Hoofdstuk 5 Fair play: gelijkheid van kansen Van sport wordt vaak gezegd dat iedereen dezelfde kansen moet hebben. Maar wat bedoelen we daar eigenlijk mee? Dat iedereen gelijke kansen moet hebben om mee te doen aan sport? Dat alle sporters een gelijke kans op winst dienen te hebben? Dat iedereen voorafgaande aan sportwedstrijden gelijke mogelijkheden moet hebben om zich zo goed mogelijk voor te bereiden? Wij onderscheiden in het kader van fair play twee categorieën: 1. gelijkheid van kansen tijdens de sportwedstrijd (paragraaf 5.1); 2. gelijkheid van kansen voorafgaande aan de sportwedstrijd (paragraaf 5.2). 57
Berlijn (1985) had de primeur van de eerste overdekte schaatsbaan, waarop wedstrijden werden gereden, direct gevolgd door Heerenveen (1986) en Calgary (1988). In de taal van de atleet bestaat er geen grotere glorie dan de overwinning in een gelijkwaardige competitie met zijnsgelijken in de Olympische arena, waar iedere deelnemer een kampioen is. Jesse Owens, vier gouden atletiekmedailles in Berlijn, 1936. 58 Wij plaatsen Sociale gelijkheid niet onder de term fair play. Bij sociale gelijkheid gaat het over de ongelijkheid die er in sport aanwezig kan zijn in verband met een ongelijke behandeling op grond van sekseverschille, etniciteit of handicap. Zo is bijvoorbeeld de aandacht van de media voor vrouwensport nog altijd geringer dan die bij de mannen. Ook verdienen vrouwen in veel sporten aanmerkelijk minder dan mannen. En vaak zien de programma s van de vrouwen er anders uit dan die van de mannen. Zo staat (pas) sinds de Olympische Spelen in Los Angeles (1984) de marathon van de vrouwen op het programma en heeft iemand als Bettine Vriesekoop in het begin van de jaren tachtig lang moeten strijden om te mogen meedoen met de herencompetitie in het tafel-tennis. Hoewel er veel aan wordt gedaan om vrouwen dezelfde kansen te geven als mannen en hierin in vergelijking met enkele decennia geleden wel degelijk veel vooruitgang is geboekt, hebben vrouwen in de sport toch niet dezelfde kansen als mannen. Ook is er ongelijkheid van kansen in de sport op grond van etniciteit. Zo was er bijvoorbeeld tot aan 1947 in de Major League een verbod op het spelen en contracteren van donkere honkballers. Dat jaar was het Jackie Robinson die als eerste donkere speler toegang kreeg tot de Major League. Hoewel in de sport, net als daarbuiten, dus sociale ongelijkheid voorkomt, rangschikken we deze categorie niet onder het begrip fair play. Deze vorm van ongelijkheid brengt namelijk vooral iets tot uitdrukking over de bredere inbedding van sport in een cultuur of samenleving. In feite zegt deze sociale onge-lijkheid meer over de specifieke samenleving waarin de sport wordt beoefend, dan over de sport zelf. 5.1 Gelijkheid van kansen tijdens de sportwedstrijd In de sport streven we ernaar dat de omstandigheden tijdens de wedstrijd voor alle deelnemers zo gelijk mogelijk zijn. Anders gezegd: de spelmiddelen om het speldoel te realiseren, dienen voor iedereen gelijk te zijn. Zo start iedereen bij een marathon achter dezelfde lijn, leggen alle deelnemers dezelfde afstand af en doen zij dit lopend. De wedstrijdcondities zijn voor iedereen dus gelijk. Toch zijn er voldoende voorbeelden uit de sport, waarbij er toch ongelijkheden in wedstrijdcondities optreden, ondanks het feit dat iedereen zich houdt aan de spelregels en de geoorloofde spelmiddelen. We geven enkele voorbeelden van kansgelijkheid en kansongelijkheid tijdens de wedstrijd en houden daarbij de volgende driedeling aan: 1. kansgelijkheid en weersomstandigheden; 2. kansgelijkheid en materiaal; 3. kansgelijkheid en uiteenlopende indelingen. Kansgelijkheid en weersomstandigheden Het weer heeft soms grote invloed op de uiteindelijke uitslag. Op sporten als schaatsen, roeien, wielrennen en diverse atletiekonderdelen kan het weer een behoorlijke invloed hebben op de wedstrijduitslag. Een voorbeeld uit de schaatssport is het wereldkampioenschap van 1980 in Heerenveen. Op dat toernooi werd de Amerikaan Eric Heiden verslagen door de Nederlandse allrounder Hilbert van der Duim. Wind en af en toe opstekende sneeuwstormen, speelden een zodanig grote rol dat de als onverslaanbaar geachte Eric Heiden hij won enkele weken voor dit toernooi vijf gouden medailles op alle schaatsafstanden tijdens de Olympische Winterspelen van Lake Placid met de tweede plaats genoegen moest nemen. Vandaag de dag worden nog maar mondjesmaat
