De deelgeschilprocedure: een korte introductie voor de arbeidsrechtjurist



Vergelijkbare documenten
I 179 I De nieuwe deelgeschilprocedure: de eerste oogst

Deelgeschillen: de ins & outs na 400 zaken

Deelgeschillen: de ins & outs na 400 zaken

De Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade

hikking RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND Afdeling Civiel recht kantonrechter locatie Utrecht zaaknummer: UE VERZ MAR/1217

ECLI:NL:RBNHO:2013:CA1890

Begroting van de kosten van de deelgeschilprocedure

Zaaknummers: VZ VERZ VZ VERZ beschikking ex artikel 1019w Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in

JA 2013/187 Deelgeschil, Proceskosten, Voorlopig deskundigenbericht. »Samenvatting

De stand van zaken De deelgeschillenrechter twee jaar in actie (IV)

ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ5965

ECLI:NL:RBAMS:2015:3633

JA 2013/70 Rechtbank Amsterdam, , /HA RK ,

Partijen worden hierna [VERZOEKER] en [VERZEKERAAR] genoemd.

beschikking AFSCH In? md, oil P - 101/1 RECHTBANK LIMBURG Burgerlijk recht Zittingsplaats Maastricht zaaknummer: C / HA RK 13-10

Beschikking van de meervoudige kamer in de rechtbank Almelo op het verzoek van:

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN. 1. Inleiding

GEZAMENLIJKE BEHANDELING VAN EEN ONTBINDINGSVERZOEK EN KORT GEDING: EEN GEZAMENLIJK BELEID ONTBREEKT

Gehoord de gerechten adviseert de Raad u als volgt. 1

schikking AFSCHRIFT RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT Handelsrecht Middelburg zaaknummer / rekestnummer: C/02/ / HA RK

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. dr. S.O.H. Bakkerus, voorzitter en mr. R.G. de Kruif, secretaris)

De deelgeschilprocedure

B E L A N G E N B E H A R T I G I N G L E D E N O M / Z M K W A L I T E I T R E C H T S P R A A K ADVIES

Tweede Kamer der Staten-Generaal

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 7 mei 2012.

Rapport. Datum: 1 juli 1998 Rapportnummer: 1998/258

De deelgeschilprocedure in de rechtspraktijk: goede start, spannende vlucht, behouden landing

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. W.H.

2.1. X leeft van een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand. Op deze uitkering worden de lopende huurbetalingen volledig ingehouden.

Landelijk Register van Gerechtelijke Deskundigen, LRGD. Raad voor de Tuchtrechtspraak U I T S P R A A K

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. B.F. Keulen, voorzitter en mr. B.I. Bethlehem, secretaris)

Partijen zullen hierna [BETROKKENE] en [VERZEKERAAR] genoemd worden.

Samenvatting. Consument, tegen. Arag SE, gevestigd te Leusden, hierna te noemen Aangeslotene. 1. Procesverloop

Convenant met BSA Schaderegelingsbureau B.V. inzake het standaardiseren van processen van werkgeversregres

«JA» Deelgeschillen. 1.De procedure (...; red.)

ECLI:NL:RBNHO:2017:6351

ECLI:NL:RBAMS:2016:4523

: DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V., gevestigd te Amsterdam, verder te noemen Rechtsbijstandverzekeraar

de stichting STICHTING UNION DES VICTIMES DES DÉCHETS TOXIQUES D'ABIDJAN ET BANLIEUES, gevestigd te Nijmegen, verzoekster,

COMMENTAAR OP HET WETSVOORSTEL BEVORDERING VAN MEDIATION IN HET BURGERLIJK RECHT VAN 25 APRIL 2013

ECLI:NL:RBAMS:2016:1678

Convenant loonregres

ECLI:NL:RBROT:2009:BH4446

ECLI:NL:RBSHE:2009:BJ7462

DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

ANONIEM BINDEND ADVIES

Ontslagprocesrecht onder de WWZ. Willem Bouwens

Rechtbank Amsterdam CV EXPL Civiel recht. Eerste aanleg - enkelvoudig. Rechtspraak.nl

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr d.d. 6 mei 2013 (mr. A.W.H. Vink, voorzitter en mr. S.N.W. Karreman, secretaris)

recht toe recht aan Aansprakelijkheid & Verzekering Deze uitgave: kosten in en buiten rechte.

beschikking RECHTBANK UTRECHT Sector handel en kanton Kantonrechter Locatie Utrecht Zaaknummer: UE VERZ MAR 4186

ECLI:NL:RBLIM:2017:4418

Aegon Schadeverzekering N.V., gevestigd te Den Haag, hierna te noemen Aangeslotene.

