Zeespiegelstijging, getij verandering en deltaveiligheid

Vergelijkbare documenten
Kenmerkende waarden. Getijgebied Datum 22 juli 2013

Waterstanden Nederlandse kust en estuaria

Veranderingen in gemiddelde zeeniveaus in de Nederlandse kustwateren. Douwe Dillingh Deltares

Zeespiegelmonitor 2018

Momenteel bevinden zich langs de Westerschelde de volgende stations: R R L L

nieuw sturmvioeclvoorspellings systeem

Watergetijden Wemeldinge

Stormvloedflits van 13 en 14 januari Noordwesterstorm veroorzaakt hoge waterstanden langs de kust

wadkanovaren.nl pdf versie

Getijtafels. voor Nieuwpoort, Oostende, Blankenberge, Zeebrugge, Vlissingen, Prosperpolder, Antwerpen en Wintam L.A.T.

wadkanovaren.nl waterdiepten a.h.v. de kaartdiepten

Extrapolatie van de waterstand in het Waddengebied

Watergetijden Zierikzee

VERSLAG VAN DE STORMVLOED VAN 19 EN 20 DECEMBER 1993 (SR70)

Bijlage 1.3 Bodemdaling in het Eems-Dollardgebied in relatie tot de morfologische ontwikkeling

Ministerie van Verkeer en Waterstaat Memo Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat 31 AUG Afschrift aan

Verslag van de stormvloed van 21 en 22 december 2003 (SR82)

Kenmerkende waarden Kustwateren en Grote Rivieren

VERSLAG VAN DE STORMVLOED VAN 27 EN 28 OKTOBER 2002 (SR81)

HAVENECONOMIE EN ECOLOGIE:

Inventarisatie van het sublitorale wilde mosselbestand in de westelijke Waddenzee in het voorjaar van 2009

Berekening van de saliniteit uit de geleidendheid en de temperatuur

Folkert Buiter 2 oktober 2015

-21- GETIJDEN (2) De veelvormigheid van het getij: de Noordzee

Getijtafels. voor Nieuwpoort, Oostende, Blankenberge, Zeebrugge, Vlissingen, Prosperpolder, Antwerpen en Wintam L.A.T.

rijkswaterstaat notitie WWKZ -81.V276 adviesdienst Vlissingen Leden Projectgroep VWG Verdiepen Westerschelde

Ministerie van Verkeer en Waterstaat opq. Zonewateren. 28 juli 2004

Definitie zeespiegelstijging voor bepaling suppletiebehoefte. Rekenmodel t.b.v. handhaven kustfundament

Hydraulische Randvoorwaarden 2011concept

Blauwe Eilanden. conceptontwikkeling in opdracht van Boskalis (maart 2008)

Verslag van de stormvloed van 8 en 9 februari 2004 (SR83)

Deltaprogramma Waddengebied. Deltaprogramma 2012 Probleemanalyse Waddengebied

Getijtafels voor Nieuwpoort, Oostende, Blankenberge, Zeebrugge, Vlissingen, Prosperpolder, Antwerpen en Wintam TAW.

Getijtafels voor Nieuwpoort, Oostende, Blankenberge, Zeebrugge, Vlissingen, Prosperpolder, Antwerpen en Wintam TAW.

:'1 " " RIKZ/OS.101x. eraal Rijkswaterstaat

VERSLAG VAN DE STORMVLOED

De Waterstanden. Kunstwerk in het kader van het project Nederland leeft met water. Zeezeilen i.s.m. horst4dsign 2016

rijkswaterstaat C 5931 Jm,

Getijtafels 2017 T.A.W. voor Nieuwpoort, Oostende, Blankenberge, Zeebrugge, Vlissingen, Prosperpolder, Antwerpen en Wintam.

Revisie Detailadvies haven Walsoorden

Getijtafels. Voor Nieuwpoort, Oostende, Blankenberge, Zeebrugge, Vlissingen, Prosperpolder, Antwerpen en Wintam L.A.T

Hydraulische randvoorwaarden categorie c-keringen Achtergrondrapport Wieringermeerdijk (dijkring 13)

a) Getijdenwerking en overstromingen op de Schelde

Getijtafels. voor Nieuwpoort, Oostende, Blankenberge, Zeebrugge, Vlissingen, Prosperpolder, Antwerpen en Wintam L.A.T

ZEEUWSE MEER. globale getij - hoogten. in verschillende. compartimenteringsmodellen. ;aat deltadienst ndenzoek. nota: 75-04

2.2.1 Noordelijke kust

Hydraulische randvoorwaarden categorie c-keringen

Getijtafels. voor Nieuwpoort, Oostende, Blankenberge, Zeebrugge, Vlissingen, Prosperpolder, Antwerpen en Wintam T.A.W.

Getijtafels. voor Nieuwpoort, Oostende, Blankenberge, Zeebrugge, Vlissingen, Prosperpolder, Antwerpen en Wintam T.A.W.

AFDELING s-gravenhage KONINGSKADE 25 TELEFOON AAN

Getijtafels. voor Nieuwpoort, Oostende, Blankenberge, Zeebrugge, Vlissingen, Prosperpolder, Antwerpen en Wintam T.A.W.

Ervaringen uit vervlogen tijden. door Jan Kroos Rijkswaterstaat Watermanagementcentrum Nederland (WMCN) Stormvloeden Kust en Benedenrivieren

Veranderingen Antwoorden

Simon Vereeke Ruud Bosters Paul Geernaert Ernst Jonker Leden Pb

Figuur 1. Drukdalingen in bar van de verbonden cavernes binnen 45 minuten na de eerste drukdaling op TR-1/4/5

kir-) hi /f Eindverslag van het onderzoek naar de kansen op extreem hoge waterstanden langs de Nederlandse Kust. Rapport DGW / April 1993 ((, '

Assetmanagement bij waterkeringen

Instandhouding vaarpassen Schelde Milieuvergunningen terugstorten baggerspecie

koppeling met NSL maatregelen (OTB/ Saldo 0) referentiepunten BBV koppeling met NSL

Morfologie kwelders en. platen Balgzand

Zandhonger. Kerend Tij Innovatie Competitie Hydrodynamische innovatie van de stormvloedkering Oosterschelde. 19 september 2002

Maatschappelijke kosten-batenanalyse Waterveiligheid 21e eeuw. Bijlage E: Methode kostentoedeling

Op de voorstellen van gedeputeerde staten van Noord-Holland, Zuid-Holland, Utrecht en Gelderland;

Getijtafels 2017 T.A.W. voor Nieuwpoort, Oostende, Blankenberge, Zeebrugge, Vlissingen, Prosperpolder, Antwerpen en Wintam.

De zandige Nederlandse kust

Ministerie van Verkeer en Waterstaat Memo Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat. i., ',.,0,

Meten in de Waddenzee

Duitse en Nederlandse wad Woudschoten 30 januari 2011 Holten 5 feb 2011

De Schelde, een globale schets: Geomorfologie van de Schelde

Memorie. Noordzee reductiematrix. Ministerie van Defensie. Dienst Hydrografie Geodesie & Getijden

STROOMATLAS BENEDEN ZEESCHELDE VAK PROSPERPOLDER - KRUISSCHANS

De basisverlegging van het prijsindexcijfer van de bouwkosten van nieuwe woningen (pinw)

Waterbouwkundig Laboratorium dorgerhout BiBUOTHEEX 4^71

De basispeilen langs de Nederlandse kust Statistisch onderzoek

Maatregelverkenning. Economie en Ecologie in balans. Petra Dankers 08 november 2013

HOOFDSTUK VII REGRESSIE ANALYSE

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Memo. Inleiding. Opzet berekeningen

Reisvoorbereiding. Ivar ONRUST

Nogmaals: De besteding van de NOA gelden

Grondwaterstanden juni 2016

R Ir. A. Dijkstra Leidschendam, 1989 Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid SWOV

Deltagebied. Rijksdienst voor de ljsselmeerpolders Ministerie van Verkeer en Waterstaat COMPARTINENTERINGSDMIMEN. G.J. Rook. door

De stijging van de hoogwaterstanden op de Westerschelde in de afgelopen eeuw. auteurs): J. Doekes datum: november 1986 Mmenvottine: zie hieronder

Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt 1 januari 2000 tot en met 30 juni 2001

Allerheiligenvloed 2006

Vollenhoverkanaaldijk. Vollenhovermeerdijk Kadoelermeerdijk

7c\ 8c;\,g e_~v\ ~. ~ DETAILADVIES Gat van Westkapelle. If\ L).

Een wal van zand, klei of steen die mensen beschermt tegen hoog water. De plek waar het rivierwater in de zee uitkomt.

