Cijfer- en percentageoverzicht 2012. Wet inkomstenbelasting 2001. Box 2 Box 3. Persoonsgebonden aftrek* 25% Gecombineerde heffingskorting



Vergelijkbare documenten
Cijfer- en percentageoverzicht LIJFRENTEVERZEKERING

Belastingplan Vs

Kerncijfers Levensverzekering - kapitaalverzekering. 2. Levensverzekering - lijfrente. Kapitaalverzekering Brede Herwaardering

FISCALE CIJFERS 2014 SCFB adviseert het Fintool.nl abonnement

Bijlage WFTNIVO examens Bijlage WFTNIVO examens Inhoud. Belastingtarief box 2 en 3

Belastbaar inkomen Maar niet Tarief premie Heffing over totaal meer dan meer dan Belastingtarief volksverzekering Totaal tarief van de schijven

Belastingcijfers 2015

1. Wet Inkomstenbelasting 2001

1. Wet Inkomstenbelasting 2001

Overzicht Fiscale Cijfers 2013 en 2014 (per januari 2014)

geen max. 12% van de winst max. dotatie oudedagsreserve

ASR Kerncijfers 2013

Fiscale en sociale cijfers 2012 per 1 januari 2012

Cijfers Algemeen. Schijventarief box 1 jonger dan AOW-leeftijd Belastbaar inkomen meer dan. maar niet meer dan. belastingtarief tarief premie

Belastingspecial 2014

belastingtarief tarief premie volksverzekeringen

Belastingcijfers 2016

Cijfers Algemeen. Schijventarief box 1 jonger dan AOW-leeftijd Belastbaar inkomen meer dan. maar niet meer dan. belastingtarief tarief premie

Cijfers Algemeen. Schijventarief box 1 jonger dan AOW-leeftijd Belastbaar inkomen meer dan. maar niet meer dan. belastingtarief tarief premie

Cijfers Algemeen. Schijventarief box 1 jonger dan AOW-leeftijd Belastbaar inkomen meer dan. maar niet meer dan. belastingtarief tarief premie

Belastingcijfers 2017

,15% 27,65% 40,80% ,80% 40,80% % 52% ,15% 9,75% 22,90% 6.

belastingtarief tarief premie volksverzekeringen

Bijlage Lindenhaeghe Examens 2013 Wft Hypothecair Krediet Wft Levensverzekeringen

Uitgaven voor inkomensvoorzieningen

Wijzigingen in de belastingheffing met ingang van 1 januari 2012

Belastingspecial 2011

Bijlage Lindenhaeghe Examens 2013 Wft Pensioenverzekeringen

Fiscale cijfers 2008


AEGON Kennis AEGON Fiscaliteiten en Sociale Verzekerings wetten 2012

Uitgaven voor inkomensvoorzieningen

Bijlage WFt Opleidingen

Hoofdstuk 52 Wijzigingen 2018 en later

Uitgaven voor inkomensvoorzieningen

Uitgaven voor inkomensvoorzieningen

Uitgaven voor inkomensvoorzieningen

Uitgaven voor inkomensvoorzieningen

Uitgaven voor inkomensvoorzieningen

7.7. Samenvatting door een scholier 2041 woorden 26 juni keer beoordeeld

Wijzigingen in de belastingheffing met ingang van 1 januari 2011

Uitgaven voor inkomensvoorzieningen

Wijzigingen in de belastingheffing met ingang van 1 januari 2012

Inleiding. Inhoud. uw verzekering en de inkomstenbelasting

Uitgaven voor inkomensvoorzieningen

Wijzigingen in de belastingheffing met ingang van 1 januari 2012

Bijlage: Pensioenvoorzieningen

D e fiscale inflatiecorrectie

Als u premies betaalde voor inkomensvoorzieningen die in 2007 voor aftrek in aanmerking komen

Werkstuk Economie Belastingstelsel 2001

Als u 65 jaar of ouder bent

Hoofdstuk 52 Wijzigingen 2019 en later

Fiscaal zakboekje. Uitgave januari geldig vanaf januari Nationale-Nederlanden Postbus 93604, 2509 AV Den Haag

Wijzigingen in de belastingheffing met ingang van 1 januari 2007

AEGON Kennis AEGON Fiscaliteiten en Sociale Verzekerings wetten 2013

Als u premies betaalde voor inkomensvoorzieningen die in 2006 voor aftrek in aanmerking komen

Je eigen woning en de Belastingdienst in 2012

Wijzigingen in de belastingheffing met ingang van 1 januari 2009

Als u bedragen betaalde voor inkomensvoorzieningen die in 2008 voor aftrek in aanmerking komen

Als u premies betaalt voor een lijfrenteverzekering of een andere inkomensvoorziening

Aanvullende toelichting Belasting berekenen bij emigratie of immigratie in 2016

belastingplichtigen tot 65 jaar: ,50 % % % %

Memo belastingen en sociale zekerheid 2008

Inkomstenbelasting - Inleiding -- Deel 2

Heffingskortingen 2016

Wijzigingen in de belastingheffing met ingang van 1 januari 2006

AEGON Kennis AEGON Fiscaliteiten en Sociale Verzekerings wetten 2009

Aanvullende toelichting Belasting berekenen bij emigratie of immigratie in 2015

Fiscaal zakboekje geldig vanaf januari 2010

Als u premies betaalde voor inkomensvoorzieningen die in 2005 voor aftrek in aanmerking komen

Aegon Fiscaliteiten en Sociale Verzekeringswetten

Als u premies betaalde voor inkomensvoorzieningen die in 2003 voor aftrek in aanmerking komen

Fiscale informatie voor het jaar Onderwerpen. Boxenstelsel. uw verzekering en de inkomstenbelasting. Schijventarief 2014

Inhoud. AOW-franchise 34 Levensloopregeling 34 Afkoop kleine pensioenen 35 Gouden handdruk 35

Aanvullende toelichting Belasting berekenen bij emigratie of immigratie in 2016

Fiscaliteiten en Sociale Verzekeringswetten

Aegon Fiscaliteiten en Sociale Verzekeringswetten

Wijzigingen in de belastingheffing met ingang van 1 januari 2004

schijventarief box 1 (belastbaar inkomen uit werk en woning) buitengewone uitgaven drempel reisaftrek per openbaar vervoer belastingtarief box 2 en 3

Fiscale informatie voor het jaar Onderwerpen. Schijventarief 2015

Wijzigingen in de belastingheffing met ingang van 1 januari 2013

Wijzigingen op privégebied

tarief belastingschijf 1 37% 36,25%* (5,1% belastingen en 31,15% premies) tarief belastingschijf 2 42% 42%* (10,85% belastingen en 31,15% premies)

Wijzigingen belastingheffingen per 1 januari 2013

Wijzigingen in de belastingheffing met ingang van 1 januari 2011

Algemene informatie oudedagvoorzieningen

Als u premies betaalt voor kapitaalverzekeringen

Belastingspecial 2013

Quickscan Rapport. In opdracht van Rijksoverheid heeft Klinkende Taal op alle teksten op

Fiscale informatie voor het jaar Onderwerpen. uw verzekering en de inkomstenbelasting. Schijventarief 2013

Bijlage. ING Direct Ingaande Lijfrente

Pro Memorie. Alle fiscale feiten en cijfers op een rij. TAX / Februari meijburg.nl

indejaarspersbericht belastingen Mi

Belastingdienst. Inkomstenbelasting Vragen en antwoorden over de fiscale partnerregeling en heffingskortingen 2015

Wijzigingen in de belastingheffing met ingang van 1 januari 2008

indejaarspersbericht belastingen Mi

Nieuwsbrief september 2011

Als u premies betaalde voor inkomensvoorzieningen die in 2004 voor aftrek in aanmerking komen

De ingangsdatum ligt uiterlijk in het jaar waarin u de verhoogde AOW leeftijd bereikt vermeerderd met vijf jaar.

