de sample. Het DescriptiveBoreholeLogType wordt volledig on- 9 / 23

dersteund door de XSD en zou kunnen worden geïnterpreteerd. Beter is om in plaats van een Any- Type een overervingsconstructie of een choice sequence te gebruiken om meerdere typen aan een veld toe te kennen. Het datamodel is gefragmenteerd door de vele verschillende typen voor geometrie (Standardized- LocationType, AreaType, CircleType, DeliveredLocationType), datum (DatePeriodType, PartialDate- Type) etc, maar dit is eenvoudig te ondervangen door het samenvoegen van attributen van relevante datasets in views. Verder zal GeolinQ worden uitgebreid met een view waarin referenties uitgeklapt kunnen worden (zie paragraaf 3.3). Tenslotte is een aandachtspunt dat de beschrijvingen (documentatie) in de XSD s van de typen en attributen ontbreken. 2. In hoeverre is het mogelijk om op basis van de WSDL met de SOAP services te communiceren? De gegevens voor de booronderzoeken zijn uit te vragen via de twee SOAP services van de WSDL. De SOAP services zijn bereikbaar via een SSL certificaat en gebruikernaam/wachtwoord combinatie. De foutmeldingen van de twee SOAP interfaces zijn helder en begrijpelijk. 2.1. Kunnen kerngegevens van de booronderzoeken via de WSDL interface worden benaderd en lokaal worden opgeslagen in GeolinQ? De dispatchcharacteristics interface wordt aangestuurd met het DC_RequestType XML type waarmee filter criteria kunnen worden opgegeven met het FilterCriteriaSetBHRType XML type. Het FilterCriteriaSetBHRType heeft een verplicht zoekgebied dat alleen in ETRS89 met een vaste AXIS order werkt. De ondersteuning van meerdere coördinatensystemen en geometrieën voor de definitie van het zoekgebied zou een goede verbetering zijn. De kerngegevens booronderzoeken kunnen met de dispatchcharacteristics interface in GeolinQ opgehaald worden, maar de interface heeft een limiet van maximaal 2000 booronderzoeken per request. Er is geen pagineringsmechanisme voor de dispatchcharacteristics interface geïmplementeerd om met meerdere requests booronderzoeken op te halen. Verder is het ook niet mogelijk om vast te stellen hoeveel onderzoeken binnen een bepaald gebied liggen om de limiet van 2000 booronderzoeken te omzeilen. 2.2. Kunnen gegevens van één booronderzoek inclusief de monsters via de WSDL interface worden benaderd en lokaal worden opgeslagen in GeolinQ? Gedetailleerde informatie over een booronderzoek kan worden uitgevraagd met de dispatchobject interface op basis van een broid (DO_RequestType). De gegevens van de booronderzoek worden teruggeven in BHRObjectType dataset welke is afgeleid van BoreholeResearchType dataset. De BoreholeReseachType refereert via het boring, sitecharacteristic en boreholesample- Description attribuut naar de boring (BoringType), het terrein (SiteCharacteristicType) en het monster (BoreholeSampleDescriptionType) van het booronderzoek. Zoals eerder opgemerkt is er een AnyType veld result in het BoreholeSampleDescriptionType waar het veld result is gedefinieerd in de onderliggende klasse OM_ObservationType. GeolinQ kan standaard niet overweg met een AnyType field en presenteert DescriptiveBoreholeLogType XML als een tekst veld. GeolinQ is hiervoor aangepast zodat GeolinQ wel het result veld in het 10 / 23