Mogelijke golfreductie Schermdijk voor Delfzijl

Algemene escalatieberekening

Overgang van GLLWS naar LAT

Emissieontwikkeling op onderliggend wegennet ten gevolge van realisatie Tweede Coentunnel en Westrandweg

Klimaatverandering en klimaatscenario s in Nederland

Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016

Werkdocument Kd-waarden van zware metalen in zoetwatersediment[riza nr x]

Handhaven oostelijke loswal Schelphoek (dijkpaal 75)

Hydraulische beoordeling nieuwe waterkering Alexander, Roermond. WAQUA-simulaties ten behoeve van Waterwetaanvraag

Bepaling van de primaire impacten van globale klimaatsveranderingen

Toelichting actualisatie legger Delflandse Dijk deel zeedijk, traject Hoek van Holland - Maeslantkering

Transcriptie:

Ministerie van Verkeer en Waterstaat DirectoraatGeneraal Rijkswaterstaat Rijksinstituut voor Kust en Zee/RIKZ Zeespiegelstijging, getij verandering en deltaveiligheid ir. D. Dillingh ir. P.F. Heinen Rapport RIKZ94.O26 juni 1994

Zeespiegelstijging, getijverandering en deltaveitigheid

INHOUDSOPGAVE 1 Inleiding 5 2 Aanbevelingen uit het Rapport Deltacommissie 7 3 Aanpak van het probleem 9 3.1 Keuze van het te beschouwen zeeniveau 9 3.2 Beperkingen van het onderzoek 9 3.3 Werkwijze 10 4 Trendmatige veranderingen van gemiddelde zeeniveaus 13 4.1 De SSAmethode 13 4.2 Veranderingen in het verleden 13 5 Toeslagen en overhoogten 17 5.1 Toeslagen op het ontwerppeil 1985 17 5.2 Overhoogten bij aanleg of verbetering 18 6 Literatuurlijst 21 Figuren 23 Zeespiegelstijging, getijverandering en deltaveiligheid 3

Zeespiegelstijging, getijverandering en deltaveiligheid

1 INLEIDING!n het kader van en vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Wet op de Waterkering wordt thans gewerkt aan een " randvoorwaarden" boek, waarin de eisen worden vermeld waaraan de bestaande primaire waterkeringen, alsmede nieuwe ontwerpen en verbeteringen, moeten voldoen. Volgens de Wet op de Waterkering dienen de waterkertngen iedere vijf jaar te worden getoetst. Het voornemen is 1995 het eerste toetsjaar te laten zijn. Aanvankelijk was in verband hiermee de vraag gesteld welke toeslag bij de ontwerppeilen uit het rapport van de Deltacommissie (Iit. 1) moesten worden opgeteld in verband met de relatieve zeespiegelstijging/bodemdaling over de periode vanaf de normstelling van de Deltacommissie tot en met het toetsjaar 1995, opdat gegarandeerd wordt dat de primaire waterkeringen dezelfde mate aan veiligheid blijven bieden ais bij de oorspronkelijke ontwerppeilen voor ogen stond (Iit. 12). Tevens werd gevraagd aan te geven met welke relatieve zeeniveaustijgingen rekening moet worden gehouden voor de periode direct na 1995 (middeiiange termijn). Inmiddels zijn voor een aantai stations nieuwe ontwerppeilen vastgesteld (Iit. 11) en zijn die voor de overige stations in voorbereiding. Deze ontwerppeilen zijn c.q. worden vastgesteld voor de toestand in 1985, m.a.w, ze zijn geldig voor het jaar 1985. Voor latere jaren dient rekening gehouden te worden met veranderingen in relatieve zeeniveau's. De vraagstelling waarop dit rapport een antwoord wil geven is derhalve: welke zeeniveaustijging dient in rekening te worden gebracht bij het toetsen of ontwerpen van een primaire waterkering op een willekeurig tijdstip na 1985; met welke toekomstige relatieve zeeniveaustijging dient rekening te worden gehouden (middellange termijn) bij het ontwerpen van nieuwe waterkeringen of verbeteringswerken aan bestaande keringen. Om deze vragen te beantwoorden wordt eerst nagegaan welke aanbevelingen in het Rapport Deltacommissie worden gegeven m.b.t. relatieve zeespiegelstijgingen. Vervolgens wordt de aanpak hier geschetst, gevolgd door de uitwerking van de verschillende onderdelen. Van alle thans operationele peilmeetstations langs de kust en de estuaria zijn de beschikbare gegevens van de gemiddelde zeeniveau's (jaargemiddelden van gemiddelde zeestand, hoog en laagwaterstand en tijverschil) in grafieken weergegeven in de bijlagen. Deze vormen als zodanig een bron van informatie voor een ieder die belang heeft bij of belangstelling heeft voor de ontwikkelingen in deze relatieve gemiddelde zeeniveau's. De betreffende stations zijn aangegeven in figuur 1. Zeespiegelstijging, getijverandering en deltaveiligheid

Zeespiegelstijging, getij verandering en deltaveiligheid

2 AANBEVELINGEN UIT HET RAPPORT DELTACOMMISSIE In 8.2 van het Rapport Deltacommissie, Deel 1, worden aanbevelingen en richtlijnen gegeven voor aanleg en verbetering van hoofdwaterkeringen. In deze paragraaf wordt ook aandacht besteed aan de relatieve zeespiegelstijging. Daarmee dient rekening te worden gehouden, omdat dijken en kunstwerken in de waterkeringen geacht worden gedurende een lange periode de vereiste veiligheid te bieden. Het Rapport Deltacommissie spreekt hier overigens over relatieve bodemdaling, maar dat is meer een kwestie van definitie. Onder relatieve bodemdaling wordt verstaan de snelheid van de algemene daling van de niet meer aan inktinking onderhevige ondergrond van ons land (het Pleistoceen) ten opzichte van de gemiddelde zeespiegel. Tegenwoordig spreken we meer over relatieve zeespiegelstijging, waaronder dan wordt verstaan de snelheid van de stijging van het gemiddelde zeeniveau ten opzichte van het NAP. Op blz. 88 van het eindverslag van de Deltacommissie wordt geconcludeerd, dat de relatieve bodemdaling vrijwel gelijk is aan de NAPdaling, dit is de daling van het NAPvlak t.o.v. de gemiddelde zeespiegel, welke werd bepaald op 15 a 20 cm per eeuw. Gesteld wordt, dat bij het opmaken van een ontwerp voor aanleg of verbetering van een hoofd waterkering in de waakhoogte (de hoogte van de kruin van een dijk boven het ontwerppeil) een bedrag moet worden opgenomen voor de tot het volgende herstel te verwachten daling van de dijkkruin ten opzichte van de gemiddelde zeespiegel. Op blz. 89 van lit.1 wordt vervolgens voorgeschreven, dat bij de dijktafelhoogte (ontwerppeil plus minimum waakhoogte) de NAPdaling en de kruindaling, die in de periode tot het voigende herstel worden verwacht, opgeteld moeten worden om de aanleghoogte te verkrijgen. De kruindaling heeft betrekking op zettingen van de ondergrond van het (verzwaarde) dijklichaam en de inklinking van het nieuwe dijklichaam zelf. Deze toevoeging aan de minimum waakhoogte (dit laatste is de hoogte benodigd met het oog op het golfoploopcriterium en het in rekening te brengen gedeelte van buioscillaties en stoten) is dus een overmaat aan veiligheid die afneemt in de tijd. Bij de aanleg/verbetering van de waterkeringen wordt derhalve tot nu toe rekening gehouden met een relatieve zeespiegelstijging van 15 a 20 cm per eeuw. Dit getal heeft dus betrekking op de gemiddelde zeespiegel en geldt voor alle duin en dijkvakken langs kust en estuaria, van Cadzand en Bath t/m Nieuwe Statenzijl. Zeespiegelstijging, getijverandering en deltaveillgheid

Zeespiegelstijging, getijverandering en deltaveiligheid

3 AANPAK VAN HET PROBLEEM 3.1 Keuze van het te beschouwen zeeniveau Zoals in hoofdstuk 2 al is aangegeven, wordt in het Deltarapport vooral gesproken over de relatieve bodemdaling en de NAPdaling. Het referentievlak daarbij is de gemiddelde zeespiegel (ongeveer midden tussen hoog en laagwater, afhankelijk van de vorm van de getijkromme). De genoemde 15 a 20 cm per eeuw heeft betrekking op deze grootheden en is gegeven voor het totale betrokken gebied. Uit onderzoekingen sindsdien is echter gebleken dat de getijvorm in de loop der jaren is veranderd {lit. 3 en 4). Dit blijkt slechts voor een gering deel te verklaren te zijn uit de beïnvloeding van de getijvoortplanting door de zeespiegelstijging (lit. 5). Hier is dan ook vooral sprake van gevolgen van menselijke ingrepen (Afsluitdijk, baggerwerken, in en ontpolderingen) en daarmee gepaard gaande morfologische ontwikkelingen. De belangrijkste consequentie voor de onderhavige problematiek is, dat de gemiddelde hoogwaterstanden veelal sneller zijn gestegen dan de gemiddelde zeestanden. Voor Vlissingen blijken de gemiddelde springtijen weer iets sneller te stijgen dan de gemiddelde hoogwaterstanden. Voor de veiligheid zijn met name de hoogwaterstanden belangrijk. Om die reden is de relatieve stijging van de gemiddelde hoogwaterstand een betere grootheid dan de gemiddelde zeespiegel om verlies aan veiligheid door veranderingen in het getijregime in rekening te brengen. 3.2 Beperkingen van het onderzoek Met de volgende aspecten wordt in dit onderzoek geen rekening gehouden. Bewegingen van het NAPvlak Het NAP, het nationale referentievlak voor de hoogteligging op het land, is thans vastgelegd door de halfbolvormige bovenkant van een bronzen bout in de kop van een 22 m lange betonpaa! onder de Dam te Amsterdam. Voor de landelijke verspreiding van het NAPvlak bestaat een netwerk van ondergrondse merken (regionale referentiepunten), zeer goed in het pieistoceen gefundeerde palen of buizen in geologisch stabiele gebieden, waarvan de hoogten zijn bepaald met een primaire waterpassing. In of nabij de huisjes van de peilmeetstations zijn de laatste decennia zgn. nulpalen geplaatst als stabiel referentiepunt voor de waterstandsmetingen. Ze zijn gefundeerd op het pieistoceen en vervullen dus dezelfde functie als de ondergrondse merken. Uit recent onderzoek van de Rijkswaterstaat en de Rijks Geologische Dienst naar bodembeweging in Nederland (lit. 2) is gebleken dat zelfs de ondergrondse merken van het NAP niet gevrijwaard zijn van beweging ten opzichte van elkaar. De beweging van de top van het Pieistoceen blijkt dus regionaal te verschillen. Omdat de hoogten van de ondergrondse merken nooit zijn bijgesteld, zit er in de waterstandsregistraties een (regionaal verschillende) component van de beweging van de bovenkant van het pteistoceen. Het vaststellen van de bewegingen van het NAPvlak ter plaatse van de kustpeilmeetstations is uiterst moeilijk, o.a. vanwege de relatief korte periode dat de nulpalen in gebruik zijn. Er zit derhalve in de trends van de gemiddelde relatieve Zeespiegelstijging, getijverandering en deltaveiligheld