Transcriptie:

bijlage 1 Cijfer- en percentageoverzicht 2012 In dit overzicht zijn de reëel geldende cijfers (in euro s) en percentages opgenomen per 1 januari 2012, gebaseerd op de Wet inkomstenbelasting 2001. Wet inkomstenbelasting 2001 Figuur 1: Boxensysteem Box 1 Box 2 Box 3 Persoonsgebonden aftrek* progressief 25% 30% Gecombineerde heffingskorting * Persoonsgebonden aftrek wordt eerst met box 1 verrekend. Is het inkomen in box 1 onvoldoende om de persoonsgebonden aftrek helemaal te verrekenen dan kan het restant in box 3 van het inkomen afgetrokken worden. Resteert dan nog een bedrag, dan kan het inkomen in box 2 daarmee verlaagd worden. Box 1. Inkomen uit werk en woning loon/pensioen/sociale uitkeringen; inkomsten uit eigen woning die als hoofdverblijf dient; resultaat uit overige werkzaamheden; winst uit onderneming; periodieke uitkeringen en verstrekkingen; negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen; negatieve persoonsgebonden aftrek. Verminderd met: uitgaven voor inkomensvoorzieningen; uitgaven voor kinderopvang; persoonsgebonden aftrek. te verrekenen verliezen uit werk en woning. Levert het belastbaar inkomen uit werk en woning op. Cijfer- en percentageoverzicht BL 1

Belast tegen progressief tarief (art. 2.10). voor personen jonger dan 65 jaar (bedragen in euro s): Belastbaar inkomen bedraagt meer dan Maar niet meer dan Tarief premie Belastingtarief volksverzekeringen Totaal tarief Heffing over totaal van de schijven EUR 0,- EUR 18.945,- 1,95% 31,15% 33,10% EUR 6.270,- EUR 18.945,- EUR 33.863,- 10,80% 31,15% 41,95% EUR 12.528,- EUR 33.863,- EUR 56.491,- 42,00% 42,00% EUR 22.031,- EUR 56.491,- 52,00% 52,00% oor personen van 65 jaar en ouder en geboren ná 1 januari 1946* (bedragen in euro s): Belastbaar inkomen bedraagt meer dan Maar niet meer dan Tarief premie Belastingtarief volksverzekeringen Totaal tarief Heffing over totaal van de schijven EUR 0,- EUR 18.945,- 1,95% 13,25% 15,20% EUR 2.879,- EUR 18.945,- EUR 33.863,- 10,80% 13,25% 24,05% EUR 6.466,- EUR 33.863,- EUR 56.491,- 42,00% 42,00% EUR 15.969,- EUR 56.491,- 52,00% 52,00% * Voor personen die ná 1 januari 1946 geboren zijn, is de houdbaarheidsbijdrage ingevoerd. Door deze maatregel wordt de tweede tariefschijf jaarlijks nog maar met 75% van de inflatie aangepast, waardoor mensen die na 1 januari 1946 geboren zijn sneller in de derde tariefschijf vallen. De houdbaarheidsbijdrage is ingevoerd per 1 januari 2011. voor personen van 65 jaar en ouder en geboren vóór 1 januari 1946 (bedragen in euro s): Belastbaar inkomen bedraagt meer dan Maar niet meer dan Tarief premie Belastingtarief volksverzekeringen Totaal tarief Heffing over totaal van de schijven EUR 0,- EUR 18.945,- 1,95% 13,25% 15,20% EUR 2.879,- EUR 18.945,- EUR 34.055,- 10,80% 13,25% 24,05% EUR 6.512,- EUR 34.055,- EUR 56.491,- 42,00% 42,00% EUR 15.935,- EUR 56.491,- 52,00% 52,00% Box 2. Belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang Van een aanmerkelijk belang is sprake als iemand ten minste 5% van de aandelen van een bv of nv bezit; Belast is het inkomen uit aanmerkelijk belang verminderd met de te verrekenen verliezen uit aanmerkelijk belang. Voor belastingjaar 2012 bedraagt de belasting op het belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang 25%. BL 2 NIBE-SVV, januari 2012

Box 3: Belastbaar inkomen uit sparen en beleggen Vanaf 2011 wordt de rendementsgrondslag gepeild op 1 januari van het kalenderjaar. De grondslag van de berekening van het forfaitair rendement is de economische waarde van bezittingen verminderd met de schulden in een jaar; Tot de bezittingen behoren: aandelen, onroerende zaken, roerende zaken niet in eigen gebruik. Het forfaitair rendement is vastgesteld op 4%. Dit wordt belast tegen een vast tarief van 30%. Heffingsvrij vermogen Bij de berekening van het voordeel uit sparen en beleggen heeft een belastingplichtige recht op een heffingvrij vermogen van EUR 21.139,-. De gezamenlijke grondslag sparen en beleggen van partners (zijnde de gezamenlijke rendementsgrondslag voor zover die meer bedraagt dan het gezamenlijke heffingvrije vermogen) kan tussen partners in elke gewenste verhouding worden toebedeeld. Toeslag heffingvrij vermogen minderjarige kinderen De toeslag heffingvrij vermogen minderjarige kinderen vervalt met ingang van 1 januari 2012. Voor 2011 bedroeg deze toeslag EUR 2.779,-. Ouderentoeslag Het heffingsvrije vermogen kan onder voorwaarden worden verhoogd met de ouderentoeslag. Om in aanmerking te komen voor ouderentoeslag moet men op 31 december 2012 65 jaar of ouder zijn. Bij een inkomen uit werk en woning - vóór inachtneming van de persoonsgebonden aftrek - van: Meer dan Maar niet meer dan Bedraagt de ouderentoeslag - EUR 14.302,- EUR 27.984,- EUR 14.302,- EUR 19.895,- EUR 13.992,- EUR 19.895,- - nihil Om in aanmerking te komen voor de ouderentoeslag mag de grondslag sparen en beleggen (zijnde de rendementsgrondslag voor zover die meer bedraagt dan het heffingvrije vermogen) voor toepassing van de ouderentoeslag niet meer bedragen dan EUR 279.708,-. Als de belastingplichtige het hele jaar dezelfde fiscale partner heeft dan mag de gezamenlijke rendementsgrondslag (na aftrek van het heffingvrije vermogen) niet meer bedragen dan EUR 559.416,- om in aanmerking te komen voor de ouderentoeslag. Vrijstelling maatschappelijke beleggingen Van de vermogensrendementsheffing zijn vrijgesteld maatschappelijke beleggingen tot een gezamenlijk maximum van EUR 56.420,-. Maatschappelijke beleggingen zijn bepaalde in de Wet IB 2001 omschreven Cijfer- en percentageoverzicht BL 3

groene beleggingen en sociaal-ethische beleggingen. Indien de belastingplichtige het hele jaar dezelfde fiscale partner heeft dan geldt een gezamenlijke vrijstelling voor maatschappelijke beleggingen van EUR 112.840,-. Vrijstelling beleggingen in durfkapitaal Van de vermogensrendementsheffing zijn vrijgesteld beleggingen in durfkapitaal tot een gezamenlijk maximum van EUR 56.420,-. Beleggingen in durfkapitaal zijn bepaalde in de Wet IB 2001 omschreven directe en indirecte beleggingen. Hieronder vallen ook de culturele beleggingen. Indien de belastingplichtige het hele jaar dezelfde fiscale partner heeft dan geldt een gezamenlijke vrijstelling voor maatschappelijke beleggingen van EUR 112.840,-. Schulden Voor de berekening van het voordeel uit sparen en beleggen worden schulden in aanmerking genomen voor zover de gezamenlijke waarde meer bedraagt dan EUR 2.900,-. Als de belastingplichtige heel 2012 dezelfde partner had, kan op beider verzoek een schuldendrempel van EUR 5.800,- in aanmerking worden genomen voor de belastingplichtige en diens partner samen. Vrijstelling contant geld Er geldt een vrijstelling voor contant geld en vergelijkbare vermogensrechten (zoals een chipkaart en cadeaubonnen) van EUR 512,- per belastingplichtige (EUR 1 024,- voor partners). BL 4 NIBE-SVV, januari 2012

