Tuinhistorisch onderzoek in Nederland : acht stellingen

Vergelijkbare documenten
Minor Landschapsgeschiedenis

13.30 uur: Start; inleiding door dagvoorzitter Annemarie van Leeuwen uur: Lezing 1 door Willem Overmars

LANDS C HAP SS TI J L

Doelstelling en richtlijnen voor auteurs

Beleidsplan 2015 en volgende jaren

Bijlage bij deze welstandsnota: BIJLAGE 1: GERAADPLEEGDE BRONNEN BIJLAGE 2: RECLAMETEKENS

Overzicht opleidingen

Herbestemming in het onderwijs

CASCADE bulletin voor tuinhistorie

TU Delft Library. Een open source. TU Delft Library

VAN DER LAAN STICHTING

1. Soorten wetenschappelijke informatiebronnen

De Valkeniers. Handleiding DeValkeniers.nl voor leiding, bestuur en andere redacteuren. Versie 1.0. Door Iwan, Jarno, Iris en Erik

Nederlandse Gedragswetenschappen Grote Kruistraat 2/1, 9712 TS Groningen. 1. Inleiding

1. Ets J. E. Marcus, naar J. Smies, Den zedelijke en zinnelijke mensch. Spotprent op de wijsbegeerte van Kant. Ca

Uitgesproken 22 september 2007, Hotel Schloss Friedestrom (Rheinland). Carla Oldenburger-Ebbers, voorzitter Cascade

NIEUWSBRIEF. Erfgoedbrede uitgaven. april 2013 extra editie

Landgoed. Utrecht verhaalt: Doornburgh. verhaalt. boek Doornburgh/ juni 2015/ versie 29 juli 2015/ 1

stichting Kastelen Buitenplaatsen Landgoederen Het nationale podium voor kastelen, historische buitenplaatsen & landgoederen

Vrienden van Berbice: extra nieuwsbrief lezing en concert. View this in your browser. belangstellende,

Kansen voor Rusthoven & Ekenstein

Van der Laan Stichting JAARVERSLAG

Mondelinge geschiedenis en architectuur Een voorstel voor format diepte-interview Centrum Vlaamse Architectuurarchieven _ draft 28 april 2010

Landgoed. Utrecht verhaalt: Doornburgh. verhaalt. boek Doornburgh/ versie 7 sept 2015/ 1

NIEUWSBRIEF 2. Het Onderzoek

Landgoed. Utrecht verhaalt: Doornburgh. verhaalt

Genomineerden Carla Oldenburger-Ebbers Penning 2017

Opdracht Hier volgen twee voorbeelden van buitenhuizen die vandaag de dag worden aangeboden. Bekijk ze goed en lees de beschrijvingen op de volgende

Stap 5 Selecteren van informatie

Betrekken jonge en nieuwe Nederlanders vergt mentaliteitsverandering

HET ZOEKEN VAN WETENSCHAPPELIJKE LITERATUUR. Hans Bodlaender

BELEIDSPLAN

Waarom is een nieuw tijdschrift nodig?

NMV Museumcongres 2011 Musea en onderzoek

kunstgeruis in de klas

Nieuwsbrief mei Onderzoek naar resten Kasteel Rietwijk

Cursus Griekse Epigrafie

Monumentnummer*:

Stichting DE KERK Centrum voor de Groninger Amsterdamse School

Mak de gesjiechte van ós sjtreek lebendig. Jaarverslag Sjtichting Genealogiek Sjènne 2009

Werken aan scheikunde

BIJ DIE WERELD WIL IK HOREN! HANS ROMKEMA 3 MAART 2010, DEN HAAG

Groene monumenten. Kijken & Beslissen. Roma Stamu Utrecht 2 april Natascha Lensvelt Specialist Tuinen & parken RCE

6) Cultuur en erfgoed

BELEIDSPLAN. Brederodestraat VG Amsterdam Nederland. info@stichtingopen.nl Rabobank: NL44RABO

Historische Buitenplaatsen en Landgoederen: een interdisciplinaire introductie op onderzoeksperspectieven en methoden

