Minimum VerwerkingsStandaard (MVS) voor baggerspecie. Technisch-inhoudelijke uitwerking

Vergelijkbare documenten
Minimum VerwerkingsStandaard (MVS) voor baggerspecie

Minimum VerwerkingsStandaard (MVS) voor baggerspecie

baggerspecie van 60% en meer wordt als reinigbare

Implementatie en uitvoering Minimum VerwerkingsStandaard (MVS)

Definities. Samensteller(s): Riza. Document: Definities TJS.doc. Datum: 9 maart Versie: 2.0 Definitief

sectorplan Ernstig verontreinigde grond

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Handreiking waterbodemkwaliteitskaart Delfland

Sectorplan 22 Ernstig verontreinigde grond

TEKST SECTORPLAN 40 (onderdeel LAP) Sectorplan 40 Baggerspecie. Afbakening

Wet belastingen op milieugrondslag

Er gaat iets veranderen...wanneer u afval aanbiedt aan een stortplaats

Het LAP bevat geen specifiek beleid voor de toetsing van verzoeken voor de in- en uitvoer van baggerspecie.

Nota bodembeheer provinciebrede samenwerking bodembeleid Flevoland

(Voorlopige) verwijdering Uitvoer voor storten is op grond van nationale zelfverzorging in beginsel niet toegestaan.

Algemeen acceptatiebeleid

Sectorplan 26: Sectorplan 32: Cellenbeton

Baggerspecie valt niet onder het LAP (zie paragraaf 3.5 Reikwijdte van het beleidskader).

Sectorplan 24 PCB-houdende afvalstoffen

Figuur 1 Reductie van de massa te storten specie als functie van het uitgangszandgehalte en resterend zandgehalte.

van Normec Certification B.V. handelend onder de namen Normec Certification en Eerland Certification

2. De leden hebben de vraag of alles gedaan mag worden met koud-geïmmobiliseerde grond. Zo nee, welke beperkingen zitten hier aan?

van Normec Certification B.V. handelend onder de namen Normec Certification en Eerland Certification

NOTITIE Opdrachtgevers vragen om kwaliteit

18 Mengen Inleiding

Belangrijkste wijzigingen BRL 9335 (versie 2.1 naar versie 3.2)

Tijdelijke opslag van 1 partij grond op 1 locatie

(Voorlopige) verwijdering Uitvoer voor storten is op grond van nationale zelfverzorging in beginsel niet toegestaan.

16 Aspecten voor vergunningverlening

: Acceptatie, verwerking en toepassing (depot Almere, Poortdreef ong.)

Pagina 1 van 7. telefoon telefax

Inhoud presentatie. Immobilisaten. Taken BG s uit Bbk. Taken Bbk art 28

stortontheffing artikel WET MILIEUBEHEER

Bergingsmogelijkheden voor niet verspreidbare baggerspecie

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Het belang van (goed) vooronderzoek

Overzicht wijzigingen certificatieschema BRL SIKB 7500 versie 5.0

sectorplan 30 Accu s

Landfarming, ontwatering/rijping en zandscheiding van baggerspecie

Verpakkingen algemeen bestaat uit gescheiden ingezameld verpakkingsafval en via nascheiding als aparte fractie verkregen verpakkingsafval.

Vragen van de heer mr. J.M. Bruggeman (SP), mevrouw drs. ing. O.A.C. de Meij (50PLUS) over asbesthoudende baggerspecie in De Glip, gemeente Heemstede

Sectorplan 19 Kunststofafval

Door te klikken op bovenstaande link komt u direct op de betreffende pagina.