zeeniveau's een onbekende regionaal verschillende bodembewegingscomponent. Broeikaseffect Mede als gevolg van het broeikaseffect wordt voor de komende 100 jaar een mondiale zeespiegelstijging verwacht van ca. 60 cm. Deze waarde heeft echter een grote onzekerheidsmarge. Bijstellingen van deze schatting vinden nog steeds plaats naarmate de kennis toeneemt en de voorspelmodellen beter worden. Bovendien blijkt er geen eenduidige relatie te bestaan tussen de relatieve stijging van de gemiddelde zeespiegel en die voor de gemiddelde hoogwaterstand. Deze laatste hangt sterk af van de locatie en het beschouwde tijdvak. Verder is in recent onderzoek aangetoond, dat een versnelde zeespiegelstijging vanwege het broeikaseffect (nog) niet uit de waarnemingen kan worden afgeleid (lit. 13,14). Om deze redenen wordt in dit rapport geen rekening gehouden met de verwachte versnelde mondiale zeespiegelstijging. Als gevolg van de temperatuurstijging door het broeikaseffect kunnen naast veranderingen in het gemiddelde zeeniveau ook veranderingen in het windklimaat worden verwacht. Veranderingen in het windklimaat zullen ook invloed hebben op de kansen van voorkomen van buitengewoon hoge stormvloedstanden. In kwantitatieve zin valt hierover nog niets gefundeerds te zeggen (lit.8). 3.3 Werkwijze Toeslagen Voor toetsen en ontwerpen van de primaire waterkeringen zijn de ontwerppeilen 1985, zoals onlangs voor een aantal stations vastgesteld (lit. 11; voor de overige locaties zijn zij thans in voorbereiding) steeds het uitgangspunt. Het opnieuw vaststellen van basis en ontwerppeilen is pas zinvol bij aanmerkelijk langere meetreeksen, nieuwe statistische inzichten of betere kennis van het fysische proces (meteorologie en waterbeweging). Voor de middellange termijn dienen telkens toeslagen te worden berekend op de ontwerppeilen 1985 voor de stijging van de gemiddelde hoogwaterstanden, teneinde dezelfde mate van veiligheid te behouden als de ontwerppeilen 1985 bieden. De volgende werkwijze wordt voorgesteld: Eike 5 jaar (cyclus Wet op de Waterkering) worden opnieuw de trendlijnen van de dan beschikbare jaargemiddelde HWstanden berekend volgens de dan meest geschikte analysemethode. M.b.v. deze trendlijnen wordt de "toestand" voor 5 jaar na het nieuwe toetsjaar geschat. Bij het vaststellen van de toeslag voor het toetsjaar 1995 wordt dus gebruik gemaakt van de schatting van de toestand van het gemiddelde hoogwater voor het jaar 2000. De achtergrond hiervan is, dat bij toetsing in een bepaald jaar de veiligheid gegarandeerd moet zijn tot de volgende toetsing 5 jaar later. Onder de "toestand" voor een bepaald jaar wordt daarbij verstaan de waarde van de betrokken grootheid voor dat jaar volgens een trendlijn; hierbij zijn dus toevallige en periodieke fluctuaties zo goed mogelijk weggefilterd, Over het algemeen zal dus een extrapolatie nodig zijn over 7 a 8 jaar, omdat de randvoorwaarden altijd vóór het betreffende toetsjaar moeten worden vastgesteld. De schatting geschiedt aan de hand van de trends in een geschikt gekozen recente periode. Vervolgens wordt het verschil bepaald tussen de aldus bepaalde toestand van het gemiddelde HW van het betreffende jaar (toetsjaar plus 5 jaar) en die van het jaar 1985. Dit verschil wordt afgerond op een veelvoud van 5 cm. Bij deze afronding wordt rekening gehouden Zeespiegelstijging, getijverandering en deltaveiligheid 10

met de ruimtelijke samenhang van de verschillende stations. Relatief grote verschillen tussen nabijgelegen stations zijn niet erg waarschijnlijk; er zal in het algemeen een gelijkmatig verloop te vinden zijn langs de kust. Het voorkomen van "uitschieters" duidt op locale effecten en/of analyseonnauwkeurigheden. De afronding hoeft daardoor niet altijd naar het dichtsbijzijnde veelvoud van 5 cm te zijn. Het aldus afgeronde verschil vormt de toeslag voor het betreffende toetsjaar op de ontwerppeilen 1985. Deze toeslag geldt in feite niet alleen voor de ontwerppeilen, maar voor de gehele overschrijdingslijn van HWstanden (dit is de lijn die het verband geeft tussen de HWstand en de overschrijdingsfrequentie) voor een bepaald station. Voor de periode tussen twee toetsjaren (5 jaar) geldt de toeslag van het toetsjaar aan het begin van deze periode; hierbij is dus al rekening gehouden met de stijging tot het eerstvolgende toetsjaar. Het aanpassen van de toeslag voor een willekeurig tussenliggend jaar staat niet in verhouding tot de nauwkeurigheid waarmee één en ander is of kan worden bepaald. De rechtvaardiging hiervan is gelegen in de relatief geringe veranderingen binnen een periode van 5 jaar. Bij plotselinge veranderingen als gevolg van menselijke ingrepen geldt dit natuurlijk niet, In de Westerschelde is de getijbeweging zo geprononceerd, dat een superstorm vrijwel zeker tijdens springtij op zal treden. Met het sneller stijgen aldaar van de springhoogwaters kan rekening worden gehouden door voor dit gebied de gevonden stijgingen steeds naar boven af te ronden op een veelvoud van 5 cm. Overhoogten Voor het bepalen van de benodigde overhoogten bij aanleg of verbetering wordt de volgende aanpak gevolgd: Gezien de onzekerheden omtrent het toekomstige verloop wordt een globaal beeld geschetst; grote nauwkeurigheid is niet mogelijk, Uitgegaan wordt van de vijfjaarlijks bijgestelde trendlijnen van de gemiddelde hoogwaterstanden. Aangenomen wordt dat de trendmatige veranderingen van de hoogwaterstanden in het verleden zich in de toekomst voortzetten, tenzij er goede argumenten zijn te geven dat dit niet het geval is, bijvoorbeeld als gevolg van bepaalde maatregelen. Snelle veranderingen van het getijregime als gevolg van de uitvoering van werken dienen apart in rekening te worden gebracht. Aangenomen wordt dat de relatieve stijging van de gemiddelde HWstand tenminste gelijk is aan die van de gemiddelde zeestand. Er wordt rekening gehouden met de regionale samenhang in de trendmatige verandering. Waarden voor de in rekening te brengen stijging van het gemiddelde HW worden gegeven in cm's (een veelvoud van 5 cm) per eeuw. Afhankelijk van de beoogde periode tot het volgende herstel (in het Deltarapport gesteld op 50 jaar) kan hieruit eenvoudig de benodigde overhoogte worden afgeleid (afronden op 5cm). Zeespiegelstijging, getij verandering en deltaveiligheid 11

Zeespiegelstijging, getijverandering en deltaveiligheid 12

4 TRENDMATIGE VERANDERINGEN VAN GEMIDDELDE ZEENIVEAUS 4.1 De SSAmethode Voor de bepaling van de trendmatige veranderingen in het verleden, en daarmee de toestand in een bepaald jaar, is de SSAmethode toegepast (Singuliere Spectrum Analyse), een methode met de mogelijkheid tijdreeksen te analyseren op trends en periodieke componenten. Voor zover hier bekend werd deze methode voor het eerst op gemiddelde zeeniveaus toegepast door Heinen (lit. 9). Bij de SSAmethode wordt uit de gegeven tijdreeks, hier dus bijvoorbeeld van de jaargemiddelde HWstanden van een bepaald station, een datamatrix samengesteld uit evenlange deelreeksen, waarbij elke deelreeks één tijdstap (hier dus een jaar) later begint. Als N het aantal (aaneengesloten) jaren is van de volledige beschikbare tijdreeks en M het aantal aaneengesloten jaren per deelreeks, dan wordt de matrix opgebouwd uit NM+1 rijen van M elementen. M wordt het venster genoemd. Van deze matrix wordt een singuliere waarde ontbinding gemaakt. De verzameling van singuliere waarden wordt het spectrum genoemd. De methode dankt hieraan haar naam. Overigens kan de SSAmethode ook worden toegepast op tijdreeksen van meerdere stations tegelijk. Er wordt dan een soort gemiddelde informatie verkregen. Van deze mogelijkheid wordt in dit rapport geen gebruik gemaakt. De keuze van het venster M bepaalt de mate waarin de kenmerken van de tijdreeks (trend, periodieke componenten) worden onderscheiden. Voor M zal per tijdreeks een verstandige keuze moeten worden gemaakt door vergelijking van de resultaten bij verschillende vensters. De gedane keuzen staan in tabel 5 (na hoofdstuk 5). Voor een eenvoudig begrip kan de toepassing van de SSAmethode voor de trendbepaling van de reeksen van jaargemiddelde zeeniveau's gezien worden als een geoptimaliseerde vorm van lopend middelen. Voor meer achtergronden wordt verwezen naar lit. 9. 4.2 Veranderingen in het verleden Figuur 1 geeft een overzicht van de huidige meetstations van het landelijk waterstandsmeetnet langs de kust en in de estuaria. In de figuren 2 t/m 40 zijn per meetstation de verlopen van jaargemiddelde zeestand, hoogwaterstand, laagwaterstand en tijverschil gegeven, voor zover te berekenen of beschikbaar. Voor de verlopen van de vetgedrukte stations zijn trends berekend met toepassing van de SSAmethode, behalve wanneer dat door hiaten of te korte reeksen niet goed mogelijk was. Enkele opvallende verschijnselen in deze verlopen zijn: De jaarlijkse fluctuaties in de gemiddelde standen als gevolg van verschillen in meteorologische omstandigheden (wind, luchtdruk), watertemperatuur en zoutgehalte, alsmede door wijzigingen in gegevensinwinning en verwerking en door menselijke ingrepen (waterbouwkundige werken); De vrij gelijkmatig verlopende stijging van de gemiddelde zeestanden, terwijl de hoog en laagwaters en de tijverschillen een veel grilliger Zeespiegelstijging, getijverandering en deltaveiligheid 13

