Proefneming op basis van vergunning Wet milieubeheer, H.G.M. Abrahams, Roovertsedijk 2a te Hilvarenbeek

Vergelijkbare documenten
2. Procedure De melding ingevolge artikel 8.19 Wet milieubeheer, gedateerd 4 december 2007, is bij ons ingekomen op 5 december 2007.

De verandering betreft: het plaatsen van een opslagloods ten behoeve van de opslag van non-ferro metalen.

Milieuverzorging van Kaathoven BV Eversestraat SR SINT-OEDENRODE. Melding ex artikel 8.19 Wet milieubeheer

Voor de bezwaarmogelijkheid verwijzen wij kortheidshalve naar bijgaand besluit. Een gewaarmerkt exemplaar van uw melding doen wij u hierbij toekomen.

Aan deze procedure is een projectnummer gekoppeld. Gelieve bij correspondentie dit nummer (19972) te vermelden.

2. Procedure De melding ingevolge artikel 8.19 Wet milieubeheer, gedateerd 22 april 2008, is bij ons ingekomen op 25 april 2008.

SAPA Profiles NL BV Postbus AB DRUNEN. Melding ex artikel 8.19 Wet milieubeheer

Gedeeltelijke acceptatie melding ex artikel 8.19 Wet milieubeheer

2. Procedure De melding ingevolge artikel 8.19 Wet milieubeheer gedateerd 3 april 2007 is bij ons ingekomen op 4 april 2007.

2. Procedure De melding ingevolge artikel 8.19 Wet milieubeheer gedateerd 30 augustus 2006 is bij ons ingekomen op 31 augustus 2006.

2. Procedure De melding ingevolge artikel 8.19 Wet milieubeheer gedateerd 4 januari 2007 is bij ons ingekomen op 11 januari 2007.

BIJGEVOEGDE KENNISGEVING PUBLICEREN IN: Dagblad in de regio Drunen. PER SE EDITIE VAN: 16 maart 2007

Omgevingsdienst Regio Nijmegen OMGEVINGSVERGUNNING. Aanvrager Datum besluit Onderwerp

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Besluit melding Verordening stikstof en Natura 2000 Noord-Brabant

Besluit weigering melding Verordening stikstof en Natura 2000 Noord-Brabant

Besluit melding Verordening stikstof en Natura 2000 Noord-Brabant

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Besluit melding Verordening stikstof en Natura 2000 Noord-Brabant

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Besluit melding Verordening stikstof en Natura 2000 Noord-Brabant

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Besluit melding Verordening stikstof en Natura 2000 Noord-Brabant

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Besluit melding Verordening stikstof en Natura 2000 Noord-Brabant

Besluit melding Verordening stikstof en Natura 2000 Noord-Brabant

Gelet op het bepaalde in de Wet milieubeheer besluiten wij dat:

Besluit melding Verordening stikstof en Natura 2000 Noord-Brabant

Pagina 1 van 11 Registratienummer: Z / D

Besluit melding Verordening stikstof en Natura 2000 Noord-Brabant

MAATWERKBESLUIT *D * D

Datum: 4 februari 2019 Cumapol Emmen B.V. Opnemen proefnemingsvoorschrift in de vigerende vergunning

Besluit melding Verordening stikstof en Natura 2000 Noord-Brabant

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

OMGEVINGSVERGUNNING *D * D

^ERIOWW 15«M IllOtt. Het college van burgemeester en wethouders van Bernheze postbus ZG HEESCH

Besluit melding Verordening stikstof en Natura 2000 Noord-Brabant

Wet milieubeheer. Besluit van Gedeputeerde Staten van Limburg. Melding artikel ENCI te Maastricht. Zaaknummer:

Wij hebben op 14 juli 2015 een aanvraag voor een omgevingsvergunning ontvangen van AVI Den

Natuurbeschermingswet 1998; aanvraag gedeeltelijke intrekking Nbwet vergunning

Gelet op het bepaalde in de Wet milieubeheer besluiten wij dat:

BESCHIKKING. Milieuneutrale omgevingsvergunning

Het verzoek BESCHIKKING. Gebr. van Vijfeijken BV Postbus BA SOMEREN. Procedure ex artikel 8.24 Wet milieubeheer.

