Regionale Klimaateffectatlas Projectcode MR12039 Datum Regionale Klimaateffectatlas Versie 1.0 Opdrachtgever stadsregio Rotterdam Opdrachtnemer IGWR
Inleiding De stadsregio Rotterdam werkt sinds 2008 aan de uitvoering van de Regionale Klimaatagenda gericht op de reductie van CO². In 2011 is de stadsregio een verkenning gestart om na te gaan of er aanvullend aan de Regionale Klimaatagenda behoefte is aan een Regionale Adaptatiestrategie. Uit een eerste interviewronde met regiogemeenten kwam naar voren dat er zeker behoefte was aan regionale samenwerking op dit gebied. De ambtelijke workshops en bestuurlijke excursie die vervolgens zijn georganiseerd, met als onderwerp het klimaatbestendig inrichten van de openbare ruimte, bevestigen dit beeld. De stadsregio wordt hierbij als de partij gezien die de regionale samenwerking op het gebied van klimaatadaptatie kan faciliteren. Als concrete vervolgacties zijn hierbij genoemd het benoemen van regionale speerpunten, meer inzicht verkrijgen in de effecten van klimaatverandering voor de eigen gemeente en meer kennis van te treffen maatregelen en/of adaptatiekansen. Om de regiogemeenten te ondersteunen bij het in kaart brengen van de klimaatveranderingen en daaraan gerelateerde effecten die relevant zijn voor hun eigen gemeente is op basis van bestaand kaartmateriaal de regionale klimaateffectatlas ontwikkeld voor de stadsregio Rotterdam. In de regionale klimaateffectatlas zijn kaarten opgenomen die een beeld geven van welke klimaatveranderingen en klimaateffecten zich voordoen in de stadsregio Rotterdam. KNMI klimaatscenario s Het klimaat in Nederland verandert. Hoe het verandert is vooral afhankelijk van de wereldwijde temperatuurstijging en van veranderingen in de stromingspatronen van de lucht in onze omgeving (West Europa), en daarmee samenhangende veranderingen in wind. Voor het in kaart brengen van klimaatveranderingen zijn door het KNMI in 2006 vier klimaatscenario s ontwikkeld. De klimaatscenario s zijn consistente en plausibele beelden van een mogelijk toekomstig klimaat. De toekomstbeelden die deze scenario s geven zijn op dit moment allemaal even waarschijnlijk. Achteraf terugkijkend kan pas bepaald worden welk scenario de beste weergaven van de klimaatverandering gegeven heeft. Vanuit de WUR en Alterra is op basis van de KNMI scenario s een zogenaamde klimaateffectatlas voor Nederland gemaakt 1. Voor deze regionale Klimaateffectatlas is hier dankbaar gebruik van gemaakt door voor relevante kaarten voor heel Nederland in te zomen op de regio (zie pagina 3). De KNMI klimaatscenario s zijn samengesteld op basis van de variabelen temperatuurstijging en luchtstromingspatronen (zie figuur). Twee scenario s met een gematigde temperatuurstijging, waarbij in het ene scenario de luchtstromingspatronen niet wijzigen (G) en in het andere scenario de winters zachter en natter worden door meer westenwind en de zomers warmer en droger worden door meer oostenwind (G+). En twee scenario s met een sterkere temperatuurstijging, waarbij in het ene scenario de luchtstromingspatronen niet wijzigen (W) en in het andere scenario de winters zachter en natter worden door meer westenwind en de zomers warmer en droger worden door meer oostenwind (W+). In elk van de KNMI klimaatscenario s komen een aantal dezelfde kenmerken van de klimaatverandering in Nederland en omgeving naar voren: De opwarming van Nederland zet door. Hierdoor krijgen we vaker te maken met zachte winters en warme zomers. De winters worden gemiddeld natter. Bovendien is er vaker sprake van extreme neerslaghoeveelheid. Ook in de zomer neemt de frequentie en de hevigheid van extreme regenbuien toe. Het aantal zomerse regendagen neemt echter af. De kans neemt toe dat extreem natte dagen worden afgewisseld met extreem droge periodes. De hoogte van de zeespiegel blijft voorlopig stijgen. In de winter neemt de afvoer van de grote rivieren toe. In de zomer kunnen juist lagere waterstanden voorkomen. De kans op extreme weersituaties in het algemeen neemt toe. Bijvoorbeeld in de vorm van hittegolven of extreme buien. Schematisch overzicht van de vier klimaatscenario s 1 http://klimaateffectatlas.wur.nl Pagina 2 van 12
