Hoofdrapportage STO 2009 Studententevredenheidsonderzoek NHTV



Vergelijkbare documenten
Feiten en cijfers. Studenttevredenheids onderzoek juni 2008

Voor intern gebruik bij een opleiding wordt gerapporteerd over alle stellingen, vragen, toelichtingen enz.

Leerlingtevredenheidsonderzoek

Resultaten NSE Resultaten Domein Gezondheid, Sport en Welzijn. Mei Institutional Research Afdeling Informatievoorziening en Technologie

Prestatie-indicatoren uit 1 cijfer ho en het algemeen studentenoordeel over de opleiding (nse).

céáíéå=éå=åáàñéêë= HBO-Monitor 2012: De arbeidsmarktpositie van afgestudeerden van het hbo juni 2013

Feiten en cijfers. HBO-Monitor 2010: De arbeidsmarktpositie van afgestudeerden van het hbo. juli 2011

NSE: Van vraag naar verbetering

Aantal respondenten Aantal benaderd

Factsheet. Samenvatting

Feiten en cijfers. HBO-Monitor 2013: De arbeidsmarktpositie van afgestudeerden van het hbo. juni 2014

Afgestudeerden en uitvallers in Avans en het hoger beroepsonderwijs

Onderzoek TNS NIPO naar thuiswinkelgedrag en de bekendheid van het Thuiswinkel Waarborg in Nederland

Inhoud Voorwoord Steekproefsamenstelling Resultaten Conclusies

Samenvatting en conclusies

Werkbelevingsonderzoek 2013

Factsheet. HBO-Monitor De arbeidsmarktpositie van hbo-afgestudeerden

Factsheet. HBO-Monitor De arbeidsmarktpositie van hbo-afgestudeerden

Factsheet. Samenvatting

OW Nameting project Studiekeuzegesprekken NHTV Opleiding International Game Architecture and Design

Nationaal Medewerkerstevredenheidsonderzoek

Factsheet. HBO-Monitor De arbeidsmarktpositie van hbo-afgestudeerden

Gemeentelijke Dienstverlening. Omnibus 2009

META-EVALUATIES

Bijlage 1: Vragenlijst factoren en items

Rapportage Medewerkersonderzoek 2013 de DCW medewerkers gedetacheerd

1,4% ten opzichte van studiejaar

*Inkomende post 3368 %PAGE%

De Reflector Studententevredenheidsonderzoek Hoofdrapportage. Communicatie & Marketing. Ellen van den Broek Wâtte Zijlstra

Deelrapportage "Apotheken door Cliënten Bekeken" Vorige en huidige meting Apotheek Den Hoorn

O.G. Heldringschool Den Haag. Leerlingtevredenheidspeiling Basisonderwijs Haarlem, november 2018

RKBS Bocholtz Bocholtz. Leerlingtevredenheidspeiling Basisonderwijs Haarlem, mei 2018

Jaarlijkse Studenten Enquete (JSE) Behaalde resultaten en samenvatting. Studiejaar

4e Montessori Pinksterbloem Amsterdam. Leerlingtevredenheidspeiling Basisonderwijs Haarlem, oktober 2018

*Inkomende post 3368 %PAGE%

Monitoring gebruikerstevredenheid invoering 130 km/h

Feiten en cijfers. Afgestudeerden en uitvallers in het hoger beroepsonderwijs. Mei 2015

Afgestudeerden en uitvallers in Avans en het hoger beroepsonderwijs

Maatschappelijke waardering van Nederlandse Landbouw en Visserij

Dit werk is gelicenseerd onder een Creative Commons Naamsvermelding-GeenAfgeleideWerken 3.0 Unported licentie. Resultaten SJBN Enquête 2012

Ondernemerschap binnen Avans Hogeschool. Collegejaar

Werkdruk in het onderwijs

FNV Vakantiewerk onderzoek 2013

Samenvatting en rapportage Klanttevredenheidsonderzoek PPF 2011/2012

TEVREDENHEIDSONDERZOEK ZAANLANDS LYCEUM 2014

Analyse NSE 2016 opleiding ergotherapie. Inhoud. 1 Inleiding

De arbeidsmarktpositie van afgestudeerden van het hoger beroepsonderwijs. HBO-Monitor G.W.M. Ramaekers

Langdurig ziekteverzuim van werknemers met een chronische ziekte of beperking Geeke Waverijn, Mieke Rijken

(V)SO De Piramide Den Haag. Leerlingtevredenheidspeiling Basisonderwijs Haarlem, februari 2018

Maatwerkrapportage bij Aansluitingsmonitor

AHK Studentenmonitor Faculteitsrapportage. Amsterdam, december Servicebureau Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten

Instroom hbo afgenomen maar forse groei aantal gediplomeerden

Uitval studenten. Sectorbeeld Onderwijs, Inspectie van het Onderwijs,

Jaarrapport Cenzo totaal 2013

Resultaten WO-monitor 2013

Nationale Studentenenquête 2014

Dit onderdeel gaat over diploma s van bekostigde opleidingen. Hierbij onderscheiden we diplomarendement en het aantal diploma s.

Feiten en cijfers. HBO-Monitor 2014: De arbeidsmarktpositie van afgestudeerden van het hbo. April 2015

Medewerkersonderszoek 2012/2013. Hoofdrapportage MBO branche

Leerlingtevredenheidsonderzoek

Analyse van de instroom van allochtone studenten op de pabo 1

Erasmus Universiteit Rotterdam, Van scholier naar student BIJLAGE 1 VRAGENLIJST STUDIEKEUZEGESPREKKEN

Tevredenheidsonderzoek. Rapportage over de tevredenheid van de jongeren die een programma volgen bij Prins Heerlijk.

Leerlingtevredenheidsonderzoek

Medewerkersonderzoek

Alle analyses die op basis van het 1 Cijfer hoger onderwijs zijn verricht zijn gebaseerd op de voltijd studenten.

Vondelschool Bussum. Leerlingtevredenheidspeiling Basisonderwijs Haarlem, april 2016

In opdracht van De Nieuwste School

Gemeente Moerdijk. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 20 juni 2017

Rapportage bij HBO aansluitingsmonitor

Cliëntenonderzoek. Meting april - mei Uw consultant Emile van Geelen. Groepsrapportage Sjaloom Zorg Cliënten. E: Emile.van.Geelen@effectory.

Meting tevredenheid werkgevers AANSLUITING MBO-ARBEIDSMARKT [ ]

Taal & Rekenen ThiemeMeulenhoff

B Creative Technology

De Haagse Hogeschool. Hogeschool Rotterdam. HBO-Nederland

EINDRAPPORTAGE OUDERTEVREDENHEIDSONDERZOEK 2017

Onderzoek tevredenheid medewerkers FICTIEF Rapportage. Walvis ConsultingGroep Amersfoort, maart 2012 Onderzoeker: drs.

FORMELE GESPREKKEN, REGELDRUK EN REGELRUIMTE. Analyse op basis van het Personeels- en Mobiliteitsonderzoek mei 2016

Opzet en uitvoering onderzoek 'Motie Straus'

CBS De Vaart Hoogersmilde. Oudertevredenheidspeiling Basisonderwijs Haarlem, juli 2016

Breda, 's-hertogenbosch, Tilburg. Selectie onderzoeksresultaten van de meting ViA-E docenten 2014

Zit de online burger wel online op u te wachten? Door: David Kok

Uitval en studiesucces van Avans studenten vergeleken met de landelijke cijfers in 2017

Resultaten vrijwilligerstevredenheidsonderzoek SZMK 2013

CQ-Index Opvang. Rapportage cliëntervaringsonderzoek niet-ambulante cliënten. Levantogroep

Factsheet Toelatingstoets PABO

Feiten en cijfers. HBO-Monitor 2015: De arbeidsmarktpositie van afgestudeerden van het hbo. Juni 2016

Instroom en Inschrijvingen

Resultaten WO-monitor 2011

Subsector sociale wetenschappen

Klanttevredenheid consultatiebureaus Careyn

Gemeente Roosendaal. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 26 juni 2017

Rapportage Kunsten-Monitor 2014

Tevredenheid over docenten

T e v r e d e n h e i d s p e i l i n g L e e r l i n g e n B s D e D o r e n h a g e n 2015