Kwaliteitsbeeld Noord-Holland. Verkenning II 11 mei 2017

Onderwijs Onderzoekschool Politieke Geschiedenis

ERFGOED, ERFBETER, ERFBEST. Cultuurhistorische waarden: inventariseren, vastleggen en ontwerpen Februari 2012

Nieuwsbrief 1 maart 2012

Onderzoekscollege Historische Buitenplaatsen en Landgoederen

LAUDATIO. LJ. Vandewiele

Daarnaast hebben wij kennis genomen van het Revitaliseringsplan zelf. Onze zorgen hieromtrent zetten wij in het vervolg van deze brief nader uiteen.

Communicatieplan OpSpraak

Middachten landgoed in bedrijf.

GRIEKSE EPIGRAFIE OP LOCATIE (MA/PhD)

REGIONAAL LANDGOEDERENPROJECT LANGS IJSSEL EN BERKEL

Langetermijnvisie Schelde-estuarium. Second opinion economisch onderzoek

DAG VAN DE ARNHEMSE GESCHIEDENIS

(SELECTIE) PROJECTENLIJST

Beleidsplan Oudheidkundige Kring De Vier Ambachten

DROOMVILLA. Paul en Marjolijn Smeets

MEMO: De economische dragers van buitenplaatsen in Zuid-Holland

In de tentoonstelling Kinderstad ontdek je de Brusselse architectuur.

Onderwijs Onderzoekschool Politieke Geschiedenis. Onderzoekschool Politieke Geschiedenis 1

Nationale Social Media Onderzoek 2018

Rapport metadata Voor de gebruikersvoorwaarden zie aan deze informatie kunnen geen rechten worden ontleend. Metadata RCE MIP Objecten

Reizende expositie Herstel, Groei en Vernieuwing

Beschermde stads- en dorpsgezichten en wederopbouwgebieden,

Aan de raad AGENDAPUNT NR Doetinchem, 13 september 2017 ALDUS VASTGESTELD 21 SEPTEMBER Nota Cultuurhistorie Doetinchem 2017

Quickscan Inleiding Resultaten quickscan

Loopbaanoriëntatie en -begeleiding

IDEEËNPRIJSVRAAG VOOR STUDENTEN. Wonen te gast. in het landschap

A&O ERFGOED PROVINCIE UTRECHT. 10 december 2015 Roland Blijdenstijn

BETROUWBAARHEID VAN BRONNEN. Workshop ter voorbereiding op het maken van het PWS.

Databank Digitale Dagbladen

Onderzoek het ondernemingsrecht! 2019

Historische Vereniging Warder Bedrijfsplan 2011

Ruimte voor de Regge op Landgoed Het Laar. Stef Fortkamp, waterschap Vechtstromen Marcel Eekhout, Parklaan landschapsarchitecten

Onderzoekend leren over identiteit

WIJ WENSEN U FIJNE FEESTDAGEN EN EEN JAAR VOL SCHOONHEID! Marina Laméris Roel van Norel

RESULTATEN LANDGOEDERENBELEID

F R AE YLEMABO R G. Type. Park L/XL Adres. Hoofdweg 32, Slochteren Architect huis. - Architect park. J.D. Zocher G.A., Blum L.P.

CULTUREEL ERFGOED EN DE VERTALING NAAR RUIMTELIJKE PLANNEN

Sustainable solutions from a multidisciplinary approach

Terugblik op rapport uit 1960

1 Ontstaan en doelstelling

Beleidsplan voor de periode

Onderzoek Inwonerspanel: Erfgoed

Juryrapport. Boekman Dissertatieprijs. voor kunst- en cultuurbeleid

Met Stoom / Anno 1961

( ) Collectie nummer: 461 Februari 2016

TEKTONIEK. me diakit

GROEN GROENER GROENST

Stimuleringsfonds Open Access - publicaties

DEEL B van de onderwijs- en examenregeling voor de bacheloropleiding Algemene cultuurwetenschappen,

