ECLI:NL:RBAMS:2016:8771

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:RBAMS:2016:8488

ECLI:NL:RBGRO:2006:AZ9227

ECLI:NL:RBOBR:2017:1690

ECLI:NL:RBARN:2012:BX0442

ECLI:NL:RBDHA:2017:6102

ECLI:NL:RBSHE:2007:BC1229

ECLI:NL:RBOBR:2013:5748

ECLI:NL:GHARN:2007:AZ6619

ECLI:NL:RBARN:2009:BH4816

ECLI:NL:RBDOR:2012:BW6731

ECLI:NL:RBHAA:2006:AY3847

ECLI:NL:RBGRO:2006:AY6444

Uitspraak. Viditax (FutD), FutD GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN. locatie Arnhem nummer: 16/00615 uitspraakdatum: 8 augustus 2017

ECLI:NL:RBDHA:2015:7800

ECLI:NL:GHARL:2016:1535

ECLI:NL:RBMNE:2015:8351

ECLI:NL:RBDHA:2014:5556

ECLI:NL:RBROT:2016:9569

ECLI:NL:RBAMS:2013:8696

ECLI:NL:RBAMS:2015:9685

ECLI:NL:GHARN:2011:BT6229

ECLI:NL:RBSGR:2007:BC0614


ECLI:NL:RBARN:2008:BD8513

ECLI:NL:RBARN:2012:BY4188

ECLI:NL:RBNHO:2015:1985

ECLI:NL:RBZWB:2017:3691

ECLI:NL:RBMNE:2014:107

ECLI:NL:RBSGR:2010:BN3747

ECLI:NL:RBNHO:2017:6739

ECLI:NL:RBOBR:2014:7213

ECLI:NL:RBGEL:2016:2558

ECLI:NL:RBNNE:2017:2675

ECLI:NL:RBDHA:2015:3059

ECLI:NL:RBGEL:2014:2198

ECLI:NL:RBOVE:2013:3359

ECLI:NL:RBALK:2009:BJ1161

ECLI:NL:RBZWB:2016:7164

Rechtbank Gelderland AWB - 14 _ Belastingrecht

ECLI:NL:RBDHA:2017:7903

ECLI:NL:RBGEL:2015:1902

ECLI:NL:RBGEL:2013:6000

ECLI:NL:GHARL:2015:3979

ECLI:NL:RBNNE:2017:214

ECLI:NL:RBGEL:2017:11

ECLI:NL:RBDHA:2015:9396

ECLI:NL:RBOVE:2017:721

ECLI:NL:RBDHA:2017:7752

ECLI:NL:RBARN:2011:BP6681

ECLI:NL:GHARL:2015:2216

ECLI:NL:RBMID:2012:BY0806

ECLI:NL:RBOBR:2016:392

ECLI:NL:GHSHE:2016:4373

ECLI:NL:RBARN:2009:BI3591

ECLI:NL:RBROT:2015:1306

ECLI:NL:RBSGR:2012:BV8097

ECLI:NL:RBMNE:2014:5220

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580

ECLI:NL:RBHAA:2010:BM1234

ECLI:NL:GHSHE:2015:1938

ECLI:NL:RBSGR:2007:BB2855

ECLI:NL:RBNNE:2016:2567

ECLI:NL:RBGEL:2013:CA1901

ECLI:NL:GHAMS:2017:928 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/00024

ECLI:NL:RBNNE:2015:4387

ECLI:NL:RBZWB:2014:7077

ECLI:NL:RBOBR:2017:1221

ECLI:NL:GHARN:2012:BW7826

ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690

ECLI:NL:RBLIM:2017:544

ECLI:NL:GHLEE:2004:AR4710 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:GHDHA:2017:1341

ECLI:NL:RBDHA:2014:10175

ECLI:NL:RBARN:2009:BJ1550

ECLI:NL:RBDHA:2017:6306

ECLI:NL:GHDHA:2014:2773

ECLI:NL:RBOBR:2017:2875

ECLI:NL:RBROT:2017:2054

ECLI:NL:RBZWB:2016:4850

ECLI:NL:RBOBR:2017:2214

ECLI:NL:RBNNE:2017:3135

ECLI:NL:RBDHA:2014:241

ECLI:NL:RBNHO:2015:7536

ECLI:NL:RBZWB:2016:1839

ECLI:NL:RBGEL:2016:6801

ECLI:NL:RVS:2016:3390

ECLI:NL:RBGEL:2014:6996

ECLI:NL:RBZWB:2015:2161

ECLI:NL:RBGRO:2010:BO8890

ECLI:NL:GHAMS:2013:2044 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBBRE:2009:BJ4751