Samenvatting. VSO De Piramide/ Den Haag. Resultaten Leerlingtevredenheidspeiling (LTP) VSO De Piramide

Klanttevredenheidsonderzoek

100 DAGEN HR RAPPORTAGE

Cliëntenonderzoek Wet maatschappelijke ondersteuning Gemeente Zutphen 2015

Vakantiewerk onderzoek 2015 FNV Jong. Hans de Jong & Leon Pouwels Juni 2015

Transcriptie:

Hoofdrapportage STO 2009 Studententevredenheidsonderzoek NHTV Kwaliteit, planning & control Ellen van den Broek Breda, augustus 2009

2 Studententevredenheidsonderzoek NHTV 2009

Inhoudsopgave 1. Inleiding 5 2. Methode van onderzoek 7 2.1. Respons en representativiteit 7 2.1.1. Respons op instellingsniveau 7 2.1.2. Respons naar academie en opleiding 8 2.1.3. Kenmerken steekproef 9 2.1.4. Representativiteit 9 2.2. Normering tevredenheidsaspecten 10 3. Resultaten 11 3.1. Tevredenheid algemeen 11 3.1.1. Rapportcijfers op instellingsniveau 11 3.1.2. Tevreden versus ontevreden studenten 12 3.2. Onvoldoende, voldoende, goede en excellente aspecten 15 3.3. Stijgingen en dalingen ten opzichte van STO 2006 16 3.4. Prioriteiten 17 3.5. Motivatie en studievoortgang 18 3.5.1. Gemiddelde urenbesteding studie 18 3.5.2. Studievoortgang 20 3.5.3. Activiteiten naast studie 22 3.5.4. Motivatie 23 3.6. Studeren met een functiebeperking 24 3.7. Aansluiting vooropleiding 26 3.8. NHTV thema s 31 4. NHTV strategie 33 4.1. Academisering 33 4.2. Internationalisering 34 4.3. Excellentie 37 5. Vergelijking met landelijke tevredenheidsonderzoeken 41 5.1. Nationale Studentenenquête 41 5.2. HBO-monitor 41 5.3. Studententevredenheidsonderzoek (STO) HBO-raad 44 Bijlage 1: Factsheets NHTV en academies Bijlage 2: Vragenlijst STO NHTV 2009 Studententevredenheidsonderzoek NHTV 2009 3

4 Studententevredenheidsonderzoek NHTV 2009

1. Inleiding Waar zijn NHTV-studenten tevreden over? Hoeveel uur per week besteden studenten aan hun studie? Welke studenten beoordelen hun opleiding als excellent? Dit zijn slechts enkele vragen die beantwoord worden in deze hoofdrapportage van het Studententevredenheidsonderzoek (STO) 2009 van NHTV. De resultaten van het STO 2009 worden op verschillende manieren gerapporteerd. In de factsheets (bijlage 1) is voor een deel van de resultaten in één oogopslag zichtbaar of een aspect onvoldoende, voldoende, goed of excellent scoort. Via intranet is ook een digitale rapportage beschikbaar waarin alle resultaten van NHTV, de academies, opleidingen en opleidingsvarianten zijn weergegeven. Voorliggende hoofdrapportage biedt door middel van aanvullende analyses een verdieping van de hogeschoolbrede resultaten. Enkele aspecten uit de factsheets worden op een andere manier gepresenteerd maar er is ook uitgebreid aandacht voor onderwerpen die niet in de factsheets voorkomen zoals de motivatie en studievoortgang van studenten. In hoofdstuk 4 wordt de tevredenheid van studenten beschreven over onderwerpen die betrekking hebben op de drie strategische speerpunten van NHTV: academisering, internationalisering en excellentie. In deze rapportage worden echter niet alleen de resultaten van het STO gepresenteerd. Hoofdstuk 5 is gewijd aan resultaten van landelijke onderzoeken. De Nationale Studentenenquête (NSE), het STO van de HBO-raad en de HBO-monitor (onderzoek onder alumni) komen aan de orde. Waar mogelijk zijn de resultaten van die onderzoeken vergeleken met de resultaten van het STO van NHTV. Voor meer informatie, vragen of opmerkingen over dit onderzoek of de rapportage(s) kunt u altijd contact opnemen. Ellen van den Broek Kwaliteit, planning & control Studententevredenheidsonderzoek NHTV 2009 5

6 Studententevredenheidsonderzoek NHTV 2009

2. Methode van onderzoek Het studententevredenheidsonderzoek (STO) van NHTV is dit jaar voor de derde keer hogeschoolbreed uitgevoerd. Dit jaar zijn alle bachelorstudenten (voltijd, deeltijd en duaal) met een eerste inschrijving aan NHTV uitgenodigd aan het digitale onderzoek deel te nemen. Het veldwerk van het onderzoek heeft plaatsgevonden van 16 maart tot en met 12 april 2009. Onderzoeksbureau ResearchNed uit Nijmegen heeft het veldwerk en de digitale rapportages verzorgd. Bij het samenstellen van de vragenlijst voor 2009 is de vragenlijst van 2006 als uitgangspunt genomen. Een deel van de vragen is gelijk gehouden om het vergelijken van vragen over de jaren mogelijk te maken. De vragenlijst is echter ook aangepast om het instrument actueel te houden en te laten aansluiten bij de veranderde omgeving van NHTV. In de vragenlijst zijn in 2009 de volgende onderwerpen opgenomen: Sfeer Studieprogramma Voorbereiding op de beroepspraktijk Onderwijs en werkvormen Toetsing Docenten Ondersteuning ELO/N@tschool Informatievoorziening Faciliteiten Motivatie en studievoortgang Algemeen oordeel NHTV thema s Aansluiting vooropleiding Achtergrondgegevens In de digitale vragenlijst zijn de verschillende vragenblokken gerouleerd om volgorde effecten te voorkomen. Voor de studenten van de Engelstalige opleidingen was de vragenlijst ook in het Engels beschikbaar. 2.1. Respons en representativiteit In deze paragraaf wordt de respons voor de gehele NHTV en per academie en opleiding beschreven. Daarnaast wordt een beeld geschetst van de steekproef aan de hand van achtergrondvariabelen ( 2.1.3.). In 2.1.4. wordt nader ingegaan op de representativiteit van het onderzoek. 2.1.1. Respons op instellingsniveau In totaal hebben 2.207 studenten de vragenlijst van het STO ingevuld. Dit is een responspercentage van 35,7%. Dit percentage is hoger dan in 2003 en 2006 toen een respons van 18% en 25% werd behaald. Deze toename in de respons is mogelijk te verklaren door de persoonlijke aanpak van de communicatie naar studenten. Studenten werden benaderd uit naam van contactpersonen van de opleiding. Daarnaast hebben medewerkers van opleidingen en academies zich ingespannen om studenten te stimuleren het onderzoek in te vullen. De Engelse vragenlijst is door 835 studenten ingevuld. Dit is 37,8% van het totale aantal respondenten. Studententevredenheidsonderzoek NHTV 2009 7

2.1.2. Respons naar academie en opleiding In tabel 2.1.1 is een overzicht gegeven van de respons per academie en opleiding. De hoogste respons is behaald door de Academie voor stedenbouw, logistiek en mobiliteit (43,7%). Van de opleidingen Verkeerskunde en Logistiek en Technische Vervoerskunde hebben meer dan 50% van de studenten deelgenomen aan het onderzoek. 25,1% van de studenten van de opleiding International Media and Entertainment Management heeft gerespondeerd. Aantal ingeschreven studenten op 5-3-2009 Aantal respondenten Respons% Academie voor stedenbouw, logistiek en mobiliteit 750 328 43,7% Logistiek en Economie (inclusief IP) 204 74 36,3% Logistiek en Technische Vervoerskunde (inclusief IP) 111 56 50,5% Ruimtelijke Ordening en Planologie 284 119 41,9% Verkeerskunde 151 79 52,3% Academie voor toerisme 2.272 770 33,9% Associate degree Functiegericht toerisme en recreatie 144 69 47,9% Functiegericht toerisme en recreatie 455 212 46,6% Management toerisme 934 275 29,4% International Tourism Management (ITMC, ITTI en IP) 739 214 29,0% Academy for Digital Entertainment 799 222 27,8% International Game Architecture and Design 193 70 36,3% International Media and Entertainment Management 606 152 25,1% Academy for Leisure 1.522 545 35,8% Vrijetijdsmanagement 1.277 427 33,4% International Leisure Management (inclusief IP) 245 118 48,2% Academy of Hotel/Facility Management 839 342 40,8% International Facility Management 389 150 38,6% International Hotel Management 450 192 42,7% NHTV 6.182 2.207 35,7% Tabel 2.1.1 8 Studententevredenheidsonderzoek NHTV 2009