ECLI:NL:RBROT:2017:3565

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L.Hendrikse, voorzitter en mr. M.B.Beunders, secretaris)

Turbo-liquidatie en de bestuurder

Het vereiste van ondubbelzinnigheid en het schuldeisersvereiste

ECLI:NL:RBZWB:2013:11405

Artikel 7:942 BW Verzekering en verjaring. Marine Insurance Amsterdam 21 juni 2010 Wilbert ten Braak

ECLI:NL:RBUTR:2009:BI6799

Juridische aspecten van de behandeling van beroepsziektezaken. mr Veneta Oskam en Derk-Jan van der Kolk NIS, 16 mei 2013

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

Samenvatting. Consument, ARAG SE, gevestigd te Leusden, hierna te noemen: Aangeslotene. 1. Procesverloop

Samenvatting. 1. Procedure

ECLI:NL:RBHAA:2008:BC3422

ECLI:NL:RBOBR:2016:1526

ECLI:NL:RBMNE:2014:4759

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies.

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619

ECLI:NL:RBAMS:2016:6651

1.3 De Beroepscommissie heeft het principaal en het incidenteel beroep mondeling behandeld op 25 maart Beide partijen waren aanwezig.

DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: Aangeslotene.

de naamloze vennootschap ABN AMRO Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:

Convenant verhaalsrecht BSA en Verbond 2015 Convenant verhaalsrecht BSA en Verbond

ECLI:NL:RBLIM:2017:2309

AANBEVELINGEN ten aanzien van de schikking ter zitting in Wwz-zaken (en pro forma ontbinding) en de proceskostenveroordeling in Wwz-zaken

CHARTA MAGAZINE [ # ]

Voorwoord 13. Lijst van gebruikte afkortingen Inleiding Het thema De opzet 26. Deel I 29

Beoordeling Bevindingen

Rechtbank Rotterdam, 22 februari 2012; voetganger struikelt over oneffenheid voetpad.

Aanbeveling schikking en proceskosten Wwz

ECLI:NL:RBMNE:2015:6266

het door Consument (digitaal) ingediende klachtformulier met bijlage(n); het verweerschrift van Rechtshulpverlener; de repliek van Consument.

SECOND OPINION REGLEMENT. Herbeoordeling op basis van de stukken in de eerste aanleg. april 2013

ECLI:NL:RBGEL:2013:4384

ECLI:NL:RBNHO:2013:BZ8812

ECLI:NL:RBROT:2016:665

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

ECLI:NL:RBMNE:2016:7598

prof. mr. A.S. Hartkamp, voorzitter, mr A. Bus, mr. F.H.J. Mijnssen, mr. F.P. Peijster en prof. mr. F.R. Salomons.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. B.F. Keulen, voorzitter en mr. D.B. Holthinrichs, secretaris)

De Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade

zaaknummer / rekestnummer: C/16/ / HA RK MAR

Samenvatting. Consument, ARAG SE, gevestigd te Leusden, hierna te noemen: Aangeslotene.

De deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade: nieuwe verantwoordelijkheden voor de rechter én voor partijen

vonnis in kort geding ex artikel 254 lid 5 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,

Transcriptie:

