Onderzoek naar de veiligheid van de kade rond de BE EMS T ER A Centrum voor Onderzoek Waterkeringen

Vergelijkbare documenten
zi jìweg 245, 4, De door het waterschap over de teensloot aangebrachte sternpelconstructie

Onderzoek naar de toestand van de kaden langs de Bruine bietering van de Yoorofsche Polder en de Doespolder.

8 i * Ons kenmerk: nr.: Bijlagen: '1

Onderzoek naar de oorzaak van eep. Onderzoek naar de oorzaak van een drassige plaats in de noordwestelijke kade van de Schinkelpolder

D474.ÖÏ. technische adviescommissie voor de waterkeringen

ONDERZOEK NAAR DE TOESTAND VAN DE KADE VAN DE DROOGGEMAAKTE GROTE POLDER A ONDERZOEK STAND VAN DE KADE VAN DE ROTE POLDER

Onderzoek naar de toestand van de. Purmerringdijk. Purmerringdijk. Onderzoek naar de toestand van de. Purmerringdijk

CENTRUM VOOR ONDERZOEK WATERKERI NOEN. Onderzoek naar de toestand van de kade van de. Middelveldsche Akerpolder. Middelveldsche Akerpolder A-72,030

van de Kral i ngerpol der

Onderzoek naar de veiligheid van de boezemkade van de Drooggemaakte Geeren

Ui tgraven wel 1 en bij Andel st S

In de onderstaande tabel zijn de scenario s voor de Bypassdijken noord opgesomd. scenario omschrijving kans van voorkomen

CTABILITEITSONDEHZOEK AAN EEN DWARSPROFIEL VAN DE BOEZEMKADE, LANGS DE KASPOLDER. *** CO-2 ' /1. 6 oktober vz/rdk ARCHI EFEXE: ;?

14. Geohydrologie Zuidbuurt eemnes Tauw Kenmerk N BTM-V

Onderzoek naar de veiligheid van de boeeemkade van de BLOEMENDALERPOLDER A Centrum voor Onderzoek Waterkeringen

Onderzoek naar de veiligheid van de boezemkade van de Hoekpol der A Centrum voor Onderzoek Waterkeringen

Pipingberm Horstermeer VO2-282B. Geotechnisch advies (versie 2) Techniek, Onderzoek & Projecten Onderzoek & Advies

Onderzoek naar de veiligheid van de boezemkade van de pol der Gnephoek

D technische adviescommissie voor de waterkeringen,=. &

Projectnummer: D Opgesteld door: Ons kenmerk: Kopieën aan: Kernteam

De projectlocatie ligt globaal op de coördinaten: X = en Y =

Bijlage A. Begrippenlijst

De geomorfologie in het gebied wordt voor een belangrijk deel bepaald door de stuwwalvorming tijdens de Saale-ijstijd (afbeelding I.1).

Resultaten grondonderzoek Woning aan de Lekdijk 42 te Nieuw-Lekkerland

Rapport grondmechanisch onderzoek. Wegen- en rioleringswerken, Molenstraat - De Haan 15/376

Doorsnede parkeergarage en beschermingszone primaire kering (bron: bestemmingsplan)

Hierbij zenden wij u de rapportage betreffende een project aan het Oppad te Oud-Loosdrecht.

Bijlage A. Begrippenlijst

Wel heeft op deze locatie 20 jaar geleden een dijkverzwaring plaatsgevonden waarbij de dijk verhoogd en verzwaard is aan de binnenzijde.

Onderzoek naar de veiligheid van de. pol der Vrouwgees t A-74,009. Centrum voor Onderzoek Waterkeringen.

Onderzoek naar de veiligheid van de kade langs de Oud- en Nieuw Wateringveldcche polder. Nr.A Centrum voor onderzoek Waterkeringen.

Veldrapport betreffende grondonderzoek ten behoeve van: project aan de Aubade en de Vurehout te Zaandam. Opdrachtnr. : HA /

Ecologische verbindingszone Omval - Kolhorn

EFFECTEN PEILVERHOGING watergang langs het voormalige DEK terrein nabij Oostersingel en Vlietsingel te MEDEMBLIK

Het waterkeringsysteem van New Orleans tijdens orkaan Katrina

Onderzoek naar de veiligheid van de boezemkade van de voormal

Het verzoek om bijzondere waarnemingen is verstuurd aan de waterschappen zoals weergegeven in tabel 1. Waterschap Reactie Waarnemingen

Geohydrologisch onderzoek Aldenhofpark. Te Hoensbroek In de gemeente Heerlen. Projectnr.: Datum rapport: 17 december Postbus AA Heerlen

5. Bovenlaag verdwenen, 2. Dijk van de polder Schouwen, 3. Suzanna-inlaag,

OOSTKAPELLE. Siban Beheer B.V. Park Reeburg GC VUGHT

Veldrapport betreffende grondonderzoek ten behoeve van: Project aan de Looweg te Uden. Opdrachtnr. : HA

: Zomerbedverlaging Beneden IJssel : Onderzoek invloed inrichting uiterwaard op veiligheid primaire waterkering

Geohydrologisch onderzoek Centrumplan Oldebroek

Bijlage 1 Aanvullend advies archeologisch onderzoek, Wozoco Giessenburg, Neerpolderseweg 19, Giessenburg, Gemeente Giessenlanden

Nieuwe vijver aan de Groen van Prinstererlaan.

Peilbesluit Waddenzeedijk Texel Auteur Registratienummer Datum

Wel heeft op deze locatie 20 jaar geleden een dijkverzwaring plaatsgevonden waarbij de dijk verhoogd en verzwaard is aan de binnenzijde.

Rapport grondmechanisch onderzoek. Kleuterweg Heusden-Zolder

MEMO. 1. Inleiding. 2. Zomerkade Vianense Waard

Infiltratieonderzoek autobedrijf Van den Brink Rosendaalsestraat

SAMENVATTING. en funderingen

Korte notitie Afwateringskanaal Noord

Onderzoek naar de veiligheid van de boezemkade van de Kaagerpol der

Geohydrologische situatie Burg. Slompweg

1 Aanleiding. Notitie / Memo. HaskoningDHV Nederland B.V. Water

Veldrapport betreffende grondonderzoek ten behoeve van: woning aan de Bielemansdijk tegenover 4 te Zelhem. Opdrachtnr. : HA

Ter plaatse van de instabiliteiten treedt op sommige plaatsen water uit het talud

De projectlocatie ligt globaal op de coördinaten: X = en Y =

Veldrapport betreffende grondonderzoek ten behoeve van: woning met eventueel nieuw te bouwen hal aan de Handwijzersdijk nabij 2 te Hengelo

Onderzoeksrapportage naar het functioneren van de IT-Duiker Waddenweg te Berkel en Rodenrijs

Advies interim boezempeil

co Film 10 foto 11 Schouwen Duiveland, Dijk van de polder Vierbannen Datums 29-6-Ï953. van Duiveland. (Dijkvak 29) Beschadiging van het

Stabiliteit Lekdijk nabij 't Waal

Beschrijving geohydrologische situatie Vondelpark en Willemsparkbuurt te Amsterdam

Type voorbeeld Het voorbeeld betreft de beoordeling van een waterkering op Piping en heave (STPH) met de focus op het schematiseren van de ondergrond.

Beschouwingen over een maatgevende boezemstand in het Hoogheemraadschap van Delfland.

Memo. Op basis van de bij de sondering aangetroffen grondslag is de maatgevende grondopbouw gekozen en weergegeven in onderstaande tabel.

: Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier : Andries van Houwelingen : Ilse Hergarden, Carola Hesp

«tip*. Film 3 foto h' Noord Beveland, Zeedijk van de Oud Noord Beveland Datum: polder; gedeelte tussen PP 27 en PP 32+.

Nijmegen aanpassing spoorbrug i.v.m. aanleg nevengeul

Watertoets De Cuyp, Enkhuizen

kade Peil vaart -0.4 Gws binnen kuip -3.9 Waterdruk die lek veroorzaakt

Veldrapport betreffende grondonderzoek ten behoeve van: woning aan de Oude Kruisbergseweg 1 te Zelhem. Opdrachtnr. : HA

Profielen van het Mallegat en geologische profielen aan de Pr. Hendrikkade in Katwijk D. Parlevliet, D. van der Kooy, mei 2003

Onderzoek naar de veiligheid van de boezemkade van de V1 i etpol der A

Legger van de waterkeringen

Simon Vereeke Ruud Bosters Paul Geernaert Ernst Jonker Leden Pb

Workshop schematiseringsfactor. Casus. Werner Halter. Lelystad, 29 april

Datum : 6 oktober Project : restautatie(in- en extern) monumentale boerderij Dorpstraat 13 Plaats : JISP

Veldrapport betreffende grondonderzoek ten behoeve van: woning aan de Paardendorpseweg 2 te Zelhem

Nota schutsluis in het Goese Sas, Nr. A Centrum voor Onderzoek Waterkeringen. April 1975.

lil Hl LABORATORIUM VOOR TOEGEPASTE GEOLOGIE EN HYDROGEOLOGIE RIJKSUNIVERSITEIT GENT GEOLOGISCHE EN HYDROGEOLOGISCHE GESTELDHEID TER HOOGTE VAN EEN

Veldrapport betreffende grondonderzoek ten behoeve van: woning en bijgebouw aan de Elderinkweg 9a te Hengelo GLD

Bodemgeschiktheidseisen stedelijk gebied

UITBREIDING ZANDWINNING BEMMELSE WAARD

Rapport grondmechanisch onderzoek. Provinciaal domein Puyenbroeck. Wachtebeke Locatie 4 - loods logistiek 15/165.4

Gemeente Leiden Ingenieursbureau ing. J.E.M. Vermeulen. Postbus PC LEIDEN. 1 Inleiding

ONTWERP BERLINERWAND T.B.V. KELDER WONING KAVEL 20, RIETEILAND OOST TE AMSTERDAM

k. Zie foto R.Vv.S. No IV-3 en film 12 foto 6.