Heffingskortingen Heffingskorting personen jonger dan 65 jaar personen van 65 jaar en ouder Algemene heffingskorting EUR 2.033,- EUR 934,- Arbeidskorting (lage inkomens) tot 57 jaar 57, 58 of 59 jaar 60 of 61 jaar 62 jaar t/m 64 jaar 65 jaar en ouder EUR 1.611,- EUR 740,- Arbeidskorting (hoge inkomens) tot 57 jaar 57, 58 of 59 jaar 60 of 61 jaar 62 jaar t/m 64 jaar 65 jaar en ouder EUR 1.533,- EUR 704,- Inkomensafhankelijke combinatiekorting EUR 2.133,- EUR 980,- Alleenstaande-ouderkorting EUR 947,- EUR 435,- Aanvullende alleenstaande-ouderkorting EUR 1.319,- EUR 606,- (maximaal) Jonggehandicaptenkorting EUR 708,- Ouderenkorting EUR 762,- Alleenstaande ouderenkorting EUR 429,- Doorwerkbonus: 62 jaar (1,5%) EUR 719,- 63 jaar (6%) EUR 2.873,- 64 jaar (8,5%) EUR 4.070,- 65 jaar (2%) EUR 958,- 66 jaar (2%) EUR 958,- 67 e.v. jaar (1%) EUR 479,- Levensloopverlofkorting (per jaar deelname; EUR 205,- over deelnamejaren vóór 2012) Ouderschapsverlofkorting (per verlofuur) EUR 4,18 Korting maatschappelijke beleggingen 0,7% * 0,7% * Korting beleggingen in durfkapitaal 0,7% * 0,7% * * van de vrijstelling in box 3. Algemene heffingskorting Iedere belastingplichtige heeft recht op de algemene heffingskorting. Partners hebben ieder zelfstandig recht op deze heffingskorting. Zij kunnen deze korting niet overdragen aan hun partner. Als één van de partners geen of weinig inkomsten heeft en dus zijn eigen heffingskorting niet (helemaal) gebruikt, kan hij onder bepaalde voorwaarden (een deel van) het bedrag rechtstreeks uitbetaald krijgen door de Belastingdienst. Voorwaarde voor uitbetaling is dat de partner van belastingplichtige voldoende inkomen heeft en voldoende belasting betaalt. De uitbetaling van de algemene heffingskorting aan de minstverdienende partner Cijfer- en percentageoverzicht BL 5

wordt afgebouwd in 15 jaar tijd met 6,67% per jaar. De afbouw is gestart in 2009. Dit betekent dat er in 2012 ten hoogste EUR 1.491,- (73,33%) van de algemene heffingskorting wordt uitbetaald aan de minstverdienende partner. De beperking van de uitbetaling geldt niet indien de belastingplichtige die zijn heffingskorting niet volledig gebruikt geboren is voor 1 januari 1963. Voor deze groep blijft mits ook aan de andere voorwaarden is voldaan de uitbetaling voor 100% gehandhaafd. In 2011 gold deze uitzondering nog indien de belastingplichtige geboren is voor 1 januari 1972 of indien er in het huishouden kinderen van 5 jaar of jonger aanwezig zijn. In 2012, 2013 en 2014 worden deze uitzonderingen stapsgewijs afgeschaft. Dit betekent dat in 2012 ten hoogste EUR 1.762,- (86,67%) van de algemene heffingskorting wordt uitbetaald aan de minstverdiende partner als die tussen 1 januari 1963 en 1 januari 1972 geboren is of als er in het huishouden kinderen van 5 jaar of jonger aanwezig zijn. Arbeidskorting Een belastingplichtige heeft recht op arbeidskorting als hij één van de volgende inkomsten heeft: loon, winst uit onderneming of resultaat uit overige werkzaamheden. Die inkomsten moeten met tegenwoordige arbeid worden genoten. Zie voor de nieuwe maximum bedragen van de arbeidskorting voor 2012 de overzichtstabel. De hoogte van arbeidskorting is afhankelijk van het gezamenlijk bedrag van de hiervoor bedoelde inkomsten uit tegenwoordige arbeid (het arbeidsinkomen) en het maximum van de arbeidskorting. De verhoging van de arbeidskorting voor ouderen vanaf 57 jaar komt te vervallen vanaf 1 januari 2012. De inkomensafhankelijke combinatiekorting De inkomensafhankelijke combinatiekorting is voor minstverdienende partner en alleenstaande ouders die de zorg hebben voor kinderen onder de 12 jaar. Het basisbedrag van deze heffingskorting is EUR 1.024,- indien met werken een inkomen van minimaal EUR 4.814,- wordt verdiend of indien er recht bestaat op zelfstandigenaftrek. Voor elke euro die meer wordt verdiend dan EUR 4.814,- loopt de inkomensafhankelijke combinatiekorting met 4% op tot maximaal EUR 2.133,-. Dit maximale bedrag wordt bereikt bij een inkomen uit werk van EUR 32.539,-. Alleenstaande-ouderkorting Een belastingplichtige heeft recht op de alleenstaande-ouderkorting als hij in 2012 meer dan zes maanden: 1. geen partner heeft; en 2. een huishouding voert met een kind dat hij in belangrijke mate onderhoudt en dat op hetzelfde woonadres ingeschreven moet staan; en 3. deze huishouding voert met geen ander dan kinderen die op 1 januari 2012 de leeftijd van 18 jaar niet hebben bereikt. De hoogte van de alleenstaande-ouderkorting bedraagt EUR 947,-. Dit bedrag wordt vermeerderd met 4,3% van het arbeidsinkomen, maar maximaal met EUR 1.319,- indien het kind bij de aanvang van het kalenderjaar de leeftijd van BL 6 NIBE-SVV, januari 2012

16 jaar niet heeft bereikt. Het arbeidsinkomen is het gezamenlijke bedrag van hetgeen door de belastingplichtige met tegenwoordige arbeid is genoten als winst uit een of meer ondernemingen, loon en resultaat uit een of meer werkzaamheden. Jonggehandicaptenkorting De jonggehandicaptenkorting (EUR 708,-) geldt voor de belastingplichtige die in het kalenderjaar recht heeft op een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (een zogenoemde Wajong-uitkering), tenzij voor hem de ouderenkorting geldt. Belastingplichtigen komen ook voor de jonggehandicapten-korting in aanmerking, indien weliswaar recht bestaat op een Wajong-uitkering maar niet daadwerkelijk een Wajong-uitkering wordt ontvangen, vanwege het hebben van een andere uitkering of ander inkomen uit arbeid. Ouderenkorting Een belastingplichtige heeft recht op de ouderenkorting als hij op 31 december 2012 65 jaar of ouder is en een verzamelinkomen heeft van niet meer dan EUR 35.450,-. De ouderenkorting bedraagt EUR 762,-. Alleenstaande ouderenkorting Een belastingplichtige heeft recht op de alleenstaande ouderenkorting als hij recht heeft op een AOW-uitkering voor alleenstaanden. De alleenstaande ouderenkorting bedraagt EUR 429,-. Doorwerkbonus De doorwerkbonus motiveert belastingplichtigen om door te blijven werken vanaf het jaar waarin zij 62 worden. Mensen die in een jaar 62 worden en werken, ontvangen deze doorwerkbonus die als heffingskorting via de aanslag inkomstenbelasting wordt toegekend. De doorwerkbonus loopt ook door na de 65-jarige leeftijd. De hoogte van de bonus loopt tot 65 jaar met de leeftijd en met het inkomen uit arbeid op. De hoogte van de doorwerkbonus wordt berekend door een leeftijdsafhankelijk percentage (zie overzichtstabel) toe te passen op het arbeidsinkomen tussen EUR 9.295,- en EUR 57.166,-. Levensloopverlofkorting De levensloopverlofkorting vervalt per 1 januari 2012. Dat komt omdat de levensloopregeling per die datum is afgeschaft. De in het verleden opgebouwde levensloopverlofkorting blijft in tact voor deelnemers die op 31 december 2011 een positief saldo op hun levensloopregeling hebben staan. Deelnemers aan de levensloopregeling die op 31 december 2011 een saldo van minimaal EUR 3.000,- hebben staan, kunnen met de levensloopregeling doorgaan. Bij een nieuwe inleg wordt geen levensloopverlofkorting meer opgebouwd. De levensloopverlofkorting is gelijk aan het bedrag van het opgenomen levenslooptegoed, maar ten hoogste EUR 205,- per jaar waarin is gestort in de levensloopregeling. Bedragen aan levensloopverlofkorting die in voorafgaande jaren al zijn genoten worden in mindering gebracht. Cijfer- en percentageoverzicht BL 7