Opzet Regionale Klimaateffectatlas Het merendeel van de kaarten uit deze Regionale klimaateffectatlas is afkomstig uit de database van de klimaateffectatlas die door de Wageningen Universiteit is opgezet. Deze kaarten zijn uitsneden van kaarten met klimaatveranderingen die gelden voor heel Zuid-Holland, die op hun beurt weer zijn ontleend van kaarten met klimaatveranderingen voor heel Nederland. De kaarten geven een indicatie van verschillen binnen de stadsregio Rotterdam. Zie onderstaande voorbeeldkaarten. Daarnaast zijn enkel kaarten gebruikt uit het Delta DeelProgramma Rijnmond Drechtsteden 2. Van elk klimaatkenmerk worden de huidige situatie en de situatie in 2050 weergegeven. Voor de situatie in 2050 worden, waar mogelijk, twee varianten weergegeven. Deze varianten geven een indicatie van de bandbreedte van de te verwachten klimaatveranderingen. De twee varianten hebben betrekking op de twee klimaatscenario s van het KNMI met het minst en meest extreme scenario van het betreffende klimaatkenmerk. Afhankelijk van het betreffende klimaatkenmerk kunnen andere klimaatscenario s van het KNMI gepresenteerd worden (welke scenario s de extremen weergeven, hangt namelijk af van het specifieke klimaatkenmerk). De Regionale klimaateffectatlas bestaat uit twee delen. Het eerste deel omvat kaarten die inzicht verstrekken in de klimaatveranderingen die voor de stadsregio Rotterdam voorzien worden. Het tweede deel omvat kaarten die inzicht verstrekken in de effecten die de klimaatveranderingen teweeg brengen. 2 Het gaat met name om twee kaarten die ook in de begeleidende brief aan het GROM van 26 april zijn opgenomen. Pagina 3 van 12
DEEL 1 KAARTEN KLIMAATVERANDERINGEN Pagina 4 van 12
Neerslag neerslag (mm) per winterhalfjaar Momenteel valt in de stadsregio Rotterdam in de winter 425 tot 525 mm neerslag. In het zuidwesten van de stadsregio valt in de winter relatief weinig neerslag ten opzichte van het noordoosten van de stadsregio. In alle klimaatscenario s van het KNMI blijft dat verschil tussen het zuidwesten van de stadsregio en het noordoosten van de stadsregio bestaan. De winters worden wel natter in alle klimaatscenario s van het KNMI. De hoeveelheid neerslag neemt het minst toe in het G scenario. In het G scenario valt in de winter van 2050 nog steeds 425 tot 525 mm neerslag, maar een groter deel van de stadsregio bevindt zich bovenin die range. De hoeveelheid neerslag neemt het meest toe in het W+ scenario. In het W+ scenario valt in de winter van 2050 ruwweg 5% (450 tot 550 mm) meer neerslag in de stadsregio. Huidig klimaat (1981-2010) Minst extreme toename (2050 G scenario) Meest extreme toename (2050 W+ scenario) Neerslag - neerslag (mm) per zomerhalfjaar Momenteel valt in de stadsregio Rotterdam in de zomer 375 tot 450 mm neerslag. In het zuidwesten van de stadsregio valt in de zomer relatief weinig neerslag ten opzichte van het noordoosten van de stadsregio. In alle klimaatscenario s van het KNMI blijft dat verschil tussen het zuidwesten van de stadsregio en het noordoosten van de stadsregio bestaan. Of de zomers droger of natter worden varieert per klimaatscenario van het KNMI. In het G scenario en het W scenario worden de zomers natter. De hoeveelheid neerslag neemt het meest toe in het W scenario. In dat scenario valt in de zomer van 2050 ruwweg 6% (400 tot 475 mm) meer neerslag in de stadsregio. In het G+ scenario en het W+ scenario worden de zomers juist droger. De hoeveelheid neerslag neemt het meest af in het W+ scenario. In dat scenario valt in de zomer van 2050 ruwweg 12% (325 tot 400 mm) minder neerslag in de stadsregio. Huidig klimaat (1981-2010) Meest extreme toename (2050 W scenario) Meest extreme afname (2050 W+ scenario) Pagina 5 van 12