Locatie(s) waar activiteiten onder accreditatie worden uitgevoerd Hoofdkantoor

1 Inleiding. Aan: Gemeente Nieuwegein T.a.v. de heer B.P. Asselt Postbus AA Nieuwegein. Geachte heer Asselt,

Annex II van de Europese Richtlijn Storten

ONTWERPBESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INGEVOLGE DE WET MILIEUBEHEER VOOR NV AREA REINIGING TE HOOGEVEEN

Tabel met doorwerking van P7511 in P7510 en BRL

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

Sectorplan 4 Afval van onderhoud van openbare ruimten

Tijdelijke opslag en tijdelijke uitname Besluit bodemkwaliteit

Handreiking Doorgangsdepots Provincies Groningen en Drenthe

Ter visie tot 1 oktober Aanpassing van de RAW-systematiek. Standaard RAW Bepalingen: Hoofdstuk 01 - Algemene en administratieve bepalingen

Rapport. Afvalstoffenlijst en acceptatiebeleid. Datum: 11 februari RJ/AKo/DSm/FA RA. 1. Afvalstoffenlijst

Rijkswaterstaat Leefomgeving Veelgestelde vragen over Grond en baggerspecie - Samenvoegen en partijdefinitie

Inhoudsopgave. 1 Algemeen 1. 2 Inschrijvingsleidraad met bijlagen 1. 3 Bestek met bijlagen en tekeningen 2

Acceptatieprotocol. Baggerspeciedepot Slufter

drukhouders Sectorplan 70: CFK s, HCFK s, HFK s en halonen Beleidskader

16 Aspecten voor vergunningverlening

HUM Bbk Handhaving Uitvoeringsmethode Besluit bodemkwaliteit

tot wijziging van het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen (stortverbod koud-immobiliseerbare grond)

Code Milieu Verantwoord Wegbeheer (Code MVW)

Acceptatie- en verwerkingbeleid

Baggerprogramma Noord-Hollandse vaarwegen

Acceptatie- en verwerkingsbeleid afvalstoffen (A&V-beleid) en de Administratieve organisatie en interne controle (AO/IC)

BESCHIKKING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

12 Toetsingskader in- en uitvoer

Sectorplan 7 Afval van energievoorziening

UITVOERING VAN WATERBODEMSANERING

ILT Sectordag. Eigen Werken RWS. aandachtspunten NEN februari Joris van Kesteren Inspectie Leefomgeving en Transport

DBG bouw- en reststoffen

Deze bijlage is geldig van: tot Vervangt bijlage d.d.:

16 Aspecten voor vergunningverlening

Sectorplan 8 Afval van verlichting

sectorplan 19 Kunststofafval

Toepassing van zeefzand uit groenafval.

2. Het Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming

MELDINGENFORMULIER SANERINGSVERSLAG/NAZORGPLAN

MILIEUBELEIDSPLAN. ONDERDEEL BODEM visiedocument. Terneuzen gaat een schone toekomst tegemoet Koning Willem III

Van de redactie. Beleidsbrief bodem zorgt voor duidelijkheid in wetgeving landbodem. Regelgeving die voor iedereen toegankelijk en begrijpelijk is

Overzicht wijzigingen certificatieschema BRL SIKB 7000 versie 6.0

Inspectie Leefomgeving en Transport Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

Steenbrekerij en Slopersbedrijf V.d. Kraats en Bouw B.V. pagina 1 van 5 Algemeen acceptatiereglement stationaire breker

HANDREIKING GRONDVERZET

vw Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal s-gravenhage, 20 november 2000

Projectteam Overnachtingshaven Lobith. Uitgangspuntennotitie effectstudies MIRT 3 Overnachtingshaven Lobith. grond- en materiaalstromenplan

sectorplan 32 Overige gevaarlijke afvalstoffen

Acceptatieprotocol. Asbesthoudend staalschroot. Nedstaal B.V. Datum: 15 juli Status: versie 2.0

OMGEVINGSVERGUNNING BEPERKTE MILIEUTOETS

sectorplan 3 Restafval van handel, diensten en overheden

Subsidie Onderhoudsbaggeren Friese Meren Project

BROCHURE. GRONDVERZET Gemeente HOUTEN. 1 september 2009 Gemeente Houten Afdeling VTH

Stroomdiagrammen melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen

sectorplan 8 Afval van verlichting

AANVRAAGFORMULIER SLOOPVERGUNNING

LAP3 Deel B: Afvalbeheer en overbrenging Originele versie geldig van tot heden

Cursus BKK Milieuadviesdienst 1

1 Inleiding. 2 Beschikking. Gemeente Montfoort t.a.v. de heer J. Dronkert Postbus ZG MONTFOORT. Geachte heer Dronkert,

Gemeente: Bouw- en Woningtoezicht Toetsingslijst Sloopvergunningen/ sloopmeldingen ambt. regnr. Aanvrager : sloopadres : plaats :

(Voorlopige) verwijdering Uitvoer voor storten is op grond van nationale zelfverzorging in beginsel niet toegestaan.