Ouderschapsverlofkorting De ouderschapsverlofkorting geldt voor de belastingplichtige die in 2012 gebruik maakt van zijn wettelijke recht op ouderschapsverlof. De korting wordt berekend door het aantal uren ouderschapsverlof in het kalenderjaar te vermenigvuldigen met een bedrag van 50% van het bruto minimumuurloon per opgenomen verlofuur en bedraagt voor 2012 EUR 4,18 per verlofuur. De korting bedraagt niet meer dan de terugval in het belastbare loon in 2012 ten opzichte van 2011. Korting voor maatschappelijke beleggingen Deze korting geldt voor de belastingplichtige die belegt in maatschappelijke beleggingen (groene beleggingen en sociaal-ethische beleggingen). De korting bedraagt in 2012 0,7% van het bedrag dat daarvoor is vrijgesteld op grond van de bepalingen in box 3. De heffingskorting wordt in stappen afgebouwd naar 0%: voor het jaar 2012 van 1,0% naar 0,7%, voor het jaar 2013 van 0,7% naar 0,4%. Met ingang van het jaar 2014 komt deze heffingskorting in het geheel te vervallen. Korting voor beleggingen in durfkapitaal Deze korting geldt voor de belastingplichtige die belegt in direct durfkapitaal en in culturele beleggingen. De korting bedraagt in 2012 0,7% van het bedrag dat daarvoor is vrijgesteld op grond van de bepalingen in box 3. De heffingskorting wordt in stappen afgebouwd naar 0%: voor het jaar 2012 van 1,0% naar 0,7%, voor het jaar 2013 van 0,7% naar 0,4%. Met ingang van het jaar 2014 komt deze heffingskorting in het geheel te vervallen. Reisaftrek Voor het regelmatig woon-werkverkeer met het openbaar vervoer kan de reisaftrek van toepassing zijn. Voor deze aftrek gelden een aantal voorwaarden: de belastingplichtige moet beschikken over een openbaar-vervoerverklaring (of een reisverklaring); en de per openbaar vervoer afgelegde enkele reisafstand moet meer dan 10 kilometer bedragen; en de belastingplichtige moet regelmatig (doorgaans minimaal één keer per week of minimaal 40 dagen in 2012) tussen zijn woning en zijn werkplek heen en weer reizen per openbaar vervoer. Reiskosten openbaar vervoer: Enkele reisafstand woon-werkverkeer meer dan niet meer dan aftrekbedrag in 2012 0 10 -- 10 15 EUR 436,- 15 20 EUR 582,- 20 30 EUR 974,- 30 40 EUR 1.207,- 40 50 EUR 1.574,- 50 60 EUR 1.751,- 60 70 EUR 1.943,- 70 80 EUR 2.008,- 80 -- EUR 2.036,- BL 8 NIBE-SVV, januari 2012

Voor de belastingplichtige die op drie, twee of één dag per week naar dezelfde plaats van werkzaamheden reist per openbaar vervoer bedraagt het aftrekbedrag indien de reisafstand niet meer bedraagt dan 90 kilometer: driekwart, de helft respectievelijk een kwart van het in de tabel aangegeven bedrag. Als de enkele reisafstand groter is dan 90 kilometer: EUR 0,23 per kilometer vermenigvuldigd met het aantal dagen waarop wordt gereisd, maar maximaal EUR 2.036,-. Eigenwoningforfait Het forfaitpercentage van de WOZ-waarde van de eigen woning bedraagt: Als de WOZ-waarde meer is dan maar niet meer dan bedraagt het forfait percentage -- EUR 12.500,- nihil EUR 12.500,- EUR 25.000,- 0,20% EUR 25.000,- EUR 50.000,- 0,35% EUR 50.000,- EUR 75.000,- 0,45% EUR 75.000,- EUR 1.040.000,- 0,60% EUR 1.040.000,- -- EUR 6.240,- vermeerderd met 1,3% van de eigenwoningwaarde voor zover deze uitgaat boven EUR 1.040.000,- Kapitaalverzekeringen Op 1 januari 2008 is de mogelijkheid geïntroduceerd om via een speciale geblokkeerde spaar- of beleggingsrekening fiscaal vrijgesteld te sparen voor de aflossing van de eigen woningschuld. Deze zogenoemde spaarrekening eigen woning wordt aangeboden door de banken en andere financiële instellingen. De spaarrekening eigen woning wordt fiscaal zoveel mogelijk gelijk behandeld als de kapitaalverzekering eigen woning. De voorwaarden waaraan de spaarrekening eigen woning moet voldoen om tot een onbelaste uitkering te leiden, komen in grote lijnen overeen met de voorwaarden die gelden voor de kapitaalverzekering eigen woning. Daarnaast blijft de mogelijkheid bestaan om bij een verzekeringsmaatschappij via een kapitaalverzekering eigen woning een fiscaal vrijgestelde uitkering voor de aflossing van de eigenwoningschuld op te bouwen. Cijfer- en percentageoverzicht BL 9

Kapitaalverzekeringen vanaf 1-1-2001 premiebetalende kapitaalverzekeringen behoren in beginsel in box 3; worden betrokken in de vermogensrendementsheffing; waardeberekening volgens waarde economisch verkeer; belast tegen tarief van 30%; uitzonderingen: a. kapitaalverzekering eigen woning en een spaarrekening eigen woning tezamen; maximale levenslange vrijstelling (lifetimevrijstelling) in box 1 van EUR 154.000,- na 20 jaar premiebetaling, met inbegrip van een vrijstelling van EUR 34.900,- (box 1) bij 15 jaar tot en met 19 jaar premiebetaling; b. begrafenisverzekeringen; drempel van EUR 6.859,- verzekerde waarde (box 3). Sinds 1 januari 2010 geldt deze vrijstelling ook voor de bankspaarvariant, waarbij mensen op een geblokkeerde bankrekening genoemd bedrag kunnen sparen voor de uitvaart. Overgangsregelingen kapitaalverzekeringen per 31 december 2000 bestaande premiebetalende polissen worden per 1 januari 2001 (onder voorwaarden) via box 3 afgewikkeld; waardeaangroeivrijstelling tot ten hoogste EUR 123.428,-; bij reguliere uitvoering blijven vrijstellingen uit oud regime van toepassing; bezittingvrijstelling box 3 polissen: a. in kapitaalverzekeringen opgebouwde waarde is met een maximum van EUR 123.428,- per belastingplichtige vrijgesteld van vermogensrendementsheffing; b. de verzekering moet voor 15 september 1999 zijn afgesloten; c. het verzekerd kapitaal mag na 14 september 1999 niet zijn verhoogd; d. de looptijd van de verzekering mag na 14 september 1999 niet zijn verlengd; e. werkingsduur vrijstelling is beperkt tot 14 september 2029. Oude regelgeving voor kapitaalverzekeringen (pre-brede Herwaardering) kapitaalverzekeringen afgesloten vóór 1 januari 1992: a. belast als interest: bruto-uitkering (inclusief winstbijschrijving) minus betaalde brutopremies-/koopsom; b. interest uitkering/afkoopsom onbelast indien deze plaatsvindt bij overlijden: vóór bereiken 72-jarige leeftijd; op/na bereiken 72-jarige leeftijd indien uitkering niet meer bedraagt dan EUR 2.269,-; op/na bereiken 72-jarige leeftijd mits ten minste 12 jaarpremies zijn betaald. c. interestuitkering op einddatum onbelast indien deze plaatsvindt bij leven indien: sprake is van een fiscale levensverzekering; uitkering plaatsvindt na ten minste 12 jaar jaarlijkse aaneengesloten premiebetalingen; in looptijd verzekering betaalde hoogste premie niet meer bedraagt dan: - 5 laagste premie bij looptijd t/m 15 jaar; BL 10 NIBE-SVV, januari 2012

