Hof van Cassatie van België

Vergelijkbare documenten
Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Transcriptie:

3 FEBRUARI 2015 P.13.0951.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.13.0951.N T R S C D C, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Frederik Vanden Bogaerde, advocaat bij de balie te Kortrijk. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het cassatieberoep is gericht tegen het vonnis in hoger beroep van de correctionele rechtbank te Brugge van 26 april 2013, na verwijzing bij arrest van het Hof van 27 november 2012. De eiser voert in een memorie die aan dit arrest is gehecht, vier middelen aan. Plaatsvervangend advocaat-generaal Marc De Swaef heeft op 11 juli 2014 ter griffie een schriftelijke conclusie neergelegd. Raadsheer Antoine Lievens heeft verslag uitgebracht.

3 FEBRUARI 2015 P.13.0951.N/2 Plaatsvervangend advocaat-generaal Marc de Swaef heeft geconcludeerd. II. BESLISSING VAN HET HOF Beoordeling Eerste middel 1. Het middel voert schending aan van de artikelen 76, zesde lid en 78 in fine, Gerechtelijk Wetboek: de kamer van de rechtbank van eerste aanleg te Brugge was niet regelmatig samengesteld; de kamer was samengesteld uit drie rechters van de rechtbank van eerste aanleg in plaats van twee rechters in de rechtbank van eerste aanleg en een rechter in de arbeidsrechtbank. 2. Krachtens artikel 76, zesde lid, Gerechtelijk Wetboek, neemt ten minste één correctionele kamer in het bijzonder kennis van de overtredingen van de wetten en verordeningen over een van de aangelegenheden die behoren tot de bevoegdheid van de arbeidsgerechten, en, in geval van samenloop of samenhang, van genoemde overtredingen samen met een of meer overtredingen die niet behoren tot de bevoegdheid van de arbeidsgerechten. Krachtens artikel 78, vijfde lid, Gerechtelijk Wetboek is, wanneer de in artikel 76, zesde lid, bedoelde gespecialiseerde correctionele kamer bestaat uit drie rechters, zij samengesteld uit twee rechters van de rechtbank van eerste aanleg en een rechter in de arbeidsrechtbank. 3. Krachtens de bepalingen van artikel 578, 7º, Gerechtelijk Wetboek is de arbeidsreglementering een aangelegenheid die tot de bevoegdheid van de arbeidsgerechten behoort. De onder de telastleggingen A en B aan de eiser ten laste gelegde overtredingen hebben geen betrekking op de controle van arbeids- en rusttijden van een werknemer en betreffen derhalve niet de arbeidsreglementering. Dit is geen aangelegenheid die behoort tot de bevoegdheid van de arbeidsgerechten. Het middel dat uitgaat van een andere rechtsopvatting, faalt naar recht.

3 FEBRUARI 2015 P.13.0951.N/3 Tweede middel 4. Het middel voert schending aan van artikel 149 Grondwet, artikel 195 Wetboek van Strafvordering en de Verordening (EG) 2381/85 (lees: 3821/85) van de Raad bijlage 1B appendix 10 punt 3.4 van deel 2 en appendix 11, alsmede miskenning van het recht van verdediging en de bewijswaardering: de controle van de rij- en rusttijden en het gebruik van het tachograafapparaat gebeurde enkel door middel van het computerprogramma SOLID, terwijl bij gebrek aan de oorspronkelijke gegevens, de berekeningen en interpretaties van het programma SOLID niet kunnen worden nagegaan op hun deugdelijkheid; de verbalisant heeft nooit de moeite genomen om zelf de tachograafapparaten uit te lezen; dergelijke controle is onwettig, en in strijd met het bepaalde in deel 2 van appendix 10 en appendix 11 van de bijlage 1B bij de Verordening (EG) 2381/85 (lees: 3821/85) van de Raad punt 3.4.; het bestreden vonnis oordeelt onwettig dat men geen rekening moet houden met bepalingen van Europees recht bij de beoordeling van de wijze van vaststellen en verbaliseren. 5. Het middel preciseert niet hoe of waarom het bestreden vonnis artikel 149 Grondwet en artikel 195 Wetboek van Strafvordering schendt. In zoverre is het middel bij gebrek aan nauwkeurigheid niet ontvankelijk. 6. Krachtens artikel 1 Verordening (EG) nr. 3821/85 van de Raad van 20 december 1985 betreffende het controleapparaat in het wegvervoer, moet het controleapparaat in de zin van deze verordening ten aanzien van zijn constructie-, installatie-, gebruiks- en controle-eisen voldoen aan de voorschriften van deze verordening, met inbegrip van de bijlagen I en II. De appendix 10 van de bijlage IB van voormelde verordening bepaalt de minimaal vereiste beveiligingsdoelstellingen voor de bewegingsopnemer, de voertuigunit en de tachograafkaart, en de appendix 11 de algemene veiligheidsmechanismen ervan onder meer wat betreft de overdracht van gegevens naar externe opslagmedia, maar hebben geen betrekking op apparaten die door de bevoegde diensten worden gebruikt om de door die apparaten en tachograafkaarten geregistreerde gegevens te controleren.

3 FEBRUARI 2015 P.13.0951.N/4 7. In zoverre het middel ervan uitgaat dat de bepalingen van appendix 10 en 11 van bijlage 1B van de Verordening (EG) 3821/85 van de Raad van toepassing zijn op de apparatuur die aangewend wordt door de bevoegde ambtenaren om de controle op de toepassing van de bepalingen van de verordening te controleren, faalt het naar recht. 8. Het oordeel van het bestreden vonnis dat de wijze waarop de bevoegde agenten van de lidstaten opsporingen verrichten, vaststellingen doen en verbaliseren, niet geregeld wordt door het Europees recht, is naar recht verantwoord. In zoverre kan het middel niet worden aangenomen. 9. In zoverre het middel gericht is tegen het gebruik van het computerprogramma SOLID door de verbalisanten en het niet voorhanden zijn van de oorspronkelijke gegevens van de rij- en rusttijden, is het niet gericht tegen het bestreden vonnis, mitsdien niet ontvankelijk. Derde middel 10. Het middel voert schending aan van artikel 149 Grondwet en artikel 195 Wetboek van Strafvordering: het bestreden vonnis is niet wettig gemotiveerd doordat het verwijst naar een vonnis dat werd vernietigd door het Hof. 11. Het bestreden vonnis (p. 6) oordeelt met eigen redenen en dus op grond van een eigen redenering van de appelrechters dat de wijze waarop de bevoegde agenten van de lidstaten opsporingen verrichten, vaststellingen doen en verbaliseren, niet geregeld wordt door het Europees recht. Aldus is de beslissing regelmatig met redenen omkleed. Het feit dat het bestreden vonnis ter ondersteuning van die redenen verwijst naar rechtspraak die een vernietigde beslissing vermeldt, doet hieraan geen afbreuk. Het middel kan niet worden aangenomen. Vierde middel 12. Het middel voert schending aan van artikel 149 Grondwet en artikel 195 Wetboek van Strafvordering, alsmede miskenning van het vermoeden van onschuld: het bestreden vonnis legt ten onrechte de bewijslast op de eiser door te

3 FEBRUARI 2015 P.13.0951.N/5 oordelen dat de eiser zelf fouten zou moeten aantonen bij de wijze van controleren bij het gebruik van het computerprogramma SOLID. 13. Het middel preciseert niet hoe of waarom het bestreden vonnis artikel 149 Grondwet en artikel 195 Wetboek van Strafvordering schendt. In zoverre is het middel bij gebrek aan nauwkeurigheid niet ontvankelijk. 14. Zonder op dat punt te worden bekritiseerd, stelt het bestreden vonnis (p. 7) vast dat controleur Moeyaert werkte op basis van een digitale kopie van de gegevens uit de tachograaf en de bestuurderskaart. Het oordeelt ook: Niets wijst er op dat bij het kopiëren gegevens zouden vervormd zijn, of verloren gegaan zijn. Die reden draagt de beslissing. Het oordeel dat er door de eiser geen concrete fouten worden aangetoond, is een overtollige reden die de bestreden beslissing niet schraagt. Het middel is in zoverre niet ontvankelijk. 15. Voor het overige vereist het middel een onderzoek van feiten waarvoor het Hof niet bevoegd is en is het bijgevolg evenmin ontvankelijk. Ambtshalve onderzoek van de beslissing op de strafvordering 16. De substantiële of op straffe van nietigheid voorgeschreven rechtsvormen zijn in acht genomen en de beslissing is overeenkomstig de wet gewezen. Dictum Het Hof, Verwerpt het cassatieberoep. Veroordeelt de eiser tot de kosten. Bepaalt de kosten op 80,91 euro. Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, tweede kamer, samengesteld uit voorzitter Paul Maffei, als voorzitter, de raadsheren Alain Bloch, Peter Hoet, Antoine Lievens en Erwin Francis, en op de openbare rechtszitting van 3 februari 2015 uitgesproken door voorzitter Paul Maffei, in aanwezigheid van

3 FEBRUARI 2015 P.13.0951.N/6 plaatsvervangend advocaat-generaal Marc De Swaef, met bijstand van griffier Frank Adriaensen. F. Adriaensen E. Francis A. Lievens P. Hoet A. Bloch P. Maffei