: SAB Prinses Margrietlaan Best Betreft : Watertoets ontwikkeling Prinses Margrietlaan nabij nr. 24

Grondwater effecten parkeergarage en diepwand Scheveningen

Veldrapport betreffende grondonderzoek ten behoeve van: woning aan de Charloisse Lagedijk 931 te Rotterdam

Betreft Herbouw Lidl te Hoensbroek. Ons kenmerk HEE Datum 19 november Behandeld door Bert Hage

Aanleg en verlengen duikers en aanleg watergang te Almere Poort. Kwelberekening (KWEL) KWEL-GE-v2.0 Defintief

RAPPORT GRONDMECHANISCH ONDERZOEK

Veldrapport betreffende grondonderzoek nieuwbouw Noord-Boulevard te Den Haag-Scheveningen

Projectnummer: C Opgesteld door: Jacoline van Loon. Ons kenmerk: :A. Kopieën aan: Martin Winkel Nico Bakker

Veiligheidsfilosofie in praktijk gebracht Toetsing dijken Oosterhornkanaal en -haven. Introductie

Geotechnisch onderzoek

E Van. Hydrologisch onderzoek invloed bemaling tunnelbak op VOCL verontreiniging

Transcriptie:

Onderzoek naar de veiligheid van de kade rond de BE EMS T ER A 72-036 Centrum voor Onderzoek Waterkeringen

LIJST VAN BIJLAGEN Bijlage nummer 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 Tekening nummer 72.84 A3 72.91 A5 72.92 A5. 72.93 A5 72.94 A5 72.95 A5 72.96 A5 72.97 A5 72.98 A5 72.99 A5 72.100 A5 72.101 A5 72.102 A5 72.103 A5 72.104 A5 72.105 A5 72.106 A5 72.107 A5 72.108 A5 72.109 A5 72.110 A5 73.173 Al 73.208 Al 73.209 Al 73.210 Al 74.77 A) 74.78 A3 Korte omschrijving Situatie dw.pr. 1,2 dw.pr. 3,4 dw.pr. 5,6 dw.pr. 7,8 dw.pr. 9,lO dw.pr. 11,12 dw.pr. 12a913 dw.pr. 14,15 dw.pr. 16,17 dw.pr. 17a,18 dw.pr. 19,20 dw.pr. 21,22 dw.pr. 23,24 dw.pr. 25,26 dw.pr. 27,28 dw.pr. 29,30 dw.pr. 31,32 dw.pr. 33,34 dw.pr. 35936 dw.pr. 37,38 Riet gorzen Foto 1,293 Foto 4,5,6 Foto 7,8 Geschi edeni s (kaart ca 1600) Hydrologisch profiel L.G.M.rapport CO 21143 I L.G.M.rapport CO 21143 I1

INHOUDSOPGAVE 1. In1 ei di ng 2. Beschrijving van de droogmakerij de boezem en de ringdijk 2.1 De droogmakerij 2.1.1 Ligging 2.1.2 2.1.3 Oppervl akte en pei 1 en Economische belangen 2.1.4 Bestemmingsplannen 2.1.5 Gevolgen van een doorbraak 2.2. De boezem 2.2.1 Oppervl akte en pei 1 en 2.2.2 Compartimenteringsmogelijkheden (naar de tóestand van 1973) 2.2.3 Dal ing van de boezem bij een doorbraak 2.2.4 Gevolgen voor de scheenvaart en de waterhuishouding bij een doorbraak 2.3 De ringdijk 2.3.1 De lengte van de dijk 2.3.2 Beschrijving van het profiel aan de hand van gemeten dwarsprofielen 2.3.3 Beschrijving van de dijk 2.3.4 Vreemde elementen 2.3.5 Onderhoud van de dijk 3. De geschiedenis 3.1 3.1.1 I-let ontstaan van de droogmakerij Geschiedenis tok ca 1600 3.1.2 Geschiedenis van de bedijking en droogmaki nq 3.1.3 Het uitwateringskanaal 3.2 De tegenwoordige situatie 3.2.1 De Beemster 3.3 Toekoms tpl annen 3.3.1 De Beemster 3.3.2 De ringdijk BLADZIJ DE 1 3 4 8 9 9 9 10 10 10

BLADZ IJ DE 4. 4.1 4.2 4.3 4.4 5. 6. 7. 8. Grondonderzoek Toelichting op de keuze van de onderzochte dwarsprof iel en Uitvoering van het grondonderzoek en de resultaten Stand van het freatisch vlak Keuze profielen stabil itei tsonderzoek Maatgevende boezems tand Stabil i teitsonderzoek in één dwarsprofiel Beoordeling van de veiligheid van de gehele kade Samenvatting 11 11 11 12 12 13 14 15/16 17/18

1 1. In1 eiding In het kader van het systematisch onderzoek is een onderzoek ingesteld naar de veiligheid van de kade van de Beemster, ofwel de Beemsterringdijk (foto 1). Vroeger beschermden grote gedeelten van de dijk -het achter1 iggende land tegen het water uit de Beemster e Nu beschermt de dijk een grote droogmakerij, waarin een agrarisch gebied en de gemeente Beemster zijn gelegen. De gemeente bestaat uit de "buurten" Noord-, Midden-, West- en Zui d-oost Beemster. De veiligheid van de kade is, behalve voor de belangen in de polder, eveneens van groot belang voor de scheepvaart in het Noordhollands I. kanaal en de waterhuishouding van de Schermerboezem (zie hoofdstuk 2.2.3 en 2.2.4). Er is een verkenning uitgevoerd, die bestond uit een bestur dering van het uiterlijk van de dijk, een analyse van de bestaande hydrologische, geologische, bodemkundige en geschiedkundige gegevens. Tevens werden gegevens omtrent onderhoud en gedrag van de dijk verzameld. Het grondmechanisch onderzoek en de rapporteri ng hierover is verricht door het Laboratorium voor Grondmechanica (L.G.M.) te Del ft (bijlagen 28 en 29). Er is gebruik gemaakt van 38 gemeten dwarsprofielen, die door de Provinciale Waterstaat van Noord-Holland beschikbaar werden gesteld. Ter aanvul 1 ing werd nog een tweetal dwarsprofielen gemeten (bijlagen 2 t/m 21). Bij het verzamelen van de verschi 11 ende gegevens is medewerking Verleend door de Provinciale Waterstaat van Noord-Hol land en de Technische diensten van het waterschap de Beemster en het Hoogheemraadschap van de Uitwaterende S1 ui zen i n Kennemerl and en West- Fries1 and. '

2 2 Beschrijving van de droogmakerij, de boezem en de ringdijk 2.1. De droogmakerij 2.1.1. Ligging De Beemster ligt ten noorden van Purmerend. De droogmakerij wordt aan drie zijden, het westen, het noorden en het oosten begrensd door de Beemsterringvaart. De zuid-zi jde wordt begrensd door het Noordhollands kanaal. 2.1.2. Oppervlakte en peilen De Beemster heeft een waterstaatkundi ge oppervlakte van 7100 ha. Men kan stel 1 en dat de verhoudingsgewijs hoger 1 i ggende noordel ij ke en zuidel ij ke delen van de droogmakerij 1 angs natuur- 1 ij ke weg afwateren naar het dieper gel egen middengedeel te. Het polderpeil kan op N.A.P.-5,00 m worden gesteld. De maaiveldhoogte is ongeveer N.A.P.-3,00 m à N.A.P.-3,75 m. Kruisoord, het oude land, ligt aanzienlijk minder diep; de maaiveldhoogte verloopt daar van N.A.P.-1,30 m in het noorden tot N.A.P.-2,00 m in het zuiden. Het polderpeil is aan deze maaiveldhoogte aangepast. 2.1.3, Economische belangen De Beemster heeft circa 8000 inwoners. De economische waarde van de droogmakerij wordt hoofdzakelijk bepaald door de grootte. Er zijn twee belangrijke wegen in aanleg, namelijk rijksweg 7 van noord naar zuid en de provinciale weg S10 van oost naar west, beide dwars door de Beemster. 2.1.4. Bestemmingsplannen Voor de Beemster bestaan op het ogenblik geen ingrijpende bestemmi ngspl annen. Rondom de woonkern Mi ddenbeemster zul 1 en enige percel en worden bebouwd.

3 In Zuid-oost Beemster zijn eveneens huizen in aanbouw. Tussen dwars- profiel 25 en de voormalige inundatiesluis wordt een rioolwaterzuiveringsinstal latie gebouwd. 2.1.5 Gevolgen van een doorbraak Bij een inundatieberekening van de polder is uitgegaan van het maalpeil (N.A.P.), waarbij de boezem een gemiddelde diepte heeft van 2,50 m. De slootberging van de Beemster is verwaarloosd, hoewel moet worden opgemerkt dat deze tamelijk groot is. Verder is aangenomen dat de noodkeringen niet gesloten zijn. De polder zal in dit ongunstige geval gemiddeld ongeveer 1 meter inunderen. Hierdoor zal aanzien1 i jke schade aan bebouwing en gewassen optreden. Wegverkeer door de polder zal onmogelijk zijn, zodat het verkeer op de belangrijke noord-zuid en oost-west routes gestrmnd wordt. Indien de geprojecteerde ncodkeringen tijdig gesloten kunnen worden, zal de inundatie nihil zijn. 2.2. De boezem 2.2.1. Oppervlakte en pei 1 en De reeds genoemde boezemwateren (punt 2.1.1. ) Beems terring- vaart en Noordhollands kanaal maken deel uit van de Schermerboezem, die bij N.A.P.-0,40 m een oppervlakte heeft van 1900 ha. Door het onderlopen van boezemlanden e.d. heeft de boezem een oppervlakte van 2000 ha bij een peil van N.A.P. Behoudens op- en afwaaiing varieert het boezempeil van N.A.P.-0,58 tot N.A.P. Het maalpeil is vastgesteld op N.A.P. In hoofdstuk 5 wordt de maatgevende boezemstand behandeld. m 2.2.2. Compartimenteri ngsmogel ij kheden (naar de toestand van 1973) De Beemsterringvaart en het Noordnol 1 ands kanaal staan onder normale omstandigheden met elkaar en met het overige boezem- water in open verbinding. Er bestaat echter de mogelijkheid om de boezem langs de Beemster in twee compartimenten te verdelen:

4 Door boezemscheidingen bij Spi j kerboor, Purmerendx, West Graftdijk en Rustenburg kan het boezemwater langs de Westdijk, Noord- dijk en Oostdijk van de rest van de boezem worden afgesloten. Hierdoor ontstaat een wateroppervlakte van 165 ha die 2100 x 10 33 m water bevat. Volgens inlichtingen zal het boezemoppervlak in de toekomst kleiner gemaakt worden door de bouw van nieuwe boezemscheidingen in het kanaal, opdat dit van het Alkmaarder meer kan worden afgesloten. 2.2.3 Daling van de boezem bij een doorbraak Indien de in hoofdstuk 2.1.5 berekende inundatie zou plaats- vinden, zal de boezem nagenoeg leeggelopen zijn. In het geval dat de noodkeringrn tjjdig gesloten zullen zijn, zal het compartiment waar de doorbraak heeft plaatsgevonden, volle- dig in de polder leeglopen. 2.2.4 Gevolgen voor de scheepvaart en de waterhuishouding bij een doorbraak. In geval van een doorbraak zal de scheepvaart op het Noordhollands kanaal en de rest van de boezem volledig gestremd worden. Tevens zal de waterhuishouding van het gehele gebied van de Schermerboezem - + 72.500 ha tijdelijk gestoord zijn. 2.3 De ringdijk 2.3.1 De lengte van de dijk De ringdijk heeft een totale lengte van 38 km, hiervan ligt 29 km langs de Beemsterringvaart en 9 km langs het Noordhollands kanaal. 2.3.2 Beschrijving van het profiel aan de hand van gemeten dwarsprofielen De dijk rondom de Beemster is vrij gelijkvormig. De hoogte van de kruin is ongeveer N.A.P.t1,35 m. De breedte van de kruin is x Moet nog worden gebouwd.

5 door de afgeronde vorm moeilijk precies vast te stellen; met uitzondering van dwarsprofielen 31 en 33 is tenminste een kruinbreedte van 4 à 5 m aanwezig. Ter hoogte van de dwarsprofielen 31 en 33 is de kruin aanzienlijk breder. De binnentaluds zijn betrekkelijk hol en hebben in de steile gedeelten een taludhelling van 1:2 à 1:2,5. De hellingen van de buiten- taluds zijn ongeveer 1:2. Op enige afstand achter de dijk ligt praktisch overal een dijksloot. 2.3'3. Beschrijving van de dijk De gehele ringdijk is bekleed met een in goede staat verkerende grasmat; de dijk vereist weinig onderhoud. Langs de Beemsterringvaart 1 igt een rietschoot. Het buitentalud is onverdedigd. Bij een duikeronderzoek in 1971 langs de kaden van de Beemster is gebleken dat de kade onder de rietschoot eruit ziet zoals in bijlage 22 is getekend. De boordvoorziening langs het Noordhol 1 ands kanaal is in onderhoud bij de Rij kswaterstaat. Deze wordt in 1973 verbeterd. De noodzaak van die verbetering bl ijkt uit de plaatse1 i jke afkalving van de kanaaloever. Op de kruin van de ringdijk bevindt zich praktisch over de gehele lengte een weg, doorgaans voorzien van een asfaltverharding (foto 1). De weg is onverhard tussen de Oostmijzerweg en het Westmijzerpad nabij dwarsprofiel 8 en 9 en van ongeveer 1OOm voor dwarsprofiel 12 tot 300 m voorbij dwarsprofiel 14; dit is eveneens het geval langs de Tuinhoek in Zuid-oost Beemster en langs het Noordhol 1 ands kanaal ongeveer van dwarsprofiel 29 tot hal verwege dwarsprofiel 31 en 32. Er is geen weg van circa 400 m voorbij dwarsprofiel 4 tot ongeveer 500 m voorbij dwarpprofiel 7 (foto 2). Langs het hele wegtraject komen op- en afritten voor. De dijksloot vergt in het algemeen weinig onderhoud. De afstand van de sloot tot de teen van de dijk is tenminste 8m, behalve in de dwarsprofielen 11, 31 en 33 waar de afstand geringer is. Hier is echter het profiel veel zwaarder.

6 Langs de Zuiddijk, vanaf halverwege dwarsprofiel 27 en 28 tot aan de Westdijk halverwege dwarsprofiel 32 en 33, dient het onderhoud van de dijksloot met de nodige omzichtigheid te geschieden, want bij te diep baggeren wordt het evenwicht verstoord en komt de slootbodem omhoog. In verband hiermee is ongeveer 1100 m ten westen van de Middenweg, dus circa 300 m voorbij dwarsprofiel 27, over een afstand van rond 100 m de dijksloot gedempt. Te zijner tijd zal in dit gedeel te een afwateringsgreppel worden aangelegd. 2.3.4. Vreemde elementen Vrijwel langs de gehele ringdijk staat een enkele bomenrij, of in de binnenkruinlijn, of hoog in het binnentalud.(foto 1 en 3) Op enige afstand van de binnenteen, langs de dijksloot, komen pl aatsel ijk boomgroepjes (hoofdzakel ijk knotwi 1 gen) voor (foto 4). Deze zullen in de loop van de tijd door het zogenaamde uitstervingsproces verdwijnen. Langs de Westdi j k 1 igt, zoveel mogelijk langs de di jksloot, een 200 mm gasleiding. Deze leiding kruist de dijk circa 250 m ten noorden van dwarsprofiel 1 - ter hoogte van de Schermerhornerweg - en nabij dwarsprofiel 34. Halverwege dwarsprofiel 31 en 32 kruist een 500 mm waterleiding de Westdijk; deze leiding kruist de Oostdijk nabij de Kwadijkerweg, In de toekomst zal een 700 mm waterleiding de Oostdijk kruisen ter hoogte van de kruising van de in aanleg zijnde provinciale weg S 10 met de Oostdijk. Een 900 mm rioolwaterpersleiding kruist de Oostdijk ongeveer 200 m ten noorden van dwarsprofiel 22. Nabij de Nekkerweg kruist een 900 mm waterleiding de Zuiddijk; deze leiding kruist de Noorddijk halverwege dwarsprofiel 6 en 7. In de binnenteen ligt praktisch over de gehele lengte van de Oostdijk een 50 kv elektriciteitskabel. De PTT-kabels liggen doorgaans langs de dijksloot. Van het gemaal bij Beets (zie ook hoofdstuk 3) zal de uitstro- ming in de nabije toekomst worden gesaneerd. De plannen voor het stichten van de watergang liggen reeds klaar.

7 De watergang van de van dwarsprofiel 25-is met nog wel aanwezig. nundatiesluis-een kleine 300 m ten westen klei gedicht; de muren en hoofden zijn 2.3.5. Onderhoud van de dijk Zoals bij punt 2.3.3. reeds werd opgemerkt, vereisen de ringdijk en de dijksloot weinig extra onderhoud, Toch zijn er enige punten die meer dan normale aandacht vragen. In dit verband wordt herhaald dat het onderhoud van de dijksloot in de zuidwest hoek van de Beemster met de nodige omzichtigheid moet geschieden. In de nabijheid van dwarsprofiel 3 werd een kwelplaats gestopt met een kleikist. De kwel ontstond waarschijnlijk door een veenlaag. Tussen de dwarsprofielen 7 en 8 werd een kwelplaats gestopt met een vurenhouten damwandje; dit wandje strekt zich uit over een afstand 'van 50 m en het bestaat uit planken van 1 m lengte. In het buitentalud van de Oostdijk nabij Oosthuizen heeft in 1969 een kleine afschuiving plaats gehad. Door de firma Fugro werd een onderzoek ingesteld naar de mogelijke oorzaken; h erover is rapport uitgebracht (Fugro B3173). In en om dwarsprofiel 17A is een toenemende kwe geconstateerd (foto 5).

8 3. 3.1. 3.1.1. 3.1.2. De geschiedenis (bronnen:beschri jving van de provincie Texei ra de Mattos - bijlage 26) Het ontstaan van de droogmakerij Geschiedenis tot ca 1600 De Beemster is ontstaan uit de toenmalige stroom Bamestra, die in de loop der tijd een meer vormde. Dit meer verenigde zich met het Havermeer en de Schar; dit geheel nam voortdurend in grootte en diepte toe, want het water van de Zuiderzee kon op twee plaatsen in- en uitstromen, namelijk via de Purmer aan de zuidoost- zijde en via de Korssloot die in het oorspronkelijke Havermeer uitkwarr (noordoostzi jde). In het begin van de veertiende eeuw is de Schardam (ook wel: Schaderdam) gelegd, en in het begin van de vijftiende eeuw is de Nieuwendam bij Monni kendam gelegd, daardoor werd de open verbinding met de Zui derzee verbroken. Geschiedenis van de bedijking en droogmaking Ten behoeve van de belangen van de Schermerboezem namen de bedijkers van de Beemster op zich een kanaal te graven van het Schermeer bij Ursem, langs Avenhorn en Oudendijk, naar de zeedijk bij Lutjeschardam. In die dijk moest een sluis komen van bepaalde afmetingen (name1 ijk van gelijke afmetingen al s de sl ui s te Schardam), Genoemde overeenkomsten tussen de bedijkers van de Beemster en de regenten van de Uitwaterende sluizen kwamen in 1607 tot stand. Later was men van mening dat de middelen om de Schermerboezem naar behoren te ontlasten nog niet voldoende waren, en in 1611 werden de bedijkers van de Beemster verplicht een tweede duikersluis te maken bij Zaandam. De contraprestatie bestond uit de toezegging dat de Beemster altijd vrij zou mogen uitmalen en niet aan een peil gebonden zou zijn. De Beemsterringdi jk werd oorspronkelijk aangelegd op het 1 and rondom het meer en was eertijds aan golfaanval vanuit het meer onderhevi g. Vermoede1 ijk zal het kade1 i chaam geen grote afwijkingen in de lagenopbouw geven; de kern van het kadelichaam