verloop tonen. De gemiddelde zeestanden zijn veel minder gevoelig voor menselijke ingrepen en de daarmee samenhangende morfologische ontwikkelingen dan de vorm van het getij; Een snellere stijging van de relatieve gemiddelde zeestanden in de laatste twee decennia t.o.v. de voorgaande decennia; De daling van de gemiddelde zeestand te Vlissingen rond 1880; een soortgelijke daling is ook bij Umuiden goed waarneembaar. Hiervoor is tot nu toe geen goede verklaring gevonden; De relatief snelle stijging van het gemiddelde hoogwater in de Westerschelde t.o.v. de stijging van de gemiddelde zeestand, en de toename van het gemiddelde tijverschil, vooral als gevolg van de morfologische veranderingen door o.a. baggerwerken, inpolderingen en verlanding van schorren; De grote veranderingen van het getij bij Stavenisse, als gevolg van de Oosterscheldewerken; De snelle stijging van het hoogwater te Hoek van Holland na 1965, samenhangende met aanleg van Maasvlakte en werken in de mond van de Nieuwe Waterweg; De sterke veranderingen in het getij bij de stations rond de westelijke Waddenzee na 1932, als gevolg van de afsluiting van de Zuiderzee; De snelle veranderingen in het getij bij Delfzijl na ca. 1965, als gevolg van baggerwerken in de Eems en havenwerken. Het soms vrijwel horizontaal verloop van de trendlijn van de gemiddelde zeestand bij enkele Waddenstations. Over de toepassing van de SSAmethode dient nog het volgende opgemerkt te worden: Plotselinge sprongen in het verloop van gemiddelde standen worden enigzins afgevlakt. Dat is vooral goed zichtbaar bij de veranderingen in het getij na 1932 als gevolg van de afsluiting van de Zuiderzee. Dit hangt samen met de breedte van het venster van de datamatrix (zie 4.1). Zouden van een station de verlopen van hoogwater, laagwater en tijverschil elk afzondelijk worden geanalyseerd met een voor elk verloop optimaal venster, dan kan er enig verschil ontstaan tussen het trendverloop van het tijverschil en het verschil van de trendverlopen van hoog en laagwater. Daarom is gekozen voor de volgende aanpak: van de verlopen van hoogwater, laagwater en tijverschil worden de twee signalen gekozen die zich het beste laten analyseren met de SSAmethode (meestal die met de steilste trendveriopen). Het derde verloop volgt uit de andere twee (zie ook tabel 5). Tabel 1 geeft, voor die stations waarvoor ze berekend konden worden, de gemiddelde relatieve zeespiegelstijgingen, berekend over de aangegeven tijdvakken. Deze tijdvakken zijn gekozen i.v.m. de onderlinge vergelijkbaarheid. Ze zijn berekend als het verschil tussen de waarden van de SSAtrendüjnen van het eerste en laatste jaar van de beschouwde periode, gedeeld door de lengte van die periode. Gezien het verloop van de verschillende trendlijnen zijn de uitkomsten meer of minder afhankelijk van de gekozen periode. Men dient daarmee rekening te houden. Gestreefd is naar zolang mogelijke perioden. De keuze van het jaar 1900 als vroegste jaar voor de berekeningen, is ingegeven door de duidelijk afwijkende verlopen vóór 1900 bij de stations Vlissingen en Umuiden. Het jaar 1940 als beginjaar voor de periode na het gereed komen van de Afsluitdijk (1932) hangt samen met de eerdergenoemde afvlakking van sprongsgewijze veranderingen door de SSAmethode. De periode 1975 1990 is genomen om te laten zien dat ongeveer de laatste twee decennia de relatieve gemiddelde zeestand voor de meeste stations Zeespiegelstijging, getijverandering en deltaveiligheid 14

sneller is gestegen dan de periode ervoor, hetgeen ook in de figuren valt waar te nemen. Dat deze snellere stijging van de gemiddelde zeestand verklaard kan worden uit meteorologische invloeden wordt aangetoond inlit, 13 en 14. Hoewel 1992 het laatste jaar is waarover volledige gegevens beschikbaar waren, is voor de gemiddelde trendberekeningen uitgegaan van de berekende toestand in 1990. Naast het gemak van het werken met overzichtelijke tijdsduren is dit ingegeven door het feit dat de onnauwkeurigheid van de toestandschatting van de laatste paar jaar groter is. Gebleken is dat wanneer de reeks uitgebreid wordt met enkele relatief hoge of lage waarden, dit van invloed is op het verloop van het eind van de SSAtrendlijn. De SSAtoestandschatting voor het jaar 1990 is derhalve door het meenemen van de jaren 1991 en 1992 wel betrouwbaarder geworden. De snelheden zijn uitgedrukt in cm/eeuw en afgerond op hele getallen. tabel 1 Gemiddelde relatieve stijging van de jaargemiddelde zeestanden in cm/eeuw, berekend met de SSAmethode voor drie verschillende tijdvakken. station Hansweert Terneuzen Vlissingen Hoek van Holland Urn uiden 1900 1990 16 24 22 25 21 tijdvak 19401990 24 26 17 26 20 1975 1990 34 19 24 42 27 Den Helder Kornwerderzand 16 19 10 30 12 Harllngen Delfzijl 14 19 17 20 26 28 Vlieland haven 15 7 35 WestTerschelllng 15 11 35 De getallen in de laatste kolom zijn uiteraard wat minder nauwkeurig, omdat ze berekend zijn over een relatief kort tijdvak dicht bij het eind van de tijdreeks. De lage waarden voor de Waddenzeestations over de laatste 50 en 90 jaar zijn vooral veroorzaakt door de sterkere mate waarin het gemiddeld laagwater daalde dan het gemiddelde hoogwater steeg na de afsluiting van de Zuiderzee. Dit veroorzaakt een vrij horizontaal verloop van de gemiddelde zeestandskromme in deze periode. Mede door de morfologische ontwikkelingen sindsdien is de stijgsnelheid van de gemiddelde zeespiegel thans weer meer in overeenstemming met die van de andere stations en lijkt er zelfs sprake van een "inhaalslag". Opvallend is de hoge waarde voor Hoek van Holland voor de periode 19751990, vooral veroorzaakt door de toename van de gemiddelde (aagwaterstanden. De ingebruikstelling van de Haringvlietsluizen in november 1970 heeft verder gezorgd voor een groter rivierdebiet door de Nieuwe Waterweg, hetgeen de standen bij Hoek van Holland ook heeft beïnvloed. Tabel 2 geeft een overzicht van de veranderingen in gemiddelde hoogwaterstand, gemiddelde laagwaterstand en gemiddeld tijverschil, berekend over de periode 19401990. Voor zover beschikbaar zijn ter vergelijking de gemiddelde zeestanden van tabel 1 toegevoegd. Zeespiegelstijging, gettjveranderlng en deltaveiligheid 15

tabel 2 Veranderingen in jaargemiddelde zeeniveau's in cm/eeuw, berekend over de periode 1940 1990 en afgerond op hele getallen. station Bath Hansweert Terneuzen Vlissingen Cadzand zeestand 24 26 17 hoogwater 56 43 42 29 8 laagwater 7 22 14 14 tij verschil 63 21 28 15 Westkapelle Hoek van Holtand Scheveningen Umuiden Den Helder Den Oever 26 20 19 18 40 23 31 22 29 16 17 7 14 11 32 2 23 16 17 11 3 Kornwerderzand Harlingen 10 17 18 29 6 12 12 17 Delfzijl Nieuwe Statenzijl 20 44 32 17 61 Oudeschild Vlieland haven WestTerschelling 7 11 23 28 26 17 11 2 6 17 28 Het algemene beeld is, dat de gemiddelde hoogwaterstanden sneller en de gemiddelde laagwaterstanden langzamer zijn gestegen dan de gemiddelde zeestanden. In tabel 3 is voor elk station de gemiddelde stijging van het gemiddelde hoogwater gegeven, berekend over een zolang mogelijke recente periode zonder zeer sterke veranderingen als gevolg van éénmalige grote ingrepen ( bijv. afsluitdijk, havenwerken Hoek van Holland en Delfzijl). De aangegeven berekeningsperioden betreffen derhalve perioden met de langzamere trendmatige ontwikkelingen. Ter vergelijking is de stijging in de gemiddelde zeestand toegevoegd, berekend over dezelfde periode alsmede het verschil tussen beide snelheden. tabel 3 Trendmatige veranderingen in gemiddelde hoogwaterstanden in cm/eeuw en het verschil met die van de gemiddelde zeestand station Bath Hansweert Terneuzen Vlissingen Cadzand berekeningsperiode 19001990 1900 1990 1900 1990 1900 1990 1900 1990 gemiddeld hoogwater(h) 52 40 40 29 20 gemiddelde zeestand(z) 16 24 22 (h)(z) +24 +16 + 7 Westkapelle 1900 1990 24 Hoek van Holland 1900 1960(1) 12 21 9 Umuiden 1900 1990 25 21 + 4 Den Helder Den Oever 1940 1990 1940 1990 22 29 19 + 3 Kornwerderzand Harlingen 1940 1990 1940 1990 18 29 10 17 + 8 +12 Delfzijl Nieuwe Statenzijl Oudeschild Vlieland haven WestTerschelling 1900 1970(1) 1900 1990 1940 1990 1940 1990 19401990 21 26 23 28 26 18 7 11 + 3 +21 +15 Zeespiegelstijging, getijverandering en deltaveiligheid 16