BoreholeSampleDescriptionType interpreteerd. Als GeolinQ de DescriptiveBoreholeLogType XML Type wel deel uit lijkt te maken van het datamodel. Het DescriptiveBoreholeLogType wordt niet beschreven in het document waarin de koppelvlakken zijn gedefinieerd: via een de aanpassing wel interpreteert gaat dit foutloos waarmee het DescriptiveBoreholeLog- https://www.broinfo.nl/sites/www.broinfo.nl/files/broinfo_koppelvlakbeschrijving_bhr- P_Uitgifteservice_v0.7_20170313.pdf 2.3. In hoeverre kunnen de BHR gegevens worden bijgewerkt met updates via de WSDL interface? Het ophalen van gewijzigde onderzoeken binnen een tijdsinterval wordt niet expliciet door de dispatchcharacteristics interface ondersteund. Wel kunnen er intervallen voor boringen, registratie en correctie worden opgegeven, maar de vraag rijst in hoeverre hiermee de gewijzigde onderzoeken kunnen worden opgehaald. Het binnenhalen van wijzigingen is zinvol om bestaande lokale booronderzoeken bij te werken met updates in plaats van alle onderzoeken weer opnieuw op te halen. In het datamodel zijn historische gegevens beschikbaar in het RegistratieHistoryType en zijn onderdeel van het BHRObjectType. Het RegistratieHistoryType geeft de registratiestatus en een aantal datumvelden voor tijdstip van registratie etc. Er wordt geen historie van de onderzoekgegevens vastgehouden. 2.4. In hoeverre kunnen de twee interfaces worden geïntegreerd? De twee interfaces kunnen eenvoudig worden geïntegreerd door met dispatchcharacteristics interface eerste de kerngegevens van de booronderzoeken op te halen met op basis van een zoekgebied en een aanvullend criterium. Vervolgens kunnen dan de volledige gegevens per booronderzoek opgehaald worden op basis van het broid met de interface dispatchobject. In de testomgeving wordt door middel van een view de broid s uit de BHRCharacteristicsType dataset als weer als request (DO_Request) aan de dispatchobject interface aangeboden. 2.5. Wat is de snelheid van de WSDL interface bij het ophalen van een put op basis van ID en bij het ophalen van een verzameling van putten op basis van een zoekvraag? De performance van de twee interfaces is afzonderlijk gemeten. De testen zijn meerdere malen uitgevoerd en de resultaten zijn beschreven in tabel 1. Interface Snelheid Opmerkingen dispatchcharacteristics 3-50 seconden Er worden 189 onderzoeken opgehaald dispatchobject 0.5-1 seconde Er wordt één volledig onderzoek opgehaald Tabel 1 De snelheden van de WSDL interfaces Opvallend is de hoge spreiding van 3-50 second voor dispatchcharacteristics interface, waarbij de uitschieter van de 50 seconden alleen bij de eerste test voorkwam. Verder lagen de tijden tussen de 3 en 6 seconden. 11 / 23

Tenslotte is er ook een performancetest uitgevoerd, waarbij de kerngegevens van 189 booronderzoeken zijn opgehaald met dispatchcharacteristics interface en deze 189 boorzoeken elk apart zijn opgehaald met dispatchobject interface. Dit waren dus in totaal 1 + 189 = 190 aanroepen, waarbij de 190 aanroepen binnen 95 seconden zijn verwerkt. De gemiddelde duur van een aanroep is 95s / 190 = 500 ms. De duur van de aanroep is even lang zelfs als ook de verwerkingstijd van gegevens in GeolinQ is meegerekend. 3.3 Aanpassingen GeolinQ Er zijn twee aanpassingen doorgevoerd in GeolinQ om de ketentest te kunnen faciliteren: Interpretatie van het AnyType veld in BoreholeSampleDescriptionType om het Descriptive- BoreholeLogType te kunnen parsen. Attributeview waarbij de referenties van attributen kunnen worden uit- en ingeklapt 3.4 Selectiewensen van de consortia 3. Wat zijn selectiewensen of informatievragen van de consortia GasUnie en Flevoland? De selectiewensen van het consortium Flevoland zijn: F1 Locaties van de boormonsterbeschrijvingen op het beeldscherm zichtbaar maken in de kaart van Nederland. F2 Geografische selectie van boorlocaties door het trekken van een rechthoek of door het definiëren van de rechthoek met min-max X- en Y-coördinaten. a b High light de geselecteerde locaties op het scherm Toon in een pop up box een lijst met X- en Y-coordinaten, datum, boordiepte en IMBRO of IMBRO/A kwaliteit (qualityregime) van de geselecteerde boormonsterbeschrijvingen. c Bied