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Besluit melding Verordening stikstof en Natura 2000 Noord-Brabant

BESLUIT. Omgevingsvergunning (intrekking op verzoek) datum: Gemeente Bronckhorst nr

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

I. BESLISSING DE MELDING. II.A. Beschrijving van de melding en de inrichting

Besluit melding Verordening stikstof en Natura 2000 Noord-Brabant

Onderwerp: Natuurbeschermingswet 1998; aanvraag gedeeltelijke intrekking NBwet vergunning

Omgevingsvergunning. Besluit van Gedeputeerde Staten van Limburg. voor de activiteit milieuneutraal veranderen. Rockwool B.V.

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Natuurbeschermingswet 1998; aanvraag gedeeltelijke intrekking Nbwet vergunning

Omgevingsvergunning. Besluit van Gedeputeerde Staten van Limburg. Activiteit milieuneutraal veranderen. Rockwool B.V. te Roermond

Pagina 1 van 8 Registratienummer Z.62657/D

I. BESLISSING. I.A. Algemeen

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Onderwerp: Natuurbeschermingswet 1998; aanvraag gedeeltelijke intrekking Nbwet-vergunning

BESCHIKKING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

OMGEVINGSVERGUNNING. milieuneutraal veranderen van een inrichting. Industrieweg 16 te Noordhorn. datum besluit: 13 oktober 2017

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Onderwerp: Natuurbeschermingswet 1998; aanvraag gedeeltelijke intrekking Nbwet vergunning

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Pagina 1 van 10 Registratienummer: Z / D

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Aanwijzing art. 3.8, lid 6, Wro, bestemmingsplan Bedrijventerrein Nijverhei 2009

BESCHIKKING VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN REIMERSWAAL

BESCHIKKING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

Wet milieubeheer. Besluit van Gedeputeerde Staten van Limburg. Melding artikel ENCI te Maastricht. Zaaknummer:

I. BESLISSING. I.A. Algemeen

in in miii ii inn ii i ii

Natuurbeschermingswet 1998; aanvraag gedeeltelijke intrekking Nbwet vergunning

BESCHIKKING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

OMGEVINGSVERGUNNING *D * D

OMGEVINGSVERGUNNING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

Wubben Oliebewerking BV Postbus BN ROOSENDAAL. Melding ex artikel 8.19 Wet milieubeheer.

OMGEVINGSVERGUNNING. : het wijzigen van de grens van een inrichting bedoeld voor de zuivering van rioolwater

OMGEVINGSVERGUNNING *D * D

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

BESLUIT OMGEVINGSVERGUNNING VERLENEN

Natuurbeschermingswet 1998; aanvraag gedeeltelijke intrekking Nbwet vergunning

Onderwerp: Natuurbeschermingswet 1998; aanvraag gedeeltelijk intrekking Nb-wet vergunning

Besluit Milieuneutraal veranderen. Hoogweg Luttelgeest B.V., Nieuwlandseweg 9 Luttelgeest

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Wij vervangen voorschrift 1 van de vergunning van 3 juli 2013 kenmerk 2013/ door:

veranderen van milieu-inrichting Steenbergen, 28 maart 2013

Deze beschikking is voorbereid met de reguliere voorbereidingsprocedure als beschreven in paragraaf 3.2 van de Wabo.

Besluit. Wabo, Milieuneutraal veranderen. Eerste Lelystadse Schroothandel BV, Staalstraat 19, Lelystad

Omgevingsvergunning. Besluit van Gedeputeerde Staten van Limburg. voor het milieuneutraal veranderen. Sappi Maastricht B.V.

Omgevingsvergunning. Besluit van Gedeputeerde Staten van Limburg. Plaatsen kantoorunit. Componenta B.V. te Weert. Zaaknummer:

Procedure Deze beschikking is voorbereid met de reguliere voorbereidingsprocedure als beschreven in paragraaf 3.2 van de Wabo.

OMGEVINGSVERGUNNING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

De melding hoort bij de vergunning ingevolge de Wet milieubeheer nr. MW , d.d. 23 april 1996.

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Transcriptie:

H.G.M. Abrahams Roovertsedijk 2a 5081 BW HILVARENBEEK Brabantlaan 1 Postbus 90151 5200 MC s-hertogenbosch Telefoon (073) 681 28 12 Fax (073) 614 11 15 info@brabant.nl www.brabant.nl Bank ING 67.45.60.043 Postbank 1070176 Onderwerp Proefneming op basis van vergunning Wet milieubeheer, H.G.M. Abrahams, Roovertsedijk 2a te Hilvarenbeek BESLUIT van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant op het verzoek voor het uitvoeren van een proefneming op basis van de verleende vergunning ingevolge de Wet milieubeheer van H.G.M. Abrahams voor de inrichting gelegen de Roovertsedijk 2a te Hilvarenbeek. Algemeen Het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant heeft op 8 augustus 2008 aan H.G.M. Abrahams een revisievergunning verleend op basis de Wet milieubeheer voor de inrichting aan de Roovertsedijk 2a te Hilvarenbeek. Vergunning is verleend voor een inrichting voor het houden van vleesvarkens en het opslaan en verwerken van bijproducten. In deze vergunning is tevens een beschrijving opgenomen voor het uitvoeren van proeven voor het verwerken van mest. In paragraaf 1.2 van het voorschriftenpakket bij deze vergunning zijn specifieke voorschriften opgenomen voor het uitvoeren van deze proeven. Procedure Het verzoek voor de proefneming, gedateerd 13 oktober 2008 met aanvulling van 9 januari 2009, is bij ons binnengekomen op 13 januari 2009. Beoordeling In de voorschriften bij de op 8 augustus 2008 verleende revisievergunning ingevolge de Wet milieubeheer is opgenomen dat een proefneming voor het verwerken van vleesvarkensdrijfmest pas mag worden verricht na goedkeuring van gedeputeerde staten (voorschrift 1.2.1). Voor het kunnen verkrijgen van deze goedkeuring dient een proefbeschrijving te worden overgelegd (voorschrift 1.2.1). De eisen waaraan de proefbeschrijving moet voldoen zijn opgenomen in voorschift 1.2.2. Bij de beoordeling is getoetst aan deze eisen. Daarbij is afgewogen welke gegevens in de rapportage over de proefneming (voorschrift 1.2.6) moeten worden opgenomen. Deze rapportage moet binnen zes weken na het beëindigen van de proefneming worden ingediend. Het provinciehuis is vanaf het centraal station bereikbaar met stadsbus, lijn 61 en 64, halte Provinciehuis of met de treintaxi.

Verder is een afweging gemaakt of het nodig is om nadere eisen te stellen, de mogelijkheid hiertoe is opgenomen in voorschrift 1.2.8. De proefneming omvat: 1. het verwerken van vleesvarkensdrijfmest van de eigen inrichting in de volgende stappen: - scheiden drijfmest in een flotatieunit (uitvlokken van mestdelen) en een schroefpers (ontwateren dikke mestvlokken); - microfiltratie van de dunne mestfractie uit de mestscheider in een Lage Druk Membraam Filter (LDMF-filter); - zuiveren van de dunne mestfractie in een lage druk omgekeerde osmose installatie (membraantechniek waarbij alleen de watermoleculen en een deel van de ammoniumstikstof worden doorgelaten, nazuiveren in met kleinere membranen om ook de ammonium te verwijderen); al deze installaties staan opgesteld in de mestverwerkingsruimte aan de voorzijde van stal 4; 2. ten behoeve van het verwerkingsproces worden de volgende hulpstoffen gebruikt: - polymeermiddel/floculant (uitvlokmiddel), toe te voegen aan de te scheiden drijfmest in de vooropslag (om een goed scheidingsproces te verkrijgen), wordt opgeslagen in een tank met roerwerk in de mestverwerkingsruimte (inhoud 1.050 kg); - zwavelzuur ten behoeve van het nazuiveren van het permeaat in de omgekeerde osmose installatie; - reinigingsmiddel (citroenzuur en natronloog, van beide maximaal 75 kg in opslag) om de membranen in de omgekeerde osmose installatie te reinigen; 3. ten behoeve van het verwerkingsproces zijn diverse opslagvoorzieningen voor mest aanwezig, deels gaat hierbij om bestaande opslagen, tussen scheiden en microfiltratie wordt de dunne mestfractie 48 uur rust gegeven in een bestaande gesloten opslagkelder om het biologisch afbreekbare uitvlokmiddel niet meer actief te laten zijn; 4. bij het verwerkingsproces komen de volgende producten vrij: - dikke mestfractie (circa 28 % ds) uit de mestscheider, wordt opgeslagen in een container met een inhoud van 30 ton (staat opgesteld onder een overkapping tussen de stallen 3 en 4), wanneer de container vol is vindt afvoer van de inrichting plaats; - zwevende deeltjes uit de microfiltratie, wordt toegevoegd aan de nog te scheiden drijfmest; - concentraat uit de omgekeerde osmose installatie, opslag in foliezak tussen de stallen 2 en 3 met een inhoud van 700 m³, het streven is om dit product af te zetten als kunstmestvervanger; 2/11