5 TOESLAGEN EN OVERHOOGTEN 5.1 Toeslagen op het ontwerppell 1985 De toeslagen op hetontwerppeil 1985 zijn als volgt bepaald: De trendmatige verandering van de jaargemiddelde HWstanden wordt berekend voor een recente periode uit de SSAtrendlijnen, teneinde representatief te zijn voor de actuele veranderingssnelheid. Dit betekent dat de gekozen periode niet te ver terug moet gaan in de tijd. Aan de andere kant dient de periode ook niet te kort te zijn, waardoor "toevallige" fluctuaties en de relatieve onnauwkeurigheid van de toestandschatting aan het eind van de reeks een te grote rol gaan spelen. Hier is gekozen voor de periode 19751990 voor het schatten van het huidige tempo waarin de toestand verandert. Vrijwel alle grote waterbouwkundige werken die belangrijke veranderingen teweeg brachten in het getijregime, kwamen gereed vóór deze periode, uitgezonderd natuurlijk de stormvloedkering in de Oosterschelde. Aangenomen wordt dat de verandering van de toestand van HWgemiddeld over de periode 19852000 ongeveer gelijk zal zijn aan de berekende toename over de periode 19751990 (zie tabel 4). De uiteindelijke toeslagen worden bepaald door het afronden op een veelvoud van 5 cm, het gestelde in 3.3 en bestudering van het verloop van de trendlijnen (met name voor de afwijkende waarden). Voor de de Oosterschelde worden geen toeslagen berekend, daar de veiligheid hier gehandhaafd wordt door de stormvloedkering, welke op een vast sluitpeil gesloten wordt. Voor het gebied binnen de thans in aanbouw zijnde stormvloedkeringen in de Nieuwe Waterweg en het Hartelkanaal zal nader onderzoek moeten uitwijzen in welke mate verhoging van het ontwerppeil buiten de keringen invloed heeft op de maatgevende standen. tabel 4 Toename gemiddeld hoogwater en gemiddelde zeestand over de periode 1975...1990 Station Bath Hansweert Terrteuzen AHWgem. [cm] 8,6 3,5 2,7 Agem. zeestand [cm]. 5,1 2,9 Vlissingen Cadzand Westkapel Ie 2,5 1,9 1,6 3,6 Hoek van Holland Scheveningen 4,0 3,6 6,3 Umuiden Den Helder Den Oever Komwerderzand Harlingen Delfzijl Nieuwe Statenzijl Oudeschild 6,5 4,0 8,1 3,2 3,4 11,1 5,7 3,6 4,1 4,5 1,8 3,9 4,2 Vlieland haven WestTerschelling 5,9 7,4 ; 5,3 5,2 Zeespiegelstijging, getij verandering en deltaveiligheid 17

Het station Bath heeft een relatief hoge veranderingssnelheid van HWgemiddeld. Toch lijkt ook hier, net als voor de andere Westerscheldestations, een afvlakking van de HWtrend op te treden in de laatste jaren. Om die reden krijgt Bath hier geen uitzonderingspositie en wordt aanbevolen ook daar een toeslag van 5 cm te hanteren op het ontwerppeil 1985 voor de jaren 1995...1999. Cadzand vertoont een dalende trend in de gemiddelde HW's. De gemiddelde zeestand stijgt echter wel. Daarom wordt ook hier rekening gehouden met een stijging van de gemiddelde HWstand. De relatief hoge stijging van HWgemiddeld voor het station Delfzijl wordt verklaard door de afsluiting van de oude havenmond in het najaar van 1978. in lit. 15 wordt de stijging van HWgemiddeld door deze afsluiting gekwantificeerd op 6 cm. De trendmatige verandering komt daarmee meer in overeenstemming met die van de andere stations in het Waddengebied. Uit het voorgaande volgt de aanbeveling voor de jaren 1995...1999 uit te gaan van de basis en ontwerppeilen 1985, verhoogd meteen toeslag van 5 cm voor alle locaties. 5.2 Overhoogten bij aanleg of verbetering Bij aanleg of verbetering van een waterkering dient rekening te worden gehouden met toekomstige stijging van de gemiddelde hoogwaterstand tot het volgende herstel. In het Deltarapport wordt hiervoor voor een periode van 50 jaar genoemd; een verstandige keuze voor deze periode in de huidige tijd zal in het algemeen door de beheerder gemaakt worden op basis van een bedrijfseconomische afweging. Anderzijds zal men bij toetsing van een waterkering een indruk willen hebben van de termijn waarop de toetsing negatief zal uitvallen als gevolg van veranderingen in het getij. Daarvoor is een voorspelling nodig van de relatieve stijging van het gemiddelde hoogwater. Uit de tabellen volgt dat de relatieve stijging van het gemiddelde hoogwater sterk afhangt van de locatie en het beschouwde tijdvak. Toepassing van de in 3.3 voorgestelde werkwijze en de waarden van tabel 3 geven de resultaten die zijn aangegeven in figuur 42. De uitkomsten zijn gegeven in cm/eeuw. Hieruit zijn eenvoudig de gewenste overhoogten af te leiden (afronden op 5 cm) bij een te bepalen herstelfrequentie. Voor de gehele Noordzeekust en Waddenzeekust dient met een waarde van 25 cm/eeuw rekening te worden gehouden voor de stijging van gemiddeld hoogwater in de toekomst Dit is in overeenstemming met lit. 8. De stijging bedraagt globaal 5 cm/eeuw meer dan die van de gemiddelde zeestand. Voor de Westerschelde en het EemsDollard estuarium dient rekening te worden gehouden met grotere stijgsnelheden: voor de Westerschelde oplopend tot 50 cm/eeuw in de omgeving van Bath en voor het Eems Dollard estuarium 30 cm/eeuw. De overgangen voor de vakindeling in de Westerschelde in figuur 42 zijn gelegd ongeveer halverwege de afstanden VlissingenTerneuzen en HansweertBath, respectievelijk de lijn HoofdplaatBorssele en de lijn BaalhoekKrabbendijke. De meest westelijke overgang wordt gevormd door de lijn BreskensVlissingenwest. Voor de gebieden binnen de stormvloedkeringen geldt hetzelfde als gesteld bij de toeslagen op het ontwerppeil 1985. Zeespiegelstijging, getijverandering en deltaveiligheid 18

tabel S Toegepaste instellingen bij de SSAanalyses station gem. zeestand hoogwater M (window) laagwater tij verschil Bath Hansweert Terneuzen Vlissingen Cadzand 50 50» 20 30 40 30 50 50 20 1J 30" 30 20 1J Westkapelle Hoek van Holland Scheveningen Umuiden Den Helder Den Oever Kornwerderzand Harlingen Delfzijl Nieuwe Statenzijl Oudeschild Vlleland haven WestTerschelling 40 50 20 1! ' 3 > 60 50 30» 40 30 3 > 40 21 40 50 30 20 " " 30 40 40 30 J > 30 30 50» 201>,4> 50 3 > 20 J 20 20" 30 30 40 50 30 20 a 40 " de trendlijn wordt gevormd door de eerste hoofdcomponent (zonder vermelding Is dat de som van de eerste twee hoofdcomponenten). 21 31 4> hiaten in de tijdreeksen zijn voor de SSAanalyse lineair geïnterpoleerd. bij de waarden van het oorspronkelijke signaal is voor de SSAanalyse 100 cm opgeteld. als 31 maar dan met 200 cm. Zeespiegelstijging, getijverandering en deltavelllgheid 19

Zeespiegelstijging, getijverandering en deltaveiltgheid 20

6 LITERATUURLIJST 1. Rapport Deltacommissie, Deel 1, Eindverslag en Interimadviezen. 2. Heden en Verleden, Nederland naar beneden? Interimrapport over het onderzoek naar bodembeweging in Nederland, Rijkswaterstaat en Rijks Geologische Dienst, november 1991. 3. J. van Malde, Voorlopige uitkomsten van voortgezet onderzoek naar de gemiddelde zeeniveau's in de Nederlandse kustwateren, Rijkswaterstaat, directie Waterhuishouding en Waterbeweging, nota WWWH 84.08, mei 1984. 4. J. van Malde, Relatieve rijzing van gemiddelde zeeniveau's, Symposiumverslag "Zee in Zicht", mei 1986, TUDelft, Civiele Techniek. 5. A. Bavelaar, Verandering van de getijbeweging in de Noordzee t.g.v. zeespiegelrijzing, nota GWAO87.205, Rijkswaterstaat, Dienst Getijdewateren, 1988. 6. Rapport Deltacommissie, Deel 3, Bijdragen Mathematisch Centrum. 7. Rapport Deltacommissie, Deel 4, Bijdragen Rijkswaterstaat. 8. J. G. de Ronde en J. A. Vogel, Zeespiegelrijzing, Hydro Meteo scenario's, nota GWAO88.015, Rijkswaterstaat, Dienst Getijdewateren, februari 1988. 9. P. F. Heinen, Singuliere Spectrum Analyse toegepast op tijdreeksen, Rijkswaterstaat, Dienst Getijdewateren, rapport DGW92.031, september 1992. 10. J.G. de Ronde, Correcties t.b.v. de "Getijtafels voor Nederland 1985", RWS, directie Waterhuishouding en Waterbeweging, Nota WWWH 84.05, juli 1984. 11. A. van Urk, De basispeilen langs de Nederlanse kust; eindverslag, Rijkswaterstaat, Dienst Getijdewateren, rapport DGW93.026, april 1993. 12. D. Dillingh, Basis en ontwerppeilen van de Deltacommissie en veranderingen in gemiddelde zeeniveau's, Rijkswaterstaat, RIKZ, werkdocument RIKZ/IT94.104X, januari 1994. 13. J.G. de Ronde, D, Dillingh en W. Groenewoud, Past and future sea level rise in the Netherlands and its impacts, Rijkswaterstaat, RIKZ, Report DGW93.027. 14. P.F. Heinen en M.J.J. Hoogkamer, Trends en meteorologische invloeden in gemiddelde zeeniveaus, Rijkswaterstaat, RIKZ, rapport DGW93.017, april 1993. Zeespiegelstijging, getijverandering en deltaveiligheid 21