2.1.3. Kenmerken steekproef In tabel 2.1.2 is de verdeling van de steekproef weergegeven naar achtergrondvariabelen. Voor het eerst is gevraagd of studenten een functiebeperking of chronische ziekte hebben die hen belemmert bij het studeren. 10% van de studenten geeft aan een functiebeperking te hebben. In 3.6. worden de ervaringen van deze groep studenten nader bekeken. Kenmerken steekproef Aantal respondenten Percentage 1 Geslacht Man 862 39% Vrouw 1.345 61% Leeftijd Jonger dan 20 jaar 378 17% 20 tot en met 23 jaar 1.440 65% Ouder dan 23 jaar 389 18% Vooropleiding HAVO 922 42% VWO 353 16% MBO 559 25% Colloquium doctum 91 4% Buitenlands diploma 246 11% Overig 36 2% Studiejaar 1 530 24% 2 549 25% 3 492 22% 4 575 26% 5 of meer 61 3% Vorm Voltijd 2.126 96% Deeltijd 44 2% Duaal 37 2% Nederlandse/buitenlandse student Nederlands 1.985 90% Buitenlands 222 10% Functiebeperking Ja 218 10% Nee 1.895 86% Wil ik niet beantwoorden 94 4% Tabel 2.1.2 2.1.4. Representativiteit Representativiteit is de mate waarin de respondenten een goede afspiegeling vormen van de totale populatie. Voor een optimale representativiteit worden de resultaten van het STO herwogen naar opleiding. Door het herwegen op deze variabele worden de effecten van een ondervertegenwoordiging of oververtegenwoordiging van bepaalde opleidingen recht getrokken. Alle resultaten in deze hoofdrapportage, de digitale rapportages en de factsheets zijn herwogen. Alleen de gegevens in hoofdstuk 2 van deze rapportage zijn ongewogen. In 2003 en 2006 zijn geen weegfactoren gebruikt bij de analyse van de resultaten. Om de resultaten van 2009 toch zo goed mogelijk te vergelijken met de voorgaande metingen, zijn de resultaten van 2003 en 2006 in deze rapportage en in de digitale rapportages ook herwogen naar opleiding. Door 1 Het weergegeven percentage is niet gerelateerd aan de populatie en is dus ook geen responspercentage. Studententevredenheidsonderzoek NHTV 2009 9

deze herweging kan het voorkomen dat er kleine afwijkingen te zien zijn ten opzichte van de in eerdere jaren gerapporteerde resultaten. 2.2. Normering tevredenheidsaspecten In de vragenlijst van het STO 2009 zijn vragen opgenomen met verschillende antwoordmogelijkheden. De meeste tevredenheidsvragen hebben een antwoordmogelijkheid van 1 tot 10 (1= zeer ontevreden tot 10= zeer tevreden). Daarnaast was er de mogelijkheid om weet niet/niet van toepassing in te vullen. Voor deze tevredenheidsaspecten wordt de volgende normering gehanteerd. Normering gemiddelde rapportcijfers STO 2009 (schaal 1-10) Onvoldoende Voldoende Goed Excellent < 6,0 6,0 en < 7,0 7,0 en < 8,0 8,0 Tabel 2.2.1 Van alle tevredenheidsaspecten die gemeten zijn met een 10-puntschaal zijn factsheets gemaakt voor de gehele instelling en de afzonderlijke academies en opleidingen. In bijlage 1 zijn de factsheets van NHTV en de academies terug te vinden. Aan de hand van de bovenstaande normering zijn de scores op de verschillende aspecten voorzien van de kwalificatie onvoldoende, voldoende, goed en excellent. In de factsheet is naast de gemiddelde score eveneens het belang van het aspect weergegeven en of er sprake is van een significante stijging of daling ten opzichte van 2006 10 Studententevredenheidsonderzoek NHTV 2009

3. Resultaten In de factsheets (zie bijlage 1) wordt op één A4-tje een overzicht gegeven van een belangrijk deel van de resultaten van het STO. In dit hoofdstuk worden enkele resultaten uit de NHTV-brede factsheet nader bekeken. Daarnaast wordt ook uitgebreid ingegaan op resultaten die niet in de factsheets zijn weergegeven. In 3.1. komt de algemene tevredenheid van studenten aan de orde. Een overzicht van aspecten die onvoldoende of goed scoren wordt in 3.2. weergegeven. De belangrijkste stijgingen en dalingen in de tevredenheid van studenten ten opzichte van STO 2006 worden in 3.3 beschreven. Een methode om verbeterprioriteiten te bepalen komt in 3.4. aan de orde. In 3.5.wordt uitgebreid ingegaan op de motivatie en de studievoortgang van studenten. Studeren met een functiebeperking komt in 3.6. aan de orde. De ervaringen van eerstejaars studenten over de aansluiting van de vooropleiding op de HBO-opleiding wordt beschreven in 3.7. In 3.8. wordt tenslotte ingegaan op enkele thema s die van belang zijn binnen NHTV. 3.1. Tevredenheid algemeen In deze paragraaf wordt de tevredenheid van studenten belicht. In 3.1.1. worden de hogeschoolbrede rapportcijfers bekeken. In 3.1.2. wordt nader ingegaan op de verschillen tussen tevreden en ontevreden studenten. 3.1.1. Rapportcijfers op instellingsniveau In figuur 3.1.1 is het algemene oordeel van de studenten over de opleiding en NHTV weergegeven voor 2009, 2006 en 2003. Er is sprake van een significante toename in de tevredenheid. Het rapportcijfer voor de opleiding steeg van een 6,7 in 2003 naar een 7,0 in 2009. Het algemene oordeel over NHTV steeg van een 6,5 naar een 6,9. Algemeen oordeel opleiding en NHTV 2003-2009 7,0 Algeheel oordeel opleiding * 6,8 6,7 2009 2006 2003 6,9 Algeheel oordeel NHTV * 6,6 6,5 Figuur 3.1.1 (* = significant verschil) 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Studententevredenheidsonderzoek NHTV 2009 11

Voor het eerst is aan de studenten gevraagd een algemeen oordeel te geven over verschillende tevredenheidsaspecten. Wanneer deze algemene oordelen worden bekeken (figuur 3.1.2), valt op dat studenten het meest tevreden zijn over de sfeer (7,5). Dit is het enige aspect dat goed scoort. De overige aspecten scoren voldoende. Studenten zijn het minst positief over ELO/N@tschool (6,0) en de informatievoorziening (6,1). Met een correlatieanalyse is bepaald welke tevredenheidsaspecten de grootste samenhang vertonen met de tevredenheid over de opleiding. Hieruit blijkt dat alle aspecten significant samenhangen. Het algemene oordeel over de opleiding blijkt echter de sterkste samenhang te vertonen met het studieprogramma, onderwijs- en werkvormen en de docenten. De minste samenhang bestaat tussen het algemene oordeel over de opleiding en het oordeel over ELO/N@tschool en de faciliteiten. Rapportcijfers tevredenheidsaspecten 2009 Sfeer 7,5 Studieprogramma 6,9 Docenten 6,9 Ondersteuning 6,6 Onderwijs- en werkvormen 6,6 Voorbereiding beroepspraktijk 6,5 Toetsing 6,4 Faciliteiten 6,3 Informatievoorziening 6,1 ELO/N@tschool 6,0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Figuur 3.1.2 3.1.2. Tevreden versus ontevreden studenten De respondenten zijn ingedeeld in vier groepen op basis van het rapportcijfer dat ze hebben gegeven voor de opleiding. De normering zoals vermeld in 2.2. is hierbij gebruikt. Zo zijn bijvoorbeeld studenten die de opleiding een cijfer lager dan 6 gaven, geclusterd in de groep onvoldoende. Uit figuur 3.1.3 blijkt dat het percentage studenten dat de opleiding als onvoldoende (lager dan 6,0) beoordeelt, is gedaald van 12% in 2003 naar 8% in 2009. Het percentage excellente oordelen (8,0 en hoger) is gestegen van 23% naar 28%. 12 Studententevredenheidsonderzoek NHTV 2009