wedstrijden op buitenbanen gereden. Sinds het eind van de jaren tachtig worden steeds meer schaatswedstrijden op overdekte banen gehouden. Door deze overdekte banen worden niet alleen de tijden sneller, maar zijn ook de condities waaronder de schaatsers rijden vrijwel identiek. Natuurlijk blijft er altijd iets van ongelijkheid bestaan. Zo wordt direct na de dweilpauze op sneller ijs geschaatst dan net voor de onderbreking, wanneer het ijs is uitgetrapt. De omstandigheden zijn echter meer vergelijkbaar dan op buitenbanen. Bij het tijdrijden in het wielrennen zien we ook regelmatig dat renners onder verschillende weersomstandigheden hun rit moeten afleggen. Bij wereldkampioenschappen, Olympische Spelen, de Tour de France en nationale tijdritkampioenschappen, komt het nog wel voor dat de weersomstandigheden niet voor iedere renner gelijk zijn. Hoewel wel wordt gezegd dat dit part of the game is, kan vanuit het principe van kansgelijkheid hiermee niet worden volstaan. Als organisatie heeft men de verantwoordelijkheid te streven naar zo gelijk mogelijke wedstrijdomstandigheden. Ook binnen de roeisport vormt dat streven een belangrijk aandachtspunt. Zo is in 2002 de Amsterdamse Bosbaan in die zin aangepast dat de wind minder invloed heeft op de verschillende banen. Uit onderzoek van de TU-Delft was namelijk gebleken dat bij een vrij krachtige zuidwestenwind (10 m/s) er vóór de aanpassing een behoorlijk verschil kon optreden tussen de banen ten gevolge van verschillende stromingen van het water. De buitenste banen hadden bij wind meer last van tegenstroom dan de binnenste banen, waardoor de buitenbanen in het nadeel waren. Door het aantal banen terug te brengen heeft men dit verschil in tegenstroom wat kleiner kunnen maken, maar nog steeds zijn bepaalde banen in het voordeel als er een sterke zuidwestenwind staat. Door enkele studenten van de TU-Delft werd al in 1995 geopperd de gehele Bosbaan te overkappen met aaneensluitende tenten. Alleen op die manier, aldus de studenten, kan er sprake zijn van een eerlijke (gelijke) strijd. Hoewel dit idee misschien ludiek aandoet en de realisatie op tal van problemen zal stuiten, is zo n overkapping vanuit het idee van gelijkheid van kansen tijdens de wedstrijd evengoed te verdedigen als de reeds lang ingeburgerde overdekte schaatsbanen. Kansgelijkheid en materiaal Ongelijkheid treedt niet alleen op door verschillende weersomstandigheden. Ook materiaal kan zorgen voor ongelijkheid. Naar een sport als schaatsen wordt sinds jaar en dag intensief wetenschappelijk onderzoek gedaan en van tijd tot tijd komt men met nieuwe technische snufjes om de tijden van de schaatsers te verbeteren. Te denken valt aan de gladde en strakke schaatspakken, strippen op schaatspakken die de luchtweerstand moeten verminderen en schaatsen die een olielaagje afscheiden, waardoor de ijsweerstand iets afneemt. De bekendste technologische ontwikkeling van de laatste jaren is zonder twijfel de klapschaats. Na een lange aanlooptijd was Tonny de Jong degene die de moed had tijdens het Europese kampioenschap allround in het jaar 1997 als enige op de klapschaats te rijden. Ze won en daarmee doorbrak Chris Boardman fietst in 2000 op een conventionele fiets (open wielen en normaal stuur ) op zeeniveau (Manchester) een nieuw werelduurrecord (49 km en 441 meter). Dat is exact tien meter verder dan Eddy Merckx in 1972 (49 km en 431 meter) op een hoogte van 2278 meter (Mexico City). Salt Lake City 2002: Nicolien Sauerbreij kreeg bij haar Olympische debuut in 2002 met sabotage te maken. Volgens haar zeggen deed een materiaalman van het Oostenrijkse team verkeerde wax onder haar snowboard. Ze werd slechts 24e, waar een top-tienklassering was verwacht. Tegenwoordig heeft ze haar eigen materiaalman. 59
De moderne Olympische Spelen In de loop der eeuwen zijn er verschillende pogingen geweest om de Spelen nieuw leven in te blazen. Uiteindelijk lukte dat de Franse baron Pierre de Coubertin. Hij was voorvechter van de bevordering van een harmonieuze lichamelijke en geestelijke opvoeding van de jeugd en de versterking van de vriendschapsbanden tussen de volkeren. Hij was ervan overtuigd dat de sportieve krachtmeting edelmoedigheid en ridder-lijkheid bij de atleet zouden aankweken, en respect voor de prestatie van de tegenstander. In 1896 werden onder leiding van De Coubertin de eerste moderne Olympische Spelen gehouden in Athene. Er deden 285 sporters mee, uit dertien landen. Vrouwen mochten (nog steeds) niet meedoen, maar wel kijken. 60 ze de jarenlange hegemonie van de Duitse vrouwen. Nu zou kunnen worden gezegd dat het gebruik van deze klapschaats in strijd is met gelijkheid van kansen tijdens de wedstrijd. Immers, De Jong maakte gebruik van beter materiaal en dus andere wedstrijdcondities dan de andere deelneemsters. De vraag is of het gebruik hiervan unfair is. Andere schaatssters hadden immers ook de mogelijkheid gebruik te maken van dit snellere materiaal. Ze wisten van het bestaan van deze schaats en van de mogelijkheid deze in de wedstrijd toe te passen. Naast schaatsen zijn er tal van andere sporten waarin materiaal en technische innovaties een belangrijke rol spelen. Vooral bij snelheidssporten als wielrennen, formule 1-racen, skiën en bobsleeën worden in verband met technologische innovaties vragen gesteld over de gelijkheid van kansen. Zo springen de futuristische tijdritfietsen in het oog waarop werelduurrecords worden gereden. De verbetering van het uurrecord hangt natuurlijk samen met de betere trainingsmethoden, betere voeding én de voortschrijdende inzichten in de aërodynamica en toepassingen van deze inzichten in de kleding, de ideale houding op de fiets en de ideale geometrie van de tijdritfietsen. Tot aan het begin van de jaren tachtig werd gereden op wat wel wordt genoemd traditionele fietsen. Vanaf het begin van de jaren tachtig worden, op basis van ervaring in de triatlonwereld, de fietsen steeds aerodynamischer en futuristischer. Een van de eersten die op zo n fiets reed, was de Italiaan Francesco Moser. In 1984 verbeterde hij tot tweemaal toe het record van de kannibaal Eddy Merckx, dat al sinds 1972 in de boeken stond. In de jaren daarna legden verschillende renners op steeds snellere fietsen voortdurend meer kilometers per uur af. Het was de Engelsman Chris Boardman die in 1996 het uurrecord op 56.375 m bracht. In 2000 besloot de internationale wielrenunie (UCI) alle werelduurrecords na dat van Merckx uit 1972 uit de boeken te schrappen. Merckx was, aldus de UCI, de laatste die op een conventionele fiets het uurrecord reed. Met deze regel wil de UCI de invloed van de technologie op de fietsen terugbrengen, om de wedstrijd weer het karakter te geven van een strijd tussen renners en minder die tussen materiaal, dat alleen met behulp van veel geld kan worden aangeschaft. En zo zijn er meer organisaties en bonden die de reglementen aanpassen vanuit het idee dat de sporters onder zo gelijk mogelijke omstandigheden (waaronder dus gelijk materiaal) de wedstrijd met elkaar moeten aangaan. Ook de internationale bobsleebond stelt in 2004 regels op over het materiaal dat mag worden gebruikt. In het nieuwe reglement wordt bepaald dat het onderstel van de bobs na de Winterspe-
Sport en Kennis Deze preview is een gedeelte uit het boek: Fair play Over de regels en de geest Meer informatie Voor meer artikelen en andere uitgaven kunt u terecht op www.sportenkennis.nl