9 zal uit veen zijn opgebouwd. De bovenlagen van de kade bestaan ui t aangebrachte klei houdende materi al en. Eind 1608 waren enkele molens in bedrijf en men begon met het droogmal en. Begin 1609 waren 26 wi ndwatermol ens gereed. Tot eind 1609 had men geen tegenslagen en er kwam overal grond boven water; alleen de Kil, een dieper gedeelte, stond nog onder water. Tengevolge van een hevige storm brak op 23 januari 1610 de Waterlandsche Zeedijk bij Durgerdam door. Hierop bezweek de Beemsterringdijk bij Neck en bij de Rijp; de droogmakerij liep weer onder. Zonder verdere tegenslagen kon op 30 juli 1612 de toewijzing van de kavels plaatshebben. 3.2 De tegenwoordige situatie 3.2.1 De Beemster In de Beemster is het uit oud land bestaande Kruisoord, vroeger behorend tot de polder Beetskoog, nog duidel ijk te herkennen aan de minder diepe ligging, en aan het grilliger verloop van het sl otenpatroon. In de Beemster wordt thans geen onderscheid meer gemaakt in de Arenbergerpolder, de Bovenpolder, de Middenpol der, de Hoge Kilpolder en de Lage Kilpolder. Het peil in de droogmakerij wordt thans met enige tolerantie gehouden op N.A.P.-5,00 m (zie punt 2.1.2). Hiertoe zijn twee gemalen in bedrijf: aan de oostdijk het dieselgemaal "Jac. Bouwman" (1962; 410 m3/min.) en aan de westdijk het volautomatisch elektrische gemaal "Wouter S1 uis" (1973; 310 m3/min). Het gemaal bij Beets is niet meer in bedrijf; het gebouw blijft gehandhaafd en zal als opslagplaats worden gebruikt. De watergang moet nog worden gedicht (zie punt 2.3.4).

10 3.3, Toekomstplannen 3.3.1 De Beemster Voor de Beemster bestaan op het ogenblik geen ingrijpende bestemmingsplannen (zie punt 2.1.4). De gemeente Beemster bestaat uit de woonkernen of -buurten Zuid- Oostbeemster, Noord- Midden- en Westbeemster. Op vele kaarten staat Oostbeemster en soms ook Zuidbeemster als woonkern vermeld; dit is echter niet correct. 3.3.2 De ringdijk De weg op de ringdijk (zie punt 2.3.3.) wordt in toenemende mate door, dikwijis zwaar, verkeer belast.

11 4. Grondonderzoek 4.1. Toelichting op de keuze van de onderzochte dwarsprofielen Bij het vaststellen van de te onderzoeken dwarsprofielen is van de volgende punten uitgegaan: a. De geschiedenis van de dijk b. De gegevens van de beheerder omtrent het onderhoud van de kade c. De verkenning van de kade d. De ervaring y opgedaan bij het syskemati sch kadeonderzoek in de Purmerringdi j k (rapport C 71-014). Uit een vergelijking van de geschiedenis van het ontstaan en de ligging van Purmer en Beemster blijkt een duidelijke overeenkomst. Het was dan ook niet de verwachting dat de te onderzoeken profielen veel in opbouw zouden verschi 11 en. Bij een verkenning in samenwerking met het L.G.M., is de keus gevallen op de profielen 3, 7, 10, 12ay 15, 17a, 20, 23, 26, 30, 33 en 37. Profiel 12a is uitgezocht omdat hier een afwijkende samenstel- ling te verwachten viel in verband met de vroegere verbindingsgeul met de Zuiderzee. Profiel 17a is uitgezocht, omdat hier volgens de beheerder de hoeveelheid kwel toeneemt (zie 2.3.5). 4.2 Uitvoering van het grondonderzoek en de resultaten Het L.G.M. heeft het grondonderzoek in bovenstaande profielen uitgevoerd. De resultaten zijn weergegeven in rapport CO-21143-1 dat als bijlage is toegevoegd. Zoals uit de resultaten van het L.G.M.-onderzoek blijkt, heeft de kade, met uitzondering van profiel 12a en 15, overal dezelfde laagopbouw. Dit is geheel volgens de in 4. l gedane veronderstelling. De afwijkende opbouw van profiel 12a is niet van dien aard dat er op deze plaats een nader onderzoek gepleegd moet worden. In bijlage 27 is getracht een geo-hydrologisch profiel te schetsen.

12 4.3. Stand van het freatisch vlak. In de onderzochte profielen zijn open peilbuizen geplaatst met een fi 1 terdiepte variërend-van maaiveld-1,oom tot maaiveld-l,50m. De waarnemingen geven overal hetzelfde beeld, behalve in dwarsprofiel 17A, waar het freatisch vlak aan de oppervlakte komt. (Bit was reeds bij de verkenning geconstateerd). Gezien de grote afmetingen en de opbouw van de kade (zie ook L.G.M..~rapport) leek het niet juist om alleen op de waarnemingen van de open peilbuizen af te gaan. Aan het L.G.M. is verzocht om ter plaatse,van dwarsprofiel 17A waterspanningsmeters te plaatsen en de waarnemingen te gebruiken bij de stabiliteitsberekeningen. 4.4. Keuze profielen stabil itei tsonderzoek. Uit het grondonderzoek blijkt dat de kade overal dezelfde samenstelling heeft. Bij de keuze van het nader te onderzoeken dwarsprofiel is daarom gelet op de afmetingen van de kade en de gegevens omtrent het onderhoud. Profiel 17A is wat dit betreft het ongunstigste profiel omdat: a. Het binnentalud steiler (12) is dan bij de overige profielen b. De kruin smaller is dan bij de overige profielen c. Er kwel verschi jnselen onderaan het binnental ud geconstateerd zijn (2.3.5 en 4.2).

13 5. Maatgevende boezemstand Het boezempeil wordt zoveel mogelijk gehouden op N.A.P.-0,58m. Het maalpeil is N.A,P.(bereikt te Spijkerboor). In geval van bijvoorbeeld opwaaiing kan de bemaling stop gezet worden als de boezemstand op een andere plaats N.A.P.t0,08m wordt. Gezien de ligging in het stelsel van boezemwateren, behoeft voor de boezem rond de Beemster nauwe1 i jks met opwaaiing rekening gehouden te worden. Een boezemstand van N.A.P.t0,20 m is als maatgevend aangenomen. De overschri jdingsfrequentie van deze stand kon door gebrek aan gegevens niet exact worden berekend, maar vql gens in1 chtingen zal deze ongeveer LO-~ zijn. Daar het peil van de boezem door de bouw van enige boezemgemalen steeds beter geregeld kan worden, zal de overschri jdingsfrequentie dal en.

14 6. Stabi 1 i tei tsonderzoek in één dwarsprofiel In profiel 17A heeft het L.G.M. een stabiliteitsonderzoek uitgevoerd. De keuze van het profiel is uitvoerig gemotiveerd in hoofdstuk 4.4. Het buitentalud van de kade van de Beemster bestaat voor een groot gedeelte uit een droog talud omdat het verschil tussen de kruinhoogte en de normale boezemstand ruim 2 meter is. Gezien moeilijkheden in het verleden (kleine afschuivingen) is een onderzoek ingesteld naar de stabiliteit van het buitentalud(zie 2.3.5). In het daar genoemde Fugro-rapport wordt als oorzaak van de afschuiving het verzadigd raken van het plaatselijk sterk zandhoudende tal ud genoemd. Het door het L.G.M; uitgevoerde stabi 1 i tei tsonderzoek en de resultaten staan beschreven in rapport CO-21143-9 I1 dat als bijlage is toegevoegd. De stabiliteit van het profiel wordt als ruim voldoende beoordeeld, Er moet hierbij worden opgemerkt dat het buitentalud minder stabiel is dan het binnentalud. Bij de verkenning is gebleken dat de kade door zwaar verkeer bereden wordt (3.3.2.) Uit een berekening waarbij een verkeersbel asting behorende bij belastingklasse 45 volgens de V.O.S.B. als statische belasting op de kade aangebracht werd, volgde dat een derge- 1 ijke belasting uit veil iaheidsoverwegingen niet toelaatbaar is.

15 7. 7.1. 7.2. 7.3. 7.4. 7.5. 7.6. Beoordeling van de veiligheid van de gehele kade Uit de voorgaande hoofdstukken kan het volgende worden geconcludeerd wat betreft de veiligheid van de gehele kade: Indien het grote aantal noodkeringen niet tijdig gesloten kan worden, zal bij een doorbraak van de kade met een schadelijke inundatiehoogte rekening gehouden moeten worden. De kade heeft nagenoeg overal dezelfde afmetingen, die voor de veiligheid voldoende zijn. De rietberm behoort volgens het in punt 2.3.3 genoemde duikeronderzoek, niet tot het profiel van de kade. Wel heeft de berm een dempende werking op de golfaanval. Om de veiligheid van de kade tussen dwarsprofiel 27/28 en 32/33 te waarborgen, verdient het aanbeveling om, waar dit nodig is, verdere maatregelen tegen het rijzen van de s ootbodem te nemen. In haar (concept)nota "Vreemde elementen in op en nabij waterkeringen" wijst de Technische Adviescommissie op de gevaren van bomen op waterkeringen. Het verdient daarom aanbeveling de bomen te verwijderen, die bij omwaaien een zodanige beschadiging van de kade veroorzaken, dat de veiligheid van de kade in gevaar wordt gebracht. De kade wordt op verschillende plaatsen gekruist door gasen vloei stoflei dingen. In principe vormen deze leidingen een gevaar voor de waterkering en moeten, indien dit mogelijk is, uit de kade worden verwijderd. Indien dit niet mogelijk is, dient een sterkteberekening te worden uitgevoerd, die voldoet aan de leidraden voor constructie en beheer van gas- respectievelijk vloeistofleidingen (uitgaven van de Technische Adviescommissie voor de Waterkeringen). De oude watergangen van de inundatiesluis nabij dwarsprofiel 25 en van het gemaal bij Beets blijven, ondanks dat zij gedicht zijn, vreeinde elementen in de waterkering. Indien het onmogelijk is