een keuze aan om de lijst te exporteren. F3 Geografische selectie van boorlocaties op basis van een beschikbare polygoon (bijvoorbeeld provinciegrens). a High light de geselecteerde locaties op het scherm b Bied een keuze aan om de complete boormonsterbeschrijving van de geselecteerde boringen te kunnen exporteren F4 Maak selecteren op datum mogelijk (bijvoorbeeld boormonsterbeschrijvingen uit de periode 01-01-2010 30-04-2015). a High light de geselecteerde locaties op het scherm b Bied een keuze aan om de complete boormonsterbeschrijving van de geselecteerde boringen te exporteren F5 Selecteer met de muis één boring. a High light de geselecteerde locatie b Toon in een pop up box een lijst met X- en Y-coordinaten, datum, boordiepte en IMBRO of IMBRO/A kwaliteit (qualityregime) van de geselecteerde boormonsterbeschrijvingen c Breid bovenstaande lijst uit met de gegevens uit entiteit SoilClassification F6 Combinatie van selecties: Geografisch selectie (zoals onder 2) gevolgd door selectie op kenmerken van bodemlagen. Bijvoorbeeld: Selecteer de locaties met veenlagen in het profiel (peattype is not null in entiteit SoilType) a b High light de geselecteerde locaties op het scherm Bied een keuze aan om de complete boormonsterbeschrijving van de geselecteerde boringen te exporteren F7 Zelf selectie vraag samenstellen: mogelijkheid om boormonsterbeschrijvingen te selecteren op basis van zelf (interactief) te kiezen kenmerken en waarden daarvan uit de entiteit soilclassification. 12 / 23

Daarnaast de wens voor een aantal generieke opties die voor alle selecties mogelijk moeten zijn: F8 Geselecteerde locaties high-lighten F9 Mogelijkheid om meta informatie boring te tonen (zoals bij F2b en F5b) en om deze te exporteren F10 Mogelijkheid om volledige boormonsterbeschrijving te exporteren (zoals bij F3b en F4b) De selectiewensen van het consortium GasUnie zijn: G1 Locaties van de boormonsterbeschrijvingen op het beeldscherm zichtbaar maken voor Gasunie leidingtracés. G2 Geografische selectie van boorlocaties door het trekken van een polygoon over een Gasunietracé. G3 Geografische selectie van boorlocaties op basis van een beschikbare polygoon (bijvoorbeeld een contour van een routekaart bv A665-KC-007 met een breedte van circa 50 m). G4 Toon lijst met X- en Y-coordinaat (en indien mogelijk Z-coordinaat, datum, boordiepte en IMBRO of IMBRO/A kwaliteit van de geselecteerde boormonsterbeschrijvingen. G5 Selecteer de complete boormonsterbeschrijvingen die binnen het doelgebied liggen en toon resultaat door middel van getekende boorprofielen conform NEN5104 beschrijving. G6 Selecteer de complete boormonsterbeschrijvingen die binnen het doelgebied liggen en toon resultaat door middel van getekende boorprofielen conform Stiboka beschrijving. G7 Toon lengteprofiel met de boringen als getekende boorprofielen conform NEN5104 en STIBOKA voor een routekaart zoals A665-KC-007. (eventueel aanvullend in Gasunie-codering in overleg met Gasunie) G8 Selecteer binnen het tracé Beuningen Odiliapeel de boringen waarvan de bovenste bodemlaag (laag nr 1) dikker is dan 40 cm. 13 / 23

G9 Selecteer binnen het tracé Beuningen Odiliapeel alle boringen met veen in het boorprofiel. veen G10 Selecteer binnen het tracé Beuningen Odiliapeel de boringen met een Gemiddeld hoogste grondwaterspiegel (GHG) kleiner dan 0,40 m -mv GHG < 0,40 m G11 Selecteer binnen het tracé Beuningen Odiliapeel alle boringen waarvan tussenafstand tussen de boringen groter is dan 50 m. Afstand groter dan 50 m G12 Selecteer binnen het tracé Beuningen Odiliapeel alle boringen met een Gemiddeld hoogste grondwaterspiegel (GHG) groter dan 0,50 m -mv en met zand in het boorprofiel vanaf minimaal 0,30 m -mv tot 1,00 m mv. 14 / 23