Zeespiegelstijging, getij verandering en deltaveüigheid 22

Lijst van figuren 1 Overzichtskaart Peilmeetstations kust en estuaria 2 Bath 3 Hansweert 4 Temeuzen 5 Terneuzen (hiaten geïnterpoleerd) 6 Viissingen 7 Cadzand 8 Westkapelle 9 Westkapelle (hiaten geïnterpoleerd) 10 Bergsediepsluis West 11 Stavenisse 12 Krammersluizen West 13 Roompot Binnen 14 Roompot Buiten 15 Brouwershavensche Gat 16 Stellendam Buiten 17 Hoek van Holland 18 Scheveningen 19 Scheveningen (hiaten geïnterpoleerd) 20 Umuiden 21 Petten Zuid 22 Den Helder 23 Den Oever 24 Kornwerderzand 25 Harlingen 26 Holwerd 27 Lauwersoog 28 Eemshaven 29 Delfzijl 30 Nieuwe Statenzijl 31 Oudeschild 32 Vlieland haven 33 Vlieland haven (hiaten geïnterpoleerd) 34 WestTerschelling 35 Nes 36 Schiermonnikoog 37 Texel Noordzee 38 Terschelling Noordzee 39 Wierumergronden 40 Huibertgat 41 In rekening te brengen toekomstige stijging gemiddeld hoogwater in cm/eeuw bij aanleg of verbetering van waterkeringen Zeespiegelstijging, getijverandering en deltaveiligheid 23

Fig.1 OverzIchtskaartPeilmeetstations kusten estuaria Zeespiegelstijging, getijverandering en deltavejiigheid 24

Figuur 2 Bath i * ' ' i ' ' ' i ' ' ' i ' ' i i i i i i i i"ir 1320 1840 B60 SBO S00 1920 194a 1960 WflO 2000 190 1820 1840 1860 880 1900 1920 1940 1960 1980 2000 tijd (joren) loagwater Bath + trend K2M 260...,. i i!.. i! i i i i i i, i, 260 1820 WO 1960 1880 1900 1920 1940 1960 1S80 2000 tijd (Jaren) tijverachil Bath + trend h»90 ~V V ' lp I ' ' ' I ' ' ' I ' ' [ i 410 1820 1840 1860 BSO 1900 1920 1940 1960 1980 2000 Zeespiegelstijging, getijverandering en deltaveillgheid 25

Figuur 3 Hansweert i i i i! i < ' i i i i i < < < i i ' ' i ' i i i ' i i r 1820 1340 1860 1SB0 1900 1920 1940 1960 1930 2000 hoogwater Hansweert + trend 170 1820 1840 «60 1880 1900 1920 1940 1960 1980 ZOOO o_ < 19DH 200 laagwater Hansweert + trend ' ; ' * ''%. ' ; ~ r *>.* 180 190 I 200 r210 220 230 240 25Q 260 260 1 i i i i i i I i 'i i > i 1 i I I i i t ' i i I 1320 840 1860 18S0 1900 1920 1940 1060 1980 2000. 230 240 250 470 460 450 440 I +30 420 410 400 ir r tijverschi! Hanaweert + trend 470 460 430 420 *«400 J90 390 p i i i j i i i I I I ^ I I i g i i i i i I i i i i 1S20 1840 1860 1880 1900 1920 1340 19S0 1980 2000 Zeespiegelstijging, getijverandering en deltaveiligheid 26

Figuur 4 Terneuzen zeestand Terneuzen (met hiaten) 1320 1840 1860 ISSO 1900 1920 1940 1960 1980 2000 240 230 ; 220 hoogwater Terneuzen + trend.ai V i 140 230 220 s XI 2K> 1820 1840 H60 18S0 1900 1920 1940 1960 1960 2000 tijd (Jaren) laagwoter Terneuzen + trend T70 180 200 Z» JM 1820 1840 1860 «80 1900 1920 1940 1960 1960 2000 tijd 0) tijverschil Terneuzen + trend ~ ' ' I 1820 1340 1S60 1880 1900 1920 1340 1960 1980 2000 Zeespiegelstijging, getijverandering en deltaveiligtieid 27

Figuur 5 Terneuzen (hiaten geïnterpoleerd) zeestand Terneuzen + trend (hiaten geïnterpoleerd) O 10 E» 20 20 30 «20 1840 1860 HBO 1300 1920 1940 1960 1980 2000 hoogwater Ternsuzen + trend 1820 1840 1860 1830 1900 1920 1940 1960 1980 Z000 iaagwater Ternauzen + trend : 200 210 J20 230 1820 1840 1860 B8O 1300 1920 t940 1960 1980 2000 tijverschit Terneuzen + trend i i i i i i i i i i i ' ' ' i ' ' ' i ' ' ' i ' ' ' i ' ' ' i ' ' «20 1840 1860 1S80 1300 1920 1940 19S0 1380 2000 Zeespiegelstijging, getijverandering en deitaveiiigheid 28

Figuur 6 Vlissingen sozeestand Vfesingsn + trend 1820 1S40 18150 1880 1900 1920 1940 1960 1980 2000 210 hoogwater Vlissingen + trend O I ' ' ' I ' ' ' I ' 'i i it, i i j i i 1820 1840 18&3 19BO 1900 1920 1940 1960 1960 2000 taagwater Vlissingen + trend VI 1820 1840 1B80 1B80 1900 1920 1940 1960 1980 2000 tijverschil vlisslngon + trend 3SP i i i i vi]i i i i i i i i i i i i i i i i i i i i «20 1640 1860 1880 1900 1920 1940 1960 19S0 2000 Zeespiegelstijging, getijverandering en deltaveiligheid 29

Figuur 7 Cadzand zeeatond Cadzand (met hiaten) 1820 1840 B60 BSO (900 1920 1940 1980 2000 hoogwater Cadzand + trend * i i ' ' ' i I «*> 1620 1840 1860 1830 1900 1920 1940 1!)60 1980 2000 tijd (Jaren) laagwater Cadzond (met hiaten) i \ \ ^ : l ïi " I ;1 1820 1840 1860 WO 1900 1920 1940 1960 1980 2000 tijverschil Cadzand (met hiaten) g. 170.180 i M lüll 1S20 1840 1860 1880 19QO 1920 1940 1960 1980 2000 Zeespiegelstijging, getijverandering en deltaveiligheid 30

Figuur 8 Westkapelle 1820 1340 1850 1880 1900 1920 1940 1960 1980 2000 hoogwater Westkapelle (met hiaten) A.JW <ï, x HW HO.v.,,.. i i ] i ii i i i i i i! i i i HO 1820 1840 1860 1880 1900 1920 1940 1960 1980 2000 ioagwater Westkapelle (rnet hioten) /i i : : j "hli y > 170 1820 1840 1860 18S0 1900 1920 «40 1960 1980 2000 34<H tijverschil Westkapdle (met hiatsn) 320J ï ' : / '' t 1.' \ r! UI J V f330 1820!S40 1860 lflso 1900 1920 1940 1960 19S0 2000 Zeespiegelstijging, getijverandering en deltavelligtieid 31

Figuur 9 Westkapelie (hiaten geïnterpoleerd) g Q2Dzeestond Weatkapelle 1820 «40 1860 raao raoo 1920 1940 iseo wao 2000 hoogwater Westkopelle + trend (hiaten gelnterpoleerd) i i i 1820 1840 1860 18S0 1900 1920 1940 1960 19B0 2000 tijd (jqren) laagwoter Westkapelie + trend (hiaten gelnterpoleerd) 60 T t~i T j i i r i pi i i i i i i r~r ] i i i p r 5320 1840 1860 1880 1900 1920 1940 1900 1960 2000 35U tijverschil WestkapeBe + trend (hiaten geïnterpoleerd) 3S0 340 330 : M. ;'i j > ^ ' J '' X 'T L ' ^ \\, "*^^ ^~! 340 330 yo' 32D \ i 3Ï0 \O' J«310 300 3D0 1620 1840 1E6Q 1880 1900 1920 1940 1960 1980 2000 Zeespiegelstijging, getijverandering en deltaveiiigheid 32

Figuur 10 Bergsediepsluis West zeestand Bergsediepsluis West 1320 1840 t 1880 1900 1920 1940 19B0 19B0 2000 hoogwater Bergsediepsluis West I I 1 i i r i p I ( ' I ' < ' I I~~< i ] 150 1820 1640 1860 1880 1900 1920 1940 1960 1980 2000 laagwater Bergsediepsluis West I ' ' I j i., ) i i, I i., I 1160 1820 1840 1360 1880 1900 1920 1940 1980 1980 2000 tijd (Jaren) tijverschil Bergsediepsluis West i l r i i,. i i B20 1840 «60 1880 1900 1920 1940 1960 1980 2000 tijd (jorert) Zeespiegelstijging, getijverandering en deltaveillgheid 33

