Monitor BoekStart in de kinderopvang Landelijke analyse 2017: wat valt op?

Vergelijkbare documenten
Monitor BoekStart in de kinderopvang Landelijke analyse 2016: wat valt op?

Monitor BoekStart in de kinderopvang Landelijke analyse 2018: wat valt op?

Monitor de Bibliotheek op school Landelijke analyse basisonderwijs

Monitor de Bibliotheek op school Landelijke analyse basisonderwijs

Training werken met de Monitor BoekStart in de kinderopvang

Monitor de Bibliotheek op school Landelijke analyse informatievaardigheden

Monitor de Bibliotheek op school Landelijke analyse informatievaardigheden

Monitor de Bibliotheek op school Landelijke analyse informatievaardigheden

De Bibliotheek op school Enquête Boeken mee naar huis

Effecten van het VVE-aanbod van Bibliotheek West-Achterhoek in gemeente X

Monitor de Bibliotheek op school Landelijke analyse voortgezet onderwijs

Monitor de Bibliotheek op school Landelijke analyse basisonderwijs 2018

Monitor de Bibliotheek op school Landelijke analyse voortgezet onderwijs

Monitor de Bibliotheek op school Landelijke analyse voortgezet onderwijs

Voorschoolse Educatie door openbare bibliotheken

Monitor BoekStart in de kinderopvang 2018

Verschillenanalyse effect nieuwe BKR. Samenvatting. Inleiding. datum Directie Kinderopvang, Ministerie SZW. aan

Monitor de Bibliotheek op school Landelijke analyse basisonderwijs 2017

Monitor de Bibliotheek op school Landelijke analyse basisonderwijs

Haal meer uit de Monitor BoekStart in de kinderopvang maart 2019

Tevredenheid nieuwsbrief gestegen

Monitor de Bibliotheek op school Landelijke analyse voortgezet onderwijs

Financiering in het MKB

Scholing binnen BoekStart. voor de Bibliotheek en kinderopvang

Monitor BoekStart. Haal meer uit de Monitor. [voor]leesconsulent Liesbeth Versteeg 14 maart 2019

WATERSCHAPSVERKIEZINGEN

rapportage Advisering over duurzamere alternatieven voor de cv-ketel april 2018

Basisscholen in krimpgebieden in schooljaar 2017/2018

Leenonderzoek Verbouwingen De cijfers 2016 vs 2015

Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging

Dienstverlening openbare bibliotheken rondom voor- en vroegschoolse educatie

BiebPanel Concept vragenlijst ouders van jonge kinderen van 0-4

Peiling vermoedens kindermishandeling Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Ministerie van Justitie en Veiligheid

Figuur 1: Ontwikkeling aantal leerlingen Figuur 2: Prognose aantal leerlingen (index: 2011 = 100) (index: 2016 = 100)

Stand van zaken huisvesting kinderopvang in Nederland 2011

B O E K S TA R T I N D E K I N D E R O P VA N G

Te gebruiken voor eigen lokale evaluatie; niet voor de landelijke organisatie.

Analyse NVM openhuizendag

IMC WEEKENDSCHOOL - POLL

BURGERPANEL LANSINGERLAND

Stand van zaken huisvesting kinderopvang in Nederland

De aanvullende tandzorgverzekering Samenvatting Bijna iedereen heeft een aanvullende verzekering Aanvullend verzekerd voor:

Feitenkaart VVE-monitor Rotterdam 2012 Onderzoek peuterspeelzalen en kinderdagverblijven

1a. Werkt uw kinderopvang met een specifiek taalstimuleringsprogramma bijvoorbeeld vanwege VVE?

Landelijke peiling Nijmegen Resultaten eindmeting, januari 2006

Aantal werkzoekenden en WW-uitkeringen verder gestegen in februari

Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne. Onderzoek onder autochtone Nederlanders

Feitenkaart VVE-monitor Rotterdam 2013

De Bibliotheek voor kinderdagverblijven en peuterspeelzalen

Internetpeiling ombuigingen

Tabellenrapportage Quickscan leerlingendaling VO. schoolbesturen, gemeenten en provincies

Figuur 1: Ontwikkeling aantal leerlingen Figuur 2: Ontwikkeling aantal leerlingen (index: 2009 = 100) (index: 2014 = 100)

Rapport Klant Tevredenheid Onderzoek KDV/PSZ 2012.

Actualisatie verdeelmodel jeugdzorg 2009

Quickscan leerlingendaling PO en VO Schoolbesturen, gemeenten, provincies

Quickscan leerlingendaling PO en VO Schoolbesturen, gemeenten, provincies

Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne. Onderzoek onder allochtone Nederlanders

Persbericht. Gevoelens van onveiligheid iets verminderd. Centraal Bureau voor de Statistiek

Rapport Onderzoek Lerarentekort

Factsheet persbericht

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Sterke stijging werkloosheid

Langdurige werkloosheid in Nederland

Leenonderzoek Het autolening onderzoek 2017

MOERDIJKPANEL OVER COMMUNICATIE

LelyStadsGeluiden. De mening van de jongeren gepeild. School en werk 2007

Groepsgrootte in het basisonderwijs

Begrote gemeentelijke uitgaven aan openbare bibliotheken

Enquête Oostvaardersplassen. Inhoudsopgave. 1 Algemeen...1

Ervaringen Wmo. Cliëntervaringsonderzoek Berg en Dal 2017

Leenonderzoek Verbouwingen De cijfers 2017 vs 2016

HET BURGERPANEL OVER DE SOCIALE AGENDA

De intermediair voor verantwoord lenen. Leef met je hart, leen met verstand.

Tabellenrapportage quickscan leerlingendaling. schoolbesturen en gemeenten

De HuisartsenOmnibus van oktober 2013

Onderzoek naar het gebruik van ICT in het basis- en voortgezet onderwijs

Onderzoek naar het gebruik van ICT in het basis- en voortgezet onderwijs in het schooljaar

Uitstroommonitor praktijkonderwijs

Monitoring gebruikerstevredenheid invoering 130 km/h

Uitkomst vragenlijst Behoefte Bezinningshuis

Verkiezing en methode

SPRAAKMAKEND. Speerpunten

Spelenderwijs Utrecht & de Bibliotheek Utrecht

Rapportage Onderzoek Werkdrukmiddelen

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week 28 t/m 39. Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers.