- 10 laagste premie bij looptijd van > 15 t/m 20 jaar; - 15 laagste premie bij looptijd van > 20 t/m 30 jaar; - 20 laagste premie bij looptijd van > 30 jaar. Oude regelgeving kapitaalverzekeringen afgesloten ná 31 december 1991 (Brede Herwaardering) belast als interest: uitkering minus alle betaalde premies, voorzover uitkeringen bij overlijden minder bedragen dan 3 verzekerde kapitaal bij leven: a. in beginsel tegen tabeltarief; b. tegen hoog bijzonder tarief indien ten minste vijftien jaar jaarlijks premie is betaald én verhouding tussen de betaalde hoogste premie en de betaalde laagste premie minder is dan 10:1. interest uitkering/afkoopsom onbelast indien deze plaatsvindt bij overlijden: a. voor bereiken van 72 jaar; b. ná bereiken leeftijd van 72 jaar mits vijftien jaarpremies aaneengesloten zijn betaald, en de hoogste premie niet meer bedraagt dan 10 laagste premie in polisjaar; c. ná bereiken leeftijd van 72 jaar ook als minder dan vijftien jaarpremies zijn betaald, uitsluitend indien een kapitaal bij overlijden is verzekerd en de uitkering niet meer is dan EUR 5.627,-. interest uitkering/afkoopsom onbelast indien deze plaatsvindt bij leven voorzover: a. uitkeringen/soortgelijke uitkeringen niet meer bedragen dan EUR 95.294,- en gedurende ten minste 20 jaar jaarlijks en aaneengesloten premie is betaald; b. uitkeringen/soortgelijke uitkeringen niet meer bedragen dan EUR 28.134,- en gedurende ten minste 15 jaar jaarlijks en aaneengesloten premie is betaald; c. waarbij geldt dat: betaalde hoogste premie minder is dan 10 betaalde laagste premie in polisjaar; vrijstellingen van EUR 95.294,- en EUR 28.134,- kunnen cumuleren; vrijstellingen van EUR 95.294,- + EUR 28.134,-gelden per gerechtigde, persoonsgebonden (dus niet overdraagbaar) gedurende diens leven (niet per gebeurtenis of per polis); bij verpanding van recht op kapitaalsuitkering toerekening plaatsvindt aan verzekeringnemer(s). toerekening interestbestanddeel naar evenredigheid indien de uitkering meer bedraagt dan de vrijstelling; onder kapitaaluitkering uit levensverzekering wordt mede verstaan: a. uitkering in vaststaand aantal termijnen; b. winstuitkering; c. afkoopsom; d. opbrengst bij vervreemding (tevens bij inbreng in ondernemingsvermogen) of opgebouwde waarde bij onherroepelijk worden van begunstiging. Cijfer- en percentageoverzicht BL 11

Uitgaven voor inkomensvoorzieningen Op 1 januari 2008 werd een nieuwe fiscale faciliteit geïntroduceerd voor sparen via een speciale lijfrentespaarrekening danwel een lijfrentebeleggingsrecht. Deze nieuwe producten worden aangeboden door de banken en andere financiële instellingen. De regeling komt er in het kort op neer dat de inleg in een dergelijke speciale lijfrentespaarrekening of lijfrentebeleggingsrecht fiscaal gelijk wordt behandeld als premies die worden betaald voor een lijfrenteverzekering. De voorwaarden waaraan de lijfrentespaarrekening en het lijfrentebeleggingsrecht moeten voldoen om voor aftrek van de ingelegde bedragen in aanmerking te komen, komen in grote lijnen overeen met de voorwaarden die gelden voor aftrek van lijfrentepremies. Uitgaven voor inkomensvoorzieningen zijn de op de belastingplichtige drukkende: a. premies voor lijfrenten die dienen ter compensatie van een pensioentekort; b. premies voor lijfrenten waarvan de termijnen toekomen aan een meerderjarig invalide kind of kleinkind en uitsluitend eindigen bij het overlijden van dat kind; en c. premies voor aanspraken op periodieke uitkeringen en verstrekkingen ter zake van invaliditeit, ziekte of ongeval, waarvan de uitkeringen toekomen aan de belastingplichtige. Noot. Onder lijfrente wordt verstaan: a. een aanspraak volgens een overeenkomst van levensverzekering; of b. een aanspraak op het tegoed van een lijfrentespaarrekening; of c. de waarde van een lijfrentebeleggingsrecht. Regime vanaf 1 januari 2001 Premies voor lijfrente die dienen ter compensatie van een pensioentekort zijn aftrekbaar als uitgave voor inkomensvoorziening. Toegestane vormen van lijfrente: a. levenslange oudedagslijfrente; b. nabestaandenlijfrente; c. tijdelijke oudedagslijfrente, maximaal EUR 20.953,-. In verband met invoering van de Wet VUT, prepensioen en introductie levensloopregeling zijn premies voor overbruggingslijfrenten met ingang van 2006 niet meer aftrekbaar. Er geldt een overgangsregeling voor premies die tot en met 2005 zijn afgetrokken. Op grond daarvan kunnen in de toekomst nog wel overbruggingslijfrenten ingaan. Voor aftrek van premies voor tijdelijk oudedagslijfrenten wordt voortaan de eis gesteld dat de termijnen niet eerder ingaan dan de 65e verjaardag van de belastingplichtige. BL 12 NIBE-SVV, januari 2012

Noot. Aanspraken op het tegoed van een lijfrentespaarrekening of op de waarde van een lijfrentebeleggingsrecht kunnen omgezet worden in een verzekeringsvorm voordat zij periodiek uitgekeerd worden. Dit hoeft echter niet. Er kan ook worden gekozen voor een periodieke uitkering door de bank (of een andere financiële instelling) waar de aanspraken zijn ondergebracht. Jaarruimte: Premies voor lijfrenten zijn onder de volgende voorwaarden aftrekbaar. a. aantonen pensioentekort; b. voor belastingplichtigen tot 65 jaar; c. volgens formule: (0,17 x PG) -/- F -/- 7,5A -/- gedeblokkeerde premies; d. premiegrondslag (PG) is belastbaar loon/winst uit onderneming/belastbare inkomsten uit overige werkzaamheden/periodieke uitkeringen minus franchise van EUR 11.829,-; e. F is bedrag waarmee de oudedagsreserve in betreffende kalenderjaar is toegenomen; f. A is aangroei pensioenrechten in het voorafgaande kalenderjaar door toeneming diensttijd; g. PG is maximaal EUR 162.457,-, hierdoor bedraagt aftrek in de jaarruimte maximaal EUR 27.618,-. Noot 1. Voor de berekening van de ruimte voor lijfrentepremieaftrek dient te worden uitgegaan van het inkomen van het jaar dat voorafgaat aan het jaar van aftrek. Noot 2: Premies voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering en premies van lijfrenten voor meerderjarige invalide (klein)kinderen zijn niet gebonden aan een maximaal aftrekbedrag. Reserveringsruimte: a. te gebruiken door iedere belastingplichtige tot 72 jaar; b. aantoonbaar pensioentekort; c. jaarruimte die voorgaande zeven jaar niet benut is, kan alsnog gebruikt worden, waarbij geldt dat de aftrek gemaximeerd is tot; 17% van de premiegrondslag met een maximum van EUR 6.989,-; voor 55-plussers geldt ook 17% van de premiegrondslag maar bedraagt het maximum EUR 13.802,-; een restant schuift door naar het volgende jaar, indien in dat jaar aan de zevenjaars eis blijft worden voldaan. Indien een belastingplichtige de voorgaande zeven jaar bijvoorbeeld een totaal van EUR 8.400,- niet in de jaarruimte benut heeft en 17% van de premiegrondslag EUR 8.900,- bedraagt, kan in de reserveringsruimte EUR 6.989,- in aftrek worden gebracht. Indien in dit voorbeeld 17% van de premiegrondslag evenwel EUR 6.000,- bedraagt, wordt de aftrek in reserveringsruimte beperkt tot EUR 6.000,-. Sinds 1 januari 2010 geldt een wettelijke termijn voor het vaststellen van de lijfrentetermijnen na de opbouw van een lijfrente. Deze termijn is ruimer dan de termijn die eerder in een beleidsbesluit was opgenomen. De termijn eindigt bij Cijfer- en percentageoverzicht BL 13