Figuur 11 Staven isse t u I 1320 1840 1SG0 1880 1900 1920 1940 K'60 1980 2000 hoogwater Stavenisse ' ' i ' ' ' i ' ' ' i ' ' i ' ' ' i ' ' ' r^ ' ' i ' ' ' i ' ' ' I 1I0 1820 1840 1860 1880 (900 1920 1940 1980 1930 2000 taagwater Stavenisse,v\,.,; : 'v'.. i >,' ri I i i i i i i i i i i i i i i i ' ' '' I ' ' ' I ' ' ' I 1320 1840 B60 1SS0 1900 1920 1940 19(10 1980 2000 tijd (joren) 1S20 1840 1S80 1900 1920 1340 1960 19S0 2000 Zeespiegelstijging, getijverandering en deltaveiligheid 34

Figuur 12 Krammersluizen West I I I I I III I t 1320 1840 1360 1880 1900 1920 1940 1960 1980 2000 hoogwater Krammersluizen West HO 1820 1S40 BSO 1900 1920 1940 1960 1980 2000 laagwater Krammersluizen West 1820 1340 1860 1880 1900 1920 1940 1960 1980 2000 tijverschil Krammersluizen West 1320 IS40 1860 18B0 1900 1920 1940 1960 1330 2000 Zeespiegelstijging, getij verandering en deltaveiligheid 35

Figuur 13 Verloop gemiddelde zee niveaus Roompot Binnen 20 I ) I i ' I"' 'i i ) i i i 20 1820 1840 1S60 1880 1900 1920 1940 1960 1980 2000 ray i i i i t i i i I i i ' I ' ' ' l ' ' ' l ' ' ' l 1820 1340 1B60 BSO 1900 1920 1940 1960 1960 2000 110 1' i T ' i ' i 1820 1340 WO 1880 1900 1920 1940 1960 1980 2000 tijd (Jaren) I i i i I ' ' '"'I ' ' ' I ' ' ' I ' ' ' I ' ' '! ' 1820 1840 1860 1880 1900 1920 1940 1960 1980 2000 tijd (jtren) Zeespiegelstijging, getij verandering en deltaveiligheid 36

Figuur 14 Roompot Buiten 1S2O 1840 1860 1380 1900 1920 1940 1960 1980 2000 I ' ' ' I ' ' ' I l T T T i.,, l i l. l. l l, 1820 1840 1B60 18H0 1900 1920 1940 1960 1980 2000 tijd (Jaren) 1820 1840 1860 1880 1900 1920 1940 1980 1980 2000 tijd (Jaren) 1820 1840 «60 1880 19Q0 1920 1940 1960 1980 2000 tijd (Jaren) Zeespiegelstijging, getijverandering en deltaveiligheld 37

Figuur 15 Brouwershavensche Gat zeestand Brouwershavensche Gat 20] i i 1 I p I I I I I I I i ' ri i i i ; i i i i i ^ i r~\ 20 1320 1840 1860 ttflo 1900 1920 1940 1B60 1980 2000 hoagwoter Brouwershavensche Gat 1320 18+0 1B60 1BB0 1900 1920 T940 1960 1980 2000 laagwoter Brouwershavensche Gat 1820 1840 1660 18B0 1900 1920 1940 1960 1980 2000 tijverschil flrouwershavensche Gat ft 1820 1840 1860 18B0 1900 1920 1340 19S0 1960 2000 Zeespiegelstijging, getijverandering en deltaveiligheid 38

Figuur 16 Stellendam Buiten K> 1820 1840 «60 1880 1900 1920 1940 1960 19B0 ZOOO 1S20 1340 1860 TBSO 1900 1920 1940 1960 19B0 2000 1820 18+0 1880 1860 1900 1620 1940 1960 1980 2O00 tijd (Jaren) 210 I ' ' ' I ' ' ' I ' ' ' I ' ' ' I ' ' ' I ' ' ' I 1S20 1840 1860 1830 «00 1920 1940 1360 1980 2000 Zeespiegelstijging, getijverandering en deltaveiligheid 39

Figuur 17 Hoek van Holland zeestand Hoek van Holland + trend I ' i i ) 'I i i I i i i i i i ' ' ' I ' ' ' I ' ' ' I ' ' ' I 3 1820 1840 1360 1880 1900 1920 1940 1960 1980 2000 hoogwater Hoek van Holland + trend 'I 11 ' ' I I ' ' I I I I B20 1540 raeo iaeo woo 1920 1940 «BO 19BO 2000 Hoek van Hofland + trend r... ) 1... I '.o 1820 1840 1660 1680 1900 1920 1940 19(iO 1980 2000 tljverschil Hoek van Holland + trend 150 1820 1840 1860 1900 1920 1940 1960 1980 2000 Zeespiegelstijging, getij verandering en deltaveiiigheid 40

Figuur 18 Schevenlngen 1820 1840 1860 1B80 1900 1920 1940 1960 1980 2000 hoogwater Schevenlngen l W20 1840 1860 1BB0 1900 1920 1940 1960 19B0 2000 8BJ I i I «X> 1820 1S4Q 1800 18S0 1900 1920 1940 1960 1880 2000 ' ' ' ' I ' '... «20 1S40 1860 1880 (900 1920 1940 HS0 1980 2000 tijd (jaen) 11D Zeespiegelstijging, getijverancfering en deltaveiligheid 41

Figuur 19 Scheveningen (hiaten geïnterpoleerd) 1820 1840 1S60 1830 1300 1920 1940 1960 19SD 2000 tijd (jcren) hoogwater Schsveningen + trend (hiaten geintarpoleerd) d> 1820 1S4O 1360 1680 1900 1920 1940 1360 1980 2000 laagwater Scheveningen + trend (hiaten gelnterpoleerd) 1820 W40 «60 BSO 1900 1920 1940 1960 1980 2000 tljverschil Scheveningen + trend (hiaten geinterpoleerd) 1820 «40 1860 1880 1300 1920 1940 1960 1980 2000 Zeespiegelstijging, getijverandering en deltaveiligheid 42

Figuur 20 Umuiden zeestand Umuiden + trend 10 1820 1840 1860 labd 1900 1920 1940 1980 1980 2000 hoogwater Umuiden + trend vv ' f\\ ' ' 60 i i i i i! j i i i i i i i i i i i i i i W 1S20 1840 1860 1880 1900 1920 1340 19B0 1980 2000 tijd (Jaren) laagwoter Umuiden + trend 1820 1640 1360 1880 1900 1920 1940 1960 1960 2000»o\ ITI» t * r ' ' l'" 1820 1340 1860 1880 1900 1920 1940 1950 1980 2000 Zeespiegelstijging, getijverandering en deltaveiligheid 43

Figuur 21 Petten Zuid 2 I ' ' ' I ' ' ' I ' ' ' I TT'i i i i i I I I I I I I ifiii "20 1320 1840 1860 1BS0 1900 1920 1940 1960 1980 2000 tijd (jmn) I ' ' ' I ' ' ' I 60 1820 1840 1860 1880 1900 1920 1940 1960 1980 2000 tijd (Jaren) iaagwater Petten Zuid ; > Ï ii i WO 1820 1840 1660 1880 1900 1920 1940 1960 1980 2000 tijd (jaen) 100 i i i i ' i i i ' i i i i i i i i i i 1820 1840 1SeO 1880 ÖOO 1920 1940 1960 1980 2000 Zeespiegelstijging, getij verandering en deltaveiiigheid 44

Figuur 22 Den Helder zeeatand Den Helder + trend rw 1820 1840 1860 1680 1900 1920 1940 1960 1980 2000 tijd (Jaren) hoogwater Den Helder + trend \ ' ' ' \ 1S20 1840 1860 1S80 1900 19Z0 1940 1960 1980 2000 laagwater Den Helder 4 trend a 9Q 1820 1840 1860 1680 1900 1920 1940 1960 1880 2000 tijverschil Den Helder + trend I ' ' ' I i > ' I i ' ' \ ' ' ' I ' ' ' I ' ' ' I 1820 1840 1860 1880 1900 1920 1940 1960 1980 200Q Zeespiegelstijging, getijverandering en deltaveiiigheid 45

Figuur 23 Den Oever I ' ' ' I ' ' ' I 1 "'"' ' ' ' ' i i i i i i i ii i i i 70 1320 1840 1860 WO 1900 1920 1940 1960 1980 2000 hoogwater Den Oever + trend II rv. j... i i i 1820 B40 1B60 1880 t900 1920 1940 1960 1980 2000 laagwqter Den Oever + trsnd i ' ' ' l ' ' ' l ' i ' ' ' i ' ''!» 1320 1840 1860 1880 1900 1820 1940 1980 1980 2000 trjverschil Den Oever + trend 1B20 TS4D 1860 1880 1900 1920 1940 t9s0 1980 2000 Zeespiegelstijging, getijverandering en deitaveiligheid 46

Figuur 24 Kornwerderzand zeestand Kornwerderzand + trend 2 0 'l '. i i i i i i. i i T I r i i i I i i i i i i, i t 20 1820 1840 1860 1880 1900 W20 1940 1960 1980 2000 hoogwater Kornwerderzand + trend.ik :! 6 ' ' ' I ' ' I ' ' ' I ' ' f i i ' ' ' ' I ' ' ' l~' '' ' I ' ' 1820 1840 1860 1880 1900 1920 1940 1960 1980 2OOD tijd (joren) laagwater Kornwerderzand + trend 70 1820 1640 1860 1880 1900 1920 1S40 1980 1980 ZOOO tijverschil Kornwerderzand + trend 150 1320 1840 1860 1880 1300 1920 1940 19.SD 1380 2000 150 Zeespiegelstijging, getijverandering en deltavelligheid 47

Figuur 25 Harlingen zeeatand Harlingen + trend ' i ' ' l ' r' ' 1820 1840 1860 «80 1900 1920 1940 1960 1980 2000 hoagwater Harilngen + trend 3: 20 tio *» 90 60 40 JD i i i i ' i t ' ' ' t < I 1820 1340 1660 1880 tmo 1920 1940 1960 1980 2000 1820 1640 1860 1830 1900 1920 1940 19(10 19S0 2000 i i 1820 1840 W60 1880 1900 1920 1940 1960 1980 2000 Zeespiegelstijging, getijverandering en deltaveiiigheid 48