0,30 m > 0,40 m GHG zand De bovenste 0,30 m mag elke grondsoort zijn. Vanaf een diepte van 0,30 m dient het profiel uit zand te bestaan van minimaal 0,30 tot 1,00 m mv. 3.5 Implementatie selectiewensen van de consortia 4. Kunnen de selectiewensen van de consortia GasUnie en Flevoland worden geïmplementeerd in GeolinQ? F1 Locaties van de boormonsterbeschrijvingen op het beeldscherm zichtbaar maken in de kaart van Nederland. De dispatchcharacteristics interface heeft een limiet van 2000 features en biedt geen optie voor paginering om alle booronderzoeken voor heel Nederland op te halen. GeolinQ kan op basis van AHN tiles de boormonsters voor elke afzonder tile ophalen zolang het aantal features per tile onder de 2000 features blijft. Selectie van AHN-tiles via WFS is gerealiseerd in de databron AHN-Tiles Nederland in de testomgeving. De AHN-tiles zijn opgeslagen in dataset ahn1:ahn1_bladindex. Overzicht van boringen op basis van de AHN-tiles is gerealiseerd in de databron Overzicht Nederland in de testomgeving. De views AreaType, FilterCriteriaSetBHRType en DO_Request zijn opgenomen om de dispatchcharacteristics voor elke AHN tile te bevragen. In de dataset BHRCharacteristicsType is voor de ketentest een deel van Nederland opgehaald met behulp van de AHN-tiles. F2 Geografische selectie van boorlocaties door het trekken van een rechthoek of door het definieren van de rechthoek met min-max X- en Y-coördinaten. De dispatchcharacteristics interface ondersteunt gebiedselecties voor rechthoeken zolang deze rechthoeken niet gedraaid zijn. a High light de geselecteerde locaties op het scherm Na het inladen via de dispatchcharacteristics interface kunnen in GeolinQ de boormonsters op het scherm worden getoond. b Toon in een pop up box een lijst met X- en Y-coordinaten, datum, boordiepte en IMBRO of IMBRO/A kwaliteit (qualityregime) van de geselecteerde boormonsterbeschrijvingen. De XY coördinaten kunnen niet in GeolinQ in een lijst worden getoond, maar de locaties worden wel op de kaart getoond. Deze gegevens kunnen zowel uit het overzicht, maar ook uit de details gehaald worden. 15 / 23

Voor het overzicht kan de databron Overzicht Flevoland met de dataset BHROverview worden geraadpleegd. Voor volledig ingeladen onderzoeken kan de databron Selectie Flevoland met dataset BHROverview worden geraadpleegd. c Bied een keuze aan om de lijst te exporteren. De lijst kan in XML, GML en Shape met GeolinQ worden geëxporteerd. F3 Geografische selectie van boorlocaties op basis van een beschikbare polygoon (bijvoorbeeld provinciegrens). Polygonen worden niet ondersteund door de dispatchcharacteristics interface. In de databron Overzicht Flevoland kunnen de datasets AreaType en BHRCharacteristics- Type worden bekeken met de kaart Flevoland. a High light de geselecteerde locaties op het scherm Na het inladen kunnen in GeolinQ de boormonsters met dataset BHRCharacteristicsType op het scherm worden getoond. b Bied een keuze aan om de complete boormonsterbeschrijving van de geselecteerde boringen te kunnen exporteren Na het volledig inladen van de boormonsters via de dispatchobject interface kunnen één of meer complete boormonsterbeschrijvingen in XML worden geëxporteerd. GML en Shape kunnen de complexiteit van complete boormonsterbeschrijvingen niet aan. Gebruik hiervoor de databron BRO-BHR Flevoland en Selectie Flevoland. In de databron Selectie Flevoland kan met de dataset BHRFeatures een compleet booronderzoek in XML geëxporteerd worden. F4 Maak selecteren op datum mogelijk (bijvoorbeeld boormonsterbeschrijvingen uit de periode 01-01-2010 30-04-2015). Selectie op datum is mogelijk met de dispatchcharacteristics interface, maar een zoekgebied is verplicht. Resultaten van