Transcriptie:

Minimum VerwerkingsStandaard (MVS) voor baggerspecie. Technisch-inhoudelijke uitwerking maart 2004

Inhoudsopgave 1 Inleiding 3 2 MVS voor baggerspecie 3 3 Technisch-inhoudelijke invulling 4 3.1 Bepaling van het zandgehalte 5 3.2 Beoordeling verwerkingsmogelijkheden 6 3.3 Minimumomvang baggerwerk 7 3.4 Bepaling bestemming baggerspecie 7 3.5 Beoordeling of sprake is van residu van verwerking 8 4 Uitzonderingen onder MVS 8 2

1 Inleiding Vanaf 2002 wordt op grond van de Wet belastingen op milieugrondslag (Wbm) belasting geheven op het storten van zandrijke baggerspecie in stortplaatsen (de zgn. Wbm-regeling voor baggerspecie). Het hoofddoel van de regeling is verwerking van baggerspecie te stimuleren om het beslag op schaarse stortplaatscapaciteit en primaire grondstoffen te beperken. De regeling voor baggerspecie stond van meet af aan ter discussie onder meer vanwege de extra kosten en de daarmee samenhangende belemmerende werking op het baggeren, administratieve lastendruk en slechte handhaafbaarheid van het milieudoel. Vandaar dat is gewerkt aan een alternatief voor de Wbm-regeling voor baggerspecie dat zoveel mogelijk tegemoet komt aan genoemde knelpunten. Het resultaat hiervan is de Minimum Verwerkingsstandaard (MVS). Nu een vervangend instrument voorhanden is wordt de Wbm uiterlijk per 1 januari 2005 aangepast, zodat deze niet meer van toepassing is op het storten van baggerspecie. In dit document wordt de invulling van de MVS voor baggerspecie beschreven. 2 MVS voor baggerspecie De MVS is afgeleid van het begrip minimumstandaard uit het afvalstoffenbeleid. Het landelijk afvalbeheerplan (LAP) kent sectorplannen waarin voor de onderscheiden afvalstromen minimumstandaarden zijn opgenomen. Deze minimumstandaarden geven de minimale hoogwaardigheid aan van de be- of verwerking van een bepaalde afvalstof of categorie van afvalstoffen en is bedoeld om te voorkomen dat afvalstoffen laagwaardiger worden be- of verwerkt dan wenselijk is. De MVS voor baggerspecie is dat baggerspecie met een zandgehalte groter dan of gelijk aan 60% verwerkt dient te worden door middel van behandeling in een eenvoudige zandscheidingsinstallatie (sedimentatiebekken of mechanische zandscheiding). Stort van baggerspecie met een zandgehalte groter dan of gelijk aan 60% is alleen toegestaan als aangetoond is dat bij toepassing van een eenvoudige zandscheidingstechniek geen product kan of mag worden afgescheiden dat onder de criteria van het Bouwstoffenbesluit kan worden toegepast. De MVS voor baggerspecie zal worden vastgelegd in de vorm van acceptatiecriteria in de vergunningen op grond van de Wet milieubeheer (Wm) voor de (baggerspecie)stortplaatsen. Een overzicht van de bestaande baggerspeciestortplaatsen en de huidige acceptatiecriteria is gegeven in bijlage 1. De stortplaatsexploitant beoordeelt onder de MVS op grond van de acceptatiecriteria die in de vergunning zijn vastgelegd of stort van de partij baggerspecie wordt toegelaten. In deze acceptatiecriteria wordt vastgelegd dat baggerspecie met een zandgehalte groter dan of gelijk aan 60% niet gestort mag worden, tenzij de ontdoener heeft aangetoond dat bij toepassing van een eenvoudige zandscheidingstechniek geen product wordt verkregen dat als bouwstof kan worden toegepast. De ontdoener van baggerspecie is verantwoordelijk voor het aanleveren van de vereiste informatie teneinde de stortplaatsexploitant in staat te stellen te beoordelen of aan de acceptatiecriteria wordt voldaan. Het handhavings- en inspectieapparaat dat is belast met toezicht op de naleving van de vergunningvoorschriften controleert of de stortplaatsexploitant zich houdt aan de acceptatiecriteria. 3

Voor baggerspeciestortplaatsen komt daarmee de huidige rol van het SCG (de afgifte van verklaringen van niet-reinigbaarheid) te vervallen. Voor stortplaatsen die naast baggerspecie ook andere afvalstoffen mogen ontvangen, beperkt de rol van het SCG zich tot de afgifte van verklaringen dat daadwerkelijk sprake is van baggerspecie. 3 Technisch-inhoudelijke invulling Onder baggerspecie wordt de grond verstaan die is vrijgekomen via het oppervlaktewater. Met het oppervlaktewater wordt gedoeld op het gehele gebied waarop de Wet verontreiniging oppervlaktewateren betrekking heeft, inclusief uiterwaarden en droogstaande beddingen. Onder zand worden de delen met korrelgrootte 63-2000 µm verstaan, zoals bepaald volgens NEN 5753. Het zandgehalte van de baggerspecie is het percentage van de droge massa dat als zand is aangemerkt. Voor de technisch-inhoudelijke invulling van de MVS wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de praktijk van baggerwerken. Onder de MVS meldt de ontdoener een partij baggerspecie aan bij de stortplaatsexploitant. De ontdoener verstrekt hierbij gegevens over de hoeveelheid, kwaliteit en samenstelling van de te baggeren specie aan de stortplaatsexploitant. De gegevens van kwaliteit en samenstelling zijn in de regel afkomstig van een milieuchemisch onderzoek van de te baggeren waterbodem in-situ. Voor de bepaling van de hoeveelheid baseert de ontdoener zich in de regel op een peiling van de hoogteligging van de waterbodem ten opzichte van het bij het baggeren op te leveren waterbodemprofiel. Partij baggerspecie Depot Ontdoener onderzoekt Depotexploitant toetst Kwaliteitsklasse Zandgehalte Hoeveelheid Acceptatiecriteria Quotum Bevoegd gezag Wm controleert Figuur 1: Procedure bij aanmelding partij baggerspecie bij een depot De stortplaatsexploitant controleert via het afvalstroomnummer en het systeem van transportbonnen of de aangevoerde baggerspecie daadwerkelijk afkomstig is van de aangemelde partij baggerspecie. Het bevoegd gezag Wet milieubeheer houdt toezicht op de naleving van de voorschriften in de vergunning. 4

3.1 Bepaling van het zandgehalte Onder de MVS zal in de voorschriften van de Wm-vergunning voor de stortplaatsen als acceptatiecriterium worden opgenomen dat het zandgehalte van de te storten baggerspecie kleiner dan 60% dient te zijn. Om in de stortplaats te mogen storten, dient de ontdoener aan te tonen dat het zandgehalte minder dan 60% van de droge massa van de baggerspecie bedraagt. Bemonstering In de acceptatiecriteria voor de stortplaatsen zullen onder de MVS eisen worden gesteld aan de wijze waarop de baggerspecie wordt bemonsterd. Hiervoor kan aangesloten worden bij de bestaande onderzoekspraktijk in de regio waaruit de baggerspecie mag worden geaccepteerd. Op deze wijze kan worden voorkomen dat een ontdoener, bijvoorbeeld als de baggerspecie niet verspreid blijkt te kunnen worden, opnieuw een onderzoek moet gaan doen voordat de baggerspecie kan worden gestort. Het voorgaande betekent in de praktijk dat onder de MVS voor de bepaling van het zandgehalte in de te baggeren partij gebruik gemaakt kan worden van de bemonsteringsstrategieën die in bestaande protocollen voor in-situ waterbodemonderzoek bij onderhoud en bij sanering zijn opgenomen. Onderhoud Sanering Orienterend onderzoek Vaststelling te verwijderen gedeelte Nader onderzoek Onderzoek te verwijderen gedeelte Saneringsonderzoek Partij-indeling en vastlegging te verwijderen gedeelte in werkplan of bestek Partij-indeling en vastlegging te verwijderen gedeelte in saneringsplan of bestek Figuur 2: Onderzoekstrajecten bij onderhoud en bij sanering van waterbodems Als de baggerspecie ex-situ is behandeld, bijvoorbeeld via opslag in een tijdelijk depot of doorgangsdepot, kan voor de bemonstering worden uitgegaan van bestaande protocollen voor partijbemonsteringen. Laboratoriumonderzoek Onder de MVS moet worden aangetoond dat het zandgehalte (=korrelgroottefractie 63-2000 µm) niet groter is dan 60%. Het zandgehalte kan worden benaderd door 100% - [%droge 5

massa <63 µm] te berekenen. Bepaling van de korrelgroottefractie <63 µm vindt in de huidige praktijk al standaard plaats in onderzoeken die in het kader van de Wet bodembescherming worden uitgevoerd (oriënterend onderzoek, nader onderzoek, onderzoek in uiterwaarden). De bepaling van de korrelgroottefractie <63 µm maakt ook deel uit van de meeste standaardpakketten voor onderzoek van de waterbodem die de milieulaboratoria hanteren. Uitsluitend meten van de korrelgroottefractie <63 µm kan ertoe leiden dat het zandgehalte wordt overschat. Dit is het geval als in de baggerspecie grind of ander grof materiaal met een korrelgrootte >2 mm voorkomt. De ontdoener kan zelf op basis van gebiedskennis bepalen of het zinvol is om een aanvullende bepaling van de korrelgroottefractie > 2 mm uit te voeren. Een alternatief is om voor de baggerspeciemonsters een volledige zeefkromme conform NEN 5753 uit te voeren en op basis daarvan het zandpercentage te bepalen. De ontdoener dient er rekening mee te houden dat niet-verspreidbare en niet-herbruikbare baggerspecie met een zandgehalte groter dan of gelijk aan 60% onder de MVS over het algemeen niet gestort kan worden. Bij aanbieder aan een verwerker kunnen door de verwerker aanvullende eisen worden gesteld aan het onderzoek naar de korrelgrootteverdeling. Ook hierbij geldt dat de ontdoener op basis van gebiedskennis voorafgaand aan het onderzoek kan inschatten of de baggerspecie mogelijk moet worden aangeboden bij een verwerker. De ontdoener kan daarmee voorkomen dat de baggerspecie opnieuw moet worden bemonsterd als deze vanwege het zandgehalte niet voor stort in aanmerking komt. 3.2 Beoordeling verwerkingsmogelijkheden Voor baggerspecie met een zandgehalte groter dan of gelijk aan 60% geldt dat toepassing van eenvoudige zandscheidingstechnieken meestal leidt tot een product dat als schone grond of als categorie I/II grond kan worden toegepast. Dit heeft als achtergrond dat de verontreinigingen in de baggerspecie veelal gebonden zijn aan de slibfractie die bij zandscheiding als residu wordt afgescheiden. Er zijn echter situaties denkbaar waarbij uit baggerspecie met een zandgehalte groter dan of gelijk aan 60% met eenvoudige zandscheidingstechnieken geen schone grond of categorie I/II grond kan of mag worden afgescheiden: - de baggerspecie kan verontreinigingen bevatten (bijvoorbeeld olie- of teerhoudende componenten of verontreinigde deeltjes zoals asbest en straalgrit) die bij toepassing van eenvoudige zandscheidingstechnieken in te hoge concentraties in het afgescheiden product belanden; - de baggerspecie kan grof bodemvreemd materiaal (> 2 mm) bevatten dat ervoor zorgt dat toepassing van eenvoudige zandscheidingstechnieken, ook na afzeven van de baggerspecie, niet mogelijk is; - de baggerspecie kan verontreinigingen bevatten die ertoe leiden dat verwerking volgens de ARBO wet- en regelgeving niet plaats mag vinden. Voorkomen moet worden dat onder de MVS bepaalde niet-verspreidbare en niet direct herbruikbare partijen baggerspecie noch door een verwerker, noch door een stortplaatsexploitant geaccepteerd worden. Baggerspecie met meer dan 60% zand mag daarom in afwijking van de MVS worden gestort als door de ontdoener is aangetoond dat er met eenvoudige zandscheidingstechnieken geen schone grond of categorie I/II grond uit kan of mag worden afgescheiden. De ontdoener dient in dat geval aan de stortplaatsexploitant 6