Algemeen oordeel opleiding 2009 8% 17% 47% 28% 2006 9% 20% 45% 26% lager dan 6,0 6,0 7,0 8,0 en hoger 2003 12% 22% 42% 23% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Figuur 3.1.3 Welke studenten beoordelen hun opleiding als onvoldoende of juist excellent? Eerste- en tweedejaarsstudenten blijken hun opleiding vaker als excellent te beoordelen dan ouderejaars. Dit geldt ook voor studenten die (ver) voor zijn op het studieschema, buitenlandse studenten, studenten van een Engelstalige opleiding, Vwo ers en studenten met een buitenlands diploma of colloquium doctum. 8% van de studenten die een duale opleiding volgen, geeft hun opleiding een 8 of hoger. Dit percentage is aanzienlijk lager dan hogeschoolbreed het geval is (28%). Studenten die de opleiding met een cijfer lager dan 6 beoordelen, blijken wat vaker derdejaars- of vijfdejaarsstudenten te zijn. Opvallend is dat buitenlandse studenten, studenten van een Engelstalige opleiding en studenten die (ver) voor zijn op het studieprogramma de opleiding ook vaker een onvoldoende geven. Eerder is al opgemerkt dat deze studenten hun opleiding ook vaker als excellent beoordelen. Deze studenten lijken dus uitgesprokener in hun beoordeling van de opleiding dan andere groepen studenten. Zie figuur 3.1.4 en 3.1.5 voor een grafische weergave. De gekleurde verticale lijnen geven de hogeschoolbrede percentages studenten aan die de opleiding als onvoldoende (rode lijn; 8%) of excellent (blauwe lijn; 28%) beoordelen. Studententevredenheidsonderzoek NHTV 2009 13

Achtergrond studenten die opleiding als onvoldoende of excellent beoordelen (2) duaal deeltijd voltijd 8% 5% 7% 8% 27% 28% 1e jaar 6% 34% 2e jaar 7% 30% 3e jaar 12% 22% Excellent Onvoldoende 4e jaar 7% 25% 5e jaar of meer 16% 22% (ver) achter op studieprogramma 9% 23% precies volgens studieprogramma 7% 29% (ver) voor op studieprogramma 11% 35% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Figuur 3.1.4 Achtergrond studenten die opleiding als onvoldoende of excellent beoordelen (2) Taal opleiding Engels 12% 30% Taal opleiding Nederlands 5% 26% Buitenlandse student 17% 33% Nederlandse student 7% 27% Onvoldoende Havo 8% 26% Excellent Vwo 6% 32% Mbo 5% 25% Buitenlands diploma 17% 33% Colloquium doctum 6% 35% Overig 10% 26% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Figuur 3.1.5 Het is interessant om te kijken op welke gebieden studenten die de opleiding een onvoldoende geven verschillen van studenten die de opleiding als excellent beoordelen. In figuur 3.1.6 zijn de verschillen in beeld gebracht. Studenten die hun opleiding als excellent beoordelen, zijn met name tevreden over de sfeer (8,2), het studieprogramma (7,8) en de docenten (7,6). Studenten die hun opleiding een onvoldoende geven, zijn met name ontevreden over de onderwijs- en werkvormen (4,9), de informatievoorziening (4,9) en ELO/ N@tschool (5,0). 14 Studententevredenheidsonderzoek NHTV 2009

Verschillen in tevredenheid op basis van algemeen oordeel opleiding Sfeer 6,5 7,0 7,5 8,2 Studieprogramma 5,1 6,2 6,9 7,8 Voorbereiding beroepspraktijk 5,2 5,8 6,5 7,2 Onderwijs- en werkvormen 4,9 5,9 6,6 7,4 Toetsing Docenten 5,4 5,5 5,9 6,4 6,3 7,0 6,9 7,6 Oordeel opl. onvoldoende Oordeel opl. voldoende Oordeel opl. goed Oordeel opl. excellent Ondersteuning 5,5 6,0 6,7 7,4 ELO/N@tschool 5,0 5,7 6,1 6,4 Informatievoorziening 4,9 5,6 6,1 6,7 Faciliteiten 5,6 5,9 6,1 6,9 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Figuur 3.1.6 In 3.1.1. kwam al naar voren dat de grootste samenhang bestaat tussen het oordeel over de opleiding en het studieprogramma, de onderwijs- en werkvormen en de docenten. In figuur 3.1.6 is dit ook terug te zien. De grootste verschillen in tevredenheid tussen beide groepen studenten hebben betrekking op deze drie onderwerpen. Studenten die de opleiding als excellent beoordelen, geven het studieprogramma een 7,8, de docenten een 7,6 en de onderwijs- en werkvormen een 7,4. Bij studenten die de opleiding als onvoldoende beoordelen, liggen deze gemiddelden op 5,1; 5,5 en 4,9. 3.2. Onvoldoende, voldoende, goede en excellente aspecten In deze paragraaf worden voor NHTV als geheel de tevredenheidsaspecten 2 ingedeeld in de categorieën onvoldoende, voldoende, goed en excellent. Uitgangspunt voor deze indeling is het gemiddelde rapportcijfer (zie 2.2.). Opvallend is dat veruit de meeste aspecten tussen 6,0 en 7,0 scoren en dus als voldoende kunnen worden bestempeld. Er werd instellingsbreed niet excellent gescoord. In tabel 3.2.1 zijn de aspecten weergegeven die gemiddeld lager scoorden dan een 6,0. De laagste beoordeling kreeg het aantal rustige werkplekken (4,5). Vier aspecten die onvoldoende scoren hebben betrekking op de informatievoorziening. Onvoldoende aspecten; gemiddelde score <6,0 Score Het aantal rustige werkplekken 4,5 Het aantal werkplekken voor groepsopdrachten 5,1 De communicatie over de resultaten en gevolgen van evaluaties/round tables 5,7 Het gebruiksgemak van de ELO 5,7 De feedback die je krijgt op toetsen 5,7 De duidelijkheid over waar welke informatie te vinden is 5,8 De informatiefunctie van de ELO 5,8 De coaching op (competentie)ontwikkeling 5,8 De informatievoorziening rondom de lesroosters en roosterwijzigingen 5,9 De mate waarin je in aanraking komt met de internationale beroepspraktijk 5,9 De informatievoorziening m.b.t. keuzemogelijkheden in je studieprogramma 5,9 Tabel 3.2.1 2 Het betreft hier alleen de aspecten die gemeten zijn met een antwoordschaal van 1 t/m 10. Studententevredenheidsonderzoek NHTV 2009 15