ONDERZOEKSOPDRACHT KCNR februari 2014

09.30 uur Arnold Heumakers over Wagner, Nietzsche en de romantiek in Mein Kampf

Binden, bewaren, bezielen en betalen

Workshop zoeken naar bronnen

Transcriptie:

Tuinhistorisch onderzoek in Nederland 2007-2012: acht stellingen Christian Bertram Inleiding Cascade stimuleert tuinhistorisch onderzoek in Nederland. Op het Cascade lustrumsymposium op 23 november 2012 was dan ook een lezing gewijd aan dit onderwerp. In Nederland hebben in de afgelopen jaren tal van mensen onderzoek gedaan naar de Nederlandse tuinkunst. Studenten van verschillende opleidingen, landschapsarchitecten, publicisten, kunst- en cultuurhistorici. Om alle bijdragen te noemen zou een boekwerk nodig zijn. In dit artikel daarom alleen de grote lijnen aan de hand van voorbeelden. Plus een antwoord op de vraag wat ons nog te doen staat. Acht stellingen van Christian Bertram: Stelling 1: Voor fragmentarisch onderzoek is het Cascade-bulletin een ideaal medium gebleken. Het CASCADE Bulletin voor tuinhistorie is een uitgave met de typische kenmerken van een verenigingsblad: feitelijk, beknopt in omvang en gericht op een specifieke doelgroep van tuinhistorisch geïnteresseerden, dus niet op een algemeen publiek zonder voorkennis. Voordeel van het Cascade-bulletin is vooral dat leuke vondsten niet eindeloos in de la of de map diversen blijven liggen. Kort: informatie wordt niet gehamsterd maar gedeeld. Vooral Jan Holwerda heeft zich hier grote verdiensten verworven. In dat opzicht is het Cascade-bulletin te vergelijken met de website over het werk van de tuinontwerper-dynastie Zocher, die Carla Oldenburger-Ebbers en Juliet E. Oldenburger op internet hebben gezet. 1 Het Cascade-bulletin, de Cascade-website en de Zocher-website lokken commentaar en aanvulling uit en dragen op deze manier bij aan een voortschrijdend collectief inzicht. Moet er iets veranderen aan de bladformule van het Cascade-bulletin? Moet 76

er bijvoorbeeld meer groot onderzoek komen? Ik denk het niet. Voor langere artikelen hebben we immers nog het Bulletin KNOB, zie het recente artikel van Inger Groeneveld over de oudste geschiedenis van buitenplaats Elswout in Overveen. 2 Of er bovendien nog ruimte is voor een Nederlands Journal of Garden History of Die Gartenkunst valt te betwijfelen. Tuinkunst, Nederlands jaarboek voor de geschiedenis van tuin- en landschapsarchitectuur was een veelbelovende poging in die richting maar kon zich uiteindelijk niet handhaven. Voor zo n regelmatig verschijnend jaarboek of tijdschrift met wetenschappelijke ambitie ontbreekt het mijns inziens gewoonweg aan de noodzakelijke constante stroom van geschikte artikelen. Dat brengt mij bij de volgende stelling: Stelling 2: Lokaal onderzoek naar afzonderlijke tuinen en parken komt veel voor, maar is veel te weinig zichtbaar en toegankelijk. Het ontleden van de historische ontwikkeling van afzonderlijke tuinen en parken maakt deel uit van restauratie, herstructurerings- en beheerplannen en afstudeerprojecten en komt dan ook relatief vaak voor. De kwaliteit is natuurlijk heel wisselend, maar hoe dan ook: zeldzaam is dat soort onderzoek zeker niet. Omdat het meestal om grijze literatuur gaat, dus niet in de boekhandel verkrijgbare titels, zou het wenselijk zijn om de rapporten beter zichtbaar en toegankelijk te maken. Jan Holwerda heeft hier op zijn website Groen Verleden 3 al een begin gemaakt, bij de Universiteit Wageningen is op TuinPad 4 het een en ander te vinden, maar een goed overzicht ontbreekt nog steeds. Hierdoor wordt ook een verdere bewerking van de opgediepte informatie bemoeilijkt. Dat is een van de redenen waarom de zoektocht naar restanten van historische tuinen en parken, en de nog aanwezige sporen nauwelijks invloed heeft op onze ideeën over de ontwikkeling van de Nederlandse tuinkunst. Een realitycheck ontbreekt en ons beeld blijft gebaseerd op prenten, kaarten en ontwerpen. Stelling 3: Manifestaties als het Jaar van de Historische Buitenplaats 2012 verbreden onze kennis maar verdiepen die niet automatisch. 77

Het jaar van de Historische Buitenplaats 2012 is net achter de rug. Alle hulde aan René Dessing en vele anderen voor zo n project. We hebben zeker allemaal erg genoten van speciale openstellingen, tentoonstellingen en evenementen. Zo n jaar is bedoeld om het draagvlak voor het onderhoud van historische buitenplaatsen te verbreden, dus een breed publiek kennis te laten maken met buitenplaatsen. En dat is ook gelukt, denk ik. Maar heeft het themajaar ook een positieve invloed gehad op tuinhistorisch onderzoek? Als we op de site van het buitenplaatsjaar kijken worden er een aantal publicaties gelinkt aan het jaar. Als ik hieruit de titels licht met tenminste regionaal of nationaal bereik, titels dus die niet alleen over één bepaalde buitenplaats gaan, dan zijn voor mij de volgende 4 titels potentieel interessant: (1) De buitenplaats en het Nederlandse landschap van Marina Laméris uit 2012; 5 (2) De Nationale gids historische buitenplaatsen van René Dessing en Jan Holwerda uit 2012; 6 (3) Gelders Arcadië, Atlas van een buitenplaatsenlandschap onder redactie van Elyze Storms-Smeets uit 2011; 7 (4) Vechtse Paradijzen. Tuinen bij buitenplaatsen in de Vechtstreek van Inge Dekker en Henriëtte Emaar uit 2012. 8 Deze boeken dragen veel materiaal aan, in de inleidende teksten staan bespiegelingen over de buitenplaats en de verschillende facetten van het leven op buitenplaatsen. Wat deze publicaties helaas alle missen, zijn bronvermeldingen. Ook de literatuurlijsten zijn, op Gelders Arcadië na, wat men beknopt noemt of ontbreken zelfs helemaal. Het ontbreken van bronvermeldingen is daarom bijzonder jammer omdat het de inventarisaties bijna onbruikbaar maakt voor verder onderzoek, voor een verdieping. Maar heeft dat eventueel te maken met het medium boek? Is het internet met zijn mogelijkheden tot koppeling van bestanden en literatuurlijsten hier misschien heel veel verder? Hierover: 78

Stelling 4: Ook sites over Nederlandse buitenplaatsen en landgoederen gaan kennelijk ervan uit dat het zogenoemde brede publiek zich rot schrikt van een bronvermelding. Ook hier een paar voorbeelden:(1) het project Gelders Arcadië op internet, met landgoederen langs de Veluwezoom, inmiddels afgesloten; 9 (2) de beschrijvingen van nog bestaande Noord-Hollandse buitenplaatsen op de site Binnen op Buitenplaatsen in het kader van Oneindig Noord-Holland; 10 (3) de tot nu toe onderbelichte buitenplaatscultuur in De Beemster op de website Beemster Buitenplaatsen van Katja Bossaers; 11 (4) Albert Speelmans Buitenplaatsen in Nederland. 12 Goede initiatieven allemaal, dat zeker. Maar ook hier weer nauwelijks bronvermeldingen, en dat vaak tot frustratie van de degenen die de informatie aanleveren. Nauwelijks bronnenvermeldingen in een tijd waarin zelfs Wikipedia steeds vaker bronnen noemt en zelfs auteurs met bronvermelding nodig tot de orde roept, dat blijft voor mij een onbegrijpelijk gemis. Heeft dat te maken met het idee dat een brede doelgroep meteen afhaakt zodra ze een bronvermelding tegenkomt? Die alleen in staat is om plaatjes te kijken en teksten hooguit in twitter-format kan of wil lezen? Kennelijk. Dat roept dan wel de vraag op of we gegevens alleen maar verzamelen voor mensen die niet echt geïnteresseerd zijn in het onderwerp en op elk moment verder kunnen zappen. Hoe dan ook: in het buitenplaatsjaar hebben we veel kennis opgedaan, geordend en beschikbaar gesteld voor een breder publiek. Als we nu niets doen om de gelokaliseerde en gefotografeerde buitenplaatsen te linken aan de al beschikbare bronnen, laten we een groot deel van het mogelijke profijt liggen dat het buitenplaatsjaar heeft opgeleverd. Deze inhaalslag moeten we dus in de toekomst nog zien te maken. Zou dat niet een schone taak zijn voor de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed? 79

Voordat ik verder ga met de volgende stelling wil ik nog een loffelijke uitzondering noemen op de regel van niet geannoteerde informatie in het buitenplaatsjaar: de inventarisatie Roodbaards Rijkdom. Landschapsparken Noord-Nederland 1800-1850 van Els van der Laan-Meijer en Willemieke Ottens. De auteurs hebben niet alleen een schat aan historische ontwerptekeningen weten de vergaren maar ook de nodige aandacht besteed aan ruimtelijke analyse en aan het openleggen van schriftelijke bronnen. Een mooi staaltje dus hoe zo n inventarisatie ook kan. 13 Maar nu de volgende stelling, en dan niet over buitenplaatsen: Stelling 5: Opvallend veel onderzoek is in de laatste jaren verricht naar de landschapsarchitectuur van de tweede helft van de twintigste eeuw. In de laatste jaren is veel onderzoek gedaan naar de Nederlandse tuin- en landschapsarchitectuur van na de Tweede Wereldoorlog. Onderzoek naar het recente verleden ligt goed bij de subsidiegevers, met name het Stimuleringsfonds voor de Architectuur, de EFL stichting en de NH Bos-Stichting. Vooral Marinke Steenhuis heeft hier in korte tijd veel werk verzet, als onderzoekster, schrijfster en redacteur. Een paar voorbeelden: (1) Stedenbouw in het landschap. Pieter Verhagen (1882-1950), de dissertatie van Marinke Steenhuis uit 2007; 14 (2) Bureau B+B stedebouw en landschapsarchitectuur onder redactie van Marinke Steenhuis uit 2010; 15 (3) Maakbaar Landschap. Nederlandse landschapsarchitectuur (1945-1970) onder redactie van Marinke Steenhuis en Fransje Hooimeijer; 2007. 16 Verder nog te noemen, maar dan niet van Marinke Steenhuis: (4) Onzichtbaar werk. Michael van Gessel landschapsarchitect van Erik de Jong en Christian Bertram uit 2008; 17 (5) J.P.T. Bijhouwer. Grensverleggend landschapsarchitect van Gerrie Andela uit 2011. 18 80

Er is natuurlijk nog veel te onderzoeken en te publiceren. Maar over naoorlogse tuinen landschapsarchitectuur zijn we in de afgelopen tijd kwalitatief en kwantitatief meer te weten gekomen dan over welke andere periode dan ook. Dus dat zit goed. Verder zo, zou ik zeggen. Stelling 6: De cultuurhistorische dimensie van tuin en park kreeg in de afgelopen jaren (te) weinig aandacht. Het valt op dat historisch groen vooral als onderwerp van monumentenzorg, ontwerppraktijk, restauratie en recreatie werd gezien en minder als deel van grotere culturele samenhangen. Een uitzondering hierop is het toegankelijk geschreven boekje Het verlangen naar buiten. De Nederlandse geschiedenis van het buitenleven van Marcel van Ool uit 2008. 19 Verder is een brede cultuurhistorische benadering van groen vrij zeldzaam. Gaan we dus een cultuurhistorisch duistere toekomst tegemoet? Gelukkig niet! Rob van der Laarse van de faculteit Cultuurwetenschappen van de Universiteit van Amsterdam schrijft nog aan zijn nieuwe boek Arcadiërs van de republiek. 20 Laten we hopen dat het project tot een goed einde komt nu Rob aan de slag is gegaan met het tegendeel van de vermakelijke buitenplaatsen: de twintigste-eeuwse terrorscapes van oorlog en holocaust. Erik de Jong, namens Artis bijzonder hoogleraar aan de UvA, werkt aan een publicatie van zijn collegereeks over tuin en park aan de UvA. Het moet volgens Erik de Jong een soort van alternatieve tuingeschiedenis worden, die tuin en park als één van de onderdelen laat zien van mens-natuur relaties. Verder werkt Erik ook nog steeds aan zijn studie over de wandeling. Afgaande op de inaugurele rede van 20 november 2012 van Yme Kuiper als bijzonder hoogleraar Historische buitenplaatsen en landgoederen aan de Rijksuniversiteit Groningen, zullen we in de toekomst ook uit Groningen meer horen over het buitenleven in een bredere context. 21 Een nieuwe bijzondere hoogleraar, dat brengt me bij mijn zevende stelling: Stelling 7: Er was tot nu toe geen universiteit in Nederland die tuinhistorisch onderzoek op lange termijn een vaste institutionele omgeving wilde geven. 81

Tot nu toe ontbreekt in Nederland een vast centrum voor de geschiedenis van de tuin- en landschapsarchitectuur. De ingrediënten hebben we wel: - geschikte onderzoekers; - de collecties en de bibliotheken in Wageningen, bij het Nederlands Architectuurinstituut in Rotterdam en elders; - studenten die aan de slag willen. Maar in Nederland bestaat geen Dumbarton Oaks of een Zentrum für Garten und Landschaftsarchitektur. Af en toe verschijnen ergens in Nederland dissertaties over groene onderwerpen, bij voorbeeld: - aan de TU Twente het onderzoek van Alette Fleischer over techniek en wetenschap in zeventiende-eeuwse tuinen uit 2010, 22 of - aan de TU Delft het nog lopende onderzoek van Gerdy Verschuure-Stuip over buitenplaatsen in de zeventiende eeuw. Toch blijven deze onderzoeken in hun omgeving geïsoleerd, er wordt verder niets meer mee gedaan. We moeten ons ook afvragen of het systeem van tijdelijke, bijzondere hoogleraarschappen uitkomst biedt. Om de paar jaar krijgen we ergens in het land een nieuwe bijzonder hoogleraar, bijvoorbeeld Erik de Jong voor de Clusiusstichting in Leiden of Johan Carel Bierens de Haan voor Stichting Geldersch Landschap en Geldersche Kasteelen aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Aan kunde en inzet ontbreekt het zeker niet bij de bijzonder hoogleraren. Meestal is echter het aantal uren te klein en de gesponsorde periode te kort om dat te doen wat universiteiten zouden moeten doen: juist langlopende projecten uit te zetten met promovendi die voor de nodige diepgang kunnen zorgen. Als de promoties klaar zijn, zitten de promotoren meestal al weer ergens anders. Laten we hopen dat het deze keer in Groningen anders zal lopen. Conclusie: een permanent centrum voor de geschiedenis van de tuin- en landschapsarchitectuur in Nederland, met aangesloten bibliotheken en collecties, zou de continuïteit van onderzoek veel beter kunnen waarborgen en zou een enorme vooruitgang zijn voor tuin- en landschapshistorisch onderzoek. 82