gegevens te overleggen waaruit blijkt dat sprake is van een dergelijke partij. De vereisten waaraan deze gegevens dienen te voldoen zullen nader worden gespecificeerd. 3.3 Minimumomvang baggerwerk Uit het voorgaande blijkt dat een verwerker van baggerspecie, behalve gegevens van het zandgehalte, extra gegevens van de baggerspecie nodig heeft om te beoordelen of verwerking leidt tot een herbruikbaar product. Voor zeer kleine hoeveelheden baggerspecie kan dit ertoe leiden dat van de ontdoener een onevenredig grote onderzoeksinspanning wordt verlangd. Verder kan de situatie ontstaan dat een kleine hoeveelheid baggerspecie over een grote afstand naar een verwerker moet worden vervoerd. De MVS zal daarom niet gelden voor baggerwerken waarbij minder dan 500 m 3 uit de waterbodem wordt verwijderd. Dit betekent dat bij deze kleinschalige baggerwerken het zandgehalte de stort van baggerspecie niet kan belemmeren. Wanneer een ontdoener van deze uitzondering op de MVS gebruik wenst te maken dient hij aan te tonen dat de te storten baggerspecie afkomstig is van een baggerwerk waarbij minder dan 500 m 3 uit de waterbodem wordt verwijderd. 3.4 Bepaling bestemming baggerspecie Bij het baggeren van een gebied, watergang, vaarweg of haven, wordt de bestemming van een partij baggerspecie op grond van het in-situ waterbodemonderzoek bepaald. Voorzover de baggerspecie vanwege de kwaliteit niet voor verspreiding of direct hergebruik in aanmerking komt, vindt transport plaats naar een inrichting voor verwerking of berging. In onderstaande figuur zijn de verschillende mogelijkheden weergegeven. Te verspreiden partij baggerspecie Baggeren Eventueel transport Bestemming Te baggeren waterbodem Partij voor direct hergebruik Baggeren Eventueel transport Bestemming Te verwerken partij Baggeren Transport Verwerkingsinrichting Residu Te storten partij Baggeren Transport Depot Figuur 3: Bij een baggerwerk in één gebied, watergang, haven of vaarweg kunnen op grond van kwaliteit of samenstelling vaak meerdere partijen worden onderscheiden die elk naar een verschillende bestemming worden afgevoerd. Als een partij baggerspecie niet verspreid of direct hergebruikt kan worden, is storten mogelijk als het zandgehalte kleiner is dan 60%. Binnen een te baggeren gebied, watergang, vaarweg of haven kan sprake zijn van heterogeniteit in de kwaliteit of samenstelling van de baggerspecie. Dit kan ertoe leiden dat een deel van de vrijkomende niet-verspreidbare en niet-herbruikbare baggerspecie een zandgehalte heeft groter dan 60% en een ander deel een zandgehalte kleiner dan 60%. In dergelijke gevallen dient onder de MVS beoordeeld te worden of het verwerkbare deel binnen de gangbare baggerpraktijk redelijkerwijs afzonderlijk kan worden verwijderd en afgevoerd naar een verwerker. Als gescheiden verwijderen niet mogelijk is, bepaalt het gemiddelde zandgehalte of de af te voeren partij verwerkt kan worden of dat deze afgevoerd moet worden naar een stortplaats. 7