16 7.7. deze constructies te verwijderen, dient een onderzoek te worden ingesteld, gevol gd door de noodzakel i j ke maatregel en. Zoals reeds was verondersteld en door het L.G.M. is aangetoond, wordt de opgetreden (dwarsprofiel 7/8) en optredende kwel (dwars- profiel 17A) veroorzaakt door een veenlaag die ononderbroken van de boezem naar het binnentalud loopt. Bij het grondonderzoek is deze veenlaag in alle profielen geconstateerd. Hoewel de eigenschappen van veen nog niet geheel bekend zijn, ligt het voor de hand te veronderstellen dat er ook op andere plaatsen spontaan kwel op kan treden. Soortgel i jke gevallen zijn ook van andere kaden bekend. De optredende kwel vormt, zolang deze niet grondmeevoerend is, geen gevaar voor de stabiliteit van de kade. De laatste conclusie is gebaseerd op de goede stabiliteit van profiel 17A. Hier trad ernstige kwel op. 7.8. Uit de geschiedenis, de configuratie en de samenstelling van de kade volgde dat profiel 17A het zwakste profiel was. De stabiliteit van dit profiel is echter nog ruim voldoende, zodat geconcludeerd mag worden dat de gehele kade stabiel is. 7.9. Het sterk teruglopen van de veiligheid bij een zware verkeersbelasting geeft aanleiding zwaar verkeer van de kade te weren.

17 8. Samenuatti ng In het kader van het systematisch kade-onderzoek is de veiligheid onderzocht van de kade rond de Beemster. (Beemsterringdijk). 8.1. De afmetingen van de ringdijk zijn zeer ruim (de normale boezemstand ligt circa '2 m onder de kruin, de kruinbreedte is minimaal 5 m). De verwachting was dan ook dat de kade voldoende stabiel zou zijn. 8.2. Uit de verrichte onderzoekingen blij kt dat de kade homogeen van opbouw is over de gehele lengte. De kade bestaat uit veen met een kleikap. Het veen gaat over in klei en zand in de ondergrond. 8.3. Op grond van voornoemde overwegingen was het mogelijk door middel van een uitgebreid onderzoek in een enkel dwarsprofiel een oordeel te vormen over de gehele kade. Als enige mogelijkheid van stabiliteitsverlies werd kwel door de veenlaag gezien. Deze kwel- verschijnselen doen zich over enkele trajecten voor. Voor het stabi 1 i tei tsonderzoek is daarom een profiel gekozen waar de meeste kwel geconstateerd werd. 8.4. De berekende Stabiliteit van de kade is voldoende. Dë gevonden minimum evenwichtsfactor van het binnental ud bij maatgevende waterstand (N.A.P.t0,20 m) is 1,47. De gevonden minimum evenwichtsfactor van het buitentalud is 1.44. 8.5. Er zijn factoren die de stabiliteit nadelig kunnen beïnvloeden. 8.5.1. üe op enkele punten geconstateerde kwel door de veenlaag kan zich in de loop der tijd ook op andere pltaatsen manifesteren. In de kennisomtrent het gedrag van veen in een boezemkade zijn lacunes. Naast het 1 angzame afbraakproces bestaat de mogelijkheid van een snelle erosie van het veen, afhankelijk van milieu en samenstelling. Men dient zich vooral bij een dergelijk zware kade bewust te zijn en te blijven van dit gevaar. Rij de inspecties dient daarom extra aandacht besteed te worden aan een eventuele uitbrei- ding van de kwelplaatsen en aan het meenemen van organisch

18 materiaal door het kwelwater. Tijdens het uitgevoerde onderzoek werd het meevoeren van materiaal door het kwelwater niet gecons tateerd. 8.5.2. De aanwezigheid van vreemde elementen, die de stab liteit ongunstig kunnen beïnvloeden, is ongewenst. Het verdient aan beveling de op de kade aanwezige bomen te verwijderen, indi n deze bij omwaaien de veiligheid van de kade zullen aantasten. De oude coupures in de kade kunnen een bedreiging van de stabi 1 i tei t vormen. Ambevol en wordt een ui tgebrei d onderzoek in te stellen en de nodige maatregelen te treffen. De in de kade aanwezige leidingen dienen in principe te worden verw jderd. Indien dit niet mogelijk is, dient een sterktebereken rig te worden uitgevoerd volgens de leidraden voor construct e en beheer van gas- en vloeistofleidingen (uitgaven T.A.W.). 8.5.3, Het zware verkeer over de weg op de kade. Uit een berekening, uitgaande van te gunstige omstandigheden (zonder stooteffect), volgde het sterk teruglopen van de veiligheid ten gevolge van zwaar verkeer. Het is daarom bijzonder belangrijk het zware verkeer op de kade te vermijden.

W A STICHTING WATERBOUWKUNDIG LABORATORIUM I I Vooronderzoek aan de Boezemkade rondom de Be ems t er CO-2 1 1 43-1 augustus 1972 ' Werkzaamheden ten behoeve van opdrachtgevers worden slechts uitgevoerd op voorwaarde dat de opdrachtgever afstanä doet van leder recht op aansprakelijkstelling en zich verplicht tot vrijwaring voor iedere aansprakelijkheid jegens derden. Het rapport mag slechts woordelijk en in zijn,geheel worden gepubliceerd na schriftelijke toestemming.

~... O -1- L Inle i ding I r In het kader van een systematisch onderzoek naar de stand- zekerheid van de boezemkaden is in opdracht van het Centrum voor Onderzoek Waterkeringen (C.O.W. ) door het Laboratorium voor Grondmechanica (L.G.M.) een vooronderzoek uitgevoerd aan de - boezemkade rondom de Beemster. De resultaten van het onderzoek worden in dit rapport vermeld. Algemene gegevens betreffende het uit~evoerden-e;rrei.nwerku - aantal onderzochte profielen : 11' - aantal middelzware sonderingen : 10 aantal continuboringen 29 mm : 30 - periode terreinwerk 12/6-26/6-1972 i Onder zoek In overleg tussen het C.O.WO en het L,G.M. zijn 12 profielen. in'de kaden door middel van een gezamenlijke verkenning uitgezocht voor een vooronderzoek, waarvan 9 profielen nrs. 3,7,10, 12A91S,17A,20,33 en 37 in het kadegedeelte langs de Beemster- ringvaart en 3 profielen nrs. 23,26 en 30 in het kadegedeelte langs het Noordhollands Kanaal (zie bijlage PI).

*..., _-.. In de kadegedeelten ter plaatse van de profielen nrs. 23 en. 33 is vroeger reeds een onderzoek door het L.G.M. uitgevoerd. Om deze reden werd hier geen nieuw onderzoek ingesteld en werd voor dit rapport dan ook van de resultaten van de vroegere onderzoeken gebruik gemaakt (zie bijlagen CO-15196-17, -19 en * -20). In elk profiel is in de kruin van de kade een middelzware sondering uitgevoerd, gecombineerd met een continuboring 29 mm (bijlagen SI t/m SIO), Bij het profiel no.20 kon deze boring ten gevolge van de aanwezigheid van puin in de kade, niet in de kruin worden uitgevoerd, In het profiel no. 3 is nog een extra boring aan de boezemzijde van de kruin gemaakt,.. Verder zijn in de profielen continuboringen 29 mm uitge- voerd in principe in het binnentalud en aan de teen van het talud. De resultaten van deze boringen zijn getekend in de, dwarsprofielen van de bijlagen DI t/m D60 Van de boormonsters uit de continuboringen zijn in het laboratorium de volume,gewichten per meter boring bepaald. 1evens zijn de grondsoorten beschreven en de boorresultaten gefotografeerd. Aan de uitgelegde en in de lengte doorgesneden grandmonsters zijn met behulp van een handpenetrometer de vast- ' heden van de diverse grondlagen gemeten ten einde de consistentie van. dieze la,gen vast te leggen. De penetrometer-waarden (p> zijn grafisch weergegeven naast de boorprofielen. De foto's van de boorresultaten zijn als bijlagen nos, Fl It/m F3O b ij dit rapport gevoegd, De dwarsprofielen zijn opgemeten door de Provinciale Waterstaat van Noord-Holland. De plaatsbepaling en de waterpassing van de onderzoekpunten werden door de meetdienct van het C.Q.W. uitgevoerd. De tijdens het waterpassen van de dwarsprofielen waargenomen waterstanden in de boezem en in de kwelsloot zijn in de dwarsprofielen inge- tekend.