leven op 31 december van het jaar volgend op het jaar van expiratie en bij overlijden op 31 december van het tweede jaar volgend op het jaar van expiratie. Er blijft een uitzondering voor de situatie dat redelijkerwijs niet kan worden voldaan aan de wettelijke termijn. Op 1 januari 2010 heeft ook een wijziging plaats met betrekking tot pre-bredeherwaarderingslijfrenten (globaal gesproken lijfrenten gesloten in de periode tot en met 1991). Net als in 2009 voor brede-herwaarderingslijfrenten is gebeurd, wordt ook voor pre-brede-herwaarderingslijfrenten de splitsingsproblematiek opgelost. Omzetting stakingswinst in lijfrente Staking in geval van: invaliditeit > 45% EUR 443.059,- 60 jaar of ouder EUR 443.059,- overlijden EUR 443.059,- 50 tot 60 jaar EUR 221.537,- jonger dan 50 jaar, direct ingaand EUR 221.537,- overige gevallen EUR 110.774,- Bij de berekening van de ruimte voor de lijfrentepremieaftrek is het inkomen en de pensioenaangroei van het voorafgaande kalenderjaar bepalend. IB-ondernemers mogen in het jaar dat zij (een deel van) hun onderneming staken op verzoek daarvan afwijken en bij de berekening van de lijfrentepremieaftrek er voor kiezen om de gegevens van het kalenderjaar zelf te gebruiken. In het opvolgende kalenderjaar, waarin weer uitgegaan moet worden van de gegevens van het voorafgaande kalenderjaar, mag de stakingwinst niet nogmaals bij de berekening van de ruimte voor de lijfrentepremieaftrek in aanmerking worden genomen. Bedragen moeten worden verminderd met reeds opgebouwde voorzieningen. Het bedrag aan reeds opgebouwde voorzieningen is de som van: a. de waarde in het economische verkeer ten tijde van het staken van pensioenaanspraken; b. het bedrag van de oudedagsreserve bij de aanvang van het kalenderjaar; c. de bedragen van lijfrentepremies die in de voorafgaande kalenderjaren zijn afgetrokken door gebruikmaking van de jaarruimte, de reserveringsruimte, omzetting OR in een lijfrente en omzetting stakingswinst in een lijfrente. Oudedagsreserve De IB-ondernemer die aan het urencriterium voldoet en die bij de aanvang van het kalenderjaar de leeftijd van 65 jaar nog niet heeft bereikt, kan bij het bepalen van de in een kalenderjaar genoten winst over dat jaar toevoegen aan de oudedagsreserve. Dit betekent dat hij elk jaar een bepaald bedrag als aftrekpost ten laste van de winst mag brengen. De toevoeging aan de oudedagsreserve over een kalenderjaar bedraagt 12% van de winst, maar niet meer dan EUR 9.542,-. BL 14 NIBE-SVV, januari 2012

Deze toevoeging wordt verminderd met de ten laste van de winst gekomen pensioenpremies. De toevoeging bedraagt ten hoogste het bedrag waarmee het ondernemingsvermogen bij het einde van het kalenderjaar de oudedagsreserve bij het begin van het kalenderjaar te boven gaat. Doorschuiving oudedagsreserve in familiesfeer Na overlijden van een IB-ondernemer indien (een gedeelte van) de onderneming wordt voortgezet door de partner mits de hoogte van de oudedagsreserve niet uitkomt boven het ondernemingsvermogen. Bij in leven zijn IB-ondernemer indien (een gedeelte van) de onderneming (mede) wordt voortgezet door de partner mits de hoogte van de oudedagsreserve niet uitkomt boven het ondernemingsvermogen. Afname oudedagsreserve Ten hoogste het bedrag dat in het kalenderjaar als premies voor lijfrenten is betaald mag als uitgaven voor inkomensvoorziening in aanmerking wordt genomen; het bedrag waarmee de oudedagsreserve het ondernemingsvermogen bij het einde van het kalenderjaar overtreft indien: a. de onderneming (gedeeltelijk) is gestaakt; b. de belastingplichtige de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt; c. de belastingplichtige niet aan het urencriterium voldoet. Het bedrag van de afneming(en) wordt in de winst opgenomen en belast in box 1. Ondernemersaftrek De ondernemersaftrek is het gezamenlijke bedrag van: 1. de zelfstandigenaftrek; 2. de aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk; 3. de meewerkaftrek; 4. de startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid; en 5. de stakingsaftrek. Zelfstandigenaftrek Geldt voor IB-ondernemer die aan het urencriterium voldoet en bij het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 65 jaar nog niet heeft bereikt. Urencriterium: IB-ondernemer moet per kalenderjaar minimaal 1.225 uren aan werkzaamheden voor de onderneming besteden. Met ingang van 1 januari 2012 is de zelfstandigenaftrek een vast bedrag. Het is nu niet meer afhankelijk van de hoogte van de winst. De zelfstandigenaftrek voor 2012 bedraagt EUR 7.280,-. In 2011 bedroeg de zelfstandigenaftrek bij een winst in 2011 van: Cijfer- en percentageoverzicht BL 15

meer dan maar niet meer dan bedraagt de zelfstandigenaftrek - EUR 14.045,- EUR 9.484,- EUR 14.045,- EUR 16.295,- EUR 8.817,- EUR 16.295,- EUR 18.540,- EUR 8.154,- EUR 18.540,- EUR 53.070,- EUR 7.266,- EUR 53.070,- EUR 55.315,- EUR 6.633,- EUR 55.315,- EUR 57.565,- EUR 5.931,- EUR 57.565,- EUR 59.810,- EUR 5.236,- EUR 59.810,- - EUR 4.602,- Indien de IB-ondernemer in een of meer van de vijf voorafgaande kalenderjaren geen IB-ondernemer was en bij hem in die periode niet meer dan tweemaal zelfstandigenaftrek is toegepast, wordt de zelfstandigenaftrek verhoogd met EUR 2.123,- (startersaftrek). De zelfstandigenaftrek voor de IB-ondernemer die bij het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt bedraagt 50% van de zelfstandigenaftrek voor de IB-ondernemer die bij het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 65 jaar nog niet heeft bereikt. De zelfstandigenaftrek voor niet-starters kan niet meer verrekend worden met ander box 1-inkomen, zoals loon of een VUT-uitkering. Als dit tot gevolg heeft dat (een deel van) de zelfstandigenaftrek niet kan worden verrekend, wordt de niet verrekende zelfstandigenaftrek maximaal 9 jaar voortgewenteld om in een toekomstig jaar alsnog te verrekenen met winst. Voor starters verandert er niets. Startende ondernemers kunnen de zelfstandigenaftrek (inclusief de startersaftrek) gedurende drie jaar dus nog wel verrekenen met ander box 1-inkomen. Daarnaast blijft voor starters ten aanzien van de zelfstandigenaftrek de reguliere verrekening over de jaren heen gelden. Aftrek speur- en ontwikkelingswerk De aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk geldt voor de IB-ondernemer die aan het urencriterium voldoet en die in het kalenderjaar ten minste 500 uur besteedt aan werk dat bij een S&O-verklaring is aangemerkt als speur- en ontwikkelingswerk. De aftrek bedraagt EUR 12.310,-. Indien de IB-ondernemer in een of meer van de vijf voorgaande kalenderjaren geen IB-ondernemer was en bij hem in die periode niet meer dan tweemaal de aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk is toegepast, wordt de aftrek voor speuren ontwikkelingswerk verhoogd met EUR 6.157,-. BL 16 NIBE-SVV, januari 2012

Meewerkaftrek De meewerkaftrek geldt voor de IB-ondernemer die aan het urencriterium voldoet en van wie de partner zonder enige vergoeding arbeid verricht in een onderneming waaruit de belastingplichtige als IB-ondernemer winst geniet. Bij arbeid van de partner die gedurende het kalenderjaar een aantal uren in beslag neemt gelijk aan of meer dan maar minder dan bedraagt de meewerkaftrek 525 875 1,25% van de winst 875 1.225 2,00% van de winst 1.225 1.750 3,00% van de winst 1.750 4,00% van de winst Startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid De startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid geldt voor de IB-ondernemer die een onderneming vanuit een arbeidsongeschiktheidsuitkering start en niet aan het urencriterium voldoet maar wel aan een verlaagd urencriterium van 800 uur. De startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid bedraagt EUR 12 000,-, EUR 8.000,- en EUR 4.000,- voor het eerste, tweede, respectievelijk derde jaar. De aftrek kan niet hoger zijn dan de genoten winst. Stakingsaftrek De stakingsaftrek geldt voor de IB-ondernemer die in het kalenderjaar winst behaalt met of bij het staken van één of meer gehele ondernemingen waaruit hij als IB-ondernemer winst geniet en bedraagt EUR 3.630,- eenmaal per leven. MKB-winstvrijstelling De MKB-winstvrijstelling bedraagt 12% van de winst na toepassing van de ondernemersaftrek. De MKB-winstvrijstelling stelt een vast percentage van de winst vrij van belasting. Loonbelasting Sinds 1 januari 2006 is er de nieuwe loonaangifte. Deze nieuwe aangifte loonheffingen is een gecombineerde aangifte voor de premies werknemersverzekeringen, de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet en de loonbelasting/premie volksverzekeringen. Spaarloon en levensloopregeling Per 1 januari 2012 vervallen de spaarloonregeling en de levensloopregeling. Voor beide regelingen geldt overgangsrecht. Per 1 januari 2013 wordt een nieuwe spaarfaciliteit ingevoerd, het vitaliteitssparen. Overgangsrecht spaarloonregeling per 1 januari 2012 Vanaf 1 januari 2012 kan het hele tegoed van de spaarloonregeling belastingvrij worden opgenomen. Maar men kan er ook voor kiezen het tegoed op de spaarloonrekening te laten staan om gebruik te kunnen blijven maken van de vrijstelling in box 3. Elk jaar blijft dan een deel van het spaartegoed vrijvallen. Op dat Cijfer- en percentageoverzicht BL 17

