3 Situering van het onderzoeksgebied ten opzichte van SBZ

Vergelijkbare documenten
Een nieuw begin in zicht

Een nieuw begin in zicht

Speciale Beschermingszones in Vlaanderen in uitvoering van de Europese Richtlijn 92/43/EEG (Habitatrichtlijn)

Overzicht van de soorten en habitats in de Speciale Beschermingszones in Vlaanderen in uitvoering van de Europese Richtlijn 92/43/EEG

ZATERDAG 17 AUGUSTUS 2002 SAMEDI 17 AOUT 2002 WETTEN, DECRETEN, ORDONNANTIES EN VERORDENINGEN LOIS, DECRETS, ORDONNANCES ET REGLEMENTS

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Informatie aan de Europese Commissie inzake plan/project in Natura 2000 vogelrichtlijngebieden (SBZ-V) en habitatrichtlijngebieden (SBZ-H)

Europees beschermde natuur

RUP Agnetendal te Peer Milieu-effectenbeoordeling

versie 01/2019 Handleiding Omgevingsloket Vegetatiewijzigingen omgevingvlaanderen.be natuurenbos.be

Actualisatie van de Biologische Waarderingskaart en Natura 2000 Habitatkaart van enkele percelen in Lommel

Ministerieel besluit houdende de uitbreiding van het erkend natuurreservaat Heidebos (nr. E-147)

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Aanvraag van een vergunning voor het wijzigen van vegetatie of van kleine landschapselementen

Het hydro-ecologisch functioneren van Teut en Tenhaagdoornheide

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD

STAD LOMMEL RUP ZONEVREEMDE SPORT-, RECREATIE- EN JEUGDINFRA- STRUCTUUR

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Art. 14. Art. 15. Art. 16.

Provincie Antwerpen Gemeenten Grobbendonk, Vorselaar, Herentals, Lille, Kasterlee, Olen

PAS. dienst milieuvergunningen 1. Programmatische Aanpak Stikstof

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Advies over de aanduiding als Speciale Beschermingszone van het gebied Keiheuvel te Balen

NATURA 2000 in Vlaanderen. Filiep CARDOEN Afdelingsverantwoordelijke NATUUR

VR MED.0348/2

Vierde uitbreiding erkend natuurreservaat Zeverenbeek

Actualisatie van de Biologische Waarderingskaart en Natura 2000 Habitatkaart in Mol-Postel

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BOS IN SINT-TRUIDEN Nota

Ter informatie voor de lezer en gebruiker van dit rapport

Analyse van een aantal eenheden van de Biologische waarderingskaart

Overzicht adviezen planmer-screening RUP Zonevreemde sportterreinen te Erpe-Mere (OHPL0840)

natuur in Gent monitoring

ONTWERPBESLUIT LOONSE EN DRUNENSE DUINEN & LEEMKUILEN

Lommel RUP zonevreemde woningen

Beplantingen en de wet. Door de bomen het bos niet meer zien

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Ter informatie voor de lezer en gebruiker van dit rapport

GWATE s: het punt in Afrika waar Habitatrichtlijn en kaderrichtlijn Water elkaar ontmoeten?

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

ONTWERPBESLUIT SALLANDSE HEUVELRUG

NATUURVERGUNNINGSAANVRAAG

Natura 2000 gebied 90 Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

ONTWERPBESLUIT STRABRECHTSE HEIDE & BEUVEN

Ter informatie voor de lezer en gebruiker van dit rapport

Aandeel Natura 2000-habitat in Vogel- en Habitatrichtlijngebieden beheerd in functie van het behalen van de instandhoudingsdoelen

Deze wet beschermt van ongeveer 500 van de dier- en plantensoorten die in Nederland

Eindrapport NATUURTOETS GEBIEDSBESCHERMING NATUUR UITBREIDING WAGENINGEN

Handleiding natuurbeheerplan DEEL 2 Inventaris

Natura 2000 gebied 89 - Eilandspolder

NRPO17a NatuurRichtPlan De Dendervallei tussen de gewestgrens en Ninove, evenals het Raspailleboscomplex en Geitebos

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Windturbineproject Maatheide te Lommel

Ter informatie voor de lezer en gebruiker van dit rapport

Aanvraag planologisch attest door GESBO gemeente Balen

Actualisatie van de Biologische Waarderingskaart en Natura 2000 Habitatkaart i.h.k.v. het GRUP 'Uitbreiding transportbedrijf H.

Bijlage 6: Oplegnotitie bij bijlage 5 Gevolgen voor beschermde en bedreigde natuurwaarden inrichting Skûlenboarch, Buro Bakker, 2011

ONTWERPBESLUIT BODDENBROEK

Trekvissen in Natura2000 gebieden. Vissennetwerk 11 maart 2010 Martin Kroes

Inhoud Bosbeekvallei en aangrenzende bossen, heidegebieden te As-Opglabbeek-Maaseik... 2 Bos- en heidegebieden ten oosten van Antwerpen...

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Voortoets en Passende Beoordeling Natuurbeschermingswet Gebiedsopgave Grenscorridor N69

CONCREET VOORBEELD. Ga vervolgens naar stap 2

Postel. Retie Legenda Mol Postel Zuid NEDERLAND. Mol

De Bunte Vastgoed Oost BV T.a.v. dhr. W. van den Top Postbus AA Ede. Geldermalsen, 28 oktober Geachte heer Van den Top,

GREEN CONCEPT Site BRASSCHAAT

Mol. Geel. Plan-MER PRUP Regionale ontsluiting Geel

1 NATUUR. 1.1 Natuurwetgeving & Planologie

Natura 2000 in uw regio. Samen, beter en meer

Bijlagen en Kaartbijlagen. Bijlage 1a: Natura 2000: begrenzing Nederlands deel. Bijlage 1b: Natura 2000: begrenzing Vlaams deel

Aanwezigheid van habitattype 7140 overgangs- en trilveen in de Vallei van de Bosbeek

Kartering van Natura2000-habitats op onbebouwde percelen van een verkaveling in het Kluisbos (Kluisbergen)

Natuurtoets. 1. Wet- en regelgeving. Permanente openstelling A12 Woerden Gouda

De wirwar van planologische natuurbeschermingsmaatregelen.

Brakelbos (Brakel) Yves Adams

Artikel 16/19d Natuurbeschermingswet Café Restaurant Rijstal Venhof V.O.F., te Herkenbosch Zaaknummer:

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

ONTWERPBESLUIT DINKELLAND

Bestemmingsplan Enkelbestemming Beoordeling

AGROFORESTRY - JURIDISCH ASPECTEN. Infoavond Agroforestry 17 augustus 2012

Passende beoordeling Voortoets. Carl De Schepper De Europese natuurdoelen in vraag en antwoord 09 september 2014

VR DOC.0722/3

VISIEDOCUMENT. Wijziging van de discipline Fauna en Flora naar de discipline Biodiversiteit in project- en planmilieueffectrapportages

Bundel 3 van veldoefening en cases

Ruimtelijke analyse van gebieden met hoge natuurwaarde

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Erkenning natuurreservaat Rothoek-Kwarekken Erkenning van het privaat natuurreservaat E-211 Rothoek-Kwarekken te Westerlo (Antwerpen) 21 juni 2012

GELDERLAND. provincie. De heer F. Spangenberg Noorderstraat TW AMSTERDAM. 14februari Geachte heer Spangenberg,

Kaartenreeks 5: Beleid open ruimte

NATUURPUNT MALDEGEM-KNESSELARE nominatie Groene Pluim 2014

Oriëntatie NB-wet 1998 Bedrijventerrein Enter. Verkenning van de mogelijke relatie tussen de plannen en het Natura 2000-gebied Borkeld

Ter informatie voor de lezer en gebruiker van dit rapport

Natura 2000 gebied 133 Kampina & Oisterwijkse Vennen

Transcriptie:

BIJLAGE: SCREENING OP PASSENDE BEOORDELING 1 Algemeen Naam en code betrokken Natura-2000 gebied Habitatrichtlijngebied aangemeld onder de Habitatrichtlijn: Valleigebied van de Kleine Nete met aangrenzende brongebieden, moerassen en heide (BE2100026). Bevoegde nationale instantie Vlaamse Overheid Ministerie van Leefmilieu, Natuur en Energie Agentschap voor Natuur en Bos. ANB Antwerpen, Gebouw Anna Bijns, Lange Kievitstraat 111/113 bus 63, 2018 Antwerpen (provinciale afdeling) Document overgemaakt Er wordt specifiek aan ANB gevraagd om te adviseren of voor het opgegeven RUP al dan niet een passende beoordeling vereist is. Het is noodzakelijk om hierover duidelijkheid te verkrijgen vooraleer het RUP verder kan uitgewerkt worden (om na te gaan of een plan-mer procedure noodzakelijk is). In dit document wordt onderzocht of er door uitvoering van de inhoud van het RUP significante effecten op de SBZ zouden ontstaan. Indien blijkt dat er significante effecten zijn, is plan-mer vereist. 2 Kader Art.36 ter van het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu van 19 juli 2002, in uitvoering van art.6 van de habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG) Art.36 ter 3 schrijft voor dat een vergunningsplichtige activiteit die, of een plan of programma dat, afzonderlijk of in combinatie met één of meerdere bestaande of voorgestelde activiteiten, plannen of programma s, een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van een speciale beschermingszone kan veroorzaken, onderworpen dient te worden aan een passende beoordeling wat betreft de betekenisvolle effecten voor de speciale beschermingszone. Art.36 ter 4 geeft aan dat de overheid die over een vergunningsaanvraag, een plan of programma moet beslissen, de vergunning slechts mag toestaan of het plan of programma slechts mag goedkeuren indien het plan of programma of de uitvoering van de activiteit geen betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van de betrokken speciale beschermingszone kan veroorzaken. 3 Situering van het onderzoeksgebied ten opzichte van SBZ Het onderzoeksgebied is in het zuiden op ongeveer een 300-tal meter van een de Speciale beschermingszone habitatrichtlijngebied Valleigebied van de Kleine Nete met aangrenzende brongebieden, moerassen en heide. Tussen het onderzoeksgebied en de SBZ zijn een woonomgeving en/of een beboste zone gelegen, waardoor de SBZ vanaf het onderzoeksgebied niet zichtbaar is. Bij het opmaken van een RUP dient te worden nagegaan welke effecten er zijn op de speciale beschermingszone in de omgeving. 350088_bijlage_screening passende beoordeling IOK plangroep 1

600m 300 m 210026 Valleigebied van de Kleine Nete met aangrenzende brongebieden, moerassen en heide Figuur 1: ligging van het onderzoeksgebied ten opzichte van de SBZ 4 Beschrijving speciale beschermingszone (SBZ) 4.1 Beschrijving Figuur 2: Situering habitatrichtlijngebied nr 20 2 IOK plangroep 350088_bijlage_screening passende beoordeling

Het RUP is gelegen binnen de invloedssfeer van het habitatrichtlijngebied Valleigebied van de Kleine Nete met aangrenzende brongebieden, moerassen en heide (BE2100026). Deze SBZ strekt zich uit over de gemeenten Lommel, Mol, Dessel, Retie, Arendonk, Kasterlee, Geel, Olen, Herentals, Vorselaar, Grobbendonk, Nijlen, Zandhoven, Ranst en Lier. Dit habitatrichtlijngebied werd aan de Europese Commissie voorgesteld met mededeling van volgende gegevens : Omschrijving: Complex, gedeeltelijk binnen het Vogelrichtlijngebied 'Ronde Put', van brongebieden en valleigebied langs de bovenloop, en enkele moeras- en heidegebieden in de middenloop (De Zegge (eveneens vogenrichtlijngebied), Olensbroek, Snepkensvijver, Zwart Water, Lavendelven). Het gebied in de bovenloop is mede aangeduid wegens de grote structuurrijkdom van de diverse Nete's met uitzonderlijke vispopulaties van Beekprik, Kleine en Grote modderkruiper en Rivierdonderpad. In het deelgebied Buitengoor bevindt zich de enige groeiplaats van Groenknolorchis temidden een zeer waardevolle slenkvegetatie. Oppervlakte: 4.884 ha Voorgesteld voor volgende habitats, vissen, amfibieën en planten, telkens met vermelding van hun Natura 2000-code, waarbij het teken << * >> aangeeft dat het een prioritaire habitat of soort betreft in de zijn van voormelde Richtlijn: Tabel 1: habitatrichtlijngebied nr 20 Habitats 2330 Open grasland met Corynephorus- en Agrostis-soorten op landduinen 3110 Mineraalarme oligotrofe wateren van de Atlantische zandvlakten met amfibische vegetatie: Lobelia, Littorellia en Isoëtes 3130 Oligotrofe wateren van het Middeneuropese en peri-alpiene gebied met Littorella- of Isoëtesvegetatie of met eenjarige vegetatie op drooggevallen oevers (Nanocyperetalia) 3260 Drijvende Ranunculus-vegetatie van submontane en planitaire rivieren 4010 Noordatlantische vochtige heide met Erica tetralix 4030 Droge heide (alle subtypen) 6230* Soortenrijke heischrale graslanden op arme bodems 6430 Voedselrijke ruigten 7140 Overgangs- en trilveen 7150 Slenken in veengronden (Rhynchosporion) 7210* Kalkhoudende moerassen met Cladium mariscus en Carex davalliana 7230 Alkalisch laagveen 91E0* Overblijvende of relictbossen op alluviale grond (Alnion glutinoso-incanae) vissen 1096 Lampetra planeri - Beekprik 1145 Misgurnus fossilis - Grote modderkruiper 1149 Cobitis taenia - Kleine modderkruiper 1163 Cottus gobio - Rivierdonderpad amfibieën 1166 Triturus cristatus - Kamsalamander invertebraten 1042 Gevlekte witsnuitlibel planten 1903 Liparis loeselii - Groenknolorchis 1831 Luronium natans - Drijvende waterweegbree 4.2 Vegetatietypes Voor de bespreking van de biologische kenmerken wordt gebruik gemaakt van de vegetatietypen van de Biologische Waarderingskaart (versie 2.1.), die niet enkel een verspreidingskaart maar ook een waarderingskaart is. Aan elk vegetatietype is een verzameling van plantensoorten verbonden, die mogelijk voorkomen. Omdat de Biologische Waarderingskaart voor heel Vlaanderen werd opgemaakt kunnen er veralgemeningen voorkomen. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de karteringseenheden van de BWK in de speciale beschermingszones in de onmiddellijke omgeving van het onderzoeksgebied. 350088_bijlage_screening passende beoordeling IOK plangroep 3

Eerste karteringseenheid BWK versie 2.1 uv ua Ppmb Bs Kh Hx lhb Beschrijving terrein met recreatieinfrastructuur (b.v. chalets, sportvelden) halfopen of open bebouwing met beplanting aanplant van Grove den met ondergroei van struiken en bomen akker op zandige bodem houtkant of oude heg zeer soortenarme, ingezaaide graslanden (vaak tijdelijk) populierenaanplant op vochtige grond met elzen- en/of wilgenondergroei Tabel 2: overzicht karteringseenheden Biologische Waarderingskaart Figuur 3: BWK 2.1 in de omgeving van het onderzoeksgebied 4.3 Habitats Aan de hand van de karteringseenheden van het BWK kan een eerste indicatie worden gegeven naar welke habitats de aandacht in functie van instandhouding moet uitgaan. In het habitatrichtlijngebied in de omgeving van het onderzoeksgebied komt echter geen vegetatie voor die beschreven wordt in één van de habitattypes van het habitatrichtlijngebied. 4.4 Instandhoudingdoelstellingen In de Habitatrichtlijn (92/43/EEG) wordt bepaald dat door de lidstaten instandhoudingdoelstellingen voor de Speciale Beschermingszones moeten worden uitgewerkt. De lidstaten zijn verplicht ervoor te zorgen dat de habitattypen en de soorten waarvoor deze gebieden werden aangewezen in stand gehouden worden. De instandhoudingdoelstellingen moeten aangeven in welke staat de habitats of soorten zich moeten bevinden om duurzaam te kunnen overleven. In Vlaanderen worden instandhoudingdoelstellingen opgemaakt door het Agentschap Natuur en Bos, in samenwerking met het Instituut voor natuur- en bosonderzoek (INBO). De instandhoudingdoelstellingen per gebied 4 IOK plangroep 350088_bijlage_screening passende beoordeling

worden opgenomen in natuurrichtplannen. Een natuurrichtplan voor habitatrichtlijngebied nr. 20 is echter nog niet opgemaakt. Wel werd reeds een rapport ter voorbereiding van de instandhoudingsdoelstellingen gemaakt. Hierin worden per habitattype de milieukarakteristieken voor gunstige instandhouding en een beoordelingstabel uitgewerkt. Na bepaling en afweging van de belangrijkheid en de betekenis van de verschillende voorkomende habitattypes voor de instandhouding van de zone kunnen de instandhoudingsdoelstellingen voor specifieke zones opgemaakt worden. Aangezien in de onmiddellijke omgeving van het onderzoeksgebied geen specifieke habitattypes voorkomen, is het niet mogelijk om specifieke instandhoudingsdoelstellingen te formuleren. Enkele algemene instandhoudingsdoelstellingen zijn echter: voorkomen van ongezuiverde lozingen, waardoor de waterkwaliteit in de waterlopen in het habitatrichtlijngebieden aangetast wordt. voorkomen van verstoring binnen het habitatrichtlijngebied door activiteiten in het onderzoeksgebied. 5 Beoordelling 5.1 Methodiek De screening op passende beoordeling wordt verwerkt in de plan-mer screening van het RUP. In de eerste plaats wordt de betrokken SBZ expliciet opgenomen in de beschrijving van het studiegebied en in de beschrijving van de referentiesituatie. Verder wordt onder de beoordeling van de relevante milieudisciplines een specifieke beoordeling gemaakt in functie van de screening op passende beoordeling. Omdat naast de directe effecten meestal ook sprake kan zijn van indirecte effecten op fauna&flora via ingrepen-effecten binnen andere milieudisciplines (geluid, licht, water, ), kan ook de beoordeling van de andere disciplines relevant zijn voor de screening op passende beoordeling. Dit wordt telkens expliciet aangegeven. De conclusie van de screening op de passende beoordeling of de effecten en de remediërende maatregelen van het PRUP naar de speciale beschermingszone toe, wordt beschreven als conclusie bij de discipline fauna en flora. Bij de beoordeling wordt gebruik gemaakt van onderstaand beoordelingskader: Ruimtebeslag biotoopverlies Ruimtebeslag treedt op bij aanleg van wegen, aanleg van terreinen, optrekken van gebouwen en dergelijke. De teloorgang van natuurwaarden door verkleining of vernietiging van biotopen of rustgebieden m.a.w. biotoopverlies wordt als negatief beoordeeld. Naargelang de aard van de verkleinde of vernietigde biotopen varieert het verlies aan natuurwaarde van groot tot neutraal. Het creëren van nieuwe biotopen of toename van de oppervlakte, m.a.w. biotoopwinst, wordt positief beoordeeld als gepaste nieuwe natuurwaarden ontstaan. Het verdwijnen en verder aantasten van de in het habitatrichtlijn te beschermen habitats wordt negatief beoordeeld. Ecologische basiskwaliteit biotoopdiversiteit Om de ecologische basiskwaliteit en biotoopdiversiteit na te streven, is het behoud van de ecologische infrastructuur een vereiste. Met ecologische infrastructuur wordt bedoeld de karakteristieken in een landschap in functie van het voorkomen en de verspreiding van soorten. Veel soorten hebben behoefte aan diverse deelbiotopen voor verschillende levensfuncties. De specifieke eigenschappen van het tussenliggende gebied, bepalen de overbrugbaarheid tussen deze biotopen. Kleine landschapselementen zoals bosfragmenten, houtkanten en dergelijke spelen daarin voor veel soorten een belangrijke rol. De aanwezigheid van houtkanten vergemakkelijkt voor vb. bosvogels het overbruggen van ondergeschikt terrein tussen bosgebieden. Biodiversiteit is eveneens een belangrijk criterium om ecologische basiskwaliteit te benaderen. Het verwijst naar de variabiliteit onder levende organismen en de ecologische complexen waarvan zij deel uitmaken. Het criterium diversiteit omvat dus zowel het landschapsniveau (biotoopdiversiteit) als het soortenniveau (soortendiversiteit) binnen een biotoop. 350088_bijlage_screening passende beoordeling IOK plangroep 5

Het verdwijnen en verder aantasten van de in het habitatrichtlijn te beschermen habitats wordt negatief beoordeeld. Het creëren van barrières, alsook het wegnemen van verbindingsmogelijkheden wordt negatief beoordeeld; het creëren van verbindingsmogelijkheden en het wegnemen van barrières wordt positief beoordeeld. Een toename van relevante soorten biotopen wordt positief geoordeeld, een afname wordt negatief beoordeeld. Veel diersoorten zijn afhankelijk van verschillende deelbiotopen. Bedreigingen van één deelbiotoop is voldoende om de populatie uit een bepaald gebied te verwijderen. Verstoring geluid Lawaaihinder wordt beoordeeld voor de mate waarin fauna hierdoor wordt beïnvloed. Of geluid als storend wordt ervaren hangt af van de soort, het biotooptype, de afstand en de aard van de geluidsbronnen (geluidsintensiteit). Bij geluidsgevoelige soorten is vluchtgedrag het meest te verwachten gevolg. Een verhoging van de verstoring wordt dan ook als negatief beschouwd. Visuele verstoring en lichthinder Het aanbrengen van bebouwing en infrastructuur heeft mogelijk gevolgen voor de visuele appreciatie van het landschap van de omgeving in zijn geheel. Vanuit landschappelijk standpunt is de mate waarin ingrepen aansluiten op de maat en de schaal van de omgeving bepalend. Ingrepen kunnen beoordeeld worden naar de mate van inpasbaarheid in het landschappelijk beeld. Licht is een visuele verstoringsbron. De mogelijke risico s zijn onder meer een afname van populaties door barrièrewerking en een verstoring van het broed- en fourageergedrag. Licht is voornamelijk van invloed op de lichamelijke processen die de basis vormen voor activiteiten als voortplanting en dergelijke. Theoretisch kan kunstlicht deze processen danig verstoren. Dagelijkse activiteiten kunnen beïnvloed worden door verstoring van gedragingen door desoriëntatie. Een verhoging van de verstoring door verlichting wordt negatief beoordeeld. Verstoring door eutrofiëring Via water en lucht kunnen eutrofiërende middelen in gebieden worden gebracht. Eutrofiëring wordt steeds negatief beoordeeld. Verstoring van de waterhuishouding Wijzigingen in waterkwaliteit en waterkwantiteit van waterlopen en open waters kunnen effect hebben op de lokale soortensamenstelling van fauna en flora. Wijzigingen in de waterhuishouding kunnen veroorzaakt worden door een toename aan verharding en bebouwing, het wegnemen van lokale infiltratiemogelijkheden, de toename van oppervlakkige afspoeling en dergelijke. Een verlies en achteruitgang van de algemene natuurlijke kwaliteit van te beschermen habitats door verstoring in de waterhuishouding wordt negatief beoordeeld. Ook verdrogingseffecten hebben invloed op vegetatie. Een door verharding verstoorde infiltratie zou ook in corresponderende kwelgebieden nadelige gevolgen kunnen hebben, zoals onder meer verdrogingseffecten. Aantasting van instandhoudingsdoelstellingen In functie van de instandhouding van de aanwezige soorten, worden een aantal bedreigingen omschreven. Nagegaan wordt of dergelijke bedreiging uitgaat van de opmaak van dit PRUP voor de SBZ. 5.2 Conclusie Een ingreep heeft significant negatieve gevolgen op een speciale beschermingzone indien deze een verslechtering van de algemene kwaliteit van de natuurlijke habitats of de habitats van de soorten met zich meebrengt of een soort verstoort waarvoor de zone werd aangewezen. De uiteindelijke significantie moet worden vastgesteld in functie van de bijdrage die de onderzochte zone levert aan het Natura 2000-netwerk. De significantie van de eventuele negatieve effecten op de te beschermen habitats en soorten wordt dus beoordeeld in vergelijking met de totale speciale beschermingszone. 6 IOK plangroep 350088_bijlage_screening passende beoordeling

Voor het habitatrichtlijngebied in de omgeving van het onderzoeksgebied werden geen specifiek te beschermen habitats aangetroffen. Gezien de ligging van het onderzoeksgebied ten opzichte van het habitatrichtlijngebied, wordt er echter geen significante effecten van het RUP op de SBZ verwacht. Mits het nemen van gepaste maatregelen, kan de impact op de natuurwaarden in de SBZ echter nog worden verbeterd: behoud van waardevolle kleine landschapselementen binnen het onderzoeksgebied bij de inrichting van het terrein voorzien van groene zones (vb bospercelen, ruigtes, bomenrijen, houtkanten, ) die als stapstenen kunnen dienen voor de verbinding van de gebieden met een hoge natuurwaarde binnen de gemeente (habitatrichtlijngebied, parkgebieden, beboste duinen, ) bij vergunningverlening moet worden toegekeken dat de kwaliteit van het grondwater niet in gevaar wordt gebracht. Het eventuele afvalwater mag niet ongezuiverd worden geloosd. 350088_bijlage_screening passende beoordeling IOK plangroep 7