Neerslag - aantal dagen per jaar met minimaal 15mm regen Momenteel valt op 8 tot 14 dagen per jaar in de stadsregio Rotterdam veel neerslag. In het zuidwesten van de stadsregio komt dat minder vaak voor dan in het noordoosten van de stadsregio. In alle klimaatscenario s van het KNMI blijft dat verschil tussen het zuidwesten van de stadsregio en het noordoosten van de stadsregio bestaan. De frequentie van flinke neerslag neemt wel toe in alle klimaatscenario s van het KNMI. Het aantal dagen met flinke neerslag neemt het minst toe in het G+ scenario. In het G+ scenario valt in 2050 nog steeds op 8 tot 14 dagen per jaar veel neerslag, maar een groter deel van de stadsregio bevindt zich bovenin die range. Het aantal dagen met flinke neerslag neemt het meest toe in het W scenario. In het W scenario valt in 2050 ruwweg 18% (10 tot 16 dagen per jaar) vaker veel neerslag in de stadsregio. Huidig klimaat (1981-2010) Minst extreme toename (2050 G+ scenario) Meest extreme toename (2050 W scenario) Neerslag - aantal droge dagen (minder dan 0,3 mm neerslag) per jaar Momenteel is het op 155 tot 180 dagen per jaar droog in de stadsregio Rotterdam. Aan de kust is het relatief vaker droog dan meer in het binnenland. Daarnaast is het in Lansingerland relatief vaker droog dan zuidelijker in het binnenland. In alle klimaatscenario s van het KNMI blijven deze verschillen binnen de stadsregio bestaan. Het aantal droge dagen neemt wel toe in alle klimaatscenario s van het KNMI. Het aantal droge dagen neemt het minst toe in het G scenario. In het G scenario is het in 2050 nog steeds op 155 tot 180 dagen per jaar droog, maar een groter deel van de stadsregio bevindt zich bovenin die range. Het aantal droge dagen neemt het meest toe in het W+ scenario. In dit scenario is het in 2050 170 tot 195 dagen per jaar droog in de stadsregio, een stijging van ruwweg 9%. Huidig klimaat (1981-2010) Minst extreme toename (2050 G scenario) Meest extreme toename (2050 W+ scenario) Pagina 6 van 12
Temperatuur - aantal ijsdagen (maximum temperatuur maximaal 0 O C) per jaar Momenteel zijn er 4 tot 8 ijsdagen per jaar in de stadsregio Rotterdam. In de kuststrook komen ijsdagen wat minder voor dan meer in het binnenland. In alle klimaatscenario s van het KNMI blijft dat verschil tussen de kuststrook en de rest van de stadsregio bestaan. Het aantal ijsdagen neemt wel af in alle klimaatscenario s van het KNMI. Het aantal ijsdagen neemt het minst af in het G scenario. In het G scenario zijn er in 2050 nog 2 tot 6 ijsdagen per jaar in de stadsregio. Het aantal ijsdagen neemt het meest af in het W+ scenario. In het W+ scenario zijn er in 2050 vrijwel geen (0 tot 2 dagen per jaar) ijsdagen meer in de stadsregio. Huidig klimaat (1981-2010) Minst extreme afname (2050 G scenario) Meest extreme afname (2050 W+ scenario) Temperatuur - aantal tropische dagen (maximum temperatuur minimaal 30 O C) per jaar Momenteel zijn er 0 tot 4 tropische dagen per jaar in de stadsregio Rotterdam. In de kuststrook komen tropische dagen wat minder voor dan meer in het binnenland. In alle klimaatscenario s van het KNMI blijft dat verschil tussen de kuststrook en de rest van de stadsregio bestaan. Het aantal tropische dagen neemt wel toe in alle klimaatscenario s van het KNMI. Het aantal tropische dagen neemt het minst toe in het G scenario (ca. 4 tot 8 tropische dagen). Het meest extreem zijn de verwachtingen in het W+ scenario. In dit scenario zijn er in 2050 vijf keer zoveel (6 tot 14 dagen per jaar) tropische dagen in de stadsregio. Huidig klimaat (1981-2010) Minst extreme toename (2050 G scenario) Meest extreme toename (2050 W+ scenario) Pagina 7 van 12
DEEL 2 KAARTEN EFFECTEN VAN KLIMAATVERANDERING In het vorige deel van de Klimaateffectatlas stadsregio Rotterdam is meer inzicht verstrekt in de veranderingen in het klimaat die voor de stadsregio Rotterdam voorzien worden. In dit deel van de Regionale Klimaateffectatlas komen de effecten van veranderingen in het klimaat op de stadsregio Rotterdam aan de orde. De klimaatverandering heeft naar verwachting geen grote veranderingen in de grondwaterstand tot gevolg. Daarom zijn geen kaarten met betrekking tot de grondwaterstand opgenomen in de Klimaateffectatlas stadsregio Rotterdam. Onderwerpen die wel aan de orde komen, zijn: Waterveiligheid Wateroverlast (in termen van waterdiepte en runoff) Bodemdaling Verzilting van zoetwater inlaatpunten Warme nachten Pagina 8 van 12
Waterveiligheid - opgaven 3 De veiligheidsopgave in de stadsregio Rotterdam is het grootste in de Krimpenerwaard en aanvullend aan de westzijde van de Hollandsche IJssel. In de derde toetsronde van het Hoogwaterbeschermingsprogramma zijn de keringen en 80 % dijken langs beide zijden van de Hollandsche IJssel afgekeurd. De hoogte is in de huidige situatie niet een groot probleem. Door klimaatverandering en bodemdaling zullen de Hollandsche IJsseldijken op termijn echter ook te laag worden. Langs en op de dijken langs de Hollandsche IJssel staat op veel plekken bebouwing. Het versterken van deze dijken kost veel, omdat dure civieltechnische constructies moeten worden toegepast of houdt in dat veel van de bebouwing gesloopt moet worden. Overstromingsrisico s van de Krimpenerwaard zijn relatief groot, doordat de polders diep zijn en snel kunnen onderlopen. Er liggen een aantal steden met veel inwoners (bv. Krimpen aan den IJssel) en hoge economische waarden. Daardoor is het aantal slachtoffers en de schade bij een eventuele overstroming hoog. Dat wordt versterkt doordat het gebied moeilijk te evacueren is. Ook aan de westzijde van de Hollandsche IJssel zijn de risico s van een overstroming groot doordat het water er snel tot grote hoogte stijgt en er zich veel mensen en waarden bevinden. Langs de noordrand van de Nieuwe Waterweg-Nieuwe Maas (dijkring 14) is een beperkte opgave voor de dijken. De waarde en aantal mensen achter de dijk vragen echter om een hoger beschermingsniveau. Voorne-Putten kent een beperkte dijkopgave door klimaatverandering. Wel zijn er in de laatste toetsing dijken aangegeven waarbij nader onderzoek nodig is én zijn de dijken langs het Spui door erosie niet sterk genoeg meer. Ook op Voorne-Putten vraagt het aantal mensen en de waarde van het onroerend goed achter de dijken om een bezinning op het beschermingsniveau. Dat geldt speciaal voor Spijkenisse. Buitendijks gebied wordt in de regio veel gebruikt voor wonen en werken. Het gaat onder andere om de Kop van Feijenoord, het Noordereiland en Heijplaat. Deze gebieden vragen extra aandacht. De haventerreinen in de regio liggen ook grotendeels buitendijks. De haventerreinen liggen echter hoger en overstromen dus minder vaak. In buitendijkse woongebieden leidt een overstroming tot overlast en schade. Slachtoffers zijn niet te verwachten. Op IJsselmonde zijn de komende eeuw geen waterveiligheidsproblemen voorzien. Pernis en Rozenburg kennen een beperkte opgave die relatief eenvoudig met de huidige middelen (dijkversterking) op te lossen is. 3 De tekst uit deze paragraaf is overgenomen uit de begeleidende brief van het Delta Deelprogramma Rijnmond Drechtsteden aan het GROM van 26 april 2012. Pagina 9 van 12