de dataselectie zijn te vinden in de databron Overzicht datumselectie in de datasets DatePeriodType, FilterCriteriaSetBHRType en BHRCharacteristicsType. a High light de geselecteerde locaties op het scherm Na het inladen kunnen in GeolinQ de boormonsters met dataset BHRCharacteristicsType op het scherm worden getoond. b Bied een keuze aan om de complete boormonsterbeschrijving van de geselecteerde boringen te exporteren Na het volledig inladen van de boormonsters via de dispatchobject interface kunnen één of meer complete boormonsterbeschrijvingen in XML worden geëxporteerd. GML en Shape kunnen de complexiteit van complete boormonsterbeschrijvingen niet aan. Gebruik hiervoor de databron BRO-BHR Flevoland en Selectie Flevoland. In de databron Selectie Flevoland kan met de dataset BHRFeatures een compleet booronderzoek in XML geëxporteerd worden. F5 Selecteer met de muis één boring Na het inladen van de boringen in de databron BRO-BHR Flevoland kunnen in de databron Overzicht Flevoland in de dataset BHRFeatures de boringen worden geselecteerd. a High light de geselecteerde locatie 16 / 23

Bij selectie uit de lijst in de dataset BHRFeatures zoomt de kaart naar de locatie en kunnen de referenties in de boring worden uitgeklapt. b Toon in een pop up box een lijst met X- en Y-coordinaten, datum, boordiepte en IMBRO of IMBRO/A kwaliteit (qualityregime) van de geselecteerde boormonsterbeschrijvingen Bovenstaande selectie is gerealiseerd in de dataset BHROverview voor de databron Selectie Flevoland of Overzicht Flevoland. c Breid bovenstaande lijst uit met de gegevens uit entiteit SoilClassification De entiteit SoilClassification is alleen beschikbaar als het volledige booronderzoek wordt opgehaald. Bovenstaande selectie is gerealiseerd in de dataset BHRSoilClassificationOverview voor de databron Selectie Flevoland. F6 Combinatie van selecties: Geografisch selectie (zoals onder 2) gevolgd door selectie op kenmerken van bodemlagen. Bijvoorbeeld: Selecteer de locaties met veenlagen in het profiel (peattype is not null in entiteit SoilType) Lagen kunnen niet doorzocht worden met de dispatchcharacteristics interface Lagen binnen GeolinQ kunnen alleen worden doorzocht als de eerst boringen worden opgehaald met de dispatchcharacteristics interface en daarna de volledige booronderzoeken met dispatchobject interface. Bovenstaande selectie is gerealiseerd in de dataset BHRSoilLayerFeatures voor de databron Selectie Flevoland. a High light de geselecteerde locaties op het scherm Gebruik de lijsfilter in de dataset BHRSoilLayerFeatures om de selectie peattype is not null te maken. b Bied een keuze aan om de complete boormonsterbeschrijving van de geselecteerde boringen te exporteren Via dataset BHRFeatures in databron Selectie Flevoland kan een volledig boorbeschrijving worden geëxporteerd. F7 Zelf selectie vraag samenstellen: mogelijkheid om boormonsterbeschrijvingen te selecteren op basis van zelf (interactief) te kiezen kenmerken en waarden daarvan uit de entiteit soilclassification. De SoilClassification entiteit kan doorzocht worden met de dispatchcharacteristics interface De SoilClassification entiteit kan alleen worden doorzocht als eerst boringen worden opgehaald met de dispatchcharacteristics interface en daarna de volledige booronderzoeken met dispatchobject interface. Bovenstaande selectie is gerealiseerd in de dataset BHRSoilClassificationFeatures voor de databron Selectie Flevoland. 17 / 23