ECLI:NL:RBGEL:2017:4108

ECLI:NL:RBARN:2009:BM5546

ECLI:NL:RBNNE:2016:2911

ECLI:NL:GHAMS:2014:4268 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 13/00766

ECLI:NL:RBGEL:2016:4672

ECLI:NL:RBZWB:2016:6366

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 12 februari 2015, nummer LEE 13/1129, in het geding tussen belanghebbende en

ECLI:NL:RBBRE:2011:5319

ECLI:NL:GHAMS:2017:1784 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/00102 en 17/00232

Transcriptie:

ECLI:NL:RBAMS:2016:8771 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 23-12-2016 Datum publicatie 08-02-2017 Zaaknummer AMS 16 /805 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste aanleg - meervoudig Eiseres heeft zich in beroep ook op het standpunt gesteld dat verweerder de WOZ-waarde te hoog heeft vastgesteld, omdat verweerder bij de vaststelling van de gecorrigeerde vervangingswaarde geen rekening heeft gehouden met de economische veroudering door de slechte marksituatie. Eiseres stelt dat er sprake is van een lage bezettingsgraad waardoor er overcapaciteit is. De rechtbank overweegt dat het aan eiseres is om, indien zij een beroep doet op de toepasselijkheid van een correctie voor functionele veroudering die correctie te onderbouwen. De door eiseres overgelegde gegevens vormen onvoldoende onderbouwing voor een lage bezettingsgraad. Tenslotte overweegt de rechtbank, onder verwijzing naar de uitspraak van het Hof Amsterdam van 4 april 1997 (ECLI:NL:GHAMS:1997:AS4273), dat de bezettingscijfers van één jaar onvoldoende zijn als onderbouwing van een afschrijving vanwege functionele veroudering. Om functionele veroudering van de onroerende zaak aan te kunnen nemen, dient de onderbezetting van structurele aard te zijn. Vindplaatsen Rechtspraak.nl Uitspraak RECHTBANK AMSTERDAM Bestuursrecht zaaknummer: AMS 16/805 uitspraak van de meervoudige kamer van 23 december 2016 in de zaak tussen de stichting Stichting [bedrijf], te Heerlen, eiseres (gemachtigde: [naam gemachtigde] ), en de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verweerder.

Procesverloop Verweerder heeft bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) met dagtekening 30 april 2015 de waarde van de onroerende zaak [adres] te Amsterdam voor het kalenderjaar 2015 vastgesteld op 1.190.000. In hetzelfde geschrift is ook de aanslag onroerende-zaakbelasting (gebruikersbelasting) 2015 bekend gemaakt. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 24 december 2015 (de bestreden uitspraak) de bij beschikking vastgestelde waarde en de aanslag gehandhaafd. Eiseres heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 juli 2016. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam gemachtigde], kantoorgenoot van haar gemachtigde. Verweerder is verschenen in de persoon van mr. B. Brekveld, bijgestaan door J.C. Brijde, taxateur. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen binnen één week na de zitting te reageren op het door eiseres ter zitting overgelegde stuk, en om eiseres vervolgens in de gelegenheid te stellen binnen twee weken te reageren op de reactie van verweerder. Verweerder en eiseres hebben bij brieven van respectievelijk 3 augustus 2016 en 22 augustus 2016 van deze gelegenheid gebruik gemaakt. Met toestemming van partijen is vervolgens een nadere zitting achterwege gelaten en is het onderzoek op 13 december 2016 gesloten. Overwegingen 1.1. De rechtbank ziet zich ambtshalve voor de vraag gesteld of het beroep ontvankelijk is. De bestreden uitspraak is namelijk gericht aan eiseres, terwijl in het beroepschrift staat dat het beroep namens [bedrijf] is ingesteld. 1.2. Eiseres heeft ter zitting aangegeven dat [bedrijf] een intern orgaan is van eiseres. Het is de afdeling die de rekeningen verwerkt. In het verleden was dit onderdeel van het werk uitbesteed aan een extern bedrijf, [bedrijf], en werd het beroep daarom namens het [bedrijf] ingediend. Eiseres heeft aangegeven dat abusievelijk in het beroepschrift is opgenomen dat het beroep namens het [bedrijf] is ingesteld. Bedoeld is om namens eiseres beroep in te stellen. Dit blijkt volgens eiseres ook uit de bij het beroepschrift meegezonden volmacht.