Auteur: Petra klein Gunnewiek Titel: De deelgeschilprocedure: een korte introductie voor de arbeidsrechtjurist Bron: ArbeidsRecht 2012/44 Contact: e-mail: petrakleingunnewiek@vbk.nl tel. +31 30 259 55 37 De deelgeschilprocedure: een korte introductie voor de arbeidsrechtjurist Samenvatting De Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade is op 1 juli 2010 in werking getreden. De regeling is opgenomen in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in de artikelen 1019w t/m 1019cc (boek 3, titel 17). De deelgeschilprocedure kan uitkomst bieden in een zaak waarin vergoeding wordt gevorderd voor letsel- of overlijdensschade en waarin partijen het met elkaar niet eens kunnen worden over een regeling van de schade. Zowel de persoon die schade lijdt door dood of letsel, als degene die daarvoor aansprakelijk wordt gehouden heeft de mogelijkheid in het buitengerechtelijke onderhandelingstraject een oordeel van de rechter te vragen over een geschilpunt, om op die manier de impasse te doorbreken. De deelgeschilprocedure is bekend bij iedere letselschadejurist en er is al veel over geschreven, maar in de arbeidsrechtelijke literatuur heeft zij weinig tot geen aandacht gekregen. De procedure kan echter relevant zijn in arbeidsgeschillen over door de werknemer geleden schade. Vandaar dat ik in dit tijdschrift graag aandacht besteed aan dit procedurele instrument. De Wet deelgeschilprocedure bestaat uit een zevental artikelen waarmee de wetgever een kader heeft gegeven waarbinnen de procedure zich zou moeten afspelen. De wetgever heeft onder meer bepaald wat er in een verzoekschrift moet staan, wie de kosten moet dragen en dat hoger beroep in beginsel niet openstaat. De theorie zegt veel, maar de praktijk zegt uiteraard veel meer. Gelukkig kan geput worden uit diverse beschikkingen die de afgelopen (ruim) twee jaren zijn gewezen en vooral zijn die beschikkingen, waarin de aansprakelijkheid van de werkgever jegens een werknemer (of ondergeschikte) centraal heeft gestaan, voor het arbeidsrecht interessant. Aan de hand van verschillende gepubliceerde beslissingen, waarbij ik niet pretendeer volledig te zijn, zal ik proberen de deelgeschilprocedure ook voor de arbeidsrechtjurist pur sang behapbaar te maken. Achtergrond van de wet Het is geen geheim dat de afhandeling van letselschadeclaims vaak lang duurt. Dit heeft enerzijds te maken met de aard van de schade (letsel of overlijden), maar anderzijds moeten partijen het ook met elkaar eens kunnen worden over de uiteindelijke regeling van de schade. Allereerst moet de aansprakelijkheid worden vastgesteld en vervolgens moet de omvang van de schade in kaart worden gebracht. Door de grote hoeveelheid en diversiteit aan rechtsvragen, de grote belangentegenstellingen en de veelal bestaande noodzaak tot inschakeling van deskundigen, komen partijen in de buitengerechtelijke onderhandelingen niet zelden moeilijk tot een vergelijk. Fixatie op een of meer deelgeschillen kan ertoe leiden dat partijen de kern van de zaak uit het oog verliezen, waardoor de verhoudingen verslechteren en de duur van de afhandeling toeneemt.[2] De deelgeschilprocedure is ontwikkeld om een eenvoudige en snelle toegang tot de rechter te bieden, zodat een oordeel kan worden gegeven over een geschilpunt, waarna partijen weer om de onderhandelingstafel kunnen gaan zitten. Het wetsvoorstel is voort gekomen uit een idee van mr. drs. G. de Groot[3], die als rechter de voorgenoemde problematiek in de praktijk ervoer. De wetgever heeft haar ideeën en voorstellen met beide handen aangegrepen. De procedure Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling dat de zaak in zijn volle omvang aan een deelgeschilrechter wordt voorgelegd. Daarvoor is een bodemprocedure nog altijd de aangewezen weg. In een deelgeschilprocedure kan slechts een enkel struikelblok aan de orde worden gesteld. Het is namelijk zo dat het buitengerechtelijke traject met het instellen van een deelgeschilprocedure niet wordt verlaten. De procedure is in beginsel snel en relatief goedkoop. Er komt geen deurwaarder aan te pas, want de zaak kan middels een verzoekschrift aanhangig worden gemaakt. Het verzoek wordt gedaan aan de (kanton)rechter die vermoedelijk bevoegd zal zijn van de zaak, indien deze in een bodemprocedure aanhangig wordt gemaakt, kennis te nemen.[4] In het verzoekschrift zal de verzoeker, naast het in acht nemen van de algemene vereisten van art. 278 Rv, moeten aangeven wat de aard en het vermoedelijke beloop van de vordering is. Hij dient een beschrijving te geven van

het deelgeschil, een zakelijk overzicht van de inhoud en het verloop van de onderhandelingen over de vordering, en de naam en de woonplaats van de verwerende partij.[5] Nadat de zaak aanhangig is gemaakt, door indiening van het verzoekschrift bij de bevoegde rechter, zal doorgaans een datum worden bepaald voor de mondelinge behandeling (ofwel comparitie van partijen[6] ) en wordt de andere partij in de gelegenheid gesteld om zijn verweer kenbaar te maken. De Wet deelgeschilprocedure legt overigens geen specifieke formele vereisten op aan de inhoud van het verweerschrift. Uiteraard gelden wel de algemene eisen voor een verweerschrift (art. 282 Rv). Ook is in de wet geen termijn opgenomen waarbinnen het verweerschrift moet worden ingediend. Vaak wordt door de rechtbank aangegeven dat het de voorkeur heeft dat een verweerschrift een week, voorafgaand aan de mondelinge behandeling, wordt ingediend.[7] De kosten De deelgeschilprocedure speelt zich af in het buitengerechtelijke onderhandelingstraject. Om deze reden begroot de rechter de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt in de beschikking en neemt daarbij alle redelijke kosten als bedoeld in art. 6:96 lid 2 BW in aanmerking.[8] De rechter zal derhalve de dubbele redelijkheidstoets loslaten op de kosten die door (de belangenbehartiger van) de persoon die schade lijdt zijn gemaakt. Allereerst is van belang dat een noodzaak bestond om deskundige rechtsbijstand in te schakelen (eerste toets). Daarna komt aan de orde of de gemaakte kosten redelijk waren en of de verrichte werkzaamheden noodzakelijk waren om een schadevergoeding te verkrijgen (tweede toets). De rechter zal niet alleen de kosten begroten wanneer het verzoek wordt toegewezen, maar ook wanneer het verzoek (gedeeltelijk) wordt afgewezen. Alleen wanneer de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld hoeft de rechter niet te begroten.[9] Het feit dat de rechter de buitengerechtelijke kosten heeft begroot betekent overigens nog niet dat de aangesproken partij dit bedrag ook automatisch moet betalen. Die verplichting is er pas wanneer de rechter de partij ook daadwerkelijk in de kosten veroordeelt. De partij die schade heeft geleden zal daar enerzijds om moeten vragen en anderzijds dient de aansprakelijkheid vast (komen) te staan. Geen hoger beroep Tegen een beslissing van de rechter in een deelgeschilprocedure staat in beginsel geen hoger beroep open. De reden daarvoor is dat het openstaan van een rechtsmiddel niet in lijn is met de ratio van de deelgeschilprocedure, te weten versterking van het buitengerechtelijke traject bij de afhandeling van letsel- en overlijdensschade. Het is echter niet zo dat partijen zich bij de uitkomst in de deelgeschilprocedure moeten neerleggen. Indien zij er, ondanks de beslissing van de rechter in de deelgeschilprocedure, niet in slagen er samen uit te komen kunnen zij alsnog hun geschil(len) voorleggen in een bodemprocedure. De wijze van procederen in de bodemprocedure is echter afhankelijk van de inhoud van de beslissing in de deelgeschilprocedure. Art. 1019cc Rv geeft daarvoor de handvatten. Het gaat te ver om dit toch vrij ingewikkeld geredigeerde artikel hier volledig te bespreken[10], maar voor nu is van belang te weten dat als de deelgeschilrechter een beslissing heeft genomen over de materiële rechtsverhouding van partijen, de rechter in de bodemprocedure daaraan in beginsel is gebonden. Een dergelijke beslissing wordt namelijk gelijk gesteld aan een bindende eindbeslissing in een tussenvonnis. Hoger beroep kan worden ingesteld na ontvangst van het eindvonnis in de bodemprocedure, maar ook kan verlof gevraagd worden voor tussentijds hoger beroep, zodat het (deel) geschil, wanneer verlof is verkregen, direct opnieuw zal worden behandeld. Wanneer de rechter in het deelgeschil (slechts) een veroordeling heeft uitgesproken is het instellen van hoger beroep niet noodzakelijk. Een veroordeling wordt gelijk gesteld aan een vonnis in kort geding en kan om die reden in zijn volle omvang worden getoetst. Toepassingsgebied Het toepassingsgebied is ruim, conform de wens van de wetgever. De rechter zal echter wel in iedere procedure moeten nagaan of het geschil dat wordt voorgelegd zich leent voor behandeling in een deelgeschilprocedure. De verzoeker doet er goed aan in zijn verzoekschrift uitvoerig aan te geven dat en waarom het geschil zich leent voor behandeling. Met andere woorden dat de beslissing van de rechter kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingovereenkomst en dat de beslissing opweegt tegen de investering in tijd, geld en moeite. Wanneer de rechter namelijk van oordeel is dat de verzochte beslissing onvoldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst moet hij het verzoek afwijzen.[11] Aan wat voor deelgeschillen moet gedacht worden? De memorie van toelichting[12] geeft een opsomming van omstandigheden waarop de buitengerechtelijke onderhandelingen kunnen vastlopen

en die zich daarom lenen voor behandeling in een deelgeschilprocedure. Het gaat bijvoorbeeld om de (mate van) toerekenbaarheid van de daad aan de dader, de causaliteit, verjaring of het verval van rechten, maar ook om meer procedurele en feitelijke vragen zoals de vraag of nog een deskundige geraadpleegd moeten worden en zo ja welke, maar ook hoe de vraagstelling aan de deskundige moet luiden. Verder bijvoorbeeld: van welk carrièreverloop mogen partijen uitgaan bij berekening van de schade wegens verlies aan arbeidsvermogen, en tot welk moment en hoe vaak is huishoudelijk hulp noodzakelijk? Aansprakelijkheid (van de werkgever) Kan de aansprakelijkheidsvraag ook in deelgeschil worden voorgelegd? De wetgever heeft deze opening wel gecreëerd en met zoveel woorden ook beschreven in de memorie van toelichting. In de praktijk rees echter al snel de vraag of de rechter zich daartoe ook zou laten verleiden. Een beslissing over de aansprakelijkheid is namelijk een eerste drempel die moet worden gepasseerd en onderhandelingen over de schade zijn dan vaak in het geheel nog niet gevoerd. Het is dus zeer onzeker of een dergelijk beslissing kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. De praktijk heeft inmiddels echter uitgewezen dat rechters er over het algemeen geen probleem mee hebben om de aansprakelijkheidsvraag te beoordelen en te beantwoorden. De conclusie dat de aansprakelijkheidsvraag kan worden voorgelegd in een deelgeschilprocedure is derhalve gerechtvaardigd, mits deze kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. De praktijk De kantonrechter te Rotterdam kreeg als één van de eerste in een deelgeschilprocedure de vraag voorgelegd naar de aansprakelijkheid van een werkgever voor de schade van een werkneemster. Zij was als huishoudelijke hulp werkzaam bij een thuiszorginstelling. Tijdens het werk zakte zij door de vloer van een zolder van één van haar cliënten waarbij zij letsel opliep. De arbeidsinspectie constateerde een overtreding en legde de werkgever een boete op. De werkgever wees alle aansprakelijkheid van de hand. De kantonrechter oordeelde allereerst dat sprake was van een patstelling tussen partijen en dat een antwoord op de vraag of de werkgever aansprakelijk was deze patstelling kon doorbreken. Het geschil leende zich daarom voor behandeling in een deelgeschilprocedure. Ten aanzien van de zorgplicht had de rechter voldoende aan hetgeen partijen in de procedure naar voren hadden gebracht. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever was tekortgeschoten omdat er onvoldoende instructies waren gegeven waarmee de aansprakelijkheid volgens de kantonrechter gegeven was.[13] In deze zaak had de werkgever wel aangevoerd dat de vraag naar de zorgplicht bewijsvoering vereist, maar de kantonrechter had daar geen boodschap aan; de feiten waren niet in geschil en daardoor was het mogelijk een uitspraak te doen over (de schending van) de zorgplicht.[14] De kantonrechter te Rotterdam kreeg ruim een jaar later opnieuw een zaak voorgelegd over een bedrijfsongeval. Op de voet van een werknemer waren stalen staven terecht gekomen bij het lossen van een lading, waardoor letselschade was ontstaan. De werknemer legde de aansprakelijkheidsvraag als een deelgeschil voor aan de kantonrechter, maar die oordeelde dat zijn beslissing onvoldoende zou bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Hij woog mee dat partijen nog niet aan het onderhandelen waren, dat de werkgever (en diens verzekeraar) daartoe ook niet bereid waren en dat zij zich beriepen op verjaring van de vordering, dat uitvoerige bewijslevering ten aanzien van de toedracht geïndiceerd leek 11 jaar na dato, en dat de door de werknemer geleden schade, alsook de mate waarin die aan partijen zou kunnen worden toegerekend, geenszins vaststond. Het verzoek van de werknemer werd derhalve afgewezen. In zaken waar het gaat om aansprakelijkheid van de werkgever voor de schade van de werknemer speelt de bewijslast een belangrijke rol. Art. 7:658 lid 2 BW bevat een bijzondere bewijsregel en geldt als uitzondering op de hoofdregel van art 150 Rv. In de meeste gevallen zal het de werknemer zijn die een deelgeschil start en aan de deelgeschilrechter vraagt een beslissing te nemen over de aansprakelijkheid van de werkgever. Deze laatste dient echter, wanneer het aannemelijk is dat de schade is geleden in de uitoefening van de werkzaamheden, aan te tonen dat hij aan zijn zorgplicht jegens de werknemer heeft voldaan. Hoe moet daarmee worden omgegaan, zeker wanneer een werkgever stelt dat nadere bewijslevering noodzakelijk is? Leent een deelgeschilprocedure zich daar dan wel voor? Immers een beslissing in deelgeschil moet kunnen opwegen tegen een investering in tijd, geld en moeite. Helaas is geen eenduidig antwoord te geven op deze vraag, simpelweg omdat het afhankelijk is van de feiten die zijn gesteld, alsook van de wijze waarop de rechter de middelen die hem ter beschikking staan toepast.

In de hiervoor besproken eerste zaak van de kantonrechter te Rotterdam kreeg de werkgever nul op zijn rekest ten aanzien van zijn verweer dat (aanvullende) bewijsvoering vereist was. Er zijn echter ook uitspraken waarin de rechter een van de partijen de mogelijkheid heeft gegeven nader bewijs te leveren. De rechtbank te Utrecht[15] kreeg de zaak voorgelegd van een nachtportier van een hotel die tijdens de uitoefening van zijn werkzaamheden slachtoffer was geworden van een gewapende overval. De nachtportier stelde zijn werkgever aansprakelijk voor de daardoor bij hem ontstane schade. De werkgever ontkende aansprakelijk te zijn waarna de werknemer een deelgeschil aanhangig maakte. De kantonrechter oordeelde dat het verzoek van de werknemer in een deelgeschilprocedure kon worden behandeld. Het feit dat geen onderhandelingen waren gevoerd over de schade was onvoldoende reden het verzoek af te wijzen, aldus de kantonrechter. Juist het feit dat partijen van mening verschilden over de aansprakelijkheid stond onderhandelen in de weg en volgens de kantonrechter kon een beslissing de ontstane impasse doorbreken. Ten aanzien van de zorgplicht oordeelde de kantonrechter dat van het hotel mocht worden verwacht dat het haar werknemers goed instrueert over de veiligheidsmaatregelen en over hoe een nachtportier moet handelen in geval van een overval. De kantonrechter stelde het hotel in de gelegenheid te bewijzen dat het de nachtportier overeenkomstig had geïnstrueerd. De kantonrechter zag dit als een overzichtelijke, en niet als een uitvoerige en evenmin complexe, bewijskwestie, zodat een en ander niet in de weg zou staan aan de ratio van de deelgeschilprocedure. De zaak werd aangehouden voor aanvullende bewijslevering door de werkgever.[16] Het kan echter ook anders lopen. Ook de kantonrechter te Alphen aan den Rijn[17] kreeg een casus voorgelegd met de vraag of de werkgever aansprakelijk was op grond van art. 7:658 BW. De werknemer stelde tijdens de uitoefening van zijn werkzaamheden te zijn geëlektrocuteerd. De werkgever zou zijn zorgplicht hebben geschonden door de werknemer zonder toestemming of toezicht van de netbeheerder aan het werk te zetten, door gebrekkige tekeningen van de bekabeling te verstrekken, door onvoldoende instructies te geven met betrekking tot de wijze van afgraven en, tot slot, door de handvatten van de gebruikte grondboor niet te isoleren. De werkgever voerde gemotiveerd verweer en stelde dat niet uitgesloten kan worden dat de werknemer op puin in plaats van een elektriciteitskabel was gestuit en dat dit een hevige pijnreactie had veroorzaakt door preexistent letsel. Voorts had de netbeheerder geen melding gemaakt van schade en was de gebruikte boor niet beschadigd geraakt. De gezondheidsklachten van verzoeker waren voorts ook a-typisch voor elektriciteitsschade, aldus de werkgever. De kantonrechter oordeelde dat vaststond dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade had geleden, maar de toedracht allerminst vast stond en dat juist dat een rol speelt bij de beoordeling of voldaan is aan de zorgplicht. Nadere bewijslevering en/of deskundigenonderzoek was noodzakelijk en om die reden leende het verzoek zich niet voor behandeling in deelgeschil. In het kort Indien voldoende bewijs voorhanden is en de feiten staan vast, kan de vraag of de werkgever aansprakelijk is voor de schade van een werknemer met succes worden voorgelegd aan de rechter, in die zin dat het geschil zich zal lenen voor behandeling in een deelgeschilprocedure. Mijn mening is dat voorzichtigheid geboden is bij beslissingen die leiden tot aanhouding van de procedure voor nadere bewijslevering. De wetgever heeft een ruim toepassingsgebied gewenst, maar daar zijn ook uitdrukkelijke grenzen aan gesteld. Er vindt een schriftelijke ronde plaats waarin partijen aan bod komen en hun visie kunnen geven. Vervolgens vindt doorgaans een mondelinge behandeling plaats. Als dat niet voldoende is om de rechter te informeren en te overtuigen kan het zijn dat de zaak gewoonweg te complex is. Het doel is een snelle en eenvoudige procedure te bieden om de impasse in de buitengerechtelijke onderhandelingen te doorbreken. Wanneer een zaak wordt aangehouden is de snelheid eruit en de kosten zullen waarschijnlijk hoger worden. Een kantonrechter zal de ratio en doelen van een deelgeschilprocedure in ogenschouw moeten blijven nemen als hij zou (willen) besluiten tot nadere bewijsvoering. De valkuil is dat het einde zoek raakt en de verzoekschriftprocedure eigenlijk een bodemprocedure wordt, wat nu juist niet de bedoeling is. Voetnoten Voetnoten

[1] Mevr. mr. P.J. klein Gunnewiek is advocaat bij Van Benthem & Keulen te Utrecht. [2] Memorie van toelichting, 2007-2008 31 518, nr. 3, p. 2 [3]. de Groot, Naar een buitengerechtelijk beroep op de rechter in deelgeschillen? Een potentieel middel tot verbetering van de afdoening van letselschadezaken, TVP 2005, nr. 4, p. 122-127. [4] Art. 1019x lid 1 Rv. [5] Art. 1019x lid 3 Rv. [6] Art. 1019ij Rv [7] Zie ook het Procesreglement verzoekschriftprocedures rechtbank sector civiel handel/voorzieningenrechter via www.rechtspraak.nl, p. 12. [8] Art. 1019aa Rv. [9] Ktr. s-gravenhage 6 april 2012, LJN BW3175, JA 2012/134. [10] Zie wel: P.J. klein Gunnewiek en M.S.E. van Beurden, Niet eens met de beschikking in een deelgeschilprocedure: wat te doen?, PIV-Bulletin februari 2012, p. 14-16. [11] Art. 1019z Rv. [12] Memorie van toelichting, 2007-2008 31 518, nr. 3, p. 10. [13] Ktr. Rotterdam 6 oktober 2010, LJN BN9805, JAR 2010/305. [14] Ook in de volgende beschikkingen werd geoordeeld dat de werkgever zijn zorgplicht had geschonden: Ktr. Den Haag 9 augustus 2011, LJN BU3478, Ktr. Dordrecht 8 december 2011, LJN BU7610, JA 2012/49, Ktr. Apeldoorn 29 februari 2012, LJN BW0226 en Ktr. s-gravenhage 21 maart 2012, LJN BW2526. Niet aansprakelijk was de werkgever volgens de Kantonrechter s-gravenhage: Ktr s-gravenhage 6 april 2012, LJN BW3175, JA 2012/134. [15] Ktr. Utrecht 20 november 2011, LJN BT8679.

[16] Zie bijvoorbeeld ook: Ktr. Eindhoven 14 juni 2011, LJN BQ9268, JA 2011/157 en ktr. Wageningen 30 mei 2012, LJN BW7289, JA 2012/140 waarin de kantonrechter de zaak aanhield voor nadere bewijslevering door de werkgever. De kantonrechter in Delft hield de zaak ook aan voor bewijslevering maar dan aan de zijde van de werknemer: Ktr. Delft 9 augustus 2011, LJN BU3467. [17] Ktr. Alphen aan den Rijn 30 november 2011, LJN BVB1531, JA 2012/69.