Figuur 26 Holwerd 1320 1340 1860 1880 1900 1920 1940 1960 1980 2000 182D 1840 1860 1380 1900 1920 1940 1960 1980 2000 1820 1840 1860 1880 1900 1920 1940 1960 1960 2000 tijd (Jaren) S40 1820 1340 1860 1880 1900 1920 1940 1960 1980 2000 Zeespiegelstijging, getijverandering en deltaveiligheld 49

Figuur 27 Lauwersoog 20 I ' ' ' I ' ' ' I ' ' ' I ' ' ' I ' ' ' I ' ' ' I ' ' ' i ' ' I 1820 1840 «60 1S80 1900 1920 1940 1900 19B0 2000 tijd (jqren) I ' ' ' I ' ' ' I ' ' ' I I 1S20 1840 1860 1860 1300 1920 1940 1960 1980 2000 120 i i i ; i i i i i i i i, i. i I 150 1820 1840 1860 1880 1900 1920 1940 1980 1980 2000 1820 1840 1860 1880 1900 1920 1940 1961) 1980 2000 Zeespiegelstijging, getijverandering en deltaveiligheid 50

Figuur 28 Eemshaven 1820 1840 1860 1880 1900 1920 1940 1960 1930 2000 1820 1340 1B60 1B80 1900 1920 1940 1960 1960 200Q 150 1820 1640 1860 1830 1900 1920 1940 19S0 1960 2000 «20 1840 1S60 1880 1900 1920 1940 1960 19S0 2000 Zeespiegelstijging, getijverandering en deitaveiligheid 51

; Rijksinstituut voor Kust en Zee Figuur 29 Verioop gemiddelde zeeniveaus Delfzijl 1820 1840 1860 1S80 1900 1920 1940 1960 1980 2000 hoogwater Delfzijl + trend T~ i... i.. i i i i i j i. 1820 1840 «60 1BBO 1900 1920 1940 1950 1980 20O0 laagwater Delfzijl + trend i i i i i i i! ' i i i i i i i ' i i i i i i i i i i i i i i i i 1320 1840 1860 1380 1900 1920 1940 1960 1960 2000 tijverschil Delfzijl + trend...;!, >j,. ; : ' 1820 1840 1860 1880 1300 1920 1940 19(10 1980 2000 Zeespiegelstijging, getijverandering en deltavelligheid 52

Figuur 30 Nieuwe Statenzijl zeestand Nieuwe Statenzijl niet beschikbaar 1B20 1840 W6O 1880 1900 1920 1940 1960 1SB0 2000 hoogwater Nieuwe Statenrill + trend 1820 1840 1860 1880 1900 1920 1940 1960 19BD 2000 laagwater Nieuwe Stotenzijl niet beschikbaar 1820 1840 1860 1880 1900 1920 1940 1980 1860 2000 tijverschil Nieuwe Statenzijl niet beschikbaar 1820 1840 «60 1880 1900 1920 194Q 1960 1980 20QQ Zeespiegelstijging, getljverandering en deltaveiiigheid 53

Figuur 31 Oudeschild i i i i i i i i i p i i i 1320 1840 B6O 1880 1900 1920 1940 1960 1960 2O00 hoogwater Oudeschild + trend 18Z0 1840 1860 1880 1900 1920 1940 1960 1980 2000 tijd (Jaren) laagwqter Qudeschlld + trwd I 70 80 90 1820 1840 1860 1880 1900 1920 TO40 1960 1980 2000 tiiverschil Oudescihild + trend I ' ' ' t ' ' P i P 1820 1840 1860 1880 1900 1920 1940 1960 1980 2000 tijd (jaen) Zeespiegelstijging, getijverandering en deltaveiligheid 54

Figuur 32 Vlieland haven zeestand Vlieland haven (met hiaten) 1820 V840 «60 «80 1900 1920 1940 1960 1980 2000 hoogwater Vlieland haven (met hiaten) 1820 1840 1860 1880 1900 1920 1940 1940 19B0 2000 tijd (Jaren) laagwater Vlieland haven (met hiaten) 130 1820 1840 1860 1880 1900 1920 1940 1960 1900 2000 tijverschil Vlietond hoven (met hiaten) 1820 1840 «60 «80 1900 1920 1940 1960 1980 2000 Zeespiegelstijging, getijverandering en deltaveillgheid 55

Figuur 33 Vlieland haven (hiaten geïnterpoleerd) zeeatand Vlieland haven + trend (hiaten geïnterpoleerd) 1620 «40 860 1880 1900 1320 1940 WO 1980 2000 hoogwater Vlteland haven + trend (hiaten geinterpateerd) 1820 1840 1860 «80 1900 1920 1940 1960 1960 2000 tijd (joren) laagwoter Vlleknd haven + trend (hiaten geintcrpoleerd) 70 80 80 I" 1 ih hoo 1» 1820 1340 1860 1880 BOO 1920 1940 1960 1S60 2000 tijverschil Vlieland haven + trend (hiaten geïnterpoleerd) 1820 HfO «60 1880 1900 1920 1340 1960 1980 2000 Zeespiegelstijging, getijveranderl ng en deltaveiligheid 56

Figuur 34 WestTerscheiling zeestond WestTerscheling + trend 10 20 T 1820 1840 1B60 WBO «00 1320 1540 1960 19S0 2000 hoogwater WestTerschelling + trend j» i f i p p i i i i i i i i r 1B20 «40 1660 1B80 190O 1920 1940 1960 1980 2000 laagwater WestTerschelling + trend JHï %ja4a 90 120' I820 B40 1860 1880 1900 1920 1940 tijd (Jaren) e» 1980 2000 tijverscffll WestTeradnetling + trend 1820 1840 1860 1fl80 1900 1920 1940 1960 1930 2000 tijd (Jaren) Zeespiegelstijging, getijverandering en deltaveiligheid 57

Figuur 35 Nes l ' ' ' i ' ' t i ' T i i t1 i i i i i ao 1820 18+0 «60 1880 1900 1920 1940 1960 1980 2000 i i i ' r '' i ' ' ' t ' ' ' i ' ' i 1 ' ' ' i 1820 1840 1880 1380 1900 1920 1940 1Ü60 1980 2000 1820 i ' ' ' ( ' ' ' r ' ' ' i ' ' ' i ' ' ' i ' 1 T i > i i i i 150 1840 1860 1880 1900 1920 1940 1S60 1980 2000 1820 i i i i 2D0 1S+O 1860 1880 1900 1920 1940 1960 1980 2CW0 Zeespiegelstijging, getijverandering en deltaveiligheid 58

Figuur 36 Schiermonnikoog 1320 1840 1860 1880 1900 1920 1940 1960 1980 2000 1320 «40 1860 1880 1900 1920 1940 1960 1930 2000 1320 1840 1S60 HBO 19C0»20 1940 19SO 1980 2000 210 1320 1840 1860 1880 1S0O 1920 1940 1960 19S0 2000 Zeespiegelstijging, getijverandering en deltaveiiigheid 59

Figuur 37 Texel Noordzee 1820 1840 H6O 1880 1900 1920 1940 19B0 19B0 2000 1820 1840 1860 1880 1300 1920 1940 1960 1980 2000 1820 1840 1860 1880 1900 1020 1940 1960 1980 2000 1820 1840 1860 1880 1900 1920 1940 1960 1980 2000 tijd (joren) Zeespiegelstijging, getij verandering en deltaveiligheid 60

Figuur 38 Terschelling Noordzee zeestand Terschelling Noordzee i i i i i i r i (, i,,, i i, i, 1820 1840 1860 1880 1900 1920 1940 1960 1980 2000 hoogwater Terschelling Noordzee 1320 1S40 1860 1880 1900 1920 1940 19 60 1980 2000 tijd (Jaren) laagwater Terschelling Noordzee I 9 1820 1840 1860 1880 1900 1920 «40 1980 1880 2000 tijd (Jaren) tijverschil Terschelling Noordzee 1820 1840 1860 18 BO 1900 1920 1940 1SBQ 1980 2000 Zeespiegelstijging, getijverandering en deltaveiligheid 61

Figuur 39 Wierumergronden 1820 1fl4D I ' ' ' I ' ' ' ï r ~ T ' I ' r^ T 20 1S80 1900 1920 1940 1960 1980 2000 hoogwater Wierumergronden niet beschikbaar I I. I I. I I I I,,^p 1820 1840 1860 1880 1900 1920 1940 1«60 1980 2000 laagwater Wierumergronden niet beschikbaar ts20 1840 1S60 1900 1920 1940 1960 1980 2000 tijverschil Wierumergronden niet beschikbaar I ' '" ' I ' ' ' I ' ' ' I ' ' ' I ' ' ' I ' ' ' I il0 1B20 1840 1S60 taso 1900 1920 1940 19ISO 1980 2000 tijd (joren) Zeespiegelstijging, getijverandering en deltaveiligheid 62

Figuur 40 Huibertgat 20 1B20 1840 1860 1680 1300 1920 1340 1960 1980 2000 r i,r,.,r,, i ', i' i i i i, i i i i i 1820 SB40 1860 «60 1900 1920 1940 1960 1980 2000 1820 1340 1680 1900 1920 1940 1930 1980 2000 1820 1840 1860 1B80 19Q0 1920 1240 1960 1980 2000 ttjd (jaren) Zeespiegelstijging, getijverandering en deitaveiligheid 63

Figuur 41 tn rekening te brengen toekomstige stijging gemiddeld hoogwater in cm/eeuw bij aanleg of verbetering van waterkeringen Zeespiegelstijging, gettjverandering en deltaveiligheid 64