-3 - Topografie en stratigrafie ' ( zie bij lage PI Het gehele gebied van de polder "De Beemster" is door boezemwater begrensd. Deze boezem vormt tevens de gebiedsgrens. van de gelijkgenoemde gemeente. Volgens de Geologische Kaart van Nederland nr. 19 kwart- blad ZII en IV bestaat het geologisch profiel van de be- schouwde polder in de hogere lagen uit mariene sedimenten. Deze mariene afzettingen van Calais-ouderdom bestaan hoofd- zakelijk uit kleien tot fijne zanden. De Pleistocene zanden beginnen er op ca 18 m - N.A.PO Tussen de toplaag van het Pleistoceen en het genoemde mariene pakket kan nog een dunne laag van organogene sedimenten - Basisveen - voorkomen, Het vroeger aanwezige Hollandveen boven de genoemde mariene afzettingen vindt men niet meer in de polder zelf, daar deze grond in de tijd,dat dit gebied een meer was volledig _- werd weggeslagen. In het kadelichaam wordt hel; veen wel terug- gevonden, daar deze dijken werden aangelegd op het land rondom het meer. Het meer stond eertijds in verbinding met de Zuider- / zee, zodat de dijken aan eb en vloed onderhevig waren. Aangetroffen grondslag (zie bijlagen DI t/m DÓ en SI t/m SI01 Uit de resultaten van de uitgevoerde sonderinpn en boringen blijkt., dat de laagopbouw van de meeste geobserveerde profielen onderling vrijwel gelijk is, Alleen bij de profielen nos. 26 en 30 en verder nog bij de profielen nos. 12a en 15 werden bepaalde afwijkingen in de laag- opbouw geconstateerd, zoals later wordt vermeld, In de bovenlagen van het kadelichaam bevinden zich tot een diepte van 1,0 5 2,O m - N.A,l?. aangebrachte kleiige materialen, Onder deze anthropogene gronden ligt een veenpakket, i7

-4- I / I Het ba-jsniveau van dit veeil reikt bij alle boringen tot een diepte van ca 5 m - N.A.P. De veenlaag wigt naar de teen van de kade uit, waarbij de onderkant van het veen ongeveer horizontaal ligt. In de boringen, die in de teen van de kaden zijn verricht,komt dit veen nog slechts als een dunne laag voor. In de profi.elen nos. 12a en I5 is deze veenlaag nog zeer sterk vermengd met een kleiige component. Tussen de veenhorizont en een diepte van.i0 à 12 m - N.AoPo vindt men hoofdzakelijk slappe aanslibbingen, zoals uit de lage sondeerwaarden blijkt, Beneden dit klei-traject lopen de sondeerwaarden op in vrijwel zuivere zandlagen. Ter plaatce van de onderzoekpunten nos, 26-1 en 30-1 beginnen deze zandlagen direct onder de bovengenoemde veenlaag, zodat daar de bovengenoemde slappe kleilaag ontbreekt. De Pleistocene zanden, evenals het Basisveen werden bij dit onderzoek door hun grote diepteligging niet bereikt; wel is âi.1; het geval bij een vroeger ter plaatse van het geprojecteerde profiel no. 33 uitgevoerd onderzoek (zie de tekeningen CO-15196-1'7, -19 en -ZO>, Volgens de hier gemaakte diepsonderingen correspondeert de bovenzi.jde van de Pleistocene vaste zanden met de opgaaf van de Geologische Kaart d.i. op ca I8 m - N.A.P. Voor een nauwkeurig beeld wordt verwezen naar de bijlagen. Samenvatting en conclue 1. Gezien de 12 opgemeten profielen kan worden geconcludeerd, dat de boezemkaden rondom de Beemster vrij gelijkvormig zijn. De kruin ligt aanzienlijk hoger boven de boezem dan bij polder- kaden gebruikelijk is, aangezien de dijken vloedstanden moesten kunnen keren, De kaden zijn na de drooglegging van hek meer als hek ware omgekeerd, daar zij vroeger aan de binnenzijde moesten. keren. 1

Opgemerkt wordt, dat ahe betrokken kaden binnentaluds hebben die normaal zijn voor buitentaluds van oude "zee"- dijken, De gemiddelde hellingsverhoudingen hiervan variëren tussen l:3 en 1:4,5. De kruin, die door zijn afrondingsvorm vaak moeilijk gedefinieerd is, heeft ongeveer een breedte van 4 m. Uit- zondering hierop vormt het profiel no, 33, waar door het massievere kadelichaam de kruin ook breder is. Op de kruin van de kaden, gelegen op 1,O 6 l,3 m boven N.A.PO, loopt een weg a De hoogteverschillen tussen het hoogste punt en de teen van de kade bedragen ongeveer 4,s m..,' 2. Wat de opbouw van de grondlagen betreft, zijn geen be-. langrijke plaatselijke afwijkingen gevonden, De kern van het kadelichaam is uit veen opgebouwd. De bovenste kleiige lagen, die meestal nog met zandig en puin-materiaal zijn gemengd, behvloeden het gewicht van het kadelichaam ten gunste, en tevens beletten zij het ontstaan van kwelvers,chijnselen. Pas de onderste klastische sedimenten, die uit kleï of fijne zandlagen bestaan., correleren met de laagopbouw in de polder. Het zeer vaste zandcomplex begint op ca 18 m - N.A.P. 3. Het bovenstaande geeft op het eerste gezicht niet de indruk, dat de kaden onvoldoende stabiliteit bezitten, Ten einde een meer gefundeerd beeld over de stabiliteit te verkrijgen raden wij aan een profiel voor een nader onderzoek wit te kiezen, en wel het profiel no017a, waar locaal een taludhelling van 1:2 voorkomto Opgesteld door: Laboratorium voor Grondmechanica, Delft, augustus 1972.. {) P. Krajfcek

, Bij dit rapport behren de Volgende bijlagen: O legenda PI situatie op schaal 1:25.000 DI t/m D6 dwarsprofielen op schaal 1:lOO SI $/m SI0 sondeerrecultaten 17, 19, 20 - sondeerresultaten,van vroeger onderzoek onder ons nummer CO-1s.igG FI t/m F3O - foto's van de boorresultaten,

F. L. P.B. s.o. c.b. C. B. & P T. V. C' pl' = frcaticche lijn = pulsboring = steekboring = continuboring 29 mm = continuboring 66 mm = volume gewicht in t/m 3 = hand penetrometerwuarde in kg/cm 2 = torvane-waarde in kg/cm = cohesie in kg/cm 2 = hoek van inwendige wrijving 2 1 klei 2 zand fijn 3 zand 4 zand grof 5 veen 6 kleihoudend 7 slibhoudend 8 zandhoudend 9 humushoudend 'i O veenhoudend 11 plantenresten 12 schelpen I3 grind 14 houtresten 15 keileem 16 leem 17 puin 18 koolas X laagjes = beproefd monster - C = celproef = volume gewicht H = horizontale doorlatendheid V = verticale doorlatendheid Sa= samendrukkingsproef $I = continuboring 29 mm n p evenwichtsfactor = M =I continuboring 66 mm C' + tg@' beschikbaar e = pulsboring c + tg@ benodigd voor evenwicht e = steekboring X = oppervlakteboring V = diepsondering v = middelzware sondering $ = waterspanningsmeter # = peilbuis I - [ I....... zand klei v] veen pj planten- -- resten teelm aarde 0 U hout I\lyVyVl schelpen LABORATORIUM VOOR GRONDMECHANICA TE DELFT (ADEONDERZOEK BEEMSTER. I I I BIJLAGE0 - EGENDA IA4I I CO.I 2 I 1 4 3

~... j.,! 1 ~, :1.-,..,.......,.I 8:s I,, 1,, ' I,.,, I j /,, ~.. ~.,., L EGENDA I Z IE Bi JLAGE: O j i i, ' 1 - (PUNT NO: 3-2 LABORATORIUM VOOR GRONDMECHANICA -re: DELFT A DEON DE RZO E K R EC M ST E: R. BIJL: 51 IORING SONDERING EN PL. KLEEF. I A, I 1co.:.27 143 4486 7955

LABORATORIUM VOOR GRONDMECHANICA TE DELFT * (ADEONDERZOEK RECM STER. gv IBIJL:~~ 30RING SONDERING EN PL. KLEEF. IA41 C0+21143 4486 29i

LABORATORIUM VOOR GRONDMECHANICA TE DELFT KA DEON DERZOEi'K I3 E'CM STER. QJ IBIJL:~ 3 CO+SI 143 BORING SONDERING EN PL. KLEEF. I A, I 1486 29

1.34 I 1.51 I!,. ' ' I

LABORATORIUM VOOR GRONDMECHANICA TE DELFT ADEONDERZOEK REEMSTER. BUL: s 5 ioring SONDERING EN PL. KLEEF. IA41 c0+23 143 4486 295

ROFIEL NO: 1 7 ~ UNT NO: 17A-1 LABORATORIUM VOOR GRONDMECHANICA TE DELF1 :ADEONDERZOEK REEMSTER. I BIJL: S 6 IORING SONDERING EN PL. KLEEF. 4486 29

I LABORATORIUM VOOR GRONDMECHANICA TE DELFT KADEONDERZOEK REEM STER. ($$ BIJL5 7 BORING SONDERING EN PL. KLEEF. A4 co+2a143 4406 29:

LABORATORIUM VOOR GRONDMECHANICA TE DELFT :ADEON DERZOEK R EEM STER. c qw 6iJL:sa IORING SONDERING EN PL. KLEEF. I A4 I C0+21143 4486 295

KADEONDERZOEK F3 E'EM STER. BORING SONDERING EN PL. KLEEF. C0-:-21143 4486 2955

STABILITEITSONDERZOEK AAN EEN DWARSPROFIEL VAN DE BOEZEMKADE R.ONDOM DE BEXMSTPER. - ~_ - * Werkzaamheden ten behoeve van opdrachtgevers worden slechts uitgevoerd op voorwaarde dat de opdrachtgever afstand doet van ieder recht op aansprakelijkstelling en zich verplicht tot vrijwaring voor iedere aansprakelijkheid jegens derden. bet rapport mag slechts woordelljk en in zijn geheel worden gepubliceerd na schriftelijke toestemming.