F8 Geselecteerde locaties high-lighten GeolinQ toont de ingeladen locaties op de kaart in de dataset BHRSoilClassificationFeatures en maakt filteren binnen de selectie mogelijk. F9 Mogelijkheid om meta informatie boring te tonen (zoals bij F2b en F5b) en om deze te exporteren Tonen van meta informatie van selecties wordt ondersteund, maar hangt af van de gekozen attributen in de selecties. Export van selecties in GeolinQ is mogelijk in Shape, XML en GML. F10 Mogelijkheid om volledige boormonsterbeschrijving te exporteren (zoals bij F3b en F4b) Na het volledig inladen van de boormonsters via de dispatchobject interface kunnen één of meer complete boormonsterbeschrijvingen in XML worden geëxporteerd via de dataset BHRFeatures in de databron Flevoland Selectie. Deze XML wordt gegenereerd door GeolinQ volgt niet strict het BRO-BHR XSD schma. GML en Shape kunnen de complexiteit van complete boormonsterbeschrijvingen niet aan. G1 Locaties van de boormonsterbeschrijvingen op het beeldscherm zichtbaar maken voor Gasunie leidingtracés Er geldt een limiet van 2000 features per request voor de dispatchrequest interface De dispatchcharacteristics interface ondersteunt gebiedselecties voor rechthoeken zolang deze rechthoeken niet gedraaid zijn. Resultaat voor Beuningen-Odiliapeel is geïmplementeerd in de databron Overzicht GasUnie. Gebruik de kaart Overzicht voor het vergelijken van het verzoekgebied (AreaType) en de boringen (BHRCharacteristicsType). G2 Geografische selectie van boorlocaties door het trekken van een polygoon over een Gasunietracé Polygonen worden niet ondersteund door de dispatchcharacteristics interface. In de databron Selectie GasUnie kunnen de datasets AreaType en BHRCharacteristicsType worden bekeken met de kaart Beuningen-Odiliapeel. G3 Geografische selectie van boorlocaties op basis van een beschikbare polygoon (bijvoorbeeld een contour van een routekaart bv A665-KC-007 met een breedte van circa 50 m). Polygonen worden niet ondersteund door de dispatchcharacteristics interface. In de databron Selectie GasUnie kunnen de datasets AreaType en BHRCharacteristicsType worden bekeken met de kaart Beuningen-Odiliapeel. G4 Toon lijst met X- en Y-coordinaat (en indien mogelijk Z-coordinaat, datum, boordiepte en IMBRO of IMBRO/A kwaliteit van de geselecteerde boormonsterbeschrijvingen. XY coördinaten kunnen niet in GeolinQ in een lijst worden getoond, maar de locaties worden wel op de kaart getoond. Deze gegevens kunnen zowel uit het overzicht, maar ook uit de details gehaald worden. Voor volledig ingeladen onderzoeken kan de databron Selectie GasUnie met dataset BHROverview worden geraadpleegd. G5 Selecteer de complete boormonsterbeschrijvingen die binnen het doelgebied liggen en toon resultaat door middel van getekende boorprofielen conform NEN5104 beschrijving Het tekenen van NEN5104 boorprofielen wordt niet ondersteund door GeolinQ en is applicatie specifiek. De gegevens voor de NEN5104 boorprofielen zijn beschikbaar in de dataset NEN5104SoilLayer en BHRGroundWaterFeatures in de databron Selectie GasUnie. De dataset BHRSoilLayerFeatures geeft de locatie van de grondlagen op de kaart weer. 18 / 23

G6 Selecteer de complete boormonsterbeschrijvingen die binnen het doelgebied liggen en toon resultaat door middel van getekende boorprofielen conform Stiboka beschrijving. Het tekenen van Stiboka boorprofielen wordt niet ondersteund door GeolinQ en is applicatie specifiek. De gegevens voor de Stiboka boorprofielen zijn beschikbaar in de dataset StibokaSoilLayer en BHRGroundWaterFeatures in de databron Selectie GasUnie. De dataset BHRSoilLayerFeatures geeft de locatie van de grondlagen op de kaart weer. G7 Toon lengteprofiel met de boringen als getekende boorprofielen conform NEN5104 en STIBOKA voor een routekaart zoals A665-KC-007 (eventueel aanvullend in Gasunie-codering in overleg met Gasunie) Het tekenen van NEN5104/Stiboka boorprofielen wordt niet ondersteund door GeolinQ en is applicatie specifiek. De gegevens voor de NEN5104 en Stiboka boorprofielen zijn in de dataset NEN5104SoilLayer, StibokaSoilLayer en BHRGroundWaterFeatures in de databron Selectie GasUnie. De dataset BHRSoilLayerFeatures geeft de locatie van de grondlagen op de kaart weer. G8 Selecteer binnen het tracé Beuningen Odiliapeel de boringen waarvan de bovenste bodemlaag (laag nr 1) dikker is dan 40 cm Het is niet mogelijk om in GeolinQ te selecteren op een verschil van twee attribuutwaarden G9 Selecteer binnen het tracé Beuningen Odiliapeel alle boringen met veen in het boorprofiel veen Boringen met veen voldoen aan het criterium peattype is not null De dataset BHRVeenSoilLayerFeatures in de databron Selectie GasUnie implementeert deze selectie, maar is voor het geselecteerde gebied leeg. G10 Selecteer binnen het tracé Beuningen Odiliapeel de boringen met een Gemiddeld hoogste grondwaterspiegel (GHG) kleiner dan 0,40 m -mv 19 / 23

GHG < 0,40 m Alle boringen met GHG en GLG zijn geïmplementeerd in de dataset BHRGroundwaterFeatures Hierna de lijst filteren op meanhighestgroundwaterlevel < 0.40 m G11 Selecteer binnen het tracé Beuningen Odiliapeel alle boringen waarvan tussenafstand tussen de boringen groter is dan 50 m Afstand groter dan 50 m Selecteren op onderlinge afstanden is niet mogelijk in GeolinQ of met de dispatchcharacteristics interface G12 Selecteer binnen het tracé Beuningen Odiliapeel alle boringen met een Gemiddeld hoogste grondwaterspiegel (GHG) groter dan 0,50 m -mv en met zand in het boorprofiel vanaf minimaal 0,30 m -mv tot 1,00 m -mv 0,30 m > 0,40 m GHG zand De bovenste 0,30 m mag elke grondsoort zijn. Vanaf een diepte van 0,30 m dient het profiel uit zand te bestaan van minimaal 0,30 tot 1,00 m mv De selectie kan niet worden geïmplementeerd in GeolinQ, omdat alle boringen met een GMG groter dan 0,50m geselecteerd dienen worden waarbij alle boringen afvallen waarbij tussen 0,30m en 1.00m zand in het boorprofiel zit. Deze selectie is te complex voor GeolinQ op dit moment. Een selectie waarbij zand tussen 0,30m en 1.00m in het profiel zit is geïmplementeerd in dataset BHRGasUnieFeatures. Deze selectie is niet correct. 20 / 23

3.6 Evaluatie selecties door de consortia 5. Voldoen de geïmplementeerde selecties van de consortia GasUnie en Flevoland aan de wensen van de consortia? De in paragraaf 3.5 geïmplementeerde selectiewensen van de consortia Gasunie en Flevoland zijn in twee middagsessies op 9 en 10 mei met de eindgebruikers besproken en gedemonstreerd. De geïmplementeerde selecties worden, met in achtneming met de benoemde aandachtspunten in de vorige paragraaf, qua gegevens, volledig en praktisch bruikbaar beschouwd door de eindgebruikers. Een aantal aandachtpunten voor verbetering van de BRO-BHR services kwamen in de sessies als naar voren: Gezamenlijke bevindingen: Wens om op basis van een polygoon te kunnen selecteren. De geboden ruimtelijke selectie op basis van een envelope of cirkel levert te veel niet gewenste boringen als resultaat. Paginering van resultaten of inzicht in aantal gekozen features als de limiet van 2000 features wordt bereikt bij uitvraag is gewenst om met hogere aantallen dan 2000 features om te kunnen gaan. De wens voor het bijwerken van selecties die in het verleden uitgevoerd zijn. Flevoland consortium: Export van boorgegevens inclusief coördinaten is gewenst. Deze gegevens zijn beschikbaar via de WSDL interface maar GeolinQ biedt deze exportfunctionaliteit nog niet. In de nabije toekomst wordt dit wel mogelijk. Wens voor KML service naast WMS en WFS. KML is nog niet in GeolinQ beschikbaar. Wordt in de toekomst wel overwogen. Gasunie consortium: Verticale datum registratie. Alleen NAP lijkt op basis van AHN metingen lijkt mogelijk te zijn. Er zijn ook alternatieven voor vastleggen van de verticale datum. Wens voor koppelen van gegevens naar Terra-index war gebruikt wordt voor inwinning. Nader onderzoek of gegevens aansluiten en benodigde inspanning voor export mapping past niet in scope huidige ketentest en is interessant voor vervolgonderzoek. 21 / 23