Uitstroommonitor praktijkonderwijs

Uitkomsten peiling Strategisch Meerjarenplan

Factsheet persbericht. Aanbod stageplaatsen groeit

Rapportage. Jaarpeiling de Bibliotheek op School 1-meting In opdracht van: Utrecht, maart 2014

B O E K S TA R T I N D E K I N D E R O P VA N G

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid verder opgelopen

Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid in augustus licht gestegen

Van Spaendonck MKB Banenmonitor. 2e kwartaal 2015

Profiel digitale krantenlezer

BoekStart in de Kinderopvang

Voorzieningen Bewonerspanel Roerdalen

Stijging werkloosheid vlakt af door terugtrekken jongeren

Rapportage cliëntervaringsonderzoek WMO Gemeente Aalburg

Ontwikkeling leerlingaantallen

MBO-instellingen en gemeenten

Transcriptie:

Monitor BoekStart in de kinderopvang Landelijke analyse 2017: wat valt op? Monitor BoekStart in de kinderopvang groeit door Bij de eerste meting in 2015 namen 18 bibliotheken, 51 kinderopvanglocaties en 223 pedagogisch medewerkers deel aan de monitor BoekStart, in 2017 is de deelname toegenomen tot 45 bibliotheken, 302 locaties en 1251 medewerkers. De deelnemende locaties krijgen door middel van rapportages (digitaal en in pdf) inzicht in hun eigen resultaten. In dit rapport wordt op landelijk niveau gekeken naar ontwikkelingen, verschillen tussen bijvoorbeeld kinderdagverblijven en peuterspeelzalen en verbanden tussen het beleid van locaties en de activiteiten van pedagogisch medewerkers. Hechte samenwerking bibliotheken en kinderopvang Bij bijna alle bibliotheken in de monitor is een medewerker specifiek verantwoordelijk voor BoekStart (98%), bij de helft van de bibliotheken zijn er ook expliciet daarvoor bestemde personeelsuren (47%). Om de leesbevordering van 0 tot 4-jarigen te stimuleren, werken bijna alle bibliotheken samen met kinderdagverblijven, peuterspeelzalen, gemeentes en JGZorganisaties. Iets minder dan de helft van de bibliotheken bezoekt regelmatig alle organisaties die deelnemen aan BoekStart (42%). Bijna twee derde van de locaties geeft aan ook na de start van BoekStart regelmatig samen te werken met de bibliotheek (62%). Van de deelnemende locaties heeft 87 procent een voorleescoördinator en bijna een derde (29%) heeft daarvoor ook extra personeelsuren. Bijna drie kwart van de deelnemende locaties heeft nu een voorleesplan (71%). Voorlezen vaak vast programma-onderdeel Voorlezen is voor meer dan de helft van de pedagogisch medewerkers dagelijks een vast programma-onderdeel op hun groep, zowel bij kinderdagverblijven (57%) als bij peuterspeelzalen (62%). In peuterspeelzalen leest men minder vaak dagelijks voor aan de hele groep (36%) dan in kinderdagverblijven (46%). Laaggeletterdheid In de meeste instellingen () zijn geen afspraken gemaakt met betrekking tot de omgang met laaggeletterde ouders. Iets minder dan de helft van de pedagogisch medewerkers (43%) zegt te weten hoe ze laaggeletterde ouders kunnen herkennen. Er is geen duidelijk verband tussen afspraken en herkenning. 1 Landelijke analyse Monitor BoekStart in de kinderopvang 2017

Colofon Auteurs DESAN Research Solutions: Annemarie Tienstra en Jannes Hartkamp Met medewerking van Kunst van Lezen: Adriaan Langendonk In opdracht van Deze publicatie is mogelijk gemaakt door de samenwerking van Stichting Lezen en de Koninklijke Bibliotheek binnen het leesbevorderingsprogramma Kunst van Lezen. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag zonder voorafgaande toestemming van de auteurs en opdrachtgevers worden verveelvoudigd of openbaar gemaakt. 2 Landelijke analyse Monitor BoekStart in de kinderopvang 2017

Voorwoord Sinds 2015 wordt namens Kunst van Lezen de Monitor BoekStart in de kinderopvang uitgevoerd. Deze monitor wordt, in opdracht van Kunst van Lezen (samenwerkingsverband tussen Stichting Lezen en de Koninklijke Bibliotheek) inhoudelijk samengesteld door onderwijsbureau Sardes en technisch uitgevoerd door onderzoeksbureau DESAN Research Solutions. Via een online rapportageportal en PDF s kunnen bibliotheken en locatiemanagers landelijke en instellingspecifieke resultaten inzien. Dit biedt hun de mogelijkheid om actief aan de slag te gaan met leesbevordering. Dit rapport richt zich op een landelijke analyse en is door DESAN uitgevoerd. Besproken worden: - ontwikkelingen - verschillen tussen soorten instellingen - verbanden tussen data van bibliotheekmedewerkers, voorleescoördinatoren/ locatiemanagers en pedagogisch medewerkers. Amsterdam, juli 2017 Annemarie Tienstra Jannes Hartkamp DESAN Research Solutions 3 Landelijke analyse Monitor BoekStart in de kinderopvang 2017

Inhoudsopgave Voorwoord... 3 Inhoudsopgave... 5 1 Inleiding... 7 1.1 Achtergrond... 7 1.2 Methode en respons... 7 1.3 Verdeling van locaties naar type, provincie en duur BoekStart... 8 1.4 Verdeling van pedagogisch medewerkers naar type locatie, provincie en geslacht per meting... 9 1.5 Leeswijzer... 10 Afronding... 10 Betrouwbaarheid en significantie... 10 2 Ontwikkelingen... 12 2.1 Ontwikkelingen locatiemanagers... 12 2.1 Ontwikkelingen pedagogisch medewerkers... 14 3 Landelijke resultaten... 16 3.1 Beleid, samenwerking en activiteiten bibliotheken... 16 3.2 Beleid, samenwerking en activiteiten kinderopvanginstellingen... 18 3.3 Activiteiten pedagogisch medewerkers... 22 4 Verbanden... 28 4.1 Inleiding... 28 4.2 Activiteiten pedagogisch medewerkers naar duur deelname BoekStart... 28 4.3 Activiteiten pedagogisch medewerkers naar aanwezigheid voorleescoördinator... 29 4.4 Activiteiten pedagogisch medewerkers naar overige kenmerken locatie... 30 5 Landelijke analyse Monitor BoekStart in de kinderopvang 2017

1 Inleiding 1.1 Achtergrond Sinds 2012 wordt de Monitor de Bibliotheek op school - basisonderwijs uitgevoerd. In 2014 is daar de Monitor voor het voortgezet onderwijs bijgekomen, in 2015 de Monitor BoekStart in de kinderopvang. In 2015 namen 18 bibliotheken en 51 kinderopvanglocaties deel aan de monitor BoekStart, in 2017 is dit gestegen naar 45 bibliotheken en 302 locaties. De deelnemende locaties krijgen door middel van rapportages (digitaal en in pdf) inzicht in hun eigen resultaten, waarbij de landelijke resultaten als referentie worden getoond. Doordat de deelname een groter volume heeft bereikt, kunnen op landelijk niveau ontwikkelingen worden gevolgd en analyses worden gedaan, bijvoorbeeld naar verschillen tussen typen kinderopvang en verbanden tussen het beleid van locaties en de activiteiten van pedagogisch medewerkers. 1.2 Methode en respons De data waarop deze landelijke analyse is gebaseerd, zijn afkomstig uit de drie metingen die DESAN Research Solutions namens Kunst van Lezen in het kader van de Monitor BoekStart in de kinderopvang heeft uitgevoerd. De data worden verkregen via online vragenlijsten die door drie doelgroepen (bibliotheekmedewerkers, voorleescoördinatoren of locatiemanagers en pedagogisch medewerkers) worden ingevuld. De BoekStartcoördinatoren van bibliotheken geven in de portal van de Monitor op welke kinderopvanginstellingen meedoen aan de monitor. Zij geven aan wie de voorleescoördinator en/of locatiemanager en de pedagogisch medewerkers op de instellingen zijn en nodigen deze uit om een vragenlijst in te vullen. De BoekStartcoördinatoren vullen ook zelf als bibliotheekmedewerker een vragenlijst in. De voorleescoördinator en/of locatiemanagers en de pedagogisch medewerkers ontvangen een uitnodiging met een link naar de voor hen bestemde vragenlijst. Vanaf 2016 is er een open aanmelding voor de monitor BoekStart. Van de 188 locaties die in 2016 meededen, namen er 74 opnieuw deel in 2017. In vergelijking met 2016 is het aantal deelnemende locaties en pedagogisch medewerkers nu ruim anderhalf keer zo hoog (Tabel 1). Tabel 1 Aantal deelnemers monitor BoekStart per meting, 2015-2017 2015 2016 2017 Bibliotheekmedewerkers 18 39 45 Locatiemanagers/voorleescoördinatoren 51 188 302 Pedagogisch medewerkers 223 701 1251 7 Landelijke analyse Monitor BoekStart in de kinderopvang 2017