1.3. De rechtbank stelt vast dat als bijlage bij het beroepschrift een volmacht is overgelegd. Blijkens deze volmacht heeft [de man] van [bedrijf] aan het adres [straatnaam] te Vught een volmacht verleend aan mevrouw [naam gemachtigde] voor onder andere het indienen van beroep. De volmacht is ondertekend te Heerlen. Uit het op 5 februari 2016 overgelegde uittreksel uit het handelsregister blijkt dat de hoofdvestiging van eiseres is gevestigd in Heerlen en dat [de man] als lid van de raad van bestuur zelfstandig bevoegd is om namens eiseres in rechte op te treden. De rechtbank overweegt dat duidelijk is dat bedoeld is om namens eiseres beroep in te stellen. Dit blijkt uit de volmacht die voor het einde van de beroepstermijn is ontvangen. De rechtbank acht het beroep daarom ontvankelijk. 2. De gemeente Amsterdam is genothebbende krachtens eigendom van de onroerende zaak. Eiseres is gebruiker van de onroerende zaak. De onroerende zaak is in 2008 gebouwd en wordt gebruikt als crèche/peuterspeelzaal. De onroerende zaak heeft een oppervlakte van 800 m². 3. In geschil is de waarde van de onroerende zaak op de waardepeildatum 1 januari 2014. 4. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat verweerder de WOZ-waarde te hoog heeft vastgesteld en bepleit een waarde van 931.000. 5. Verweerder heeft de door hem vastgestelde WOZ-waarde van de onroerende zaak onderbouwd door overlegging van een taxatierapport van 9 juni 2016, opgesteld door J.C. Brijde, taxateur te Amsterdam. Verweerder heeft de WOZ-waarde door middel van de gecorrigeerde vervangingswaarde voor waardepeildatum 1 januari 2014 vastgesteld op 1.190.000. 6.1. Volgens artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ wordt de waarde van een onroerende zaak bepaald op de waarde die aan die zaak dient te worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Volgens artikel 17, derde lid, van de Wet WOZ wordt in afwijking in zoverre van het tweede lid de waarde van een onroerende zaak, voor zover die niet tot woning dient, bepaald op de vervangingswaarde indien dit leidt tot een hogere waarde dan die ingevolge het tweede lid. Bij de berekening van de vervangingswaarde wordt rekening gehouden met: a.de aard en de bestemming van de zaak; b.de sedert de stichting van de zaak opgetreden technische en functionele veroudering, waarbij de invloed van latere wijzigingen in aanmerking wordt genomen. 6.2. In artikel 4, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling instructie waardebepaling Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Uitvoeringsregeling) is - voor zover hier van belang - bepaald dat de vervangingswaarde, bedoeld in artikel 17, derde lid, Wet WOZ, wordt berekend door bij de waarde van de grond van de onroerende zaak op te tellen de waarde van de opstal van de onroerende zaak. De waarde van de grond wordt bepaald door middel van de vergelijkingsmethode met behulp van marktgegevens. De waarde van de opstal wordt gesteld op de kosten die herbouw van een vervangend identiek object zouden vergen, gecorrigeerd met een factor voor technische veroudering en een factor voor functionele veroudering. 7. Eiseres heeft aangevoerd dat de gecorrigeerde vervangingswaarde niet hoger mag worden vastgesteld dan de bedrijfswaarde. Gelet op de jaarhuur is de waarde te hoog vastgesteld. Ter zitting heeft eiseres verklaard dat zij het er mee eens is dat de WOZ-waarde voor het pand met behulp van de gecorrigeerde vervangingswaarde wordt bepaald, maar heeft zij zich op het standpunt gesteld dat de gecorrigeerde vervangingswaarde niet de waarde in het economisch verkeer mag overschrijden. De rechtbank overweegt dat al uit artikel 17, derde lid van de Wet WOZ volgt dat de gecorrigeerde vervangingswaarde de waarde in het economisch verkeer mag overschrijden.