Bij saneringen wordt de eventuele indeling in partijen met verschillende bestemmingen vastgelegd in het saneringsplan en het baggerbestek. Bij onderhoudsbaggerwerk wordt de indeling vastgelegd in het baggerbestek. 3.5 Beoordeling of sprake is van residu van verwerking Onder de MVS mag het residu van verwerking worden gestort. Stortplaatsen kunnen het residu van verwerking accepteren op voorwaarde dat dit binnen de voorschriften van de Wmvergunning mogelijk is. In bijlage 1 is vermeld welke bestaande baggerstortplaatsen het residu van zandscheiding volgens de huidige voorschriften kunnen accepteren. Residu van zandscheiding mag onder de MVS worden gestort zonder dat het zandgehalte is vastgesteld. Voorwaarde is dat het residu afkomstig is van een verwerker die aan kwaliteitseisen inzake verwerking voldoet. Door eisen te stellen wordt voorkomen dat baggerspecie bij een verwerker wordt aangeboden om deze vervolgens door de verwerker als residu te laten storten. Om aan te tonen dat de verwerking aan kwaliteitseisen voldoet, kunnen verwerkers een kwaliteitssysteem ontwikkelen. Thans (begin 2004) wordt door SIKB (Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer) gewerkt aan een BRL 7500 voor de kwaliteitsborging bij bewerking van grond en baggerspecie. Bij deze BRL worden verschillende protocollen ontwikkeld, waaronder het SIKB protocol 7511 waarin de bewaking van de bewerkingsprocessen zandscheiding, rijping en landfarming voor baggerspecie wordt geregeld. Als de verwerker niet kan aantonen dat de verwerking aan de gestelde kwaliteitseisen heeft voldaan, gelden voor het residu onder de MVS dezelfde regels als voor de overige baggerspecie. Deze situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen als een scheidingsinstallatie voor één baggerwerk wordt ingezet, zodat het ontwikkelen van een kwaliteitssysteem niet lonend is. In die situatie dient het zandgehalte van het residu vastgesteld te worden. Voor de bemonstering van het residu kan worden uitgegaan van bestaande protocollen voor partijbemonsteringen. 4 Uitzonderingen onder MVS De MVS geldt uitsluitend voor baggerspecie die aangeboden wordt bij een inrichting die beschikt over een Wm-vergunning voor de definitieve verwijdering van baggerspecie. Er zijn in navolging van de Wbm-regeling voor baggerspecie twee uitzonderingssituaties onderscheiden waarvoor geldt dat reinigbare baggerspecie toch mag worden gestort: - de eerste situatie betreft het brengen van baggerspecie naar zee in inrichtingen waarvoor een Wm-vergunning is verleend. - de tweede situatie betreft baggerspecie die vrijkomt bij het nemen van maatregelen ter bescherming van het land tegen overstroming, waarbij de uit die projecten vrijkomende baggerspecie binnen de ruimtelijke begrenzing van het desbetreffende project wordt geborgen. 8

Bijlage 1: Acceptatiecriteria baggerstortplaatsen Baggerstortplaats Huidige acceptatiecriteria Acceptatie residu Slufter Klasse 2, 3 en 4(incl. BAGA) Zandscheidingsinstallatie in inrichting aanwezig. Ja, maar uitsluitend voor residu uit eigen sedimentatiebekken. IJsseloog Klasse 3 en 4 (incl. BAGA) Ja Zandscheidingsinstallatie in inrichting aanwezig Averijhaven Klasse 4 (incl. BAGA) Ja (mits klasse 4) Alleen bagger met minder dan 50% zand Put van Cromstrijen Klasse 2, 3 en 4 (met bovengrens) Nee Alleen bagger met minder dan 60% zand Kaliwaal Klasse 2, 3 en 4 (excl. EURAL) Ja Alleen bagger met minder dan 60% zand Amerikahaven t/m klasse 3 Nee Derde Merwedehaven Klasse 3 en 4 Ja Groningen Seaports Klasse 2 en 3 n.v.t. Drempt* <4x interventiewaarde Ja (mits <4x interv.) Alleen bagger met minder dan 60% zand Hollandsch Diep* Vanaf klasse 3 Alleen bagger met minder dan 60% zand; Inrichting wordt uitgerust met zandscheidingsvoorzieningen Ja * stortplaats in voorbereiding Wm-vergunning is wel verleend, stortplaats is nog niet operationeel 9