De toetsing van de representativiteit van de deelnemende kinderopvanginstellingen ligt buiten het kader van deze analyse. De deelnemers aan de Monitor vormen slechts een deel van de deelnemers aan BoekStart, de deelnemers aan BoekStart vormen slechts een deel van alle kinderopvanglocaties in Nederland. 1.3 Verdeling van locaties naar type, provincie en duur BoekStart Aan de pilot in 2015 namen vooral kinderdagverblijven deel (71%). In 2016 en 2017 zijn ook peuterspeelzalen goed vertegenwoordigd (44% en ). De deelname van voorscholen is vooralsnog beperkt (Tabel 2). Tabel 2 Verdeling van locaties naar type per meting 2015 2016 2017 Kinderdagverblijf 71% 53% 58% Peuterspeelzaal 29% 44% Voorschool - 3% 2% n (totaal) 51 188 302 Bij de verdeling van de deelnemende locaties naar provincie valt vooral een stijging van deelname in Overijssel en Zuid-Holland ten opzichte van 2016 op. Friesland en Limburg zijn in 2017 niet vertegenwoordigd (Tabel 3). Tabel 3 Deelname locaties naar provincie per meting 2015 2016 2017 Friesland - 5% - Groningen 4% 3% 5% Drenthe 6% 12% 15% Overijssel - 4% Gelderland 8% 9% 5% Flevoland - 1% 2% Noord-Holland 12% 12% Zuid-Holland 4% 4% 13% Utrecht 8% - 3% Noord-Brabant 18% 33% Limburg 12% 6% - Zeeland 14% 5% 3% n (totaal) 51 188 302 In vergelijking met vorig jaar zijn er nu meer locaties die langer dan 24 maanden deelnemen aan BoekStart (Tabel 4). 8 Landelijke analyse Monitor BoekStart in de kinderopvang 2017

Tabel 4 Duur deelname BoekStart per meting 2015 2016 2017 0-12 maanden 33% 41% 35% 12-24 maanden 31% 24% 24% 24+ maanden 35% 34% n (totaal) 51 188 302 1.4 Verdeling van pedagogisch medewerkers naar type locatie, provincie en geslacht per meting Vergeleken met de verdeling van locaties naar type kinderopvang (Tabel 2), zijn bij de pedagogisch medewerkers de kinderdagverblijven sterker vertegenwoordigd. Per locatie doen er dus gemiddeld bij kinderdagverblijven meer medewerkers mee dan bij peuterspeelzalen. Dit geldt voor alle drie metingen (Tabel 5). Tabel 5 Verdeling van pedagogisch medewerkers naar type per meting 2015 2016 2017 Kinderdagverblijf 80% 67% 74% Peuterspeelzaal 18% 31% 26% Voorschool 1% 1% 1% n (totaal) 223 701 1251 In lijn met de verdeling van de locaties, is net als in 2016 Noord-Brabant bij de pedagogisch medewerkers het sterkst vertegenwoordigd (Tabel 6). Tabel 6 Deelname pedagogisch medewerkers naar provincie per meting 2015 2016 2017 Friesland 2% 3% - Groningen 4% 1% 5% Drenthe - 6% 8% Overijssel 8% 6% 6% Gelderland 2% 9% 4% Flevoland - 1% 1% Noord-Holland 15% 11% Zuid-Holland 14% 8% 15% Utrecht 19% - 5% Noord-Brabant 19% 45% 44% Limburg 1% 3% - Zeeland 12% 3% 1% n (totaal) 223 701 1251 9 Landelijke analyse Monitor BoekStart in de kinderopvang 2017

Veel pedagogisch medewerkers hebben kinderen in meerdere leeftijdsgroepen (Tabel 7). De meeste pedagogisch medewerkers hebben kinderen in de peuterleeftijd (81%), ruim de helft heeft (ook) kinderen in de babyleeftijd en/of dreumesleeftijd (beide 53%). Tabel 7 Deelname pedagogisch medewerkers naar leeftijd groep per meting (meerdere antwoorden mogelijk) 2015 2016 2017 baby (0-1,5 jaar) 51% 52% 53% dreumesleeftijd (1,5 2,5 jaar) 51% 54% 53% peuter (2,5 4) 74% 85% 81% n (totaal) 223 701 1251 1.5 Leeswijzer In dit rapport worden de data van bibliotheekmedewerkers, voorleescoördinatoren/ locatiemanagers en pedagogisch medewerkers geanalyseerd. Hoofdstuk 2 geeft een overzicht van de landelijke ontwikkelingen tussen 2016 en 2017. 1 In Hoofdstuk 3 worden de landelijke resultaten van 2017 behandeld, waarin de activiteiten van bibliotheken, van kinderopvanginstellingen en van pedagogisch medewerkers aan bod komen. Daarbij wordt een uitsplitsing gemaakt tussen kinderdagverblijven en peuterspeelzalen. In Hoofdstuk 4 wordt gekeken naar verdere verbanden, bijvoorbeeld naar de mogelijke relatie van de activiteiten van pedagogisch medewerkers met de duur van de deelname aan BoekStart en de aanwezigheid van een voorleescoördinator. Aan het begin van elk hoofdstuk worden de resultaten van de analyses kort samengevat. Afronding De cijfers in dit rapport zijn ongewogen. Alle percentages zijn afgerond tot hele getallen. Dientengevolge is de som van de percentages niet altijd exact 100. Tenzij anders vermeld, zijn respondenten die een bepaalde vraag niet hebben beantwoord ( weet niet/geen antwoord ) niet meegenomen in de percentering. Betrouwbaarheid en significantie Bij een steekproefonderzoek als dit worden uitkomsten verkregen die slechts met inachtneming van een bepaalde waarschijnlijkheid mogen worden vertaald naar de totale populatie van deelnemers aan BoekStart in de kinderopvang. Statistiek geeft de mogelijkheid om op grond van de steekproefgrootte en de gevonden uitkomsten van het onderzoek zogenaamde betrouwbaarheidsintervallen te berekenen. Deze betrouwbaarheidsintervallen geven aan tussen welke twee waarden de uitkomst in de totale populatie valt indien de steekproefuitkomst naar de totale 1 2015 wordt vanwege de beperkte deelname buiten beschouwing gelaten. 10 Landelijke analyse Monitor BoekStart in de kinderopvang 2017