8. Eiseres heeft zich in beroep ook op het standpunt gesteld dat verweerder de WOZ-waarde te hoog heeft vastgesteld, omdat verweerder bij de vaststelling van de gecorrigeerde vervangingswaarde geen rekening heeft gehouden met de economische veroudering. Eiseres heeft ter onderbouwing van haar standpunt dat de WOZ-waarde te hoog is vastgesteld, aangevoerd dat sprake is van functionele veroudering door de slechte marksituatie. Eiseres stelt dat er sprake is van een lage bezettingsgraad waardoor er overcapaciteit is. Eiseres heeft in dat verband verwezen naar het [rapport] door het Waarborgfonds [bedrijf] en de Bracheorganisatie [bedrijf] en naar de Rabobank Cijfers & Trends Branche-informatie [bedrijf]. Ter zitting heeft eiseres ter onderbouwing een tabel met cijfers overgelegd met de bezettingsgraad van de onroerende zaak en van andere [bedrijven] en instellingen voor buitenschoolse opvang in Amsterdam. Eiseres heeft aangevoerd dat de bezettingsgraad van de onroerende zaak op 1 januari 2015 61% was voor buitenschoolse opvang en 80% voor [bedrijf], waardoor er gemiddeld gesproken kan worden van een bezettingsgraad van ongeveer 70%. Omdat het de voorgaande jaren iets beter moet zijn gegaan is er sprake van een bezettingsgraad van 75% en dus van een afschrijving van 25% vanwege functionele veroudering volgens eiseres. Zij heeft een taxatierapport overgelegd waarin, rekening houdend met een afschrijving voor functionele veroudering van 25 %, de onroerende zaak is getaxeerd op 931.000. 9. De rechtbank volgt verweerder niet in zijn ter zitting gehouden betoog dat de bezettingscijfers die eiseres ter zitting heeft overgelegd niet bij de beoordeling betrokken mogen worden omdat die te laat zijn overgelegd. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting immers geschorst en verweerder in de gelegenheid gesteld op de bezettingscijfers te reageren. Verweerder heeft dus voldoende gelegenheid gehad om een inhoudelijk standpunt over het ter zitting overgelegde stuk in te nemen. Onder die omstandigheden ziet de rechtbank geen aanleiding om dat stuk niet bij de beoordeling te betrekken. 10. De rechtbank overweegt dat de bewijslast van de juistheid van de aan de onroerende zaak toegekende waarde in beginsel rust op verweerder. Het is echter aan eiseres om, indien zij een beroep doet op de toepasselijkheid van een correctie voor functionele veroudering die correctie te onderbouwen. De rechtbank verwijst hiertoe naar de uitspraak van de Hoge Raad van 10 juli 2015 (ECLI:NL:HR:2015:1818). 11. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres echter niet onderbouwd dat verweerder uit had moeten gaan van een functionele veroudering van 25%. De algemene marktgegevens zijn daarvoor onvoldoende, omdat die niet specifiek zien op de in geding zijnde onroerende zaak. Ook het door eiseres ter zitting overgelegde overzicht is onvoldoende. Daaruit blijkt immers niet van wie de bezettingscijfers afkomstig zijn en op welke gegevens die bezettingscijfers zijn gebaseerd. Evenmin blijkt daaruit dat het hier gaat om de bezettingscijfers op de peildatum, 1 januari 2014. Verder overweegt de rechtbank dat eiseres met de bezettingscijfers geen inzicht heeft gegeven in de normale overcapaciteit die nodig is om pieken op te kunnen vangen. Verweerder heeft bovendien onbetwist gesteld dat eiseres op 1 juli 2014 een aanvraag heeft ingediend om het aantal [plaatsen] uit te breiden van 71 naar 86. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat dit er niet op wijst dat op 1 januari 2014 sprake was van een lage bezettingsgraad. Tenslotte overweegt de rechtbank, onder verwijzing naar de uitspraak van het Hof Amsterdam van 4 april 1997 (ECLI:NL:GHAMS:1997:AS4273), dat de bezettingscijfers van één jaar onvoldoende zijn als onderbouwing van een afschrijving vanwege functionele veroudering. Om functionele veroudering van de onroerende zaak aan te kunnen nemen, dient de onderbezetting van structurele aard te zijn. Eiseres heeft daarin met de overgelegde gegevens geen inzicht gegeven. 12. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van feiten die meebrengen dat sprake is van economische veroudering. De beroepsgrond kan derhalve niet slagen. 13. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met het taxatierapport van 9 juni 2016 voldoende

aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde voor onroerende zaak niet te hoog is vastgesteld. Dit betekent dat de rechtbank niet meer toekomt aan het door eiseres overgelegde taxatierapport. 14. Het beroep is ongegrond. 15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Beslissing De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W.C.M. van Emmerik, voorzitter, en mr. M.C.M. Hamer en mr. H.J. Schaberg, leden, in aanwezigheid van mr. S. van Douwen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 december 2016. griffier voorzitter Afschrift verzonden aan partijen op: Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam.