Gemeente Den Haag Retouradres: Postbus 12 600, 2500 DJ Den Haag Uw brief van Uw kenmerk De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Ons kenmerk Postbus 20011 BSD2000/ 2500 EA Den Haag Doorkiesnummer (070) 3533123 Aantal bijlagen 1 Datum 10 november 2000 Onderwerp reactie voorontwerp Gemeentewet Geachte heer De Vries, Naar aanleiding van uw verzoek om een reactie op het voorontwerp Gemeentewet berichten wij u het volgende. Wij hebben er veel waarde aan gehecht dat de gemeenteraad nauw bij de voorbereiding van onze reactie is betrokken. Daarom is deze reactie pas na bespreking in de Commissie voor Algemene Bestuurlijke en Politie- en Brandweeraangelegenheden op 10 november j.l. vastgesteld. Wij hebben onze reactie tevens toegezonden aan de VNG. Ons commentaar op het voorontwerp is geclusterd rond een aantal centrale thema s. Op 30 maart 2000 heeft onze gemeente al gereageerd op het rapport van de Staatscommissie Elzinga. Een afdruk van deze reactie is bij deze brief gevoegd. De uitgangspunten zoals verwoord in deze brief zijn, voor zover deze betrekking hebben op onderwerpen die in het voorontwerp aan de orde komen, voor ons nog steeds van kracht. I. Rol en positie van de raad Verordenende bevoegdheid a Exclusieve bevoegdheid van de raad. Wij zijn van mening dat regelgevende bevoegdheid zowel aan de raad als aan het college moet worden toegekend, met dien verstande dat de regelgevende bevoegdheid van de raad zich vooral zou moeten richten op het stellen van kaders en die van het college op het vaststellen van nadere beleids- en uitvoeringsvoorschriften die passen binnen die kaders en strekken tot een doelmatige en doeltreffende uitvoering daarvan. b. Bevoegdheid tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen. Wij zijn van oordeel dat in de nieuwe Gemeentewet moet worden opgenomen dat de raad een algemeen kader vaststelt waarbinnen het college namens de gemeente privaatrechtelijke rechtshandelingen Inlichtingen bij: mw. M. Claassen Postadres: Postbus 12 600, 2500 DJ Den Haag Telefoon 070-3533123 Bezoekadres: Spui 70, Den Haag Telefax 070-3532782
2 kan verrichten. c. Werkgeverschap. Wij stellen ons voor dat het college de werkgeversrol vervult ten aanzien van het personeel van de gemeente. Indien ervoor wordt gekozen een griffie in te stellen ten behoeve van de raad ligt in de rede dat het personeel van die griffie wordt benoemd, geschorst en ontslagen door de raad. Personeel dat werkzaam is ten behoeve van een eventueel in te stellen lokale rekenkamer of ten behoeve van adviescommissies wordt door het college aan deze organen beschikbaar gesteld. Dat wil zeggen dat dit personeel wordt benoemd, geschorst en ontslagen door het college in samenspraak met het desbetreffende orgaan. Bedoeld personeel is verantwoording schuldig aan het orgaan waarvoor het werkt. Indien besloten wordt een griffie in te stellen ligt in de rede dat de gemeentesecretaris (en dat geldt dan ook voor loco s en eventuele interims) wordt benoemd, geschorst en ontslagen door het college. Als niet voor een griffie gekozen wordt zou deze verantwoordelijkheid echter bij de raad moeten liggen. De raad benoemt in dit geval de gemeentesecretaris op voordracht van het college. Wij zijn van mening dat het college zelf moet kunnen beslissen of het een enkelvoudige of een meervoudige voordracht doet: een wettelijke regeling daarvan lijkt ons overbodig. d. Medebewind. Wij zijn van mening dat de raad bevoegd moet blijven om beleidsregels vast te stellen ten aanzien van bij of krachtens de wet verleende bevoegdheden (medebewind). e. Nieuwe regelingsfiguren. Op verschillende plaatsen worden nieuwe regelingsfiguren (collegeregeling, burgemeestersregeling, gedragscode, instructie) geintroduceerd zonder dat de status daarvan duidelijk is. Wij zien voorshands geen noodzaak om hiervoor verordeningen vast te stellen. Wij vinden dat gemeenten vrij moeten zijn om naar eigen goeddunken te bepalen hoe zij de bedoelde regelingen vorm willen geven. Budgettaire bevoegdheden f. Rekenkamer. Los van onze opvatting over de wenselijkheid van het instellen van een lokale rekenkamer in onze eigen gemeente vinden wij vanuit het belang dat wij hechten aan de gemeentelijke autonomie dat gemeenten vrij moeten zijn om zelf te bepalen op welke wijze zij vorm willen geven aan doeltreffendheidsonderzoek. Een lokale rekenkamer is één uit meerdere vormen om daaraan invulling te geven, maar hetzelfde doel kan ook langs andere wegen worden bereikt. Indien een gemeentelijke rekenkamer desondanks toch in de nieuwe wet zou worden voorgeschreven, dienen gemeenten een maximale vrijheid te hebben om taak, samenstelling en werkwijze van de rekenkamer zelf in te vullen. Daarbij past geen gedetailleerde regeling in de wet zelf. g. Indemniteitsprocedure. Wij kunnen de voorgestelde indemniteitsregeling onderschrijven. Controlerende bevoegdheden h. Gevolgen van ontvlechting van raads- en collegelidmaatschap. Een consequente uitwerking van de dualiseringsgedachte brengt met zich mee dat leden van de raad niet tevens wethouder kunnen zijn. Aan de ontvlechting van het lidmaatschap van de gemeenteraad en dat van het college van B en W verbindt het wetsontwerp niet de conclusie dat het aantal
3 gemeenteraadsleden naar beneden moet worden bijgesteld. Het aantal op het college toezicht houdende raadsleden neemt derhalve fors toe. In Den Haag zijn dat er nu 38 (45 raadsleden minus 7 wethouders), straks 45. Daaraan zijn voor- en nadelen verbonden. Het lijkt ons wenselijk dat een expliciete discussie plaatsvindt over de vraag of zo n uitbreiding wenselijk moet worden geacht. Daarbij zouden ook de gevolgen van deze uitbreiding voor de ondersteuning en facilitering van raadsleden en voor de hoogte van de uitgaven ten behoeve van het gemeentebestuur moeten worden betrokken. i. Recht van initiatief, amendement, interpellatie, vragenrecht en recht van enquete. Vanzelfsprekend stemmen wij ermee in dat het recht van initiatief en amendement, het recht van interpellatie, het vragenrecht en het recht van enquête een basis krijgen in de nieuwe gemeentewet. De verhouding tussen deze rechten en de invulling van art. 169 leidt ons inziens niet tot problemen. j. Administratief beroep. Wij stemmen ermee in dat in de nieuwe wet geen mogelijkheid meer zal zijn opgenomen voor de raad om administratief beroep op zich zelf open te stellen tegen besluiten van het college. k. Introductie griffier. Indien de raad besluit tot het instellen van een griffie en het aanstellen van een griffier treft zij in overleg met het college een regeling voor de relatie tussen de griffie en het door het college aangestuurde ambtelijk apparaat. De noodzaak om dit te doen is zo evident dat dit niet in de nieuwe wet hoeft te worden vastgelegd l. Verordening ambtelijke bijstand. Wij stemmen ermee in dat in de nieuwe wet wordt vastgelegd dat de raad een verordening inzake recht op bijstand vaststelt. m. Raadsvergaderingen. Indien overeenkomstig de nieuwe wet wethouders niet zonder meer toegang hebben tot raadsvergaderingen en niet zonder meer het recht hebben om aan de beraadslagingen deel te nemen dan ligt in de rede hiervoor een voorziening te treffen in het Reglement van Orde van de raad. Een wettelijke regeling lijkt ons niet noodzakelijk. II. Commissies n. Gesloten stelsel. Wij stemmen in met een gesloten stelsel van commissies, waarbij de mogelijkheid blijft bestaan om commissies zonder gemeentewettelijke status in te stellen, die niet aan de voorschriften van de gemeentewet hoeven te voldoen. o. Specifieke voorschriften. Wij stemmen in met de in het voorontwerp genoemde voorschriften t.a.v. commissies. De vraag of ambtenaren moeten kunnen participeren in adviescommissies vinden wij een aangelegenheid van gemeentelijke autonomie. Wij zijn er dan ook voorstander van dat hiervoor geen wettelijke regeling wordt getroffen, maar dat aan gemeenten zelf wordt overgelaten hiervoor een regeling te treffen. III. Rol en positie van het college p. Bestuursbevoegdheden college. Wij stemmen in met de in de nieuwe wet op te nemen regel
4 dat de voorbereidingen van de raadsvergaderingen wordt opgedragen aan het college. Datzelfde geldt voor het voeren van rechtsgedingen De bevoegdheid tot het instellen, opheffen of wijzigen van markten dient naar ons oordeel bij de raad te blijven liggen. q. Advisering over voorgenomen rijksregelgeving. Principieel gezien zijn wij van mening dat de raad in staat gesteld moet worden om te reageren op nieuwe rijksregelgeving en -beleid. Het zal in de regel echter praktischer zijn om het overleg met het rijk via het college te laten lopen. Er moet immers doorgaans op korte termijn worden gereageerd. Op die grond kunnen wij instemmen met het gestelde in het voorontwerp. Gemeenten zullen zich echter naar ons oordeel maximaal moeten inspannen om de raad te betrekken. Daarvoor zou bijvoorbeeld een voorziening kunnen worden getroffen in het Reglement van Orde van de raad. Een wettelijke regeling lijkt ons niet noodzakelijk. r. Benoeming en vereisten wethouders. Wij stemmen ermee in dat wethouders geen raadslid meer mogen zijn, maar zijn van mening dat zij, gelet op betrokkenheid en beschikbaarheid (o.a. in verband met hun hoedanigheid als loco-burgemeester), wel ingezetenen zouden moeten zijn. s. Ontslag wethouders. Wij delen uw mening t.a.v. het schrappen van de bezinningsperiode. Een motie van wantrouwen komt zelden onverwacht. Dit geldt zowel voor de raad als voor de betrokken wethouder. De raad draagt er derhalve zorg voor dat het benodigde aantal raadsleden aanwezig is en de wethouder prepareert zich (al dan niet na een schorsing) op de verschillende opties die hij in een dergelijke situatie heeft. Ook de onduidelijkheid over het moment waarop de raad kan besluiten tot ontslag als een wethouder geen ontslag neemt wanneer hij een met het wethouderschap onverenigbare betrekking vervult of het vertrouwen in hem wordt opgezegd, is geen reden om hierop de Gemeentewet aan te scherpen. In het algemeen lossen dergelijke situaties zich vanzelf op. Hiervoor kan zo nodig in het Reglement van Orde van de raad een passage worden opgenomen. IV. Rol en positie van de burgemeester t. Nieuwe taken burgemeester. Wij stemmen in met het opnemen van nieuwe taken van de burgemeester in het voorontwerp, zij het dat deze taken zich moeten beperken tot bovengemeentelijke samenwerking, burgerparticipatie en de behandeling van bezwaarschriften en klachten èn het uitbrengen van een jaarverslag over de kwaliteit van de dienstverlening en burgerparticipatie. De taak van het bevorderen van de eenheid van het collegebeleid en de toezichthoudende taak dragen in onze opvatting niet bij aan een wezenlijke versteviging van de positie van de burgemeester. u. Uitbreiding onverenigbare betrekkingen. In het voorontwerp is een uitvoerige regeling opgenomen t.a.v. met het burgemeesterschap onverenigbare betrekkingen. Gelet op de formulering van het artikel ( een burgemeester kan in ieder geval niet tevens zijn. ) is deze lijst niet limitatief en zijn toevoegingen mogelijk. In dit verband wijzen wij op functies binnen intergemeentelijke samenwerkingsverbanden (zoals Haaglanden), waarvan het niet wenselijk is dat een burgemeester die bekleedt. Een toevoeging van bedoelde functies aan de opsomming in het voorontwerp komt ons wenselijk voor.
5 v. Vervanging wethouders. Wij zijn van mening dat de vervanging van wethouders niet bij wet hoeft te worden geregeld, maar dat gemeenten dit zelf - bijvoorbeeld via een Uitvoeringsbesluit Verantwoordelijkheidsverdeling - moeten vastleggen. Tot slot willen wij nog twee aanvullende opmerkingen bij het voorontwerp plaatsen. w. Invoeringskosten. Op dit moment is nog niet exact aan te geven hoeveel kosten gemoeid zullen zijn met de invoering van de nieuwe Gemeentewet. Extra kosten zullen in ieder geval voortvloeien uit de volgende aspecten: - ontvlechting raad en college, waardoor het aantal gemeentebestuurders toeneemt - bij instellen van griffie/griffier: kosten van een nieuw ambtelijk apparaat - indien deze verplicht wordt gesteld, de kosten verbonden aan de instelling van een lokale rekenkamer. In publicaties heeft u inmiddels laten weten dat u volledige compensatie wil bieden voor de ontvlechting van het raadslidmaatschap en het wethouderschap. Geschat wordt dat de toename van de kosten voor vergoedingen aan raadsleden door de ontvlechting van raad en college landelijk ƒ 33,6 miljoen per jaar zal gaan bedragen. Daarmee worden echter nog lang niet alle kosten die de invoering van de nieuwe Gemeentewet met zich mee zal brengen gedekt. Wij vragen hiervoor nadrukkelijk uw aandacht. Uitgangspunt voor deze operatie moet naar ons oordeel zijn dat de gemeenten volledig worden gecompenseerd in de uit de invoering van de nieuwe Gemeentwet voortvloeiende meerkosten. x. Positie van raadsleden in bestuurscommissies. Wij vragen ons af of onder de werking van de nieuwe Gemeentewet raadsleden zitting kunnen nemen in bestuurscommissies etc. Dit lijkt ons geen wenselijk ontwikkeling gelet op het feit dat het dagelijks bestuur hierin t.a.v. integraliteit en actualiteit een belangrijke rol speelt. Burgemeester en wethouders van Den Haag, de secretaris, de burgemeester, J.A.M. Kroese-Duijsters W.J. Deetman