- schoon water uit de omgekeerde osmose installatie, wordt opgeslagen in een tank (staat opgesteld tussen de stallen 3 en 4, inhoud is 50 m³), wordt binnen de inrichting hergebruikt als reinigingswater voor de stallen en als waswater in de chemische luchtwassers; 5. afvoer van de lucht uit de mestverwerkingsruimte via de chemische luchtwasser met 95 % ammoniakemissiereductie van stal 2, ten behoeve hiervan wordt een afzuigkanaal in de vorm van een buis (diameter 315 mm) tussen de mestverwerkingsruimte en het centraal afzuigkanaal in stal 2 aangebracht, capaciteit afzuiging is 1.400 m³ lucht per uur. Voor een uitvoerige beschrijving is volstaan met een verwijzing naar deze beschrijving bij het verzoek, d.d. 13 oktober 2008 aanvulling 9 januari 2009. In deze beschrijving is ook een processchema opgenomen. In voorschrift 1.2.2 van de op 8 augustus 2008 verleende revisievergunning is bepaald dat de proefbeschrijving, naast een omschrijving van de proefneming, ten minste het volgende moet bevatten: - de doelstelling van de proefneming; - de periode, de capaciteit en de locatie van de proefneming; - de verwachte milieueffecten van de proefneming en een overzicht van de maatregelen en voorzieningen ter voorkoming c.q. beperking van die effecten; - op welke wijze de door de proefneming veroorzaakte milieueffecten gemeten en geregistreerd gaan worden; - de ontstane producten, rest- en afvalstoffen en hun milieurelevante eigenschappen en/of de beproevingsresultaten van de nieuwe/veranderde werkwijze. Hieronder staan onze overwegingen met betrekking tot deze voorwaarden. De ingediende beschrijving geeft een goed beeld van de proef. Duidelijk is waar binnen de inrichting de proef plaatsvindt, welke mestverwerkingstechnieken worden gebruikt, welke voorzieningen daarbij worden getroffen voor de opslag van hulpstoffen en deel-/eindproducten en welke maatregelen worden genomen om de emissies te voorkomen dan wel te minimaliseren. Doelstelling van de proefneming Het doel van de proefneming om de onderlinge installatieonderdelen voor het verwerken van mest eerst te testen op dit bedrijf alvorens deze in de gewenste combinatie en gewenste capaciteit worden geïnstalleerd. Reden hiervoor is dat de te gebruiken mestverwerkingssystemen in de gewenste combinatie nog niet op de benodigde capaciteit met vleesvarkensmest zijn gerealiseerd. Daarbij kan de gebruiker tijdens de proef leren omgaan met de technieken en daarbij vaststellen of deze technieken ook daadwerkelijk passen bij zijn bedrijf en voldoen aan de verwachtingen. 3/11

Uiteindelijk wil de aanvrager komen tot een installatie voor het verwerken van drijfmest waarin producten worden voortgebracht die exportwaardig zijn en/of op korte termijn kunnen dienen als kunstmestvervanger. De gekozen opzet van de proef sluit goed aan bij het doel van de proefneming. De periode, capaciteit en locatie van de proefneming De proef vindt plaats op de vleesvarkenshouderij van de aanvrager aan de Roovertsedijk 2a te Hilvarenbeek. De diverse installaties voor het scheiden van de drijfmest en het filteren en het reinigen van de dunne mestfractie zijn opgesteld in de mestverwerkingsruimte in gebouw 4. De hulpstoffen worden eveneens in deze ruimte opgeslagen. De eindproducten worden opgeslagen in de desbetreffende opslagen buiten de mestverwerkingsruimte (zie ook de beschrijving hiervoor). De capaciteit bedraagt op jaarbasis circa 6.000 ton vleesvarkensdrijfmest. De uiteindelijke capaciteit is afhankelijk van de samenstelling van de mest en het wel of niet optimaal functioneren van de verschillende installatieonderdelen. Onder gunstige omstandigheden is een capaciteit van 7.000 ton op jaarbasis haalbaar. De proefneming is aangevraagd voor een beperkte tijdsduur van circa 9 maanden. Bedoeld is de tijd die minimaal nodig is voor de periode tot aan de verlening van de veranderingsvergunning voor mestverwerking. Met deze aanvraag wordt het verwerken van mest definitief opgenomen in de milieuvergunning van deze inrichting. Proefnemingen worden gekenmerkt door een beperkte duur. In tegenstelling tot de door de aanvrager voorgestelde periode vinden wij een periode van maximaal zes maanden acceptabel voor het uitvoeren van de proef. Deze tijd achten wij voldoende om de noodzakelijke informatie te kunnen vergaren en om op basis daarvan een afgewogen oordeel te kunnen vellen over hoe verder te gaan met de mestverwerking binnen deze inrichting. Dit sluit aan bij de bedoeling van een proefneming, zoals wij ook in ons besluit van 8 augustus 2008 hebben afgewogen. Uitgaande van een duur van de proef van 6 maanden gaat het om het verwerken van 3.000 ton drijfmest van vleesvarkens. Dit is ongeveer gelijk aan 3.000 m³ drijfmest van vleesvarkens. De milieueffecten van de proefneming De verwachting is dat de milieueffecten van de proefneming over het algemeen gunstig zijn. Door het verwerken van de mest neemt het aantal transporten voor de afvoer van mest af (op jaarbasis 200 transporten minder). Dit komt door het geconcentreerder zijn van het af te zetten product. Daartegenover staat dat het verwerken van mest energie vraagt, het energieverbruik van de inrichting zal toenemen (toename elektriciteitsverbruik is circa 20.000 kwh). 4/11