deel is dan niet langer de vrijstelling van box 3 van toepassing. Voor het deel van het spaarloon dat op de spaarloonrekening blijft staan met uitzondering van het vrijgevallen tegoed blijft de vrijstelling van box 3 gelden tot 1 januari 2016. Overgangsrecht levensloopregeling per 1 januari 2012 Per 1 januari 2012 is de levensloopregeling niet meer beschikbaar voor nieuwe deelnemers. De levensloopregeling wordt vanaf 2012 nog opengehouden voor deelnemers die op 31 december 2011 een saldo op hun levensloopregeling hebben staan. Deelnemers met een saldo minder dan EUR 3.000,- kunnen in 2012 en 2013 niet meer bijstorten, overige deelnemers kunnen dat wel. Bij de inleg wordt geen levensloopverlofkorting meer opgebouwd. Vanaf het jaar 2014 kunnen alleen nog deelnemers die op 31 december 2011 EUR 3.000,- of meer hebben opgebouwd, gebruikmaken van de levensloopregeling totdat zij de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt of met pensioen zijn gegaan. Alle deelnemers aan de levensloopregeling kunnen in het jaar 2013 hun levenslooptegoed zonder belastingheffing omzetten in vitaliteitssparen. Van de deelnemers die op 31 december 2011 minder dan EUR 3.000,- hebben opgebouwd en in het jaar 2013 het tegoed niet omzetten in vitaliteitssparen, wordt het levenslooptegoed op 31 december 2013 belast als loon. Vanaf het jaar 2014 kan er alleen nog circa EUR 20.000,- uit levensloop zonder belastingheffing worden omgezet in vitaliteitssparen. Over het meerdere dient dan belasting te worden betaald. Vanaf 1 januari 2013: vitaliteitssparen Per 1 januari 2013 wordt een nieuwe spaarfaciliteit ingevoerd, het vitaliteitssparen. Vitaliteitssparen stelt deelnemers in staat fiscaal voordelig te sparen en is toegankelijk voor werknemers, ondernemers (waaronder zzp-ers) en resultaatgenieters. De regeling kent geen opnamedoelen. De stortingen in vitaliteitssparen zijn fiscaal aftrekbaar in box 1 en er wordt pas belasting geheven bij opname van het tegoed. Jaarlijks kan er maximaal EUR 5.000,- fiscaal aftrekbaar gestort worden. Het opgebouwde, nog niet opgenomen, tegoed in vitaliteitssparen is niet belast in box 3. Het maximale fiscaal gefaciliteerd op te bouwen vermogen bedraagt in totaal EUR 20.000,-. Reiskostenvergoeding De maximale belastingvrije vergoeding van zakelijke kilometers is EUR 0,19 per kilometer, ongeacht het vervoermiddel. Dit betekent dat de werkgever elke zakelijke kilometer, dus ook elke kilometer voor woon-werkverkeer, tot maximaal EUR 0,19 belastingvrij kan vergoeden. Woon-werkverkeer is ook zakelijk verkeer. Als een werknemer met het openbaar vervoer reist kan de werkgever kiezen: er kan maximaal EUR 0,19 per kilometer worden vergoed, maar ook de werkelijke reiskosten mogen belastingvrij worden vergoed. BL 18 NIBE-SVV, januari 2012

Bijtelling auto van de zaak Met ingang van 1 juli 2012 worden de CO2-grenzen voor het 14%-tarief (zeer zuinig auto s) en het 20%-tarief (zuinige auto s) van de bijtelling auto van de zaak aangescherpt. Daarna vindt een jaarlijkse aanpassing plaats per 1 januari (vanaf 1 januari 2013). Voor personenauto s met een CO2-uitstoot van niet meer dan 50 gr/km die in de periode 1 januari 2012 tot en met 31 december 2013 worden aangeschaft, geldt gedurende 60 maanden een 0%-tarief voor de bijtelling. Op auto s die al voor 1 januari 2012 zijn aangeschaft en niet meer dan 50 gr/km CO2 uitstoten, is voor zover ze daar nog geen recht op hadden vanaf 1 januari 2012 het 0% tarief van toepassing tot 1 januari 2017. Voor personenauto s met een CO2-uitstoot van niet meer dan 50 gr/km die in de periode 1 januari 2014 tot en met 31 december 2015 worden aangeschaft, geldt gedurende 60 maanden een 7%-tarief voor de bijtelling. Het huidige onderscheid in CO2-grenzen voor benzine en diesel verdwijnt. De komende jaren groeien deze grenzen langzaam naar elkaar toe. Vanaf 2015 wordt er geen onderscheid meer gemaakt. In de tabel hieronder zijn de CO2-schijfgrenzen per 1 januari 2011, per 1 januari 2012 en per 1 juli 2012 opgenomen. 2011 1 januari 2012 1juli 2012 Alle brandstoffen m.u.v. diesel 0% bijtelling 0 < 51 < 51 14% bijtelling < 111 51-110 51-102 20% bijtelling 111-140 111-140 103-132 25% bijtelling > 140 > 140 > 132 Diesel 14% bijtelling < 96 < 96 < 92 20% bijtelling 96-116 96-116 92-114 25% bijtelling > 116 > 116 >114 Auto s met een 20% of 14% bijtelling waarvan het kenteken vóór 1 juli 2012 op naam is gesteld, houden dat lagere bijtellingspercentage totdat de auto een andere eigenaar én andere gebruiker krijgt. In dat geval zal het bijtellingspercentage met ingang van 1 juli 2017 worden aangepast overeenkomstig de dan geldende normen. Auto s met een 20% of 14% bijteling die vanaf 1 juli 2012 op naam worden gesteld, houden dat lagere bijtellingspercentage voor een periode van 60 maanden. Die periode van 60 maanden begint op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin het kenteken van de auto voor het eerst op naam is gesteld. Aan het eind van die periode wordt bekeken of de auto tegen de dan geldende CO2-grenzen opnieuw voor een 60 maanden periode voor een verlaagd bijtellingspercentage in aanmerking komt. Cijfer- en percentageoverzicht BL 19

Vermogensrendementsheffing Onderwerp Waarderingsregel Woningen waarde economisch verkeer (belast in box 1) Tweede woning WOZ-waarde/waarde economisch verkeer Goodwill boekwaarde voor de IB (belast in box 1) Periodieke uitkeringen in geld levenslang - op één leven jaarlijks bedrag factor tabel 1 - op twee levens jaarlijks bedrag factor tabel 1 bij jongste lijf minus tien jaar (tot 2 e overlijden) jaarlijks bedrag factor tabel 1 bij oudste lijf plus vijf jaar (tot 1 e overlijden) Periodieke uitkeringen in geld 3 tijdelijk jaarlijks bedrag aantal uitkeringsjaren x factor tabel 2 1 koopsom zodanige uitkering jaarlijks bedrag x aantal uitkeringsjaren x factor tabel 2 2 17 jaarlijkse uitkering Overige periodieke uitkeringen koopsom zodanige uitkering 1. Waarde niet hoger dan levenslange periodieke uitkering. 2. Waarde niet hoger dan 17 jaarlijks bedrag ter uitkering. 3. Onzeker jaarlijks bedrag of uitkeringen niet in geld worden in aanmerking genomen naar het geschatte bedrag. Waardebepaling levenslange lijfrente (tabel 1) de factor indien de man 22 < 20 jaar is 22 20 jaar maar < 25 jaar is 21 25 jaar maar < 30 jaar is 20 30 jaar maar < 35 jaar is 19 35 jaar maar < 40 jaar is 18 40 jaar maar < 45 jaar is 16 45 jaar maar < 50 jaar is 15 50 jaar maar < 55 jaar is 13 55 jaar maar < 60 jaar is 11 60 jaar maar < 65 jaar is 9 65 jaar maar < 70 jaar is 8 70 jaar maar < 75 jaar is 6 75 jaar maar < 80 jaar is 4 80 jaar maar < 85 jaar is 3 85 jaar maar < 90 jaar is 2 90 jaar maar < 95 jaar is 1 95 jaar is BL 20 NIBE-SVV, januari 2012

