Hof van Cassatie van België

Vergelijkbare documenten
Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Transcriptie:

27 JANUARI 2006 C.04.0201.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.04.0201.N V. A., Mr. Cécile Draps, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen D. P. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het cassatieberoep is gericht tegen een vonnis, op 27 januari 2004 in hoger beroep gewezen door de Rechtbank van Eerste Aanleg te Luik. Afdelingsvoorzitter Philippe Echement heeft verslag uitgebracht. Advocaat-generaal met opdracht Philippe de Koster heeft geconcludeerd.

27 JANUARI 2006 C.04.0201.F/2 II. CASSATIEMIDDEL Eiseres voert in haar memorie een middel aan. Geschonden wettelijke bepalingen - artikel 488bis - B, 4, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek, vóór de wijziging ervan bij de wet van 3 mei 2003; - de artikelen 17, 18, 813, 867, 1031, 1042 et 1122 van het Gerechtelijk Wetboek. Aangevochten beslissingen Het bestreden vonnis verklaart het hoger beroep van eiseres om de volgende redenen niet-ontvankelijk: Artikel 488bis - B, 4, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek verwijst naar het bepaalde in de artikelen 1027 tot 1034 van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de rechtspleging. Het gaat dus om een rechtspleging op eenzijdig verzoekschrift; in dat verband zegt artikel 1031 van het Gerechtelijk Wetboek: hoger beroep tegen de beschikking door de verzoeker of een tussenkomende partij, wordt binnen een maand na de kennisgeving ingesteld bij een verzoekschrift dat voldoet aan de bepalingen van artikel 1026 en wordt neergelegd op de griffie van het gerecht in hoger beroep. Met toepassing van die bepalingen kan alleen de verzoekende of tussenkomende partij hoger beroep instellen tegen de beschikking die uitspraak doet over het op artikel 488bis van het Burgerlijk Wetboek gegronde verzoekschrift. (Eiseres) heeft in deze zaak niet het initiatief voor de rechtspleging genomen en zij is er ook niet in tussengekomen. (Eiseres) is evenwel van oordeel dat de in het Belgisch recht bestaande eenzijdige rechtspleging op grond van artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden moet worden afgewezen. ( ) Het door (eiseres) aangevoerde middel is niet gegrond: - enerzijds mocht zij tussenkomen in de rechtspleging voor de eerste rechter om te kunnen deelnemen aan het debat vóór elke beslissing van harentwege. - als (eiseres) niet is tussengekomen, kan zij perfect derdenverzet doen tegen de betwiste beschikking en zij zal nadien een recht van hoger beroep hebben. Met toepassing van artikel 1031 van het Gerechtelijk Wetboek zal het hoger beroep bijgevolg niet-ontvankelijk worden verklaard.

27 JANUARI 2006 C.04.0201.F/3 Grieven Eiseres had voor de vrederechter geconcludeerd en aangevoerd dat de voorwaarden voor de aanwijzing van een voorlopig bewindvoerder wat haar betreft niet vervuld waren, dat haar vermogen niet in gevaar kwam,en zij gaf uitleg over het beheer van haar vermogen. De beschikking van 21 oktober 2003 vermeldt dat de raadslieden van eiseres en van verweerster op 15 oktober 2003 conclusies en een dossier hebben neergelegd en dat zij in hun uitleg werden gehoord. De twee beschikkingen van 23 september en 21 oktober 2003 preciseren dat de vrederechter uitspraak doet op tegenspraak. De appelconclusie die voor eiseres is genomen leidt uit die gegevens af dat zij noodzakelijkerwijs beschouwd moest worden als een partij bij de zaak, zodat zij enkel hoger beroep kon instellen, maar geen derdenverzet doen. Hoewel eiseres voor de eerste rechter geen geschrift heeft neergelegd met een uitdrukkelijk op schrift verzoekschrift tot tussenkomst overeenkomstig artikel 813 van het Gerechtelijk Wetboek, was zij wel degelijk partij in de zaak in eerste aanleg waardoor zij het recht kreeg hoger beroep in te stellen tegen de beschikking van 21 oktober 2003. Zij was immers niet louter met toepassing van artikel 488bis - B, 4, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek gehoord, maar zij was vertegenwoordigd, had geconcludeerd, een dossier neergelegd en was in haar uitleg gehoord. Artikel 813 van het Gerechtelijk Wetboek, volgens hetwelk de vrijwillige tussenkomst bij verzoekschrift wordt ingesteld, is niet op straffe van nietigheid voorgeschreven. Daarentegen moet voornoemd verzoekschrift, op straffe van nietigheid, de middelen en de conclusie van de tussenkomende partij bevatten. Hier is het door die bepaling beoogde doel bereikt aangezien eiseres voor de eerste rechter een omstandige conclusie heeft neergelegd waarin haar middelen zijn uiteengezet, de eerste rechter erop heeft geantwoord, en een dossier met stukken is neergelegd. Krachtens artikel 867 van het Gerechtelijk Wetboek kan het verzuim of de onregelmatigheid van de vorm van een proceshandeling of van de vermelding van een vorm niet tot nietigheid leiden, wanneer uit de gedingstukken blijkt, ofwel dat de handeling het doel heeft bereikt dat de wet ermee beoogt, ofwel dat die niet-vermelde vorm werkelijk in acht is genomen. Als een dergelijke omstandigheid de nietigheid kan dekken van het niet-naleven van een procedureel vormvereiste belet zij a fortiori dat een persoon die verschenen is en heeft geconcludeerd, niet beschouwd wordt als een partij die in het geding in tussengekomen. In de zin van artikel 1122 van het Gerechtelijk Wetboek, staat derdenverzet open voor ieder die niet behoorlijk is opgeroepen of niet in dezelfde hoedanigheid in de zaak is tussengekomen, met andere woorden voor degenen die niet aan het debat hebben deelgenomen en wier rechten of belangen door de gewezen beslissing geschaad kunnen worden. Derdenverzet is dus een buitengewoon rechtsmiddel dat voor derden openstaat om op te komen tegen een beslissing die hun rechten benadeelt terwijl zij geen verweer hebben kunnen voeren of hun argumenten niet hebben kunnen aanvoeren.

27 JANUARI 2006 C.04.0201.F/4 Bijgevolg is het uitgesloten dat een persoon die, ook al heeft hij geen verzoekschrift tot tussenkomst ingediend, voor de eerste rechter is verschenen, heeft geconcludeerd door zich te verzetten tegen de gevorderde maatregel en door zijn middelen aan te voeren, een dossier heeft neergelegd en gehoord is, derdenverzet kan doen. Die persoon moet dus worden beschouwd als een partij in de zaak zodat hij, krachtens de artikelen 17, 18, 1031 en 1042 van het Gerechtelijk Wetboek, alsook artikel 488bis - B, 4, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek, tegen de gewezen beslissing hoger beroep mag instellen. In zoverre het bestreden vonnis het hoger beroep van eiseres tegen de beschikking van 21 oktober 2003 niet-ontvankelijk verklaart, schendt het bijgevolg alle in het middel aangewezen bepalingen. III. BESLISSING VAN HET HOF Krachtens artikel 488bis-B, 4, van het Burgerlijk Wetboek, zoals het bestond ten tijde van het geschil, vóór de wijziging ervan bij de wet 3 mei 2003, wordt de te beschermen persoon door de griffier bij gerechtsbrief opgeroepen om door de vrederechter in raadkamer gehoord te worden en zijn de bepalingen van de artikelen 1027 tot 1034 van het Gerechtelijk Wetboek van toepassing. Uit de bewoordingen van de artikelen 1031 en 1033 van het Gerechtelijk Wetboek blijkt dat alleen de verzoeker en de tussenkomende partij hoger beroep tegen de beschikking mogen instellen. Artikel 813 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt dat vrijwillige tussenkomst bij verzoekschrift geschiedt dat, op straffe van nietigheid, de middelen en conclusie bevat. In deze zaak blijkt uit de stukken waarop het Hof vermag acht te slaan dat eiseres voor de vrederechter een conclusie heeft neergelegd met daarin haar middelen tot afwijzing van de door verweerster gevorderde maatregel en dat de partijen daarover uitleg hebben gegeven; de beroepen beschikking zegt dat eiseres concludeert tot niet-gegrondheid van het verzoekschrift dat ertoe strekte haar onder voorlopige bewindvoering te plaatsen. Uit die gegevens blijkt dat eiseres geen buitenstaander was in het debat voor de eerste rechter en dat zij partij bij de zaak is geworden. Door te beslissen dat eiseres niet in de rechtspleging is tussengekomen, schendt het bestreden vonnis de voornoemde wetsbepalingen.

27 JANUARI 2006 C.04.0201.F/5 Het middel is gegrond. Dictum Het Hof, Vernietigt het bestreden vonnis. Beveelt dat van dit arrest melding zal gemaakt worden op de kant van het vernietigde vonnis. Houdt de kosten en laat de beslissing daaromtrent aan de feitenrechter over. Verwijst de aldus beperkte zaak naar de Rechtbank van Eerste Aanleg te Hoei, zitting houdende in hoger beroep. Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, eerste kamer, samengesteld uit afdelingsvoorzitter Philippe Echement, en de raadsheren Didier Batselé, Albert Fettweis, Christiane Matray en Philippe Gosseries, en in openbare terechtzitting van zevenentwintig april tweeduizend en zes uitgesproken door afdelingsvoorzitter Philippe Echement, in aanwezigheid van advocaat-generaal met opdracht Philippe de Koster, met bijstand van griffier Marie-Jeanne Massart. Vertaling opgemaakt onder toezicht van afdelingsvoorzitter Robert Boes en overgeschreven met assistentie van griffier Philippe Van Geem. De griffier, De afdelingsvoorzitter,