populatie vertaald wordt (mits de steekproef representatief is). Het betrouwbaarheidsinterval ligt altijd rond de uitkomst die in de steekproef is gevonden, met afwijkingsmarges naar boven en beneden. Normaliter werkt men met 95%- betrouwbaarheidsintervallen (ook wel: een significantieniveau van 95% ). Deze geven met 95% zekerheid aan tussen welke twee grenswaarden de betreffende waarde in de populatie valt. Wanneer bijvoorbeeld van 1251 pedagogisch medewerkers 50,0 procent een bepaald antwoord heeft gegeven, betekent dit dat we met 95 procent zekerheid kunnen zeggen dat het werkelijke percentage in de gehele populatie leerkrachten tussen 47,2 en 52,8 procent ligt (50,0% +/- 2,8%). 11 Landelijke analyse Monitor BoekStart in de kinderopvang 2017

2 Ontwikkelingen In dit hoofdstuk worden de landelijke ontwikkelingen tussen 2016 en 2017 besproken. Op de meeste punten zijn de resultaten stabiel. In vergelijking met de vorige meting zijn er meer locaties met een voorleescoördinator en beschikken meer locaties over een voorleesplan. Dit laatste verschilt echter niet significant tussen de metingen. De aanwezigheid van een uitnodigende voorleeshoek, het vervangen van de collectie voorleesboeken en de mogelijkheid om digitale prentenboeken te bekijken scoren nu significant minder positief dan in de vorige meting. 2.1 Ontwikkelingen locatiemanagers In vergelijking met vorig jaar zijn er significant meer locaties met een voorleescoördinator (Grafiek 1). Bij een derde van deze locaties zijn er ook extra personeelsuren toegekend (33%), vorig jaar was dit een kwart (26%). Verder beschikt 71 procent van de locaties over een voorleesplan, dit is iets meer dan vorig jaar (68%). Deze laatste twee ontwikkelingen zijn echter niet significant. Grafiek 1 Is er een voorleescoördinator voor deze locatie? 100% 80% 0% 80% 87% 13% 6% 7% 7% 2016 2017 ja nog niet, er wordt binnenkort een voorleescoördinator opgeleid nee In vergelijking met vorig jaar zijn er minder locaties waarbij alle pedagogisch medewerkers getraind zijn in het interactief voorlezen (Grafiek 2). 12 Landelijke analyse Monitor BoekStart in de kinderopvang 2017

Grafiek 2 Hoeveel pedagogisch medewerkers zijn getraind in het interactief voorlezen? 100% 80% 0% 25% 41% 22% 15% 12% 27% 12% 16% 2016 2017 Alle medewerkers Meer dan de helft van de medewerkers, maar niet iedereen De helft van de medewerkers Minder dan de helft van de medewerkers Geen enkele medewerker Ook op een aantal andere punten zijn enigszins negatieve ontwikkelingen te zien ten opzichte van vorig jaar. Vorig jaar was bij 75 procent van de locaties een uitnodigende voorleeshoek op alle groepen, nu is dat bij 65 procent het geval (Grafiek 3). Grafiek 3 Aanwezigheid uitnodigende voorleeshoek 2016 25% 75% geen uitnodigende voorleeshoek op alle groepen 2017 35% 65% wel een uitnodigende voorleeshoek op alle groepen 0% 80% 100% Vorig jaar werd bij 82 procent van de locaties de voorleesboeken vervangen op alle groepen, dit gebeurt nu nog bij 69 procent (Grafiek 4). Grafiek 4 Vervangen collectie voorleesboeken 2016 18% 82% collectie voorleesboeken niet op alle groepen regelmatig vervangen 2017 31% 69% collectie voorleesboeken op alle groepen regelmatig vervangen 0% 80% 100% 13 Landelijke analyse Monitor BoekStart in de kinderopvang 2017

Het bekijken van digitale prentenboeken was vorig jaar bij meer dan een derde van de locaties mogelijk op alle groepen (38%), dit is nu bij 29 procent van de locaties mogelijk (Grafiek 5). Grafiek 5 Digitale prentenboeken 2016 38% 62% kinderen kunnen niet op alle groepen digitale prentenboeken bekijken 2017 29% 71% kinderen kunnen op alle groepen digitale prentenboeken bekijken 0% 80% 100% 2.1 Ontwikkelingen pedagogisch medewerkers Bij de meeste resultaten voor de pedagogisch medewerkers zijn er geen duidelijke veranderingen ten opzichte van vorig jaar. In vergelijking met vorig jaar nodigen meer pedagogisch medewerkers dagelijks kinderen uit om zelf een boekje te lezen (54% vs. 49%). Grafiek 6 Ik nodig kinderen uit om zelf een boekje te lezen/bekijken 100% 80% 0% 49% 38% 54% 35% 8% 8% 5% 3% 2016 2017 n.v.t. dagelijks een paar keer per week één keer per week minder dan één keer per week nooit Pedagogisch medewerkers praten significant minder vaak voor of na het voorlezen met kinderen over het boek, vorig jaar deed 76 procent dit vaak of altijd, dit jaar is dat 70 procent (Grafiek 7). Maar dat komt doordat er in de huidige meting verhoudingsgewijs meer pedagogisch medewerkers van kinderdagverblijven hebben meegedaan (zie Tabel 5). Op kinderdagverblijven wordt namelijk significant minder gepraat met kinderen voor of na het voorlezen dan op peuterspeelzalen (in 2017: 66% vs. 83%). Kijken we alleen naar medewerkers van kinderdagverblijven, dan praten die niet significant minder vaak over het boek dan vorig jaar. 14 Landelijke analyse Monitor BoekStart in de kinderopvang 2017

Grafiek 7 Voor of na het voorlezen praat ik met de kinderen over het boek 100% 80% 29% 25% altijd vaak 47% 45% soms 0% 22% 27% 2% 3% 2016 2017 nooit 15 Landelijke analyse Monitor BoekStart in de kinderopvang 2017

3 Landelijke resultaten Bij bijna alle bibliotheken in de monitor is een medewerker specifiek verantwoordelijk voor BoekStart (98%), bij de helft ook met expliciet daarvoor bestemde personeelsuren (47%). Ten behoeve van de leesbevordering van 0 tot 4-jarigen werken bijna alle bibliotheken samen met kinderdagverblijven (100%), peuterspeelzalen (98%), gemeentes (89%) en JGZ-organisaties (89%). Van de bibliotheken bezoekt 42 procent regelmatig iedere organisatie die deelneemt aan BoekStart. Bijna twee derde van de locaties (62%) werkt ook sinds de start van BoekStart nog regelmatig samen met de bibliotheek. Van de deelnemende locaties heeft 87 procent een voorleescoördinator en bijna een derde van alle locaties (29%) heeft daarvoor ook extra personeelsuren. Bijna drie kwart van de locaties heeft een voorleesplan (71%). Peuterspeelzalen hebben in vergelijking met kinderdagverblijven vaker op alle groepen een uitnodigende voorleeshoek (85% vs. 52%) en een collectie voorleesboeken die regelmatig wordt vervangen (85% vs. 58%). Voorlezen is voor ruim de helft van de pedagogisch medewerkers (58%) dagelijks een vast programma-onderdeel op hun groep, zowel bij kinderdagverblijven (57%) als bij peuterspeelzalen (62%). In peuterspeelzalen leest men minder vaak dagelijks voor aan de hele groep (36%) dan in kinderdagverblijven (46%). Vooral het organiseren van activiteiten, maar ook het praten over een boek en het meteen uitleggen van moeilijke woorden gebeurt vaker op peuterspeelzalen dan op kinderdagverblijven. 3.1 Beleid, samenwerking en activiteiten bibliotheken Bij de meeste bibliotheken is BoekStart in de kinderopvang opgenomen in het beleid van de bibliotheek (89%). Bij bijna alle bibliotheken is een medewerker specifiek verantwoordelijk voor BoekStart (98%), met (47%) of zonder (51%) expliciet daarvoor bestemde personeelsuren. De meeste van deze medewerkers (n=44) zijn HBO geschoold (77%). Bij bibliotheken met expliciet voor BoekStart bestemde personeelsuren (n=21) is het gemiddelde aantal personeelsuren 7,9. Vrijwel alle bibliotheken werken voor de leesbevordering van 0 tot 4-jarigen samen met kinderdagverblijven (100%), peuterspeelzalen (98%), gemeentes (89%) en JGZ-organisaties (89%). Meer dan de helft werkt samen met Centra voor Jeugd en Gezin (64%) en het onderwijs (58%). Bijna een kwart (24%) werkt samen met andere organisaties, zoals Humanitas (Grafiek 8). 16 Landelijke analyse Monitor BoekStart in de kinderopvang 2017

Grafiek 8 Samenwerking bibliotheek in leesbevordering 0-4 jaar 100% 80% 0% 100% 98% 89% 89% 64% 58% 49% 44% 44% 42% 33% 13% 13% 24% Bibliotheken die voor de leesbevordering van 0 tot 4-jarigen samenwerken met de betreffende instellingen, werken voor BoekStart samen met gemiddeld 9 kinderdagverblijven, 6 peuterspeelzalen en 1 voorschool. Bijna alle bibliotheken overleggen regelmatig over BoekStart met het management van kinderopvangorganisaties (98%). Drie kwart overlegt met alle betrokken organisaties (76%), bijna een kwart met enkele organisaties (22%). Bij de meeste bibliotheken bezoekt een medewerker ook de kinderopvanglocaties om te kijken naar de voorleesomgeving (leeshoek en collectie) en er advies over te geven (96%). Een deel doet dat regelmatig bij iedere organisatie die deelneemt aan BoekStart (42%), een deel eenmalig bij elke organisatie die begint met BoekStart (42%), een minderheid bezoekt enkele organisaties die deelnemen (11%). Bijna alle bibliotheken bieden trainingen Voorleescoördinator (98%) en Interactief voorlezen (96%), organiseren netwerkbijeenkomsten voor voorleescoördinatoren (93%), bieden ondersteuning bij het opstellen van een voorleesplan (93%) en geven informatie over digitale prentenboeken en kinderboekenapps (91%). Bijna driekwart organiseert voorleesactiviteiten voor kinderen en hun ouders (73%), in samenwerking met de kinderopvangorganisaties (Grafiek 9). 17 Landelijke analyse Monitor BoekStart in de kinderopvang 2017

Grafiek 9 Activiteiten bibliotheek voor kinderopvanginstellingen in BoekStart 100% 80% 0% 98% 96% 93% 93% 91% 73% 3.2 Beleid, samenwerking en activiteiten kinderopvanginstellingen Van de locaties in de monitor doet ruim een derde (35%) minder dan 12 maanden mee aan BoekStart, een kwart 12 tot 24 maanden (24%) en 40 procent langer dan 24 maanden. Er zijn hierin geen significante verschillen tussen kinderdagverblijven en peuterspeelzalen. Bijna alle locaties (97%) werken ook sinds de start van BoekStart nog samen met de bibliotheek, bijna twee derde regelmatig (62%), ruim een derde incidenteel (35%). Peuterspeelzalen werken vaker regelmatig met de bibliotheek samen () dan kinderdagverblijven (56%). 2 Van de deelnemende locaties heeft 87 procent een voorleescoördinator, bij 6 procent wordt binnenkort een voorleescoördinator opgeleid. Op ongeveer een derde van alle locaties (29%) zijn ook extra personeelsuren aan de voorleescoördinator toegekend. Bijna drie kwart van de deelnemende locaties heeft een voorleesplan (71%), bij 15 procent is dat in voorbereiding. Als het plan aanwezig is, wordt het in de helft van de gevallen jaarlijks geëvalueerd en bijgesteld (49%). Een kwart zegt dit niet jaarlijks bij te stellen (24%) en ruim een kwart (27%) geeft een ander antwoord, bijvoorbeeld dat zij pas net zijn gestart met het voorleesplan en dat het wel de bedoeling is om dit jaarlijks te gaan evalueren. Daarin zijn geen significante verschillen naar type kinderopvang. Bijna een derde van alle locaties (31%) werkt samen met het basisonderwijs aan leesbevordering ( doorgaande leeslijn ). Bij 76 procent van de locaties komt 2 De groep voorscholen is te klein (n=6) om specifieke resultaten over te rapporteren, maar is overal wel opgenomen in de totaalcijfers. 18 Landelijke analyse Monitor BoekStart in de kinderopvang 2017

leesbevordering in het teamoverleg minstens een paar keer per jaar aan de orde (waarvan bij 9% maandelijks of vaker) (Grafiek 10). Grafiek 10 Beleid en samenwerking locaties naar type voorleescoordinator voorleescoordinator met extra personeelsuren 33% 24% 29% 85% 87% voorleesplan voorleesplan uitgevoerd in voorleespraktijk werkt regelmatig samen met de bibliotheek 71% 73% 72% 56% 58% 56% 62% Kinderdagverblijf (n=173) Peuterspeelzaal (n=120) TOTAAL (n=299) werkt samen met basisonderwijs 26% 37% 31% leesbevordering aan de orde in teamoverleg 75% 78% 76% 0% 80% 100% Bij ruim een derde van de peuterspeelzalen zijn alle pedagogisch medewerkers getraind in interactief voorlezen (36%), bij kinderdagverblijven is dat 18 procent (Grafiek 11). Grafiek 11 Aandeel pedagogisch medewerkers getraind in interactief voorlezen 100% 80% 18% 22% 7% 36% 21% 25% 21% Alle medewerkers Meer dan de helft van de medewerkers, maar niet iedereen De helft van de medewerkers 36% 15% 27% Minder dan de helft van de medewerkers 0% 17% KDV (n=173) 16% 13% 16% PSZ (n=121) TOTAAL (n=300) Geen enkele medewerker 19 Landelijke analyse Monitor BoekStart in de kinderopvang 2017

Peuterspeelzalen hebben in vergelijking met kinderdagverblijven vaker op alle groepen een uitnodigende voorleeshoek (85% vs. 52%) en een collectie voorleesboeken die regelmatig wordt vervangen (85% vs. 58%), waar de kinderen zelf bij kunnen (92% vs. 66%) en die duidelijk zichtbaar en frontaal wordt gepresenteerd (89% vs. 56%). Bij een minderheid van de locaties kunnen kinderen op alle groepen digitale prentenboeken bekijken (Grafiek 12). Bij de helft van de peuterspeelzalen (49%) en meer dan de helft van de kinderdagverblijven (59%) kunnen kinderen op geen enkele groep digitale prentenboeken bekijken. Grafiek 12 Percentage locaties met op alle groepen uitnodigende voorleeshoek 52% 66% 85% collectie voorleesboeken die regelmatig wordt vervangen kinderen kunnen zelf bij de voorleesboeken boeken duidelijk zichtbaar en frontaal gepresenteerd 58% 85% 66% 92% 77% 56% 89% KDV (n=173) PSZ (n=118) TOTAAL (n=297) kinderen kunnen digitale prentenboeken bekijken 21% 41% 29% 0% 80% 100% De meeste locaties in de monitor BoekStart hebben passende collecties voor elk van de leeftijdsgroepen (91%) en themacollecties (89%). De collecties worden bij de meeste locaties (73%) minstens een paar keer per jaar aangevuld of gewisseld (Grafiek 13). 20 Landelijke analyse Monitor BoekStart in de kinderopvang 2017

Grafiek 13 Percentage locaties met op alle groepen passende collectie voor elk van de leeftijdsgroepen themacollecties collecties minstens een paar keer per jaar gewisseld of aangevuld 88% 96% 91% 86% 93% 89% 71% 74% 73% KDV (n=171) PSZ (n=120) TOTAAL (n=271) 0% 80% 100% Locaties die de collectie wisselen of aanvullen, doen dat meestal zowel via de bibliotheek (78%) als met eigen inkoop (75%). Twintig procent wisselt/vult de collectie aan op een andere manier (), bijvoorbeeld door boeken te ruilen (binnen groepen of met andere locaties), boeken te krijgen van ouders, medewerkers of uit eigen voorraad. Peuterspeelzalen hebben vaak speciaal aanbod voor VVE-groepen voor kinderen (56%), soms ook voor ouders (15%), kinderdagverblijven minder vaak ( - 5%). In de meeste instellingen () zijn geen afspraken gemaakt met betrekking tot de omgang met laaggeletterde ouders (Grafiek 14). Wanneer er wel afspraken zijn gemaakt, dan worden deze ouders bijvoorbeeld meer mondeling bijgepraat of er wordt gewerkt met het programma Uk en Puk waarmee ouders meer worden betrokken bij leesbevordering van hun kinderen. Iets minder dan de helft van de pedagogisch medewerkers (43%) zegt te weten hoe ze laaggeletterde ouders kunnen herkennen, meer dan een kwart zegt dit niet te weten (29%) en ruim een kwart is er niet zeker van of ze laaggeletterde ouders kunnen herkennen (28%). Er is geen verband tussen instellingen waar wel of geen afspraken zijn gemaakt in hoe goed de medewerkers zeggen laaggeletterde ouders te kunnen herkennen. 21 Landelijke analyse Monitor BoekStart in de kinderopvang 2017

Grafiek 14 Zijn er in uw instelling afspraken gemaakt m.b.t. het omgaan met laaggeletterde ouders? 100% 80% 0% 16% 9% 75% KDV (n=173) 26% 11% 64% PSZ (n=121) TOTAAL (n=300) weet niet ja nee 3.3 Activiteiten pedagogisch medewerkers Alle pedagogisch medewerkers van peuterspeelzalen hebben kinderen in de peuterleeftijd (2,5 4) in hun groep, een tiende (9%) heeft daarnaast ook kinderen in de dreumesleeftijd (1,5 2,5). Medewerkers van kinderdagverblijven hebben vaak zowel kinderen van babyleeftijd (0 1,5) in hun groep (72%) als kinderen van dreumesleeftijd (68%) en peuterleeftijd (74%). Voorlezen is voor ruim de helft van de pedagogisch medewerkers (58%) dagelijks een vast programma-onderdeel op hun groep, zowel bij kinderdagverblijven (57%) als bij peuterspeelzalen 3 (62%) (Grafiek 15). Grafiek 15 Frequentie Voorlezen is een vast programma-onderdeel op mijn groep 100% 80% 0% 57% 62% 58% 21% 25% 23% 6% 6% 5% 7% 5% 7% 5% KDV (n=918) PSZ (n=318) TOTAAL (n=1244) n.v.t. dagelijks een paar keer per week één keer per week minder dan één keer per week nooit 3 De groep medewerkers van voorscholen is te klein (n=8) om specifieke resultaten te rapporteren, maar is overal wel opgenomen in de totaalcijfers. 22 Landelijke analyse Monitor BoekStart in de kinderopvang 2017

Daarnaast leest ruim een kwart (27%) dagelijks spontaan voor buiten het vaste programma. In kinderdagverblijven gebeurt dit iets vaker () dan in peuterspeelzalen (22%) (Grafiek 16). Grafiek 16 Frequentie Ik lees spontaan voor buiten het vaste programma 100% 80% 0% 22% 27% 44% 46% 45% 15% 21% 17% 8% 11% 9% KDV (n=917) PSZ (n=316) TOTAAL (n=1241) n.v.t. dagelijks een paar keer per week één keer per week minder dan één keer per week nooit Bijna de helft van de pedagogisch medewerkers leest dagelijks voor aan de hele groep (43%), een derde aan een klein groepje kinderen (32%) en iets minder dan een kwart vraagt dagelijks aan een individueel kind of het voorgelezen wil worden (22%). In peuterspeelzalen wordt minder vaak aan de hele groep voorgelezen (36%) dan in kinderdagverblijven (46%) en ook iets minder vaak aan een klein groepje kinderen (Grafiek 16-18). Grafiek 17 Frequentie Ik lees voor aan de hele groep 100% 80% 0% 46% 29% 36% 32% 43% 12% 12% 12% 13% 7% 9% 6% 6% 6% KDV (n=916) PSZ (n=317) TOTAAL (n=1241) n.v.t. dagelijks een paar keer per week één keer per week minder dan één keer per week nooit 23 Landelijke analyse Monitor BoekStart in de kinderopvang 2017

Grafiek 18 Frequentie Ik lees voor aan een klein groepje kinderen 100% 80% 0% 33% 47% 27% 32% 52% 48% 13% 14% 13% 6% 7% 6% KDV (n=918) PSZ (n=318) TOTAAL (n=1244) n.v.t. dagelijks een paar keer per week één keer per week minder dan één keer per week nooit Grafiek 19 Frequentie Ik vraag een individueel kind of het voorgelezen wil worden 100% 80% 0% 22% 23% 22% 39% 38% 39% 17% 19% 18% 17% 16% 17% KDV (n=913) PSZ (n=318) TOTAAL (n=1239) n.v.t. dagelijks een paar keer per week één keer per week minder dan één keer per week nooit Ruim de helft van de pedagogisch medewerkers (54%) nodigt dagelijks kinderen uit om zelf een boekje te lezen of bekijken (Grafiek 20). Grafiek 20 Frequentie Ik nodig kinderen uit om zelf een boekje te lezen/bekijken 100% 80% 0% 54% 52% 54% 34% 37% 35% 8% 7% 8% n.v.t. dagelijks nooit KDV (n=917) PSZ (n=317) TOTAAL (n=1242) een paar keer per week één keer per week minder dan één keer per week 24 Landelijke analyse Monitor BoekStart in de kinderopvang 2017

Er wordt niet zo veel gewerkt met digitale prentenboeken. Bijna twee derde werkt er nooit mee (61%). Bij kinderdagverblijven wordt vaker aangegeven dat men er nooit mee werkt (65%) dan bij peuterspeelzalen (49%), zie Grafiek 21. Grafiek 21 Frequentie Ik werk met digitale prentenboeken 100% 80% 0% 6% 13% 11% 3% 7% 4% 15% 19% 65% 49% 61% KDV (n=914) PSZ (n=315) TOTAAL (n=1237) n.v.t. dagelijks een paar keer per week één keer per week minder dan één keer per week nooit Bijna alle pedagogisch medewerkers lezen altijd of vaak voor als een kind daarom vraagt (91%), meer dan twee derde praat voor of na het voorlezen over het boek (), twee derde legt moeilijke woorden tijdens het voorlezen uit (66%), ongeveer een derde helpt kinderen altijd of vaak bij het uitkiezen van een boekje (32%) of organiseert activiteiten naar aanleiding van een voorgelezen boek (32%). Vooral het organiseren van activiteiten, maar ook het praten over een boek en het meteen uitleggen van moeilijke woorden gebeurt vaker op peuterspeelzalen dan op kinderdagverblijven (Grafiek 22). 25 Landelijke analyse Monitor BoekStart in de kinderopvang 2017

Grafiek 22 Activiteiten pedagogisch medewerkers (% vaak of altijd ) Ik help kinderen bij het uitkiezen van een boekje 32% 31% 32% Ik lees voor als een kind daarom vraagt 93% 91% Voor of na het voorlezen praat ik met de kinderen over het boek Ik leg moeilijke woorden tijdens het voorlezen uit 66% 83% 61% 79% 66% KDV (n=917) PSZ (n=317) TOTAAL (n=1242) Ik organiseer activiteiten naar aanleiding van een voorgelezen boek 26% 32% 52% 0% 80% 100% Pedagogisch medewerkers in peuterspeelzalen stimuleren ouders vaker om thuis voor te lezen (58%) en om naar de bibliotheek te gaan (44%) dan pedagogisch medewerkers van kinderdagverblijven (respectievelijk 21% en 11%) (Grafiek 23). Grafiek 23 Activiteiten pedagogisch medewerkers (% vaak of altijd ) Ik stimuleer ouders om thuis voor te lezen 21% 31% 58% Ik stimuleer ouders om naar de bibliotheek te gaan Ik praat met ouders over het boek dat is voorgelezen 11% 44% 26% 28% 27% KDV (n=916) PSZ (n=318) TOTAAL (n=1242) Ik attendeer ouders op digitale prentenboeken/kinderboekena pps 3% 5% 13% 0% 80% 100% 26 Landelijke analyse Monitor BoekStart in de kinderopvang 2017

In kinderdagverblijven pakken kinderen volgens hun pedagogisch medewerkers vaker zelf een boekje en vragen zij vaker om voorgelezen te worden dan in peuterspeelzalen (Grafiek 24). Grafiek 24 Activiteiten kinderen (% meer dan de helft of alle ) Kinderen pakken geregeld zelf een boekje 48% 64% Kinderen vragen zelf om voorgelezen te worden Kinderen laten de boekjes aan hun ouders zien 38% 21% 34% 9% 14% KDV (n=917) PSZ (n=318) TOTAAL (n=1243) Kinderen stellen vragen over de voorgelezen boekjes 17% 19% 18% 0% 80% 100% 27 Landelijke analyse Monitor BoekStart in de kinderopvang 2017

4 Verbanden Op locaties die 12 tot 24 maanden deelnemen aan BoekStart lijken medewerkers op sommige punten actiever dan op locaties die korter of langer deelnemen. Het voorlezen als vast programma-onderdeel en het voorlezen aan de hele groep gebeurt het meeste in het tweede jaar. Bij peuterspeelzalen heeft de aanwezigheid van een voorleescoördinator op de locatie een duidelijk positief verband met de voorleesactiviteiten van de pedagogisch medewerkers. Bij kinderdagverblijven is er geen verband gevonden. Op kinderdagverblijven zijn er meer activiteiten als er een voorleesplan is. Bij zowel peuterspeelzalen als kinderdagverblijven wordt vaker spontaan voorgelezen als minstens de helft van de pedagogisch medewerkers getraind is in interactief voorlezen. Op kinderdagverblijflocaties met een uitnodigende voorleeshoek in alle groepen wordt vaker dagelijks voorgelezen en is voorlezen vaker een vast programma onderdeel. Bij peuterspeelzalen zijn hier geen duidelijke verbanden. 4.1 Inleiding In dit slothoofdstuk wordt gekeken naar mogelijke verbanden tussen het beleid en de activiteiten van de instellingen (op basis van de data van de locatiemanagers/voorleescoördinatoren) en de activiteiten van de pedagogisch medewerkers. Vanwege verschillen tussen kinderdagverblijven en peuterspeelzalen op sommige punten (zie Hoofdstuk 3), zijn de analyses voor beide typen instellingen apart uitgevoerd. 4.2 Activiteiten pedagogisch medewerkers naar duur deelname BoekStart Voor sommige voorleesactiviteiten op kinderdagverblijven en peuterspeelzalen geldt dat pedagogisch medewerkers op locaties die 12 tot 24 maanden deelnemen aan BoekStart actiever zijn dan medewerkers op locaties die korter of langer meedoen (Grafiek 24 en 25). Er lijkt bij het voorlezen als vast programma-onderdeel en bij het voorlezen aan de hele groep sprake te zijn van een piek in het tweede jaar van deelname. Dit werd ook bij de analyse vorig jaar al vastgesteld. Bij peuterspeelzalen zijn de resultaten voor de groep die al meer dan twee jaar meedoet zelfs minder goed dan voor de groep die minder dan een jaar meedoet aan BoekStart. 28 Landelijke analyse Monitor BoekStart in de kinderopvang 2017

Grafiek 25 Activiteiten pedagogisch medewerkers naar duur deelname BoekStart - kinderdagverblijven (% dagelijks ) Ik lees voor aan de hele groep Voorlezen is een vast programma-onderdeel op mijn groep 42% 56% 46% 52% 66% 59% 0-12 maanden (n=307) 12-24 maanden (n=187) 24+ maanden (n=262) 0% 80% 100% Grafiek 26 Activiteiten pedagogisch medewerkers naar duur deelname BoekStart - peuterspeelzalen (% dagelijks ) Ik lees voor aan de hele groep Voorlezen is een vast programma-onderdeel op mijn groep 44% 27% 62% 55% 0 tot 12 maanden (n=65) 12 tot 24 maanden (n=71) langer dan 24 maanden (n=109) 0% 80% 100% Het stimuleren van ouders om naar de bibliotheek te gaan en het attenderen van ouders op digitale prentenboeken gebeurt juist meer naarmate men langer deelneemt aan BoekStart. 4.3 Activiteiten pedagogisch medewerkers naar aanwezigheid voorleescoördinator Bij peuterspeelzalen heeft de aanwezigheid van een voorleescoördinator op de locatie een duidelijk positief verband met de voorleesactiviteiten van de pedagogisch medewerkers (Grafiek 28). Bij kinderdagverblijven is dit verband er niet (Grafiek 27). 29 Landelijke analyse Monitor BoekStart in de kinderopvang 2017

Grafiek 27 Activiteiten pedagogisch medewerkers naar aanwezigheid voorleescoördinator - kinderdagverblijven (% dagelijks ) Ik lees voor aan de hele groep Voorlezen is een vast programma-onderdeel op mijn groep 46% 58% 58% voorleescoördinator op de locatie (n=713) geen voorleescoördinator op de locatie (n=48) 0% 80% 100% Grafiek 28 Activiteiten pedagogisch medewerkers naar aanwezigheid voorleescoördinator - peuterspeelzalen (% dagelijks ) Ik lees voor aan de hele groep Voorlezen is een vast programma-onderdeel op mijn groep 37% 62% 45% voorleescoördinator op de locatie (n=227) geen voorleescoördinator op de locatie (n=20) 0% 80% 100% Bij peuterspeelzalen is het percentage medewerkers dat voor of na het voorlezen vaak of altijd over het boek praat ook significant hoger als de locatie een voorleescoördinator heeft (85%) dan wanneer die er niet is (), bij kinderdagverblijven is er geen significant verschil. Wat betreft het contact met de ouders over voorlezen en boeken is er geen significant verband met de aanwezigheid van een voorleescoördinator. Dat er weinig significante verbanden zijn komt ook omdat er bijna geen locaties zonder voorleescoördinator zijn in de monitor. 4 4.4 Activiteiten pedagogisch medewerkers naar overige kenmerken locatie Bij kinderdagverblijven met een voorleesplan is voorlezen significant vaker een vast programma onderdeel () dan op kinderdagverblijven zonder voorleesplan (). Er is geen significant verschil tussen kinderdagverblijven met of zonder voorleesplan wat betreft het dagelijks voorlezen aan de hele groep. Bij peuterspeelzalen zijn geen 4 Bij kleine groepen wordt er minder snel een significant verschil gevonden omdat de toevalligheidsmarges groter zijn. 30 Landelijke analyse Monitor BoekStart in de kinderopvang 2017

significante verschillen gevonden, maar de groep zonder voorleesplan is hier ook beperkt in aantal (Grafieken 28 en 29). Grafiek 29 Activiteiten pedagogisch medewerkers naar voorleesplan - kinderdagverblijven (% dagelijks ) Ik lees voor aan de hele groep Voorlezen is een vast programma-onderdeel op mijn groep 47% 43% voorleesplan op locatie (n=578) geen voorleesplan op locatie (n=181) 0% 80% 100% Grafiek 30 Activiteiten pedagogisch medewerkers naar voorleesplan - peuterspeelzalen (% dagelijks ) Ik lees voor aan de hele groep Voorlezen is een vast programma-onderdeel op mijn groep 39% 23% 64% 49% voorleesplan op locatie (n=194) geen voorleesplan op locatie (n=53) 0% 80% 100% Op kinderdagverblijven met een voorleesplan zeggen medewerkers significant vaker kinderen te helpen bij het uitkiezen van een boekje (35% vaak/altijd), dan op kinderdagverblijven zonder voorleesplan (25%). Daarnaast stimuleren medewerkers van kinderdagverblijven met voorleesplan ouders significant vaker om thuis voor te lezen (24% vaak) of naar de bibliotheek te gaan (14% vaak) en attenderen zij ouders vaker op digitale prentenboeken/kinderboekenapps (4% vaak), dan kinderdagverblijven zonder voorleesplan (respectievelijk, 7% en 1%). Bij peuterspeelzalen zijn deze verschillen niet gevonden. Wanneer leesbevordering minstens maandelijks aan de orde komt in het teamoverleg, vragen medewerkers van kinderdagverblijven significant vaker aan een individueel kind of het voorgelezen wil worden (87% minstens een paar keer per week), dan wanneer leesbevordering minder vaak aan de orde komt (59%). Bij peuterspeelzalen is dit verband er niet. 31 Landelijke analyse Monitor BoekStart in de kinderopvang 2017

Bij zowel peuterspeelzalen als kinderdagverblijven wordt significant vaker spontaan voorgelezen als minstens de helft van de pedagogisch medewerkers getraind is in interactief voorlezen. Daarnaast wordt bij kinderdagverblijven significant vaker voorgelezen in de groep en bij peuterspeelzalen worden individuele kinderen significant vaker voorgelezen wanneer minstens de helft van de pedagogisch medewerkers is getraind in interactief voorlezen. Verder worden bij peuterspeelzalen waar minstens de helft is getraind in interactief voorlezen, kinderen vaker uitgenodigd om zelf een boekje te lezen / te bekijken. Er wordt significant vaker dagelijks voorgelezen op kinderdagverblijflocaties met een uitnodigende voorleeshoek in alle groepen, dan op locaties waar niet alle groepen een uitnodigende voorleeshoek hebben. Ook is voorlezen significant vaker een vast programma onderdeel op kinderdagverblijflocaties met een uitnodigende voorleeshoek in alle groepen. Voor peuterspeelzalen zijn er geen duidelijke verschillen (Grafieken 30 en 31). Grafiek 31 Activiteiten pedagogisch medewerkers naar uitnodigende voorleeshoek - kinderdagverblijven (% dagelijks ) Ik lees voor aan de hele groep Voorlezen is een vast programma-onderdeel op mijn groep 54% 53% 63% niet op alle groepen uitnodigende voorleeshoek (n=411) op alle groepen uitnodigende voorleeshoek (n=352) 0% 80% 100% Grafiek 32 Activiteiten pedagogisch medewerkers naar uitnodigende voorleeshoek - peuterspeelzalen (% dagelijks ) Ik lees voor aan de hele groep Voorlezen is een vast programma-onderdeel op mijn groep 37% 34% 61% 61% niet op alle groepen uitnodigende voorleeshoek (n=59) op alle groepen uitnodigende voorleeshoek (n=185) 0% 80% 100% 32 Landelijke analyse Monitor BoekStart in de kinderopvang 2017