Waardebepaling tijdelijke lijfrente (tabel 2) Leeftijd 1 e vijf 2 e vijf 3 e vijf 4 e vijf 5 e vijf 6 e vijf 7 e vijf 8 e vijf 9 e vijf 10 e vijf 11 e vijf 12 e vijf Volgende (van tot) jaar jaar jaar jaar jaar jaar jaar jaar jaar jaar jaar jaar jaren 0-19 0,91 0,74 0,61 0,50 0,41 0,33 0,27 0,21 0,17 0,13 0,09 0,06 0,03 20-24 0,91 0,74 0,61 0,50 0,40 0,33 0,26 0,20 0,15 0,11 0,07 0,04 0,02 25-29 0,91 0,74 0,61 0,49 0,40 0,32 0,25 0,19 0,13 0,09 0,05 0,02 0,01 30-34 0,91 0,74 0,60 0,49 0,39 0,30 0,23 0,16 0,11 0,06 0,03 0,01-35-39 0,90 0,74 0,59 0,48 0,37 0,28 0,20 0,13 0,07 0,03 0,01 - - 40-44 0,90 0,73 0,58 0,46 0,35 0,25 0,16 0,09 0,04 0,01 - - - 45-49 0,90 0,72 0,56 0,43 0,30 0,20 0,11 0,05 0,01 - - - - 50-54 0,89 0,70 0,53 0,38 0,24 0,14 0,06 0,02 - - - - - 55-59 0,88 0,67 0,48 0,31 0,17 0,08 0,02 - - - - - - 60-64 0,87 0,62 0,40 0,22 0,10 0,03 - - - - - - - 65-69 0,84 0,54 0,30 0,14 0,04 0,01 - - - - - - - 70-74 0,80 0,45 0,20 0,06 0,01 - - - - - - - - 75-70 0,74 0,33 0,10 0,02 - - - - - - - - - 80-84 0,65 0,20 0,03 - - - - - - - - - - 85-89 0,54 0,08 - - - - - - - - - - - 90-94 0,40 0,02 - - - - - - - - - - - 95 en 0,20 - - - - - - - - - - - - ouder Schenk- en erfbelasting Tarieven schenk- en erfbelasting Deel van de belaste Tariefgroep 1 Tariefgroep 1A Tariefgroep 2 verkrijging (partners en (kleinkinderen) (overige verkrijgers) kinderen) EUR 0,- tot EUR 115.708,- 10% 18% 30% EUR 115.708,- en hoger 20% 36% 40% Vrijstellingen schenkbelasting Kinderen EUR 5.030,- Kinderen 18-35 jaar (eenmalig) of EUR 24.144,- Kinderen 18-35 jaar (eenmalig) of indien schenking wordt aangewend voor aankoop eigen woning of voor een studie EUR 50.300,- Overige verkrijgers EUR 2.012,- Vrijstellingen erfbelasting Partners EUR 603.600,- Kinderen en kleinkinderen EUR 19.114,- Zieke en gehandicapte kinderen EUR 57.342,- Ouders EUR 45.270,- Overige verkrijgers EUR 2.012,- Cijfer- en percentageoverzicht BL 21

Alle vrijstellingen zijn voetvrijstellingen. Dat betekent dat de vrijstelling niet vervalt als meer wordt verkregen dan de vrijstelling, zoals bij een drempelvrijstelling wel het geval is, maar dat de vrijstelling ook geldt als meer wordt verkregen dan het bedrag van de vrijstelling. Als een partner in 2012 bijvoorbeeld EUR 703.600,- uit de nalatenschap van een erflater verkrijgt, is de vrijstelling van EUR 603.600,- van toepassing en wordt slechts een verkrijging van EUR 100.000,- in de heffing betrokken. Wat betekent dit voor verschillende groepen? Partners De vrijstelling van erfbelasting bedraagt in 2012 EUR 603.600,-. Het tarief bedraagt maximaal 20%. Tot EUR 115.708,- geldt een tarief van 10%. Kinderen Het tarief voor kinderen bedraagt in 2012 maximaal 20%. Voor een schenking of erfenis tot EUR 115.708,- bedraagt het tarief 10%, voor het meerdere bedraagt het tarief 20%. De vrijstelling voor erfbelasting wordt EUR 19.114,- en voor schenkbelasting bedraagt de vrijstelling jaarlijks EUR 5.030,-. De eenmalig verhoogde vrijstelling van schenkbelasting voor kinderen tussen 18 en 35 jaar bedraagt EUR 24.144,-. Deze eenmalige vrijstelling kan nog verder verhoogd worden naar EUR 50.300,- indien de schenking wordt gebruikt voor de aankoop van een eigen woning of wordt gebruikt voor een studie. Voor zieke en gehandicapte kinderen bedraagt de vrijstelling voor de erfbelasting van EUR 57.342,-. Kleinkinderen De vrijstelling voor de erfbelasting bedraagt in 2012 EUR 19.114,-. Tot EUR 115.708,- bedraagt het tarief 18%, daarboven is het 36%. Nichten, neven en derden In 2012 bedraagt het tarief 30% over de eerste EUR 115.708,-. Over het meerdere is 40% verschuldigd. De vrijstelling voor de schenk- en erfbelasting bedraagt EUR 2.012,-. BL 22 NIBE-SVV, januari 2012

Partnerbegrip Sinds 1 januari 2010 kwalificeren als partners: Gehuwden en daarmee gelijkgestelde geregistreerde partners (gescheiden van tafel en bed is ongehuwd). Ongehuwden, indien wordt voldaan aan alle 5 de volgende voorwaarden: a. beiden meerderjarig; b. gezamenlijke huishouding volgens de basisadministratie persoonsgegevens; c. wederzijdse zorgverplichting aangegaan bij notariële akte; d. geen bloedverwant in de rechte lijn; e. geen meerrelaties. Uitzonderingen op de 5 hierboven genoemde voorwaarden: 1. Aan voorwaarde c. hoeft niet voldaan te worden, mits personen 5 jaar samenwonen. 2. Aan voorwaarde d. hoeft niet voldaan te worden, mits een van de partners mantelzorger is. (Dat wil zeggen: als een mantelzorgcompliment is ontvangen.) Ondernemingsvermogen Een verkrijging van ondernemingsvermogen is tot een waarde van EUR 1.006.000,- van de objectieve ondernemingen voor 100% vrijgesteld. Voor ondernemingen die meer waard zijn dan die EUR 1.006.000,- geldt voor het meerdere verkregene een vrijstelling van 83%. Voor de belasting die dan eventueel nog is verschuldigd over het niet-vrijgstelde deel (veelal tariefgroep I tegen een tarief van 10-20%) kan 10 jaar uitstel van betaling worden verkregen. Waardering stamrechten Tabel 1: Ouder dan 19 29 39 49 54 59 64 69 74 79 84 89 Jonger dan 20 30 40 50 55 60 65 70 75 80 85 90 Factor 16 15 14 13 12 11 10 8 7 5 4 3 2 Tabel 2: het eerste vijftal jaren het tweede vijftal jaren Indien de uitkering afhankelijk is van het leven van een persoon Indien de uitkering niet van het leven afhankelijk is jonger dan 40 jaar 40 jaar of ouder, doch jonger dan 60 60 jaar of ouder 0,84 0,83 0,75 0,85 0,62 0,60 0,40 0,64 Cijfer- en percentageoverzicht BL 23

het derde vijftal 0,46 0,42 0,15 0,48 jaren het vierde vijftal 0,34 0,28 0,04 0,36 jaren het vijfde vijftal 0,25 0,18 0,02 0,28 jaren de volgende jaren 0,12 0,06-0,15 Onderwerp Waarderingsregel Periodieke uitkeringen in geld levenslang op één leven jaarlijks bedrag factor tabel 1 op twee levens jaarlijks bedrag factor tabel 1 bij jongste lijf minus vijf jaar - vervallende bij overlijden van laatstlevende - vervallende bij overlijden van eerststervende jaarlijks bedrag factor tabel 1 bij oudste lijf plus vijf jaar Periodieke uitkeringen in geld vervallende na bepaalde jaarlijks bedrag x aantal uitkeringsjaren x factor tabel 2 tijd Periodieke uitkeringen in geld onbepaalde tijd en niet afhankelijk van enig leven 17 jaarlijkse uitkering Vennootschapsbelasting Tarieven 2012 meer dan maar niet meer dan bedraagt het percentage EUR 0,- EUR 200.000,- 20,0 EUR 200.000,- 25,5 BL 24 NIBE-SVV, januari 2012