4 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN 4.1 Conclusies op basis van de technische evaluatie Er kan een datamodel worden gegenereerd op basis van de BRO-BHR WSDL definitie en de onderliggende XSD s. Het datamodel bevat een AnyType field waarin gedetailleerde informatie over het bodemmonster is opgeslagen. Het bodemmonster wordt niet in de documentatie voor de BRO-BHR beschreven. De dispatchcharacteristics interface heeft een limiet van 2000 booronderzoeken voor een request. Er is geen pagineringsmechanisme geïmplementeerd om hier mee om te gaan. In het genereerde datamodel kunnen de gegevens op gehaald met de WSDL interfaces worden opgeslagen. Het integreren van de services is mogelijk van het uitvragen van onderzoeken voor een gebied en eventueel criterium om vervolgens de volledige gegevens voor een onderzoek op te halen. De performance van de BRO-BHR interfaces is gemiddeld genomen redelijk op orde. 4.2 Conclusies op basis van de selectiewensen van de consortia De volgende conclusies zijn van toepassing op de selecties voor beide consortia: Pagineringsmogelijkheden voor de dispatchcharacteristics interface zijn gewenst de limiet van 2000 booronderzoeken functioneel goed te kunnen afhandelen. De ondersteuning van het zoeken op basis een polygoon met de dispatchcharacteristics interface is gewenst om boringen voor specifieke gebieden te kunnen selecteren. Boringen selecteren basis van eigenschappen van de entiteiten zoals SoilClassificationType, SoilLayerType en SoilTypeType is wenselijk, maar kan ook op basis van een beperkte set boringen met een lokaal systeem. Hierbij worden eerst de volledige boringen opgehaald waarna verder de selectie lokaal kan plaatsvinden. De gegevens, die door de BRO-BHR worden aangeleverd, zijn volgens beide consortia compleet. Wens bijwerken van selecties die in het verleden uitgevoerd zijn. Door het uitbreiden van de dispatchcharacteristics interface met een optie om gewijzigde onderzoeken op te halen voor een bepaalde tijdsperiode is dit eenvoudig te realiseren. De volgende conclusies hebben alleen betrekking op het consortium Flevoland : Het verplicht opgeven van een omhullende bij de zoekcriteria voor de dispatchcharacteristics interface is niet altijd wenselijk wanneer bijvoorbeeld alleen op datumeigenschappen voor geheel Nederland wordt gezocht. De volgende conclusies hebben alleen betrekking op het consortium GasUnie : Het maken van NEN5104 en Stiboka boorprofielen is een belangrijke toepassing van de gegevens die uit de BRO-BHR worden gebruikt. Dit wordt door de BRO-BHR WSDL interface goed ondersteund. Verticale datum registratie. Alleen NAP lijkt op basis van AHN metingen lijkt mogelijk te zijn. Er zijn ook alternatieven voor vastleggen van de verticale datum. 4.3 Aanbevelingen Niet refereren naar andere model entiteiten via AnyType velden. Gebruik bijvoorbeeld overervings- of CHOICE constructies om verschillende typen aan hetzelfde veld te kunnen toewijzen. Het uitbreiden van dispatchcharacteristics interface met een pagineringsmechanisme om meer dan 2000 boringonderzoeken op te halen. 22 / 23

Het uitbreiden van de dispatchcharacteristics interface met een optie om gewijzigde onderzoeken op te halen voor een bepaalde tijdsperiode. Het uitbreiden van de dispatchcharacteristics interface met het zoeken op basis een polygoon. Het toevoegen van beschrijvingen van de elementen en typen in de XSD. 23 / 23