Wat daarnaast nodig is, daarover gaat mijn achtste en laatste stelling: Stelling 8: Nog steeds ontbreekt een gedegen overzichtsboek over de Nederlandse tuin- en landschapsarchitectuur. In de afgelopen tijd hebben we een aantal overzichten gezien over deelperiodes en deelonderwerpen van de Nederlandse tuinhistorie. Plus heel veel publicaties over afzonderlijke tuinen, parken, buitenplaatsen, landschappen en hun ontwerpers. Een paar voorbeelden: Het boek van Heimerick Tromp over de Nederlandse landschapsstijl, net verschenen, 23 het al genoemde Maakbaar Landschap van Steenhuis over de Nederlandse landschapsarchitectuur 1945-1970 of het boek van Eric Blok en Birgit Lang over villatuinen in Nederland uit 2008. 24 Maar wat nog steeds ontbreekt, is een gedetailleerd en geannoteerd overzicht over de Nederlandse tuin- en landschapsarchitectuur door de eeuwen heen. Ik ben op het moment zelf de mogelijkheden aan het verkennen voor de publicatie van zo n overzichtsboek. Noten: 1 Carla Oldenburger-Ebbers en Juliet Oldenburger, red. Zocher on-line: http://www.historischetuinen.nl/zochers.html 2 Inger Groeneveld, What s in a name? Nieuw licht op Moulins hofstede, de vroegste aanleg van buitenplaats Elswout te Overveen, Bulletin KNOB 111-2 (2012), p. 111-125. 3 Jan Holwerda, red. http://groenverleden.nl/tuinhistorische-rapporten/ 4 http://library.wur.nl/tuinpad/ 5 Marina Lameris, De buitenplaats en het Nederlandse landschap, Zwolle 2012. 6 René W.Ch. Dessing en Jan Holwerda, Nationale gids historische buitenplaatsen, Wormerveer 2012. 7 Elyze Storm-Smeets, red. Gelders Arcadië. Atlas van een buitenplaatsenlandschap, Utrecht 2011. 8 Inge Dekker, Henriëtte Emaar en Hanneke Louwerse, Vechtse paradijzen. Tuinen bij buitenplaatsen in de Vechtstreek, Houten 2012. 83

9 Elyze Storm-Smeets, red. Gelders Arcadië. http://www.geldersarcadie.nl [bij check op 26 maart 2013 niet meer bereikbaar]. 10 In 2013 verplaatst naar: http://www.oneindignoordholland.nl/nl-nl/thema/3373/buitenplaatsen. 11 Katja Bossaers, red. Beemster buitenplaatsen. http://www.beemsterbuitenplaatsen.nl/ 12 Albert Speelman, red. Buitenplaatsen in Nederland. http://www.buitenplaatseninnederland.nl/ Hier zijn de bronvermeldingen heel summier en vaak niet op naam van de auteur. Wel zit er een algemene lijst van boeken over buitenplaatsen bij, gerangschikt naar provincie. 13 Els van der Laan-Meijer en Willemieke Ottens, Roodbaards Rijkdom. Landschapsparken Noord-Nederland 1800-1850, Friesland, Groningen en Drenthe (BONAS-reeks). Rotterdam 2012. 14 Marinke Steenhuis, Stedenbouw en landschap. Pieter Verhagen (1882-1950), Rotterdam 2007. 15 Marinke Steenhuis, red. Bureau B+B stedebouw en landschapsarchitectuur. Een collectief talent 1977-2010, Rotterdam 2010. 16 Marinke Steenhuis en Fransje Hooimeijer, red. Maakbaar landschap. Nederlandse landschapsarchitectuur 1945-1970, Rotterdam 2009. 17 Christian Bertram en Erik de Jong, red. Onzichtbaar werk. Michel van Gessel landschapsarchitect, Rotterdam 2008. 18 Gerrie Andela, J.T.P. Bijhouwer. Grensverleggend landschapsarchitect, Rotterdam 2011. 19 Marcel van Ool, Het verlangen naar buiten. De Nederlandse geschiedenis van het buitenleven, Amsterdam 2008. 20 Aangekondigd als: Rob van der Laarse, Arcadiërs van de Republiek. Adel, hof en buitenplaats in Nederland 1500-1800, Amsterdam nog te verschijnen. 21 Zie voor de inaugurele rede van Kuiper: http://www.rug.nl/research/kenniscentrumlandschap/oratie-prof.-dr.-y.b.-kuiper 22 Alette Fleischer, Rooted in fertile soil. Seventeenth-century Dutch gardens and the hybrid history of material and knowledge production (Proefschrift Technische Universiteit Twente), Enschede 2010. 23 Heimerick M.J. Tromp, De Nederlandse landschapsstijl in de achttiende eeuw, Leiden 2012. 24 Eric Blok en Birgit Lang, Villatuinen in Nederland 1900-1940, Amersfoort/ Wageningen 2008. 84