Drie van de negen aspecten die goed scoren, hebben betrekking op de sfeer. De sfeer tussen studenten onderling, de sfeer binnen de opleiding en de sfeer binnen het gebouw waar je je opleiding volgt scoren het hoogst met een 7,9; 7,5 en 7,4. Wat betreft studieprogramma worden de mogelijkheden om naar het buitenland te gaan goed gewaardeerd. Zowel de mogelijkheden voor stages buiten Nederland als de mogelijkheden voor deelname aan programmaonderdelen buiten Nederland scoren goed met een 7,1. Goede aspecten; gemiddelde score 7,0 en <8,0 Score De sfeer tussen studenten onderling 7,9 De sfeer binnen de opleiding 7,5 De sfeer binnen het gebouw waar je je opleiding volgt 7,4 De kwaliteit van het contact met de decaan 7,2 De deskundigheid van de docenten op hun vakgebied 7,2 De haalbaarheid van de studie in het voorgeschreven tempo 7,2 De mogelijkheden voor stages buiten Nederland 7,1 De verantwoordelijkheid die je krijgt voor je eigen studie 7,1 De mogelijkheden voor deelname aan programmaonderdelen buiten Nederland 7,1 Tabel 3.2.2 In bijlage 1 zijn factsheets opgenomen voor NHTV en de verschillende academies. Van deze factsheets is in één oogopslag de indeling van tevredenheidsaspecten in onvoldoende, voldoende, goed en excellent af te lezen. 3.3. Stijgingen en dalingen ten opzichte van STO 2006 Wanneer de resultaten van 2009 worden vergeleken met de resultaten van 2006 valt op dat er veel significante stijgingen in de gemiddelde rapportcijfers te zien zijn. De aspecten die de grootste stijging laten zien, zijn geselecteerd en weergegeven in tabel 3.3.1. De kleuren in de tabel verwijzen naar onvoldoende (rood), voldoende (oranje), goede (groen) en excellente (blauw) aspecten. Zie voor de normering 2.2. De tevredenheid over de beschikbare ICT-faciliteiten is significant gestegen van 5,4 naar 6,4. Dit aspect is daarmee van een onvoldoende score naar een voldoende score gegaan. De waardering voor het kwaliteitsniveau van het Engels van docenten is van een 5,0 naar een 5,9 gegaan. Uit tabel 3.3.1 blijkt dat de aspecten die de sterkste stijging vertonen vaak onvoldoende scoren. Het is positief dat juist deze aspecten een sterke stijgende lijn vertonen. Aspecten met significante stijging (grootste stijgingen geselecteerd) Score 2006 Score 2009 De beschikbare ICT-faciliteiten (o.a. PC s, draadloos netwerk) 5,4 6,4 Het kwaliteitsniveau van het Engels van de docenten * 5,0 5,9 Het aantal rustige werkplekken 3,9 4,5 Het aantal werkplekken voor groepsopdrachten 4,5 5,1 De begeleiding bij problemen in de studievoortgang 6,4 6,8 Het gebruiksgemak van de ELO 5,4 5,7 Tabel 3.3.1 (* aspect niet opgenomen in NHTV-factsheet omdat niet alle studenten deze vraag hebben gehad) In tabel 3.3.2 worden de aspecten weergegeven die significant lager scoren dan in 2006. De tevredenheid over de mate waarin de opleiding de studenten uitdaagt actief te studeren is gedaald van een 6,7 in 2006 naar 6,2 in 2009. Een ander aspect met betrekking tot de onderwijs- en werkvormen, de verhouding tussen individueel werken en samenwerken, is gedaald van 6,4 naar 6,3. 16 Studententevredenheidsonderzoek NHTV 2009

De tevredenheid over de feedback op toetsen is gedaald van een 5,9 in 2006 naar een 5,7 in 2009. De score beneden een 6,0 kwalificeert dit aspect als onvoldoende. De combinatie van een onvoldoende score en de significante daling maakt dat dit aspect extra aandacht verdient. Aspecten met significante daling Score 2006 Score 2009 De mate waarin je opleiding je uitdaagt actief te studeren 6,7 6,2 De feedback die je krijgt op (mondelinge en schriftelijke) toetsen 5,9 5,7 De mogelijkheden voor deelname aan programmaonderdelen buiten Nederland (denk aan uitwisselingsprogramma s en summer courses ) * 7,2 7,1 De verhouding tussen individueel werken en samenwerken 6,4 6,3 Tabel 3.3.2 (* formulering is aangepast ten opzichte van meting 2006) 3.4. Prioriteiten In deze paragraaf wordt een methode beschreven om verbeterprioriteiten te bepalen. De prioriteit wordt in dit geval bepaald door middel van het belang en de tevredenheidsscore van een aspect. Tevredenheid Belang Laag Midden Hoog Excellent Vasthouden Vasthouden en communiceren Vasthouden en communiceren Goed Vasthouden Vasthouden Vasthouden en communiceren Voldoende Vasthouden Verbeterprioriteit C Verbeterprioriteit B Onvoldoende Verbeterprioriteit B Verbeterprioriteit B Verbeterprioriteit A Tabel 3.4.1 In tabel 3.4.1 is te zien dat aspecten die onvoldoende scoren en een hoog belang hebben, de hoogste prioriteit moeten krijgen bij verbeteracties. Aspecten met een hoog belang en voldoende score krijgen verbeterprioriteit B. Dit geldt ook voor aspecten met een midden of laag belang en een onvoldoende score. Dit omdat een onvoldoende score niet strookt met het streven van NHTV om een kwaliteitshogeschool te zijn. Aspecten die excellent scoren en een midden tot hoog belang hebben, moeten worden vastgehouden en gecommuniceerd. Dit zijn de sterke punten van NHTV. De met kleur gemarkeerde cellen worden nader bekeken. Uit tabel 3.4.2 blijkt dat de deskundigheid van de docenten een sterk punt van NHTV is. Door middel van communicatie kan dit aspect zowel intern als extern verder benut worden. Er zijn geen aspecten die topprioriteit zouden moeten krijgen omdat ze op tevredenheid onvoldoende scoren en een hoog belang hebben. Drie aspecten die verbeterprioriteit B krijgen hebben betrekking op de onderwijs- en werkvormen. Het betreft de coaching op (competentie)ontwikkeling, de afwisseling in gebruikte werkvormen en de mate waarin de opleiding je uitdaagt actief te studeren. De tevredenheid met betrekking tot dit laatste aspect laat een dalende lijn zien in vergelijking met het STO uit 2006. Dit geldt ook voor de feedback die studenten krijgen op toetsen. Enkele aspecten van de informatievoorziening verdienen ook verbetering. De informatievoorziening rondom keuzemogelijkheden in de studie, de informatievoorziening rondom lesroosters en roosterwijzigingen, de duidelijkheid over waar studenten welke informatie kunnen vinden en de communicatie over de resultaten van evaluaties en round tables. Studententevredenheidsonderzoek NHTV 2009 17

Excellent Belang Laag Midden Hoog Vasthouden Vasthouden en communiceren - Vasthouden en communiceren - Tevredenheid Goed Voldoende Onvoldoende Vasthouden Vasthouden Vasthouden en communiceren * De deskundigheid van de docenten op hun vakgebied. Vasthouden Verbeterprioriteit C Verbeterprioriteit B * De samenhang in het totale studieprogramma. * De oriëntatie die het eerste studiejaar biedt op de gehele opleiding. * De mate waarin je in aanraking komt met de actuele beroepspraktijk. * De afwisseling in gebruikte werkvormen. * De mate waarin je opleiding je uitdaagt actief te studeren. ( ) * De mate waarin docenten hun studenten enthousiasmeren en stimuleren. * De didactische vaardigheden van docenten. * De mate waarin je serieus wordt genomen bij problemen en klachten. * Het niveau van je opleiding Verbeterprioriteit B * Het aantal werkplekken voor groepsopdrachten * Het aantal rustige werkplekken * De informatievoorziening rondom de lesroosters en roosterwijzigingen * Het gebruiksgemak van de ELO * De informatiefunctie van de ELO Verbeterprioriteit B * Coaching op (competentie) ontwikkeling. * De mate waarin je in aanraking komt met de internationale beroepspraktijk. * De feedback die je krijgt op toetsen. ( ) * De informatievoorziening m.b.t. keuzemogelijkheden in je studieprogramma. * De communicatie over de resultaten en gevolgen van evaluaties/round tables. * De duidelijkheid over waar welke informatie te vinden is. Verbeterprioriteit A - Tabel 3.4.2 3.5. Motivatie en studievoortgang Nieuw in de vragenlijst zijn vragen met betrekking tot de motivatie van de student en de studievoortgang. In 3.5.1. wordt allereerst de gemiddelde tijdsbesteding van studenten en de ervaren studiebelasting bekeken. De studievoortgang komt in 3.5.2. aan de orde. In 3.5.3. worden de activiteiten van studenten naast de studie beschreven en in 3.5.4. wordt de motivatie van de student nader bekeken. 3.5.1. Gemiddelde urenbesteding studie Gemiddeld geven studenten aan 32,8 uur in de week te besteden aan de opleiding. Studenten die voltijd studeren besteden 33,4 uur aan de studie, deeltijders 19,1 uur en duale studenten 21,3 uur. De analyses in deze subparagraaf hebben betrekking op voltijdstudenten tenzij anders aangegeven. Per opleiding zijn grote verschillen zichtbaar in de urenbesteding per week. Studenten van de opleiding International Game Architecture and Design geven aan gemiddeld 55,5 uur per week aan de opleiding te besteden. Zij worden op grote afstand gevolgd door studenten van International Leisure Management die gemiddeld 37,4 uur besteden. Opvallend is dat de vier opleidingen met de hoogste 18 Studententevredenheidsonderzoek NHTV 2009