-1 - In het kader vali een systematisch onderzoek naar de standzekerheid van de boezemkaden is in opdracht van het Centrum voor Onderzoek Waterkeringen (C.O.W.) door het Laboratorium voor Grondmechanica (L.G.M.) een stabiliteitsonderzoek uitgevoerd aan een dwarsprofiel (nr. l7a) van de boezemkade rondom de Beemster, waarvan de resultaten in dit rapport worden vermeld. * * * Algemene gegevens betreffende het onderzoek. Aantal onderzochte prof iel.en :I aantal continuboringen 66 mm : 5 totale boor lengte : ca 31 m aantal langzame celproeven : 19 aantal geplaatste waterspanningsmet ers : 9 periode terreinwerk : 18 en 19 oktober 1972 periode wat er spanningsmetingen : 6 maart-9 april 1973 * * * Inlei.dinE,> Voorafgaand aan het stabiliteitsonderzoek in het onderhavige profiel is een vooronderzoek uitgevoerd in een twaalftal prosielen van de kade. Deze profielen liggen regelmatig verdeeld over de totale lengte van de kade, hetgeen op de situatietekening van bijlage I?-I is aangegeven.,

-2- Uit het vooronderzoek, dat heeft bestaan uit de uitvoering van middelzware sonderingen en continuboringen met een diameter van 29 mm, is gebleken, dat er tussen de onderzochte profielen weinig verschil in grondlagenopbouw en profielvorm bestaat. De resulkaten va het vooronderzoek waren aanleiding om een voldoende stabiliteit van de kade te verwachten. In verband echter met de onvang van het door de kade beschermde belang werd bet wenselijk geacht om van tenminste één profiel de werkelijke stabiliteit te bepalen door middel van een aanvullend stabiliteitsonderzoek. De keus is hierbij gevallen op profiel l7a, behorende tot de profielen met het steilste bimentalud en de smalste kruin; verder bestond er geen voorkeur bij de keuze van een van de onderzochte profielen. * * *. Doel en omvang van het; onderzoek Het doel van het stabiliteitsonderzoek is, te bepalen in welke mate het kadelichaam in staat is de druk van het boezemwater te weerstaan in normale en in extreme omstandigheden zonder dat te grote vervormingen van bet kadelichaam optreden. De berekeningen die hiervoor worden gemaakt resulteren In een stabiliteitsfactor, waarvan de beteken3.s uitgebreid wordt behandeld in het C.0.W.-rapport getiteld "Systematisch kade-onderzoek", waarnaar hier wordt verwe zen. Om de berekening van de stabiliteitsf'actor te kunnen uit- voeren wordt een rekenmodel van het proliel gemaakt aan de hand van grondboringen, laboratorimproeven en water- spanningsmetingen. De maatgevende boezemwaterstand welke als randvoorwaarde dient bij de berekeningen van he extreme toestand wordt verkregen uit een door het C.O.W. uitgevoerde analyse, waarnaar in dit verband wordt verwezen.

l - - 3- Voor de bepaling van het rekenmodel zijn naast de gegevens welke uit het vooronderzoek zijn verkregen, 5 continu ge-. stoken boringen met een diameter van 66 mm uitgevoerd, genummerd 17A-5 t /m 17A-9, waarvan één in het buitentalud, 6én.in de kruin en drie in het binnentalud van de kade (zie bijlage D-7). Aan de boorresultaten zijn totaal 19 ongeroerde grondmon- sters ontleend waarop langzame celproeven zijn verricht ter bepaling van de wrijvingseigenschappen van d.e diverse grondlagen. Tevens zijn met behulp van grondmonsters uit de aange- boorde grondlagen een gxioot aantal volumegewichten bepaald om de aanwezige gsondspanningen in het profiel vast te stellen. Daar de weerstand tegen evenwicht sverlies van een grondlichaam mede afhankelijk is van de heersende korrelspamingen in de grond, welke op hun beurt zoals bekend is beynvloed worden door de heersende waterspanningen, is de kennis van de waterspanningen vooral ter plaatse van het potentiële glijvlak gewenst. Hiertoe zijn met behulp van Bourdon-waterspanningsmeters op verschillende plaat sen en dieptes de waterspanningen gedurende een periode van ca. 1 maand gemeten, waarbij tevens het waterpeil in de boezem en de kwelslooi; is waargenomen. De plaatsen van deze meters zijn vastgesteld aan de hand van de resultaten van inleidende berekeningen betreffende het verloop van de potentiële glijvlakken, De bij deze inleidende berekeningen toegepaste waterspanningen zijn geschat aan de hand van waarnemingen aan ondiepe peilbuizen. De resultaten van het terreinwerk, de laboratoriumproeven en de waterspanningsmetingen hebben uiteindelijk geresulteerd in een rekenmodel waarmed.e de definitieve berekeningen zijn uitgevoerd. Hierbij zijn toegepast een gemeten boeeemwaterstand van 0,44 m - N.A.F. met bijbehorende gemeten waterspanningen in de kade, en een maatgevende boezemwaterstand van 0,20 m + N,AePe waarbij hei; verloop van de

bijbehorende waterspanningen in de kade is geschat aan de hand van het verloop van de geméten waterspanningen. Het toegepaste slootpeil in de kwelsloot is in beide gevallen de gemeten waarde van ca 4,3 6 4,4 m - N.A.P. * * * Resultaten BorinEen: -- --I-- (zie bijlagen D-7 en B-I) De boringen van het stabiliteitsonderzoek zijn gesitueerd tussen de boringen van het vooronderzoek in om zoveel mogelijk gegevens over het grondlagen verloop te verkrijgen. De resultaten komen goed overeen met hetgeen bij het vooronderzoek was gevonden. De kade bestaat onder de kruin vanaf de oppervlakte tot ca 0,s m - N.A.P. uit zandige klei, gevolgd door een ca I à l,5 m dikke laag klei al of niet vermengd met plantenresten, Hieronder is tot ca 4,O à 4,5 m -N.A.P. een veenpakket aanwezig dat naar de polder toe uitwigt. Onder het veen is een ca I m dikke overgangslaag aangetroffen, bestaande luit klei met plantenresten. Onder dit pakket i& van ca 5,0 a 5,5 m - N.A.P. tot 10 à 10,s m - N.A.P. een laag aanwezig bestaande uit klei afgewjsseld door dunne zandlaagjes. Het hieronder aanwezige zand, doorsneden door kleilaagjes, welk pakket reeds door de sondering l7a-i uit het vooronderzoek was aangetoond, is bij boring 17A-8 nog juist aangeboord. De aangetroffen grondlagen zijn enigszins geschematiseerd weergegeven en als zodanig toegepast in het rekenmodel op bijlage G-I.

Celproeven: ---------- (zie bijlagen C-1 t/m C-8 en B-I) Er zijn uit de diverse grondlagen op totaal 19 ongeroerde monsters langzame celproeven uitgevoerd. Langzame celproeven, daar er van wordt uitgegaan, dat de grond in de bestaande dijk zich in volledig geconsolideerde toestand bevindt. De resultaten van de proeven zijn over het algemeen bevredigend. Een enkele proef (monster 5) is mislukt door het instorten van het monster tijdens de proef door onbekende oorzaak. De proefresultaten op veenmonsters zijn over het algemeen wat minder bevredigend dan van klei- en zandmonsters; de oorzaak hiervan is nog niet geheel d.uidelijk doch moet in de geheel van klei en zand afwijkende structuur worden gezocht. Van de proefresultaten op de monsters uit de lagen 3 en C; is in het rekenmodel de mediaan van de gevonden c1- en p'-waarden toegepast om de ongewenste invloed van I1uitschieters" te ontwijken. De spreiding in de monsters van de lagen 2 en 4 was aanleiding om de lagen 2 en 4 in het rekenmodel ieder zowel als één laag te beschouwen met uit de monsters gemiddelde wrijvingseigenschappen (geval A), als lagen met daarin een door verticale laagscheidingen aangebrachte onderverdeling met de wrijvingseigenschappen van de individuele monsters (geval 3). Geval B bleek de ongunstigste resultaten op te leveren (zie bijlage G-I). Volumenewicht en Naast de volumegewichten welke'van de celproefmonsters zijn verkregen, zijn van 46 monstertjes uit de boringen de volumegewichten bepaald. Totaal zijn dus 65 volumegewichten bekend, verspreid over de diverse grondlagen. In het rekenmodel zijn als volumegewichten aan de lagen toegekend de gemiddelden van de uit een laag bekende volumegewichten. -5-

-6- Water spanningen ------i-------- In eerste instantie zijn door het C.O.W. 3 peilbuizen geplaatst op een diepte van 1,5 m - m.v. De plaatsen van deze peilbuizen zijn op bijlage D-7 en G-I aangegeven. Peilbuis 1 in de kruin van de kade bleek boven de freatische lijn te staan en gaf dus geen waarnemingen. De waarnemingen van de peilbuizen 2 en 3 bleken achteraf goed overeen te stemmen met de waarnemingen van de later geplaatste Bourdon waterspanningsmeters. Bij de inleidende berekeningen kon het verloop van de waterspanningen in de ondiepe lagen tussen de teen van de kade en de kwelsloot (peilbuizen 2 en 3) vrij goed worden vastgesteld, Tussen de teen van de kade en de boezem moest echter een verloop worden aangenomen. Dit verloop bleek achteraf wat te gunstig te zijn bepaald, hetgeen echter op de ligging van de potentiële glijvlakken weinig invloed heeft gehad, doch wel op de grootte van de stabiliteitsfactor. Nadat met de inleidende berekeningen de potentiële glijzônes waren bepaald (dit bleken 2 zanes te zijn), zijn in deze zônes en op nog enkele andere plaatsen, Bourdon waterspan- ningsmeters geplaatst. De meters zijn gedurende ca. 1 maand enige malen waargenomen door de meetdienst van ket C.O.W., waarbij tevens de peilen van het boezemwater en de kwelsloot zijn gemeten. Uit de metingen (zie bijlage W-I) blijkt dat er in de diverse lagen verschillende waterspanningen heersen. In het veenpakket heerst duidelijk een lagere waterspanning dan in het kleipakket erboven, d.och een hogere waterspanning dan in het kleipakket, eronder. De waterspanning in het veen lijkt te corresponderen met het boezemwater; vermoedelijk staat het veen via de bodem van de boezem in directe verbinding met het boezemwater. In hek kleipakket boven het veen worden hogere waterspanningen gemeten dan met het buitenwater overeenkomt. Vermoedelijk is hier sprake van hangwater door neerslag.

-7- Uit de meetresultaten van de meters 8 en 9 blijkt, dat nabij de kwelsloot in de hogere lagen de water- spanningen aangepast zijn aan de kwelslootstand (meter'8) terwijl ze met de diepte meer dan hydrostatisch toenemen (meter 9); Bij de berekeningen is rekening gehouden met de optredende verschillen in waterspanningen in de diverse lagen en de afwijkingen ten opzichte van het hydrostatisch verloop. De moeilijkheid hierbij is dat elke glijcirkel op een andere plaats een grondlaag snijdt, zodat dus eigenlijk elke cirkel zijn eigen waterspanningslijn heeft, wat extra bewerkingen noodzakelijk maakt. Op bijlage W-2 zijn als voorbeeld enkele van de toegepaste, bij een bepaalde cirkel behorende, waterspanningslijnen getekend. Voor de bij de berekeningen toegepaste 'Igemeten waterspanningen" zijn de waarden gemeten op 2 april gekozen. In het geval van de maatgevende boezwmaterstand van 0,2 m + N.A.P. is er van uitgegaan dat deze verhoging van de waterstand ten opzichte van het gemeten peil van ca O,Y-5 m - N.A.P., op de waterspanningen in de dijk dicht bij de boezem meer invloed heeft dan verder polderwaarts, Bovendien is de ongunstige toestand verondersteld dat tijdens het optreden van de maatgevende boezemwaterstand tevens door neerslag ook meer hangwater in de kruin aanwezig is, dat halverwege het talud uittreedt; de waterspanningen in het veenpakket blijven echter corresponderen met het boezemwater. Bij de berekening vali de stabiliteit in de richting van de boezem is uitgegaan van de ongunstige toestand dat na langdurig hoog water en daarmee hoog opgelopen waterspanningen in de dijk, er een snelle daling van het buitenwater optreedt tot 0,s m - N,A.P. waaraan de waterspanningen in de dijk nog niet zijn aangepast.

Stabiliteit sb er ekeningen ------I-------------- -- Zoals reeds bij de behandeling van de resultaten van de celproeven is vermeld zijn bij de berekeningen in het model voorde lagen 2 en 4 twee verschillende gevallen bekeken. Geval A waarbij de lagen 2 en 4 niet zijn onderverdeeld in lagen met verschillende wrijvingseigenschappen, en geval B waarbij dit wel is gedaan en waarbij respectievelijk laag 2 in drie lagen en laag 4 in twee lagen met onderling verschillende wrijvingseigenschappen is verdeeld. Bij toepassing van de maatgevende boezemwaterstand is alleen geval B bekekend daar dit de ongunstigste toestand was gebleken. -8- De stabiliteit van de kade is berekend uitgaande van iowel een mogelijk optreden van glijvlakken in de richting van de polder, als in de richting van de boezem. In het eerste geval bleken twee potentiële glijzanes aanwezig te zijn, namelijk een zône met kleinere cirkels.welke ongeveer. halverwege tussen de teen van de kade en de kwelsloot eindigen. Bij de kleinere cirkels werd een iets lagere stabiliteitsfactor berekend. Op bijlage G-1 zijn de glijcirkels met de kleinste stabiliteitsfactor getekend (cirkels I t/m 6). Tevens zijn ter. illustratie op deze bijlage een aantal berekende ondiepe taludcirkels getekend, waarvan de stabiliteitsfactor echter veel groter is dan die van de cirkels 1 t/m 6. In het tweede geval van.glijvlakken in de richting van de boezem is een vrij kleine cirkel gevonden waarbij de minimale stabiliteitsfactor optreedt; deze cirkel is eveneens op bijlage G-1 getekend (cirkel 12),

~~ ~ I -9- In de onderstaande tabel zijn de berekende minimale stabiliteitsf actoren verzameld. cirkels.met gli j r ichting polderwaart s : ma atgevend boezempeil 0,20 m + N.A.P. cirkel nr volgens bijlage G-I geval A ondiepe cirkels n = 1,60 1 geval B ondiepe cirkels geval A diepe cirkels I I n = b57 n = 1,61 n = l,47 2-3 - 5 n =?,59 n = 1,52 4 6 Cirkels met glijrichting boezemwaarts: 1 I boezemwater snel dalend van I cirkel nr. I 0,2 m -I- N.A.P. naar 0,5 m - N.A.P. volgens I I bijlage G-1 geval B n = 1,44-. 12.

-10- Niet maatgevende taludcirkels (ter illustratie): maatgevend boezempeil 0,2 m + N.A.P. cirkel nr. volgens bijlage G-I eval B I1 11 11 I? Conclusie n> 2 n> 2 n> 2 n = 1,97 n = l,ss * * * 7 8 9 10 11., ; Uit het vooronderzoek was reeds geconstateerd dat de kade in lengterichting weinig varieert in laagopbouw en profielvorm. Het profiel dat in het stabiliteitsonderzoek is onderzocht vertoont in alle berekende gevallen een ruim voldoende stabiliteit, hetgeen aan de verwachtingen voldoet. De berekende gevallen worden als voldoende beschouwd om een juist beeld van de stabiliteit van het profiel in normale en in extreme omstandigheden te verkrijgen. Uit het bovenstaande wordt geconcludeerd dat de kade ter plaatse van alle onderzochte profielen ruim aan de eisen van stabiliteit voldoet. In dit oordeel zijn geen invloeden op de stabiliteit van mogelijke gas- en vloei-. stofleidingen, beplantingen en vreemde elementen in de kade betrokken. * * * - ir. R.J. L/. - van Zweden FLJ. van Duren. I

-11- Bij dit rapport behoren de volgende bijlagen: O P-I D-7 B-1 C-I t/m C-8 w-1 w-2 F-31 t/m 3-75 G-'I - legenda - situatie schaal I : 50.000 - dwarsprofiel- l 7A schaal 1 : I00 - boorprofielen 17A-5 t/m 17A-9 - celproefresultaten - waterspanningsmetingen - enkele voorbeelden van toegepaste waterspanningslijnen - foto's van de boorresultaten - resultaten van de stabiliteitsberekeningen

F. L. P,B. S.B. c.b. c. B. & P T. v. CC pl' rc freatisahe lijn = pulsboring = rrteekboring - oontinuboring 29 mm x aontinuboring 66 min 1 klei 2 srad fijn 3 tand 4 sand grof 5 veen 6 kleihoudend 7 elibhoudend 8 eandhoudend 9 humushoudend i O veenhouàenâ 11 plantenreeten P volume gericht in t/m3 s hand penetrometerwaarde in ku/cm2 12 8GhOlp@in - -. - a torvane-waarde in kg/cm 2 13 grind 14 houtresten cohesie in kg/om2 15 kei leem. -_ - I hoek van inwendige wrijving $I M O O X 0 v et Jf = beproefd moneter - C = celproef &= volume gewicht H = horizontale doorlatendheid V = vertiaaae doorlatendheid S ~ eamendrukkingsproef E - I continuboring 29 mm n evenwiohtefaator = aontinuboring 66 mrn 0' + tgpf' beschikbaar = pulaboring = steekboring c i. tgfa benodigd voor evenuioh- P oppervlakteboring I diepsondering I middelzware sondering I waterspanningerneter - = peilbuis plant en- ml sand p7d klei -]veen resten teelma alib \-] puin migrind ITIT"ITD aarde koolrs ml humus 1-1 O U hout 1".'\1"1 eoîmlpen LABORATORIUM VOOR GRONDMECHANICA TE DELFT (ADEONDERZOEK BEEMSTER. - EGENDA 4486 I I I BIJLAGEO 0 +21143-9 295

x D W m O Z W m z 8 m x W m CP m 3 I/i -4 m x7

LABORATORIUM VOOR GRONDMECHANICA TE DELFT KADEONDERZOEK DE BEEMSTEF?. q$ BIJL: c1 CJ "ELPRO EV E N 4486 I A4 CO421143-9 I A 2955

LABORATORIUM VOO-R GRONDMECHANICA TE PELFT <ADEONDERZOEK DE BEEMSTER. hus I 16iJL: c 2 v ^ELPRO EV E N 4486.? m ' A4 C0+21143-9 29

LABORATORIUM VOOR GRONDMECHANICA TE DELFT KADEONDERZOEK DE BEEMSTER. qn BIJL: c 3 r A4 COt21143-9 CELPROEV 4486 E N 29!

LABORATORIUM VOOR GRONDMECHANICA TE DELFT <ADEONDERZOEK DE BEEMSTER. cr ^ELPRO EVE N BIJL: c4 C0+21143-9 4486 2955

LABORATORIUM VOOR GRONDMECHANICA TE DELFT (ADEONDERZOEK DE BEEMSTER. J "ELPRO EV E N qìì v IA41 COt21143-9 4486 2955

LABORATORIUM VOOR GRONDMECHANICA TE DELFT :ADEONDERZOEK DE BEEMSTER. 'ELPROEVE 4 N I 4486?$.)A I BIJL: C6 z - A4 I COt21143-9 295

LABORATORIUM VOOR GRONDMECHANICA TE DELFT KADEONDERZOEK DE BEEMSTER. q$ BIJL: c7 CI "ELPROEVEN 4486 I A4 I COt21143 -S 2955

LABORATORIUM VOOR GRONDMECHANICA TE DELFT IADEONDERZOEK DE BEEMSTER. ELPROEVEN Y 4486 2955

_I _I --..,,.....5h....-... -... I..94-.~.,-&97.&.... I........ ~~.. I x. y.1. :~...... I _._.......... :.... :.-... _.....?'_.._I_~~. -..ep@ i...~....-l -...,. -3..................... :...,... :--.... L.......i....--.-_--.. 4... I.. 4314. ----.----------------- : 5-2 '.."--..._I... i. )-----lc.-. &--- :7 :..h.-...!,.......,...>,.... r...... I.... -.-,-3@&...i E + *.*. * *... +. 9..........,I.. _-_~,-,---.,.~--~.I.._.. _. ^^..L..--.-,:-... *- +.-.- ;~.,~w.elsldo.s. r<. ----.. ó t 6,7................:-79...... L..... ~.~~.......- 2...-..;;;. - 7 + ~.;:*. /.+--F... i... d......-.*.**.. w 7-4-----.. 4;Of-J. '* 8.-...,.:... -,-,- L.-. ~ ~. -... - ~..._I--. ----~.~---.:..-- 8... -.. -.... -. L ----... -.--..........-.......~..I500............~...........-..",-.-...... -....-... _.,... DWARSPRPFIEL. schaal 1,400...................-:... 1... 9... --.......-......

-...,....... -....._.L.......... - ~I. ~ ~'.....~....- ~.. -.. ~j............... "-.......,...... I...... -....... -.... 4000 3500 3000 2500 2000

- DEEL VA;N.HQCLANû's NOQRiQERKWARTIER