Wateroverlast neerslag waterdiepte bij eens per 100 jaar voorkomende neerslag Bij neerslag kan lokaal wateroverlast ontstaan door beperkte capaciteit van het ont- en afwateringssysteem. In de onderstaande figuren is de wateroverlast weergegeven die optreedt bij extreme neerslag die eens per honderd jaar voorkomt (herhalingstijd van 1:100 jaar). In de huidige situatie staat in de stadsregio Rotterdam tot 30 mm water bij een bui die eens per honderd jaar optreedt. Binnen de stadsregio Rotterdam verschilt de wateroverlast ten gevolge van neerslag sterk. In bebouwd gebied treedt in sterkere mate wateroverlast op bij neerslag dan in onbebouwd gebied. In 2050 komen naar verwachting eens per honderd jaar zwaardere buien voor dan nu. Daardoor kan staat dan in de stadsregio tot 50 mm water bij een bui die eens per honderd jaar optreedt. Daarnaast treedt op meer locaties in de stadsregio wateroverlast op dan nu het geval is. Huidig klimaat (1981-2010) Situatie rond 2050 (W+ scenario) Wateroverlast neerslag runoff per buurt bij 89mm neerslag op één dag In het G en W+ klimaatscenario treed naar verwachting eens per honderd jaar een bui op waarbij in één dag 89 mm neerslag naar beneden komt. Bij zulke hevige neerslag kan een deel van het water niet goed kan worden afgevoerd, Dat water stroomt af, wat wateroverlast kan veroorzaken. Op onderstaande kaart staat per buurt hoeveel mm water per m² niet direct kan worden afgevoerd. Dat gaat in de stadsregio Rotterdam tot 70 mm per m2. Huidig klimaat (1981-2010) Pagina 10 van 12
Bodem bodemdaling Door ontwatering klinken kleigronden en met name veengebieden in. Momenteel daalt de bodem in de stadsregio Rotterdam tot 0,5 centimeter per jaar. De mate van bodemdaling is zeer locatiespecifiek. Deze is afhankelijk van het type bodem en de mate waarin de waterspiegel locaal verlaagd wordt. De meeste gebieden met sterkere bodemdaling bevinden zich in Capelle aan den IJssel en Lansingerland en op Voorne Putten. De mate waarin bodemdaling tot 2050 door zet, is afhankelijk van de mate waarin de ontwatering doorgezet wordt. Bij de bepaling van de potentiële bodemdaling is uitgegaan van continuering van de huidige drooglegging (peil volgt de functie), waarbij de ontwatering de bodemdaling blijft volgen. In dat geval neemt de bodemdaling toe tot deze in 2050 wel 5 centimeter per jaar kan bedragen. Huidig klimaat (1981-2010) Situatie rond 2050 (W+ scenario) Zoet water verzilting inlaatpunten 4 Het grootste deel van het watergebruik in zuidwest Nederland wordt gebruikt voor peilhandhaving (meer dan 50%), gevolgd door doorspoeling, wateronttrekking en beregening. Het belangrijke innamepunt voor zoet water bij Bernisse levert water aan Voorne-Putten, het haven-industrieel complex en Delfland. Dit inlaatpunt is bij het meest extreme klimaatscenario omstreeks 2050 niet meer betrouwbaar genoeg om aan de vraag te voldoen. Hierdoor zullen de functies die afhankelijk zijn van zoet water, zoals de tuinbouw in Oost- en Westland en de van proceswater afhankelijk industrie in de haven, in de problemen komen tijdens droge perioden. 4 De tekst uit deze paragraaf is overgenomen uit de begeleidende brief van het Delta Deelprogramma Rijnmond Drechtsteden aan het GROM van 26 april 2012. Pagina 11 van 12
Warmte aantal nachten/jr met >20 o C Er is een verschil in de (nacht)temperatuur in steden en op het platteland. Boven steden kunnen zich warmte eilanden (Urban heat Islands, UHI) ontwikkelen, waarvan de sterkte voor een belangrijk deel afhankelijk is van de grootte van de stad. In de kaart met het aantal nachten per jaar dat het momenteel meer dan 20 graden is, is het UHI-effect duidelijk zichtbaar. In de stedelijke gebieden binnen de stadsregio Rotterdam is het jaarlijks 7 nachten meer dan 20 graden, terwijl dat op het platteland vrijwel niet voorkomt. In het meest extreme KNMI klimaatscenario (W+) neemt het aantal nachten dat het meer dan 20 graden is sterk toe. Het UHI-effect wordt in dat scenario nog sterker. In de stedelijke gebieden binnen de stadsregio Rotterdam is het dan jaarlijks 34 nachten meer dan 20 graden, terwijl dat op het platteland dan 10 nachten per jaar voorkomt. Huidig klimaat (1981-2010) Situatie rond 2050 (W+ scenario) Pagina 12 van 12