tijdsbesteding allen Engelstalige opleidingen zijn. Studenten van de opleidingen Management Toerisme en Verkeerskunde besteden de minste tijd aan de studie met gemiddeld 29 uur per week. Gemiddelde urenbesteding per studieweek voltijdstudenten International Game Architecture and Design 55,5 International Leisure Management International Hotel Management International Facility Management Associate degree Functiegericht toerisme en recreatie Vrijetijdsmanagement Logistiek en technische vervoerskunde NHTV totaal International Tourism Management Ruimtelijke ordening en planologie Functiegericht toerisme en recreatie Logistiek en economie International Media and Entertainment Management Management toerisme Verkeerskunde 37,4 36,9 35,6 35,3 33,7 33,7 33,4 33,3 32,6 31,1 30,0 29,4 29,0 29,0 0 10 20 30 40 50 60 Figuur 3.5.1 Studenten is ook gevraagd hoe zij deze studiebelasting ervaren. 69% van de studenten geeft aan dat ze de studiebelasting precies goed vinden. 15% van de respondenten geeft aan de studiebelasting te laag te vinden en 16% ervaart de studiebelasting als te hoog. In de volgende tabel is het gemiddelde aantal studie-uren weergegeven voor deze groepen studenten. Ervaren studiebelasting Gemiddeld aantal uren per studieweek Te laag 23,1 Precies goed 32,9 Te hoog 44,6 Tabel 3.5.1 Studenten die de studiebelasting als te hoog ervaren, geven aan gemiddeld 44,6 uur te besteden aan de studie. Studenten die de studiebelasting als precies goed ervaren, besteden gemiddeld 32,9 uur aan de studie. Studententevredenheidsonderzoek NHTV 2009 19

Gemiddelde urenbesteding en gemiddeld aantal contacturen voltijdstudenten International Game Architecture and Design International Leisure Management International Hotel Management International Facility Management Associate degree Functiegericht toerisme en recreatie Vrijetijdsmanagement Logistiek en technische vervoerskunde NHTV totaal International Tourism Management Ruimtelijke ordening en planologie Functiegericht toerisme en recreatie Logistiek en economie International Media and Entertainment Management Management toerisme Verkeerskunde 23,3 17,6 17,3 12,4 20,7 13,5 18,5 16,0 17,4 19,8 15,5 17,8 16,9 14,1 15,5 37,4 36,9 35,6 35,3 33,7 33,7 33,4 33,3 32,6 31,1 30,0 29,4 29,0 29,0 55,5 0 10 20 30 40 50 60 Figuur 3.5.2 Gemiddeld aantal contacturen Gemiddelde urenbesteding Studenten van NHTV geven aan gemiddeld 15,7 contacturen in de week te hebben. Voor voltijdstudenten ligt dit gemiddelde op 16 contacturen per week en deeltijd en duale studenten hebben gemiddelde 6 contacturen per week. In figuur 3.5.2 zijn zowel de gemiddelde urenbesteding als het gemiddeld aantal contacturen per opleiding weergegeven. Studenten van de opleiding International Game Architecture and Design geven aan ruim 23 contacturen per week te hebben. Bij International Facility Management ligt dit gemiddeld op 12,4 uur. Wanneer gekeken wordt naar de verhouding studietijd-contacturen blijkt dat binnen de opleiding Ruimtelijke ordening en planologie 61% van de uren die besteed worden aan de opleiding, contacturen zijn. Binnen de opleiding International Facility Management is dit percentage 35%. Gemiddeld wordt volgens de respondenten binnen NHTV per week 48% van de studietijd ingevuld met contacturen. Studenten die aangeven naast de studie andere bezigheden te hebben die verbonden zijn aan NHTV (zoals medezeggenschap en studentenvereniging) geven aan gemiddeld 35 uur in de week aan de studie te besteden. Studenten die geen nevenactiviteiten gerelateerd aan NHTV hebben, geven aan 33 uur aan de studie te besteden. Dit is een significant verschil. 3.5.2. Studievoortgang Aan de studenten is gevraagd aan te geven hoe hun studievoortgang eruit ziet. 61% van de respondenten geeft aan precies op schema te liggen. 26% van de studenten licht achter op het studieprogramma en 3% zelfs ver achter op het studieprogramma. 10% van de studenten is (ver) voor op schema. Studievoortgang Ver achter op studieprogramma 3% Achter op studieprogramma 26% Precies volgens studieprogramma 61% Voor op studieprogramma 8% Ver voor op studieprogramma 2% Tabel 3.5.2 20 Studententevredenheidsonderzoek NHTV 2009

In figuur 3.5.3 en 3.5.4 is de studievoortgang uitgesplitst naar opleiding. Bijna tweederde (64%) van de studenten van de opleiding International Game Architecture and Design geeft aan (ver) achter te lopen op het studieprogramma. Bij de opleiding Vrijetijdsmanagement geeft 40% van de studenten dit aan. Een vijfde (21%) van de respondenten die International Facility Management studeren, geeft aan (ver) voor op het studieprogramma te zijn. Studievoortgang per opleiding International Game Architecture and Design 64 26 10 Vrijetijdsmanagement 40 53 7 International Leisure Management 31 53 16 Verkeerskunde 29 65 6 International Hotel Management 28 56 17 Functiegericht toerisme en recreatie 27 68 5 Associate degree Functiegericht toerisme en recreatie 26 70 4 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% (ver) achter op studieschema precies op schema (ver) voor op studieschema Figuur 3.5.3 Studievoortgang per opleiding (2) International Facility Management 26 53 21 Logistiek en technische vervoerskunde 25 73 2 International Tourism Management 24 59 17 International Media and Entertainment Management 23 61 16 Management toerisme 23 73 4 Ruimtelijke ordening en planologie 21 71 8 Logistiek en economie 19 77 4 0% 20% 40% 60% 80% 100% (ver) achter op studieschema precies op schema (ver) voor op studieschema Figuur 3.5.4 Uit tabel 3.5.3 blijkt dat studenten die aangeven (ver) voor te zijn op het studieprogramma een significant hoger aantal uren per week aan de studie besteden dan studenten die precies volgens programma studeren of achter zijn op het programma. Studenten die aangeven (ver) achter te zijn op het studieprogramma geven aan gemiddeld 14,9 contacturen in de week te hebben. Dit aantal ligt significant lager dan bij studenten die precies volgens schema studeren of (ver) voor zijn op het Studententevredenheidsonderzoek NHTV 2009 21

studieprogramma. Studenten die aangeven achter te liggen op schema besteden significant meer uren per week aan betaald werk dan de overige studenten. Studievoortgang Gemiddeld aantal uren per studieweek Gemiddeld aantal contacturen Gemiddeld aantal uren betaald werk (Ver) achter op het 33,4 14,9 11,2 studieprogramma Precies volgens studieprogramma 32,7 16,4 9,9 (Ver) voor op het 37,0 17,0 8,8 studieprogramma Tabel 3.5.3 (Deze tabel is gebaseerd op gegevens voltijdstudenten) 3.5.3. Activiteiten naast studie Studenten konden aangeven of ze naast de opleiding nog andere bezigheden hebben die verbonden zijn met NHTV zoals medezeggenschap of een studentenvereniging. 15% van de studenten geeft aan dat ze dergelijke nevenactiviteiten hebben. Naar verhouding hebben mbo ers, mannen en studenten die achter op schema of juist voor op schema zijn vaker een aan NHTV gerelateerde nevenactiviteit. Ook geven Nederlandse studenten vaker dan buitenlandse studenten aan een aan NHTV gerelateerde bezigheid te hebben. Ten slotte valt op dat naar verhouding meer studenten met een functiebeperking aangeven een bezigheid gerelateerd aan NHTV te hebben (zie figuur 3.5.5). Studenten met aan NHTV gerelateerde bezigheden blijken de sfeer significant hoger te beoordelen dan studenten die deze bezigheden niet hebben (7,7 versus 7,5). Achtergrond studenten die aan NHTV gerelateerde bezigheid hebben (Ver) achter op het studieprogramma Precies volgens het studieprogramma (Ver) voor op het studieprogramma 13% 18% 20% Vrouw Man 14% 17% Havo Vwo Mbo Buitenlands diploma Colloquium doctum Overig 14% 15% 19% 13% 16% 9% Buitenlandse student Nederlandse student 12% 15% Geen functiebeperking Functiebeperking 14% 20% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% % studenten dat aangeeft een aan NHTV gerelateerde bezigheid te hebben Figuur 3.5.5 Studenten is gevraagd hoeveel uur men gemiddeld in de week aan betaald werk besteedt. Gemiddeld besteden studenten hier 11 uur per week aan. Wanneer de studenten die een deeltijd of duale opleiding volgen uit de analyse worden gehaald, blijkt dat voltijdstudenten gemiddeld 10 uur per week betaald werk verrichten. 22 Studententevredenheidsonderzoek NHTV 2009

3.5.4. Motivatie Enkele vragen geven inzicht in de houding van studenten met betrekking tot hun studie. 77% van de studenten geeft aan dat studeren betekent dat ze het beste uit zichzelf willen halen. Een zelfde percentage studenten vindt dat ze zich voldoende inzet voor de opleiding. Opvallend is dat een aanzienlijk lager percentage (52%) van de studenten aangeeft steeds een zo hoog mogelijk cijfer te willen behalen. Het lijkt erop dat het tonen van voldoende inzet voor de opleiding en het beste uit jezelf willen halen voor studenten niet per definitie samengaat met een zo hoog mogelijk cijfer halen. Motivatie student Studeren betekent voor mij dat ik het beste uit mezelf wil halen 77 17 6 Ik vind dat ik me voldoende inzet voor mijn opleiding 77 16 8 Ik doe alles binnen mijn mogelijkheden om mijn opleiding zo snel mogelijk af te ronden 70 19 10 Ik probeer steeds een zo hoog mogelijk cijfer te halen 52 29 19 Door mijn bezigheden buiten mijn opleiding kan ik me niet volledig op mijn opleiding richten * 30 25 46 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% (geheel) eens Niet eens/niet oneens (geheel) oneens Figuur 3.5.6 (* stelling is negatief geformuleerd. Het percentage studenten dat het eens is met deze stelling geeft aan dat studenten zich niet volledig op de studie kunnen richten) Studenten die de opleiding als excellent beoordelen geven significant vaker dan studenten die de opleiding een onvoldoende geven aan dat ze door studeren het beste uit zichzelf willen halen (85% versus 70%). Ook geven ze vaker aan dat ze zich voldoende inzetten voor de opleiding en steeds een zo hoog mogelijk cijfer willen halen. Daarnaast hebben ze minder het gevoel dat ze afgeleid worden van de studie door bezigheden buiten de opleiding. Er is geen verschil gevonden tussen beide groepen als het gaat om het zo snel mogelijk afronden van de opleiding. 30% van de studenten is van mening dat bezigheden buiten de opleiding ervoor zorgen dat ze zich niet volledig op de opleiding kunnen richten. In tabel 3.5.4 wordt deze groep studenten op een aantal aspecten vergeleken met studenten die aangeven zich wel volledig op de opleiding te kunnen richten. Te zien is dat studenten die aangeven zich niet volledig op de opleiding te kunnen richten gemiddeld meer uren betaald werk verrichten 12 uur versus 9 uur per week. Ook hebben ze vaker een bezigheid verbonden aan NHTV. Hoewel er geen (grote) verschillen zijn waar te nemen met betrekking tot het gemiddelde aantal studie- en contacturen, geven de studenten vaker aan de studiebelasting als te hoog te ervaren en (ver) achter te lopen op het studieprogramma. Door mijn bezigheden buiten mijn opleiding kan ik me niet volledig op mijn opleiding richten (geheel) eens (geheel) oneens Betaald werk per week 12 uur 9 uur Studie-uren per week 33 uur 33 uur Contacturen per week 16 uur 15 uur Ervaren studiebelasting te hoog 19% 14% Bezigheden naast opleiding die 19% 13% verbonden zijn aan NHTV (Ver) achter op studieprogramma 43% 21% Tabel 3.5.4 (Deze tabel is gebaseerd op de gegevens van voltijdstudenten) Studententevredenheidsonderzoek NHTV 2009 23

3.6. Studeren met een functiebeperking Bijna 10% van de studenten (9,7%) geeft aan een functiebeperking of chronische ziekte te hebben die hen belemmert bij het studeren. Van de studenten met een functiebeperking of chronische ziekte geeft 24% aan dat zij de meeste belemmeringen ervaren bij zelfstudie en 22% geeft aan dat de manier van toetsing de grootste belemmering is. 35% van de studenten met een functiebeperking geeft een antwoord in de categorie anders, namelijk. In deze categorie worden hele diverse antwoorden gegeven. 9 studenten geven aan dat ze het meeste belemmerd worden in de studie door concentratieproblemen. Waarbij ondervind je de meeste belemmeringen tijdens je studie? (n=224) Zelfstudie 24% De manier van toetsing (alle schriftelijke en mondelinge beoordelingsinstrumenten binnen jouw opleiding) 22% Het volgen van onderwijs 11% Fysieke verplaatsing 5% Contacten met docenten en medestudenten 3% Anders, namelijk 35% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Figuur 3.6.1 Studenten met een functiebeperking waarderen specifieke zaken rondom studeren met een functiebeperking als voldoende. Studenten waarderen de informatievoorziening over studeren met een functiebeperking bij hun opleiding/academie met een 6,6. Het begrip dat ze ervaren van medewerkers scoort een 6,3. Voor deze vraag geldt dat score 1 zeer weinig begrip betekent en score 10 zeer veel begrip. 24 Studententevredenheidsonderzoek NHTV 2009

Ervaringen studeren met een functiebeperking De informatievoorziening over studeren met een functiebeperking bij jouw opleiding of academie 6,6 De aanpassingen in het onderwijs die je opleiding biedt 6,5 De begeleiding die je tijdens je studie krijgt met betrekking tot jouw functiebeperking 6,4 Begrip van docenten en medewerkers voor wat het betekent om te studeren met een functiebeperking 6,3 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Figuur 3.6.2 Er zijn verschillen tussen studenten met en zonder functiebeperking gevonden met betrekking tot gebruik en waardering van de decaan. 66% van de studenten met een functiebeperking geeft aan in het studiejaar 2008-2009 contact te hebben gehad met de decaan. Bij studenten zonder functiebeperking ligt dit percentage op 20%. Studenten met een functiebeperking waarderen de kwaliteit van het contact met de decaan met een 7,5. Studenten zonder functiebeperking waarderen het contact significant lager met een 7,1. Ook op het gebied van de kennis rondom de dienstverlening van de decaan zijn verschillen.14% van de studenten met een functiebeperking weet niet met welke vragen ze bij een decaan terecht kunnen. Dit percentage is bij studenten zonder functiebeperking 30%. Wanneer naar alle tevredenheidsitems wordt gekeken dan blijken studenten met een functiebeperking gemiddeld wat minder positief dan studenten zonder functiebeperking. In figuur 3.6.3 zijn de variabelen weergegeven waarover studenten met en zonder functiebeperking het meest verschillen qua tevredenheid. Dit zijn ook allemaal significante verschillen. Twee aspecten hebben betrekking op de toetsing. Studenten met een functiebeperking zijn minder tevreden over de duidelijkheid die van tevoren wordt gegeven over de criteria van toetsing en het aantal herkansingen per studieonderdeel per jaar. Dit laatste sluit aan bij het feit dat deze studenten ook minder tevreden zijn met de haalbaarheid van de opleiding in het voorgeschreven tempo. Studententevredenheidsonderzoek NHTV 2009 25

Grootste significante tevredenheidsverschillen studenten met en zonder functiebeperking De mogelijkheden voor deelname aan programmaonderdelen buiten Nederland 6,7 7,1 De haalbaarheid van de studie in het voorgeschreven tempo 6,7 7,3 Het aantal herkansingen per studieonderdeel per jaar 6,2 6,7 Geen functiebeperking Functiebeperking De duidelijkheid die van tevoren gegeven wordt over de criteria van toetsing (waar hangt je punt vanaf) 6,0 6,5 Het gebruiksgemak van de ELO 5,4 5,7 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Figuur 3.6.3 In tabel 3.6.1 is te zien dat studenten met een functiebeperking vaker (ver) achter zijn op het studieprogramma dan studenten zonder functiebeperking. Functiebeperking Studievoortgang Ja Nee (Ver) achter op het studieprogramma 43% 26% Precies volgens studieprogramma 49% 63% (Ver) voor op het studieprogramma 8% 11% Totaal 100% 100% Tabel 3.6.1 3.7. Aansluiting vooropleiding Aan alle eerstejaars studenten zijn vragen gesteld over de aansluiting van hun vooropleiding op de NHTV opleiding. De helft van de respondenten (51%) geeft aan dat er voldoende contact is geweest met de opleiding tussen het moment van aanmelding bij Studielink en de start van de studie.13% van de eerstejaars is het hier niet mee eens. Bijna een op de vijf respondenten (19%) gaf aan zich niet goed voorbereid te hebben gevoeld bij de start van de opleiding. In een nadere analyse naar vooropleiding zijn geen significante verschillen gevonden. In figuur 3.7.1 zijn de resultaten met betrekking tot de start van de opleiding weergegeven. 26 Studententevredenheidsonderzoek NHTV 2009

Start opleiding alleen eerstejaars Er is voldoende contact geweest met mijn opleiding tussen het moment van aanmelding bij Studielink en de start van mijn studie 51 31 13 5 Ik voelde me goed voorbereid bij de start van mijn studie 46 33 19 2 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% (Geheel) eens Niet eens/niet oneens (Geheel) oneens Weet niet/n.v.t. Figuur 3.7.1 Bijna een kwart van de studenten (24%) die met een HAVO-diploma op zak aan de NHTV opleiding beginnen, geeft aan het startniveau van de opleiding (veel) te hoog te vinden. Studenten met een VWO-diploma of een buitenlands diploma geven juist vaker aan het startniveau te laag te vinden (respectievelijk 40% en 31%). Kijkend naar mijn vooropleiding, vind ik het startniveau van mijn opleiding... HAVO 14% 61% 24% MBO 11% 67% 22% Colloquium doctum 8% 78% 13% VWO 40% 50% 11% Buitenlands diploma 31% 65% 3% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Figuur 3.7.2 (Veel) te laag Precies goed (Veel) te hoog In figuur 3.7.3 en 3.7.4 is weergegeven hoe studenten de overstap van de vooropleiding naar de huidige opleiding hebben ervaren op verschillende aspecten. Het plannen en verwerken van grote hoeveelheden studiestof blijkt voor 45% van de eerstejaars studenten een aspect te zijn waar ze Studententevredenheidsonderzoek NHTV 2009 27

moeite mee hadden bij de overstap. De minste moeite hebben beginnende studenten met de Engelse taal en het werken in groepsverband. Bij de overstap van mijn vooropleiding naar mijn huidige opleiding, heb ik moeite gehad met... alleen eerstejaars Het plannen en verwerken van grote hoeveelheden studiestof 45 17 37 1 Financieel management/bedrijfseconomie 39 21 27 13 Het (competentiegericht) onderwijs 39 22 36 3 Rekenen/wiskunde/statistiek 37 24 35 4 Het schrijven van een rapport/verslag volgens bepaalde structuur 33 22 44 2 De eigen verantwoordelijkheid/het initiatief dat ik als student moet nemen 32 18 48 1 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% (Geheel) eens Niet eens/niet oneens (Geheel) oneens Weet niet/n.v.t. Figuur 3.7.3 Bij de overstap van mijn vooropleiding naar mijn huidige opleiding, heb ik moeite gehad met (2) alleen eerstejaars Het reflecteren op eigen gedrag/werkwijze 31 22 45 2 Het maken van grote opdrachten 30 26 43 1 De inzet die ik als student moet leveren 26 21 52 2 De Engelse taal 18 17 62 3 Het werken in groepsverband 18 22 59 1 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% (Geheel) eens Niet eens/niet oneens (Geheel) oneens Weet niet/n.v.t. Figuur 3.7.4 VWO ers geven minder vaak dan havisten en MBO ers aan dat ze moeite hebben ervaren bij de overstap van vooropleiding naar de huidige opleiding. Alleen met betrekking tot het werken in 28 Studententevredenheidsonderzoek NHTV 2009

groepsverband geeft een groter percentage studenten met een VWO-diploma aan problemen te hebben ervaren. Op een aantal aspecten ondervinden MBO ers meer problemen dan havisten en VWO ers. Zo geven MBO ers vaker aan moeite te hebben met het plannen en verwerken van grote hoeveelheden studiestof, Financieel management, rekenen/wiskunde en het maken van grote opdrachten. Havisten ervaren eveneens de meeste problemen bij het plannen en verwerken van grote hoeveelheden studiestof. Daarnaast moeten ze meer dan studenten met een andere vooropleiding wennen aan de eigen verantwoordelijkheid en het initiatief dat studenten moeten nemen. Moeite bij overstap van vooropleiding naar huidige opleiding uitgesplitst naar vooropleiding Het plannen en verwerken van grote hoeveelheden studiestof De eigen verantwoordelijkheid/het initiatief dat ik als student moet nemen Het schrijven van een rapport/verslag volgens bepaalde structuur Figuur 3.7.5 Het (competentiegericht) onderwijs Financieel management/bedrijfseconomie Het reflecteren op eigen gedrag/werkwijze Rekenen/wiskunde/statistiek De inzet die ik als student moet leveren Het maken van grote opdrachten De Engelse taal Het werken in groepsverband 49% 58% 25% 43% 49% 27% 43% 31% 18% 41% 52% 38% 37% 42% 17% 34% 34% 21% 33% 49% 23% 29% 31% 22% 27% 40% 24% 24% 17% 14% 15% 17% 24% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% % studenten dat aangeeft moeite te hebben gehad bij overstap HAVO MBO VWO Meer dan de helft van de eerstejaars studenten geeft aan dat het beeld dat ze van de opleiding hadden, overeenkomt met de werkelijkheid. 70% van de VWO ers geeft dit aan. Daar staat echter tegenover dat 26% van de respondenten met een VWO-diploma aangeeft dat de werkelijkheid afwijkt van het beeld dat ze hadden. Bij havisten is dit 21%. Studententevredenheidsonderzoek NHTV 2009 29

Het beeld dat ik vooraf van de opleiding had, komt overeen met de werkelijkheid alleen eerstejaars HAVO 57% 22% 21% Colloquium doctum 62% 33% 5% MBO 66% 20% 15% Buitenlands diploma 66% 23% 10% VWO 70% 5% 26% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Figuur 3.7.6 (Geheel) eens Niet eens/niet oneens (Geheel) oneens Als studenten aangaven dat de werkelijkheid anders is dan het beeld dat ze hadden, is gevraagd op welke punten de werkelijkheid afwijkt. In figuur 3.7.7 is dit in beeld gebracht. 69% van de respondenten die vinden dat de werkelijkheid afwijkt van het beeld dat ze hadden, geeft aan dat de vakinhoud anders is dan verwacht. Voor 45% van de studenten is de zwaarte van de opleiding anders dan verwacht. Op welke punten wijkt de werkelijkheid af? De vakinhoud is anders dan verwacht 69% De zwaarte van de opleiding is anders dan verwacht 45% Het niveau van de docenten is anders dan verwacht 33% De werkvormen zijn anders dan verwacht 32% Het beroepenveld is anders dan verwacht 16% De sfeer binnen de opleiding is anders dan verwacht 16% Anders 10% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% Figuur 3.7.7 Percentages tellen niet op tot 100% omdat respondenten meerdere antwoorden konden geven. 30 Studententevredenheidsonderzoek NHTV 2009