De andere milieueffecten worden geschat op nihil. Het gaat hier om de emissies van met name ammoniak, geur en fijn stof. Dit baseert de aanvrager op de volgende punten. 1. Door verwerking van mest krijgt de mest geen kans om te verouderen in de bestaande opslagputten onder de dierenverblijven. Dit geldt voor de stallen waarin geen sprake is van een rioolsysteem voor de afvoer van de mest dat onderdeel is van het emissiearme stalsysteem (het IC-V systeem), het gaat hier om delen van stal 1 en 2 en stal 5 geheel. Doordat geen sprake is van langdurige mestopslag komt minder ammoniak en geur vrij omdat geen sprake is van spontane afbraak van organische stof. 2. Door de mestverwerking wordt de afgedekte mestsilo overbodig. Hierdoor is sprake van een afname van het mestoppervlak (de opening in de afdekking is slechts 10 * 10 cm, maar op basis van onderzoek van het IMAG is berekend dat het gaat om een nat open niet afgedekt mestoppervlak van 26 m²). Deze afname is groter dan het mestoppervlak van de afgedekte opslagen / installaties voor de mestverwerking (het nat open niet afgedekt mestoppervlak is berekend op 16 m²). 3. De lucht uit de mestverwerkingsruimte wordt gereinigd in de chemische luchtwasser met 95 procent emissiereductie in stal 2. De luchtwasser heeft een capaciteit van 80.000 m³ lucht per. Voor de varkens in stal 2 is hiervan 78.600 m³ lucht per uur nodig. Deze overcapaciteit is toereikend om ook de lucht uit de mestverwerkingsruimte te reinigen zodat ook 95 procent van de ammoniak uit deze lucht wordt gewassen. Ook de geuremissie wordt hiermee verlaagd. 4. De filterstappen LDMF en omgekeerde osmose zijn volledig gesloten systemen. Hieruit treedt geen emissie op. Ook de opslag van concentraten is gesloten. Het transport van drijfmest en dunne mestfractie tussen de verschillende onderdelen van de installatie vindt plaats met gesloten pompen en leidingen. Hierbij treedt nauwelijks tot geen emissie op, dit is vergelijkbaar met de emissie bij het normale overpompen van mest. Bij deze vier punten hebben wij het volgende overwogen. Ad. 1. Dat een frequentere afvoer van de mest uit de putten een reductie in ammoniak- en geuremissie geeft is niet onderbouwd met onderzoeksgegevens waaruit deze relatie zou blijken. Gelet op de processen die van invloed zijn op het vrijkomen van ammoniak en geur kan een frequentere afvoer van mest een verlaging van de ammoniakemissie geven. Maar dit hoeft niet in alle situaties zo te zijn. Hierbij kunnen weer diverse aspecten een rol spelen, zoals de uitvoering van het mestafvoersysteem. Wanneer het afvoersysteem zodanig is uitgevoerd dat de mest regelmatig en restloos uit de putten wordt afgevoerd is een positief effect te verwachten. Maar, wanneer de mest niet restloos uit de putten worden afgevoerd valt geen positief effect te verwachten. Door de slechte mestafvoer blijft mest in de putten achter. 5/11

De mest veroudert dan net zoals in de situatie zonder een frequente mestafvoer. De bacteriële omzettingsprocessen (rottingsprocessen) die de emissie veroorzaken blijven doorgaan. In de stallen die niet zijn voorzien van het schuine wandsysteem (IC-V systeem; stal 1 gedeeltelijk, stal 2 en stal 5) is geen rioolsysteem aanwezig voor de afvoer van de mest. Het is derhalve niet zeker dat hier sprake is van een frequente en restloze afvoer van de mest uit de putten. Daarom kan op dit moment geen aanspraak worden gemaakt op een emissiereductie als gevolg van de frequentere mestafvoer uit deze stallen. In de andere stallen is hiervan wel sprake, maar het effect hiervan op de emissie is als onderdeel van het emissiearme systeem al verwerkt in de vaststelling van de emissiefactoren. Ad. 2. In hoeverre het vervallen van de mestsilo als compensatie kan worden aanmerkt voor de eventuele emissies uit de mestverwerking is niet duidelijk. In de onderbouwing berekent de aanvrager weliswaar een aantal oppervlaktes waarbij voor de mestsilo rekening is gehouden met de afbraak als gevolg van een langdurige mestopslag. Per saldo is sprake van een verkleining van het oppervlak. Maar dit zegt niets over de hoogte van de eventuele emissies. De producten die worden opgeslagen zijn bijvoorbeeld niet vergelijkbaar. Wel merkt de aanvrager op dat de flotatietank tijdens de proef open is (in verband met de bereikbaarheid ten behoeven van het onderzoek) maar in de definitieve opstelling geheel omsloten is. In dat geval is dit onderdeel vergelijkbaar met een afgesloten mestopslagkelder en zal er nauwelijks sprake zijn van emissie (zie ook punt 4). Dit geldt evenzo voor de afvoervijzel van de dikke mestfractie naar de gesloten mestcontainer. Ad. 3. De aanvrager is uitgegaan van de geplaatste luchtwasser aan de achterzijde van de stal. In de vergunning van 8 augustus 2008 zijn echter twee luchtwassers van dezelfde leverancier opgenomen van respectievelijk 60.000 m³ lucht per uur (ten behoeve van het voorste deel van de stal) en 40.000 m³ lucht per uur (voor het achterste deel van de stal). Voor beide stalgedeelten is sprake van een overcapaciteit van de luchtwassers, benodigde capaciteit is respectievelijk 44.340 m³ per uur en 34.260 m³ lucht per uur (totaal 78.600 m³ lucht per uur). Op basis van zowel de vergunde situatie als de beschreven situatie in het verzoek is sprake van een overcapaciteit van de chemische luchtwasser. Deze overcapaciteit is toereikend om de hoeveelheid lucht uit de mestverwerkingsruimte te zuiveren. Op basis daarvan kan worden gesteld dat door het leiden van de lucht uit de mestverwerkingsruimte door de luchtwasser een reductie van de ammoniak- geur- en fijn stofemissie plaatsvindt van achtereenvolgens 95 procent, 30 procent en 70 procent. 6/11

Ad. 4. Door de geslotenheid van de betreffende onderdelen van de installatie valt inderdaad te verwachten dat daaruit nauwelijks tot geen emissie optreedt. Op grond van het voorgaande zijn wij van mening dat de milieueffecten als gevolg van de proefneming, gelet op het doel en het karakter van de proefneming, acceptabel zijn tijdens de proefperiode. De proefperiode is bedoeld om een aantal onderzoeken te uitvoeren en om zo de meest optimale installatie samen te stellen. In dit geval is een aantal voorzieningen nog niet geheel omsloten om het gewenst onderzoek uit te kunnen voeren. Hierdoor treedt mogelijk, ten opzichte van de optimale installatie, wat extra emissie op. Deze emissie wordt overigens aangepakt in de luchtwasser waardoor de lucht uit de mestverwerkingsruimte wordt geleid. Derhalve zijn wij van mening dat tijdens de proefperiode het maximale wordt gedaan om de eventuele emissies uit de verwerkingsinstallatie zoveel mogelijk te voorkomen. Het meten en registreren van de milieueffecten van de proefneming In de beschrijving is opgenomen dat de volgende metingen en registraties plaatsvinden: - verwerkte hoeveelheid drijfmest en hoeveelheden geproduceerde eindproducten en de samenstelling ervan (vooral stikstof- en fosfaatgehalten ter verantwoording van de mestverwerking); - elektriciteitsverbruik, totaal en afzonderlijke installatieonderdelen; - verbruik van polymeren en reinigingsmiddelen; - aantal draaiuren installatie; - hoeveelheid benodigde arbeid voor bediening van de installatie; - storingen en onderhoud aan de installatie; - eventueel uit te voeren wijzigingen aan de installatie. Dit wordt enerzijds gedaan om vast te kunnen stellen of de installatie aan de verwachtingen voldoet. Anderzijds wordt dit gedaan voor de aanvrager om een verantwoorde keuze te kunnen maken voor de opschaling van de installatie naar de gewenste verwerkingscapaciteit. De aanvrager is van mening, dat het meten van de ammoniak- en geuremissie van de mestverwerkingsinstallatie tijdens de proef niet mogelijk is dan wel niet nodig is. Wanneer alle onderdelen goed zijn uitgevoerd en zorgvuldig wordt gewerkt, treedt volgens de aanvrager nauwelijks emissie op (zie ook voorgaande punt). Verder merkt de aanvrager op dat tijdens de proef een aantal onderdelen van de installatie niet volledig zijn afgesloten, maar dit wel zullen zijn tijdens de beoogde installatie. In dat geval treedt in de uiteindelijke situatie minder emissie op (zie ook hiervoor bij ad. 2.). Met de betrekking tot de mogelijkheid van het uitvoeren van emissiemetingen geeft de aanvrager aan dat het vanwege de afzuiging van de lucht uit de verwerkingsruimte via een luchtwasser het zeer complex is om correcte cijfers uit de metingen te krijgen. De reden daarvoor is dat het hier niet gaat om een luchtwasser die alleen lucht uit de verwerkingsruimte behandeld. 7/11

Ook lucht uit de dierruimte in stal 2 wordt in dezelfde luchtwasser behandeld. Verder merkt de aanvrager nog op dat al metingen zijn verricht aan vergelijkbare installaties. Deze metingen laten lage emissies zien. Om die redenen vraagt de aanvrager expliciet om de emissies tijdens de proef niet te hoeven meten. Met het niet meten van de ammoniak- en geuremissie tijdens de proef kunnen wij instemmen. Onder de milieueffecten van de proefneming zijn wij ingegaan op de verwachte emissies tijdens de proef. Gebleken is dat het gaat om minimale emissies. Tijdens de proef zal het maximale worden gedaan om deze emissies te voorkomen dan wel te beperken. Verder overwegen wij dat wanneer inderdaad voldoende emissiegegevens van vergelijkbare installaties beschikbaar zijn het uitvoeren van emissiemetingen op dit bedrijf minder waarde heeft, mede gelet op de door de aanvrager geschetste problematiek voor het kunnen meten van deze emissies. De proefneming is een voorbereiding om te komen tot een definitieve installatie voor het verwerken van mest waarvoor een aanvraag voor een veranderingsvergunning bij ons wordt ingediend. Voor de beoordeling van die aanvraag zal de aanvrager al die gegevens moeten aanleveren die nodig zijn om toetsing van de aanvraag te kunnen maken. Daarbij zal concreet inzicht moeten worden gegeven van de verschillende emissies van de mestverwerkingsinstallatie en alle bijkomende voorzieningen (bijvoorbeeld de opslag van de dikke mestfractie). Op basis van de aan te leveren gegevens zal door ons een toetsing worden uitgevoerd aan de relevante beoordelingskaders. Hierbij mag gebruik worden gemaakt van emissiegegevens van, onderdelen van, andere mestverwerkingsinstallaties. Daarbij stellen wij als voorwaarde dat het moet gaan om gegevens van vergelijkbare installaties, of installatieonderdelen, waarin vergelijkbare mest (zelfde diersoorten, voer, huisvestingssysteem e.d.) is verwerkt. De betreffende rapportages zullen ter onderbouwing door de aanvrager aan de aanvraag moeten worden toegevoegd. Gelet daarop leggen wij in dit specifieke geval de verantwoordelijkheid voor het wel of niet meten van de emissies tijdens de proefneming neer bij de aanvrager. Wellicht ten overvloede wijzen wij de aanvrager er hierbij nog op dat aan ons besluit dat tijdens de proefneming de emissies niet hoeven worden gemeten geen rechten kunnen worden ontleend in relatie tot onze besluitvorming op de vergunningsaanvraag voor de beoogde mestverwerkingsinstallatie. Wij vinden dat de voorgestelde metingen en registraties toereikend zijn om tot een verantwoording van de installatie te komen. Dit dient samen met de evaluatie in een rapportage te worden opgenomen. Dit rapport dient, zoals in voorschrift 1.2.6 bij ons besluit van 8 augustus 2008 is opgenomen, binnen zes weken na beëindiging van de proefneming bij ons te worden ingediend. 8/11

De ontstane producten, rest- en afvalstoffen Bij de verwerking van circa 6.000 ton vleesvarkensdrijfmest op jaarbasis ontstaan de volgende producten: - circa 1.700 ton dikke mestfractie (bevat voornamelijk organische stof, organisch gebonden stikstof en fosfaat); - circa 1.300 ton concentraat (bevat voornamelijk niet organisch gebonden stikstof (opgeloste stikstof) en kalium); - circa 3.000 ton schoon water. Ten behoeve van deze verwerking is 3.600 kg polymeer/floculant, 670 kg zwavelzuur en 270 liter reinigingsmiddel (citroenzuur en natronloog) nodig. Het polymeer/floculant (uitvlokmiddel) wordt toegevoegd aan de te scheiden drijfmest in de vooropslag. Dit middel zorgt voor een samenklontering van de mest waardoor een betere scheiding wordt verkregen. In de omgekeerde osmose installatie wordt na de eerste fase zwavelzuur aan het permeaat toegevoegd om in de nazuivering met kleinere membranen het ammonium uit het permeaat te halen. Het reinigingsmiddel is nodig om de omgekeerde osmose installatie te reinigen. Het middel wordt toegevoegd aan de ingaande dunne mestfractie, reageert met de verontreinigingen in de installatie en blijft uiteindelijk in het concentraat achter. Hiervoor is ingegaan op een proefperiode van 6 maanden. In dat geval kunnen bovenstaande hoeveelheden worden gehalveerd. Het gaat hier om verwachte hoeveelheden. Tijdens de proef vindt een meting en registratie van de verschillende hoeveelheden plaats. Conclusie Gelet op het vorenstaande verlenen wij goedkeuring voor het uitvoeren van de proef met het verwerken van 3.000 m³ drijfmest van vleesvarkens door middel scheiden van de drijfmest in een flotatie-unit met schroefpers, het filteren van de dunne mestfractie in een LDMF-filter en vervolgens het reinigen van deze mestfractie in een omgekeerde osmose installatie. Deze proef mag gedurende een periode van maximaal 6 maanden worden uitgevoerd in de installatie met alle bijkomende voorzieningen e.d., zoals is beschreven in het verzoek van 13 oktober 2008 met aanvulling 9 januari 2009. 9/11

GEDEPUTEERDE STATEN VAN NOORD-BRABANT; gelet op de Wet milieubeheer, de Algemene wet bestuursrecht en het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer; BESLUITEN: te verklaren dat de voorgenomen proefneming voldoet aan het daartoe gestelde in de voorschriften van paragraaf 1.2 van de op 8 augustus 2008 verleende revisievergunning ingevolge de Wet milieubeheer; toe te staan dat deze proef mag worden uitgevoerd gedurende een periode van maximaal 6 maanden in de installatie met alle bijkomende voorzieningen e.d., zoals is beschreven in het verzoek van 13 oktober 2008 met aanvulling 9 januari 2009. dit besluit bekend te maken overeenkomstig het daartoe gestelde in hoofdstuk 6 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer op 13 februari 2009. 's-hertogenbosch, 9 februari 2009. Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant, namens deze, ir. J.P.M. van Erdewijk, bureauhoofd Vergunningverlening Afvalrecycling en Industriële bedrijven. 10/11

Bezwaren Tegen deze beschikking tot het goedkeuren van een proefneming bestaat de mogelijkheid om schriftelijk bezwaren in te dienen. De bezwaartermijn van 6 weken vangt aan met ingang van de dag na toezending van het besluit. Deze schriftelijke bezwaren moeten worden gericht en worden gezonden aan het college van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant, Postbus 90151, 5200 MC s-hertogenbosch. Het bezwaarschrift moet, op grond van artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), worden ondertekend en moet ten minste bevatten: a. naam en adres van de indiener; b. de dagtekening; c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar gericht is; d. de gronden van het bezwaar. Indien u gebruikmaakt van de mogelijkheid om een bezwaarschrift in te dienen, kunt u op grond van artikel 8:81 Awb een voorlopige voorziening vragen, indien dit, gelet op de betrokken belangen, onverwijlde spoed vereist. Een dergelijk verzoek dient te worden gericht aan de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA s-gravenhage. 11/11

12/1